gepubliceerd op 06 december 2017
Ministeriële richtlijn MFO-2 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
23 NOVEMBER 2017. - Ministeriële richtlijn MFO-2 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie
Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Hoge Ambtenaar belast met de uitoefening van bevoegdheden van de Brusselse Agglomeratie, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan Mevrouw de Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, Ter informatie : Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw de Hoge Ambtenaar, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mevrouw de Commissaris-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Dames en Heren, 1. Algemeen kader Deze richtlijn wordt genomen in uitvoering van de artikelen 61 tot 64 van de
wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
07/12/1998
pub.
05/01/1999
numac
1998021488
bron
diensten van de eerste minister
Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus
sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP). Ze beoogt de terbeschikkingstelling, door alle politiezones van het land, van een gedeelte van hun operationele capaciteit ten voordele van een andere zone voor het uitvoeren van opdrachten van bestuurlijke politie waarvoor ze niet alleen kan instaan. Het gaat om een dwingend mechanisme van nationale solidariteit tussen de politiezones dat "gehypothekeerde capaciteit" (HyCap) wordt genoemd.
Daarnaast blijven de andere mechanismen inzake bijstand bestaan : de ondersteuning door de federale politie met al dan niet gespecialiseerde versterkingen, de vrijwillige laterale steun tussen de politiezones en de interzonale samenwerking (1).
Tot slot zijn er ook de mogelijkheden tot vordering (zie de artikelen 43 en 64 WGP).
Een politiezone die meer steun vraagt dan absoluut noodzakelijk, belast hierdoor nodeloos de andere politiezones waardoor de uitoefening van de basisfunctionaliteiten verstoord kan worden. De betrokken korpschef heeft dus de belangrijke verantwoordelijkheid om enkel steun te vragen voor zover de eigen middelen van de politiezone ontoereikend zijn. Op basis van een politionele risicoanalyse worden gepaste maatregelen genomen en de hiervoor noodzakelijke capaciteit bepaald.
Ik vestig eveneens de aandacht van de lokale overheden op de impact van de voorwaarden die zij koppelen aan het verlenen van toelatingen voor gebeurtenissen (keuze van de plaats, van het tijdstip, interne ordedienst, ...) op de politie-inzet.
Het is belangrijk dat de politiediensten bij het beheer van gebeurtenissen in het domein van de openbare orde werken vanuit eenzelfde basisfilosofie. Het referentiekader dat daartoe gehanteerd wordt, is beschreven in de rondzendbrief CP4 (2) en betreft het genegotieerd beheer van de publieke ruimte (GBOR), en in de ministeriële omzendbrief OOP 41 (3) betreffende de operationalisering van dit referentiekader.
Ik wens in dit raam nogmaals de nadruk te leggen op een aantal kerntaken voor de politiediensten : -zij leveren maximale inspanningen om de relevante inlichtingen te verkrijgen van de politie- en inlichtingendiensten, zowel voor, tijdens als na de gebeurtenis; - zij baseren hun aanpak op een grondige en professionele risicoanalyse; - zij begeleiden op een professionele manier manifestaties; - zij dragen bij tot de bescherming van de individuele rechten en vrijheden; - zij dragen actief bij tot de bescherming van personen, goederen en instellingen; - zij omkaderen risicogroepen; - zij voeren acties uit die doordacht, gericht en geproportioneerd zijn met het oog op de maximale beperking van escalatie, schade en maatschappelijke overlast. 2. Toepassingsgebied In uitvoering van artikel 62, 10°, WGP, wordt het HyCap-mechanisme voorbehouden voor het uitzonderlijk en tijdelijk verlenen van versterking bij het uitvoeren van omvangrijke opdrachten van bestuurlijke politie. Het is een versterkingsmechanisme tussen politiezones in het raam van het beheer van gebeurtenissen in het domein van de openbare orde waarvoor de politiezone die het beheer ervan dient te verzekeren, niet alleen kan instaan.
De operationele coördinatie en leiding [Gold Commander (4)] van het politioneel beheer van de desbetreffende gebeurtenis worden toegewezen aan de korpschef van de lokale politie of de bestuurlijke directeur-coördinator (DirCo), overeenkomstig de artikelen 7 tot 7/5 van de wet op het politieambt (WPA).
