gepubliceerd op 14 september 2010
Besluit van de Regering betreffende de procedure tot toelating, erkenning en inspectie van de serviceflatgebouwen
26 AUGUSTUS 2010. - Besluit van de Regering betreffende de procedure tot toelating, erkenning en inspectie van de serviceflatgebouwen
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het
decreet van 4 juni 2007Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
04/06/2007
pub.
11/09/2007
numac
2007033054
bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
Decreet betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen
sluiten betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen, artikel 10, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2008 en 15 maart 2010, en artikel 14, §§ 3 en 4;
Gelet op het besluit van 9 juni 1995 betreffende de toelating en de erkenning van opvangvoorzieningen voor bejaarden;
Gelet op het advies nr. 48.529/1/V van de Raad van State, gegeven op 3 augustus 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Gezin en Gezondheid, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt. HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op het zorgaanbod bepaald in artikel 2, § 1, 2°, van het decreet van 4 juni 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/06/2007 pub. 11/09/2007 numac 2007033054 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen sluiten betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen, te weten de serviceflatgebouwen. HOOFDSTUK 3. - Begripsbepalingen
Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° decreet : het decreet van 4 juni 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/06/2007 pub. 11/09/2007 numac 2007033054 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen sluiten betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen, zoals gewijzigd;2° zorgaanbod : het aanbod gedefinieerd in artikel 2, § 1, 2°, van het decreet;3° Minister : de Minister van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Gezin en Gezondheid;4° departement : het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Bejaarden;5° normen : de erkenningsvoorwaarden die door de Regering met toepassing van artikel 5, § 3, van het decreet zijn vastgelegd.6° inspectie : de personen die met toepassing van hoofdstuk V van het decreet aangewezen zijn om de zorgaanbiedingen te inspecteren. HOOFDSTUK 4. - Toelating
Art. 4.De aanvraag om de in artikel 3 van het decreet bedoelde toelating moet bij het departement worden ingediend en volgende documenten en gegevens omvatten : 1° om een zorgaanbod te scheppen of te verlenen : a) de identiteit van de aanvrager;b) als het om een rechtspersoon gaat, de statuten van de vereniging of vennootschap;c) een plattegrond van de gemeente die de geografische situatie van het zorgaanbod aanduidt;d) het aantal wooneenheden;e) een verklaring van de inrichtende macht waaruit blijkt dat het project aan een werkelijke behoefte beantwoordt en dat het enerzijds in het door de Regering opgestelde programma en anderzijds in het geheel der bestaande en geplande opvangvoorzieningen voor bejaarden past.2° om een bestaand gebouw overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet te mogen ombouwen of in gebruik nemen of om het aantal wooneenheden van een bestaand zorgaanbod overeenkomstig artikel 3, 3°, van het decreet te wijzigen : a) de identiteit van de aanvrager;b) een plan van de bestaande gebouwen;c) de uit de ombouw of ingebruikname voortvloeiende wooneenheden;d) een verklaring zoals bedoeld onder 1°, e).
Art. 5.Binnen de maand zendt het departement de volledige aanvraag om toelating samen met een advies aan de Minister toe. Als de aanvraag in de maanden juli of augustus wordt ingediend, dan wordt de termijn van één maand met één maand verlengd.
Art. 6.De Minister beslist over de aanvraag om toelating binnen één maand na ontvangst van het advies bedoeld in artikel 5.