Deze gebeurtenis zal zich hoofdzakelijk afspelen op het grondgebied van één of meerdere politiezones. Dit sluit evenwel niet uit dat versterkingen kunnen worden ingezet op een actieterrein dat prioritair is toegewezen aan een dienst van de federale politie, indien deze inzet deel uitmaakt (Silver Commander) van de globale operatie onder de verantwoordelijkheid van de Gold Commander.
De MFO-2 heeft niet tot doel om op structurele wijze een antwoord te bieden op bestaande capaciteitstekorten binnen een politiezone of binnen een dienst van de federale politie.
De in deze richtlijn beschreven procedure mag evenwel geen afbreuk doen aan de wederzijdse bijstandsplicht tussen politiediensten zoals bepaald in artikel 43 WPA. Bij niet-geplande gebeurtenissen dienen in een eerste tijd de beschikbare middelen onmiddellijk te worden ingezet en is solidariteit binnen de geïntegreerde politie noodzakelijk. 3. Principes 3.1. Transparantie Het HyCap-mechanisme dient evenwichtig te worden geïntegreerd binnen de inzet van de al dan niet gespecialiseerde capaciteit [Interventiekorps (CIK) en Directie openbare veiligheid (DAS)] voor GBOR waarover de federale politie beschikt. Deze capaciteit moet optimaal worden aangewend om het gebruik van HyCap zoveel mogelijk te beperken.
Vanuit het oogpunt van transparantie en rekenschap zal de federale politie semestrieel aan het Coördinatiecomité van de geïntegreerde politie (CC GPI) en via de DirCo's aan alle lokale politiezones rapporteren over de mate waarin zij met het CIK en DAS bijdraagt tot het verminderen van de inzet van HyCap.
Een geobjectiveerde en gerationaliseerde verdeling van de totale capaciteit van het CIK is eveneens noodzakelijk, met garantie aan de overheden en de burgers van een minimale gelijkwaardige dienstverlening over het gehele grondgebied van het Rijk. 3.2. Beschikbaarheidsniveau Het beschikbaarheidsniveau stemt overeen met de maximale mobilisatie van het personeel van een politiezone dat als versterking kan worden geleverd ten voordele van een andere zone. Dit bedraagt in regel maximum 7 % van het beschikbaar effectief.
Het staat de korpschefs van een arrondissement echter vrij om in overleg met de DirCo afspraken te maken over een andere onderlinge verdeling van deze te leveren versterking. Elke politiezone blijft evenwel steeds verantwoordelijk voor het vervullen van de verplichtingen die door deze omzendbrief worden opgelegd, in het bijzonder voor wat het beschikbaarheidsniveau betreft.
Bij mobilisatie van deze effectieven dient een minimale waarschuwingstermijn voor aanvang van de gevraagde dienstprestatie steeds gerespecteerd te worden. Deze waarschuwingstermijn bedraagt idealiter minimum 96 uur, in welk geval het beschikbaarheidsniveau van 7 % van toepassing is. Het beschikbaarheidsniveau wordt verminderd naar 4 % indien de waarschuwingstermijn begrepen is tussen 24 uur en 96 uur. Minder dan 24 uur voor de aanvang van de dienstprestatie is geen enkel beschikbaarheidsniveau van toepassing.
Een politiezone die punctueel geconfronteerd wordt met omvangrijke opdrachten van bestuurlijke politie op haar eigen grondgebied, wordt voor die dag(en) vrijgesteld van het leveren van HyCap indien haar eigen inzet de ontvankelijkheidsdrempel (zie infra) overstijgt. Deze vrijstelling dient door de betrokken DirCo en de Directie operaties inzake bestuurlijke politie (DAO) te worden bevestigd.
De notie van beschikbaar effectief wordt gedefinieerd als het ingevuld operationeel kader van de betrokken politiezone en het operationeel personeel dat vanuit de federale politie gedetacheerd wordt. Het totaal wordt evenwel gelimiteerd tot de minimale norm zoals bepaald in het koninklijk besluit van 5 september 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/09/2001 pub. 12/10/2001 numac 2001001013 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie sluiten houdende het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie (hierna "KB van 5 september 2001" genoemd).
Voor een politiezone waarvan de federale financieringsnorm (5) lager is dan de minimale norm van het KB van 5 september 2001, wordt voor het beschikbaar effectief die federale financieringsnorm genomen.
Het beschikbaarheidsniveau wordt jaarlijks berekend (6).