De toelating vervalt, indien de in artikel 3, 1° à 3°, van het decreet bedoelde projecten binnen drie jaar na de toekenning van de toelating niet begonnen zijn. HOOFDSTUK 5. - Erkenning
Art. 7.De aanvraag om erkenning wordt ingediend bij het departement en omvat volgende documenten : 1° de toelating bedoeld in hoofdstuk 4;2° de identiteit van de directeur van het zorgaanbod en een lijst met de namen van de personeelsleden, met vermelding van hun ambt, kwalificatie en registratienummer bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid alsmede, voor de directeur en alle tewerkgestelde personeelsleden, een bewijs van goed zedelijk gedrag dat bij het indienen van de aanvraag niet meer dan zes maanden oud mag zijn;3° een verklaring, ondertekend door de inrichtende macht, waarmee zij er zich toe verplicht de personeelsformatie voortdurend aan te passen aan de personeelsnormen naar gelang van het aantal werkelijk opgenomen personen;4° een attest dat door de burgemeester op basis van een verslag van de bevoegde brandweerdienst ondertekend wordt en waaruit blijkt dat het zorgaanbod aan de specifieke veiligheidsnormen voldoet.Het attest en het erbij gevoegde verslag van de brandweerdienst mogen bij het indienen van de aanvraag om erkenning niet ouder dan drie maanden zijn; 5° een financieringsplan dat bewijst dat de inrichtende macht van het zorgaanbod over genoeg kapitaal beschikt om aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen.Dit financieringsplan moet door een bedrijfsrevisor of door een van de inrichtende macht onafhankelijke boekhouder medeondertekend worden; 6° een exemplaar van het huishoudelijk concept en van het huishoudelijk reglement;7° een model van het verdrag dat tussen de inrichtende macht van het zorgaanbod en de bewoner wordt afgesloten;8° de kostenbijdrage bepaald voor de bewoner.
Art. 8.Binnen veertig dagen na het indienen van de volledige aanvraag beslist de Minister op advies van het departement, of hij de voorlopige erkenning al dan niet toekent.
Art. 9.Tijdens de geldigdheidsduur van de voorlopige erkenning voert de inspectie een controle uit, om de eerbiediging van de erkenningsnormen te verifiëren. Het inspectieverslag wordt samen met de aanvraag om erkenning aan de Minister toegezonden.
Art. 10.Binnen veertig dagen en ten laatste vóór het verstrijken van de voorlopige erkenning beslist de Minister of hij de erkenning al dan niet toekent. De erkenning vermeldt de maximale wooncapaciteit.
Art. 11.§ 1. Tijdens de geldigheidsduur van de erkenning deelt de inrichtende macht van het erkende zorgaanbod elke wijziging m.b.t. de in de artikelen 4 en 7 vermelde gegevens mee aan het departement. § 2. Om de zes jaar na de inwerkingtreding van de erkenning dient de inrichtende macht een nieuw attest, zoals bedoeld in artikel 7, 4°, bij het departement in. Bovendien moet zo'n attest bij elke wijziging aan het gebouw van het zorgaanbod en op elk verzoek van de inspectie worden ingediend. HOOFDSTUK 6. - Schorsing van de erkenning
Art. 12.Voordat hij een toelating, een voorlopige erkenning of een erkenning opschort, deelt de Minister zijn opzet mee aan de inrichtende macht van het zorgaanbod. Op haar verzoek wordt de inrichtende macht, binnen een termijn van dertig dagen na de toezending van de intentieverklaring voor een verhoor bij de Minister uitgenodigd. Dit verzoek van de inrichtende macht moet ten laatste zeven dagen na ontvangst van de intentieverklaring worden ingediend.
Binnen viertien dagen na dit verhoor en op advies van de inspectie beslist de Minister over de schorsing. HOOFDSTUK 7. - Commissaris-afgevaardigde
Art. 13.§ 1. De commissaris-afgevaardigde aangewezen door de Minister met toepassing van artikel 14, § 4, van het decreet moet ervaring in management, boekhouding, personeel en financieel beheer en bij voorkeur in de leiding van een zorgaanbod en in de kwaliteitszorg van de bejaardenbegeleiding kunnen bewijzen. De commissaris mag geen personeelslid van het betrokken zorgaanbod zijn of zijn geweest. Hij moet ten minste houder zijn van een bachelordiploma. § 2. Vóór de aanwijzing van de commissaris deelt de Minister zijn opzet aan de inrichtende macht mee. Binnen viertien dagen na de mededeling van deze intentieverklaring kan de Minister tot de aanwijzing voor een periode van zes maanden overgaan. § 3. De opdracht die de Minister aan de commissaris toevertrouwt, wordt in een verdrag vastgelegd. De commissaris beschikt over alle bevoegdheden die noodzakelijk zijn om zijn opdracht inzake leiding van van het zorgaanbod te kunnen uitvoeren. De Minister informeert de inrichtende macht over de takenpaketten van de commissaris.