In geval van uitzonderlijke omstandigheden waarbij een zeer grootschalige politionele mobilisatie noodzakelijk is, kan op beslissing van de minister van Binnenlandse Zaken het maximale beschikbaarheidsniveau punctueel en zeer uitzonderlijk verhoogd worden naar 10 %. Dergelijke beslissing kan enkel genomen worden na volledige uitputting van de capaciteit van zowel CIK, DAS als de opgeleide en uitgeruste capaciteit in de politiescholen. 3.3. Prestatielijn De prestatielijn stemt overeen met een aantal prestatie-eenheden die een fictieve "boekhoudkundige" capaciteit vormen van prestaties die op basis van de solidariteit kunnen worden gevraagd [1,2 % x 1,5 van de jaarlijkse capaciteit van elke politiezone (7)].
De prestatielijn wordt jaarlijks berekend op grond van dezelfde effectieven als die welke in aanmerking worden genomen voor de berekeningen van het beschikbaarheidsniveau.
Wanneer een deficitaire politiezone evenwel vrijwillig nalaat haar organiek kader op te vullen, kan de minister van Binnenlandse Zaken beslissen om de prestatielijn te berekenen in verhouding tot het minimaal effectief zoals bepaald in het KB van 5 september 2001.
In bijlage A wordt per zone, arrondissement en provincie een overzicht gegeven van het beschikbaar effectief, de prestatielijn en het beschikbaarheidsniveau. Deze bijlage vermeldt eveneens het beschikbaar operationeel effectief van CIK en DAS. 3.4. Mobilisatieniveau Vanuit een efficiëntie- en kwaliteitsperspectief worden de HyCap-opdrachten als volgt onderverdeeld : 3.4.1. GBOR Niv A : Alle opdrachten in het domein van Public Management (beheren van officiële evenementen, recreatieve evenementen, commerciële evenementen, sportieve evenementen, ...). Deze opdrachten vereisen geen organisatie in geconstitueerd verband, noch een bijzondere opleiding, training of uitrusting en zijn uitvoerbaar door elk personeelslid met een GPI 48-profiel (8). Ze maken echter vanuit de rol van onthaal- en toezichtspolitie wel deel uit van het gehanteerde concept inzake genegotieerd beheer van de publieke ruimte. 3.4.2. GBOR Niv B : Opdrachten in het raam van de handhaving van de openbare orde (Crowd Control) : revendicatieve evenementen en bijeenkomsten, stakerspiket, protestmanifestatie, voetbalwedstrijd met actieve harde kernen, ...
Opdrachten in het raam van het herstellen van de openbare orde (Crowd Contain) : gewelddadige samenscholingen, verboden samenscholingen, gewapende samenscholingen, rellen, private milities, ... (artikel 22, tweede lid, WPA).
Ze worden uitgevoerd in geconstitueerd verband en vereisen een specifieke opleiding, training en uitrusting.
Politiezones met een minimale norm lager dan 75 voltijdse equivalenten (FTE) voeren enkel opdrachten GBOR Niv A uit en worden ingedeeld in de categorie HyCap A. De overige politiezones worden ingedeeld in de categorie HyCap B en voeren prioritair opdrachten GBOR Niv B uit en residuair opdrachten GBOR Niv A. Eén jaar na de inwerkingtreding van deze omzendbrief zal de werkgroep MFO-2 (punt 6.4) evalueren in welke mate dit onderscheid (75 FTE) kan worden uitgebreid tot politiezones vanaf categorie 3 (9).
Zones die zijn ingedeeld in HyCap A kunnen ervoor opteren om in een structureel samenwerkingsverband of associatie ingedeeld te worden in de categorie van HyCap B. De desbetreffende zones worden voor de toepassing van de normen uit deze omzendbrief als één enkele zone beschouwd. 3.5. Ontvankelijkheidsdrempel De politiezone op wier grondgebied een gebeurtenis plaatsvindt waarvoor een belangrijke ontplooiing aan politiemiddelen vereist is, moet in eerste instantie zelf een voldoende inspanning leveren met de inzet van haar eigen personeel alvorens een beroep te doen op versterking. Dit is het principe van de ontvankelijkheidsdrempel.
De ontvankelijkheidsdrempel bedraagt in regel 12 % van het beschikbaar effectief. Bij vreedzame gebeurtenissen van folkloristische, historische, culturele of sportieve aard kan men verwachten dat de zone haar eigen middelen maximaal inzet. Voor deze gebeurtenissen waarbij hoofdzakelijk (maar niet noodzakelijk uitsluitend) een beroep gedaan wordt op GBOR Niv A, dient de betrokken politiezone in de eigen inzet deze 12 % dan ook duidelijk te overstijgen.
Deze ontvankelijkheidsdrempel moet worden geëerbiedigd ongeacht het niveau waaraan de operationele leiding toevertrouwd wordt, met inbegrip van een operatie geleid op beslissing van de minister van Binnenlandse Zaken.
Deze ontvankelijkheidsdrempel is eveneens van toepassing op een gedeconcentreerde entiteit van de federale politie indien een deel van de versterkingen (conform punt 3) worden ingezet op een actieterrein dat prioritair is toegewezen aan de federale politie.
De ontvankelijkheidsdrempels worden jaarlijks vastgelegd. 4. Mechanisme 4.1. Eigen inzet Vooraleer een beroep kan worden gedaan op het HyCap-mechanisme, dient de betrokken politiezone voldoende eigen middelen in te zetten met de ontvankelijkheidsdrempel als absoluut minimum. De ontvankelijkheidsdrempel wordt in aanmerking genomen per kalenderdag voor het geheel van alle op dezelfde dag samenvallende gebeurtenissen op het grondgebied van dezelfde politiezone.
Bestuurlijke politieacties die door de politiezone op eigen initiatief georganiseerd worden (bv. alcoholcontroles, gerechtelijke controle- en toezichtsacties, ...) en die losstaan van het evenement waarvoor een beroep wordt gedaan op HyCap, worden niet meegeteld in de ontvankelijkheidsdrempel. 4.2. Versterkingsaanvraag Een versterkingsaanvraag waarbij de eigen inzet van de politiezone voldoet aan het principe van de ontvankelijkheidsdrempel, wordt door de DirCo in behandeling genomen. De toekenning van de gevraagde versterkingen verloopt verschillend naargelang van het vereiste niveau. 4.2.1. Versterkingen voor opdrachten GBOR Niv A : - In de eerste plaats zal de betrokken DirCo het beschikbaar gedeelte van het CIK uit het eigen arrondissement inzetten. De betrokken DirCo waakt erover dat dit beschikbaar gedeelte steeds maximaal is om zodoende de operationaliteit van het CIK te kunnen garanderen. - Indien nog bijkomende capaciteit nodig is, wordt vervolgens een beroep gedaan op de politiezones HyCap A binnen het arrondissement a rato van maximum 7 % van hun beschikbaar effectief. - Vervolgens wordt een beroep gedaan op de politiezones HyCap B binnen het arrondissement a rato van maximum 7 % van hun beschikbaar effectief. - Nadien wordt via DAO een beroep gedaan op de politiezones HyCap A van de andere arrondissementen a rato van maximum 7 % van hun beschikbaar effectief. - In laatste instantie wordt via DAO een beroep gedaan op ofwel het CIK van de andere arrondissementen, de DAS of de politiezones HyCap B buiten het arrondissement a rato van maximum 7 % van hun beschikbaar effectief. 4.2.2. Versterkingen voor opdrachten GBOR Niv B : - In de eerste plaats zal de betrokken DirCo het beschikbaar gedeelte van het CIK uit het eigen arrondissement inzetten. De betrokken DirCo waakt erover dat dit beschikbaar gedeelte steeds maximaal is om zodoende de operationaliteit van het CIK te kunnen garanderen. - Indien er nog bijkomende capaciteit nodig is, wordt vervolgens een beroep gedaan op de politiezones HyCap B binnen het arrondissement a rato van maximum 7 % van hun beschikbaar effectief. - Vervolgens wordt via DAO een beroep gedaan op ofwel het CIK van de andere arrondissementen, DAS of de politiezones HyCap B buiten het arrondissement a rato van maximum 7 % van hun beschikbaar effectief.
DAO zal bovenvermelde inzetvolgordes als een goede huisvader en met de nodige flexibiliteit toepassen. Het beperken van de HyCap-prestaties, een concentrische inzet, het goede verloop van de ordedienst en een efficiënte aanwending van de middelen gelden hierbij als leidraad. 4.3. Aanrekening op de prestatielijn De aan te rekenen tijd op de prestatielijn omvat de opdracht en de verplaatsing. De tijd besteed aan verkenning en briefings wordt eveneens aangerekend op de prestatielijn, zelfs indien deze niet op de dag van de gebeurtenis plaatsvinden.