Telkens één maand vóór het verstrijken van zijn verdrag zendt de commissaris een verslag aan de Minister over de mate waarin de tekortkomingen werden verholpen. De opdracht kan telkens op basis van het verslag en van het voorstel van de inspectie voor zes maanden door de Regering worden verlengd. § 4. Voor de duur van zijn verdrag verkrijgt de commissaris het loon dat in het betrokken zorgaanbod voor de directeur geldt. Met toepassing van artikel 14, § 4, van het decreet valt het loon ten laste van de inrichtende macht. HOOFDSTUK 8. - Intrekking van de toelating, van de voorlopige erkenning en van de erkenning
Art. 14.Wanneer de Minister genoodzaakt is de toelating, de voorlopige erkenning of de erkenning in te trekken, deelt hij zijn opzet aan de inrichtende macht van het zorgaanbod mee. Op verzoek van de inrichtende macht binnen zeven dagen na ontvangst van de intentieverklaring wordt deze binnen dertig dagen na de toezending van deze mededeling voor een verhoor bij de Minister uitgenodigd.
Art. 15.Na ontvangst van de intentieverklaring van de Minister om de toelating, voorlopige erkenning of erkenning in te trekken mogen geen nieuwe bejaarden worden opgenomen.
Art. 16.Binnen dertig dagen na het verhoor van de inrichtende macht beslist de Minister beslist over de intrekking van de toelating, voorlopige erkenning of erkenning op basis van een advies van de inspectie. Als de inrichtende macht met toepassing van artikel 14 om geen verhoor verzoekt, beslist de Minister binnen dertig dagen na de toezending van de in artikel 14 vermelde intentieverklaring. De beslissing tot intrekking wordt onmiddellijk aan de inrichtende macht betekend. De intrekking van de voorlopige erkenning of van de erkenning heeft de sluiting van het zorgaanbod ten gevolge. HOOFDSTUK 9. - Sluiting van het zorgaanbod
Art. 17.§ 1. Bij een sluiting van een zorgaanbod met toepassing van artikel 14 moet de inrichtende macht ervoor zorgen dat alle bewoners het zorgaanbod hebben verlaten binnen drie maanden na de inwerkingtreding van de beslissing van de Minister de toelating, voorlopige erkenning of erkenning in te trekken. § 2. Met toepassing van artikel 14, § 3, van het decreet kan de Minister een zorgaanbod op voorstel van de inspectie sluiten. Voordat de Minister een beslissing neemt, deelt hij zijn opzet aan de inrichtende macht mee. Drie dagen na de mededeling van deze intentieverklaring kan de Minister het zorgaanbod laten sluiten. De inrichtende macht zorgt voor de onmiddellijke evacuatie van de bejaarden. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen
Art. 18.De beslissing tot schorsing of tot intrekking van de toelating, van de voorlopige erkenning of van de erkenning, alsmede de beslissing tot sluiting van een zorgaanbod of tot aanwijzing van een commissaris worden als bericht in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Elke beslissing vermeldt de inwerkingtreding ervan.
Art. 19.Het voornemen van de inrichtende macht, een zorgaanbod stop te zetten of te sluiten moet de Minister ten minste zes maanden vóór de geplande beëindiging of sluiting schriftelijk worden meegedeeld.
Art. 20.De Minister bevoegd inzake Gezondheid en Gezin wordt belast met de uitvoering van voorliggend besluit.
Eupen, 26 augustus 2010.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. MOLLERS