De weekenduren worden bij het aanrekenen op de prestatielijn dubbel verrekend. Patrouillehondenteams worden bijkomend ook tijdens de week dubbel aangerekend. Enige andere vorm van dubbele aanrekening is niet mogelijk.
De opleiding en jaarlijkse trainingen voor leden van politiezones die ingedeeld zijn in de categorie van HyCap B worden aangerekend tot een maximum van 7 % van de prestatielijn per politiezone. 5. Bijzondere gevallen 5.1. Specifieke steun Naast individuele politieambtenaren en geconstitueerde eenheden kan bij het genegotieerd beheer ook een beroep worden gedaan op specifieke steun : - verbindingsofficieren; - hondenteams (hond en geleider); - motorrijders; - informatieploegen; - ...
Dergelijke steun wordt door de lokale politie steeds op vrijwillige basis verleend.
Voor het aanvragen en het aanrekenen van deze steun binnen het HyCap-mechanisme is het niet vereist dat de aanvragende zone het principe van de ontvankelijkheidsdrempel respecteert. 5.2. Voetbal Politiezones die voetbalwedstrijden moeten beheren, worden vaak geconfronteerd met overlastgedrag van bepaalde supporters. De spotterswerking, zoals vastgelegd in de ministeriële omzendbrief OOP 38 (10), vormt een essentieel onderdeel van de kwalitatieve aanpak van overlastgedrag naar aanleiding van deze voetbalwedstrijden.
Met uitzondering van de internationale wedstrijden wordt daarom een verplichte inzet van spotters gehanteerd voor de politiezone van herkomst van bepaalde bezoekende clubs.
Het aantal in te zetten spotters schommelt naargelang van het risico van de supportersverplaatsingen. Daarom wordt vóór elk seizoen een risicoanalyse van de supportersverplaatsingen uitgevoerd door de Voetbalcel van de FOD Binnenlandse Zaken in samenwerking met DAO om clubs te verdelen in drie categorieën.
Deze risicoanalyse houdt minstens rekening met volgende elementen : - het aantal toeschouwers en meer bepaald het aantal toeschouwers met potentieel risicogedrag dat gemiddeld op verplaatsing meegaat; - de aard van en het aantal incidenten tijdens de laatste twee seizoenen; - de inspanningen die worden geleverd betreffende bewijsgaring en de daadwerkelijke aanpak van incidenten. Het verbaliseringsbeleid speelt hierbij een belangrijke rol; - stewarding op verplaatsing en het vervolgingsbeleid van de club (burgerrechtelijke uitsluitingen).
Deze jaarlijkse analyse doet geen afbreuk aan de noodzaak van een dynamische risicoanalyse die aan elke afzonderlijke wedstrijd moet voorafgaan.
De finale beslissing met betrekking tot de inzet van bezoekende spotters ligt bij de Gold Commander. Spotters dienen bijgevolg enkel geleverd te worden door de politiezone van de bezoekende club indien dit gevraagd wordt door de politiedienst die de ordedienst beheert.
Deze steun werkt dan bijgevolg ook onder de verantwoordelijkheid en volgens de richtlijnen van de ontvangende politiezone.
Het definitieve aantal bezoekende spotters wordt in het raam van de voorbereiding van de gebeurtenis besproken tussen de begunstigde en de leverende politiezone op basis van een dynamische risicoanalyse.
Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, schriftelijk te motiveren in functie van de dynamische risicoanalyse, gaat het om volgende inzet : - risicocategorie C : levering van minimum 6 en maximum 8 spotters; - risicocategorie B : levering van minimum 2 en maximum 4 spotters; - risicocategorie A : levering van 2 spotters.
De rangschikking van de clubs per risicocategorie is weergegeven in bijlage B. Het principe van de ontvankelijkheidsdrempel geldt niet voor de inzet van spotters. 5.3. Langdurige niet-geplande gebeurtenissen In geval van langdurige (meer dan 48 uur) niet-geplande gebeurtenissen waarbij een politiezone in verhouding tot haar mogelijkheden te veel capaciteit moet inzetten, mag de korpschef, na overleg met en via de DirCo, aan DAO een tijdelijke uitzonderingsregeling vragen waarbij de norm voor de eigen inzet van 12 % (ontvankelijkheidsdrempel) gevoelig afgebouwd wordt. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de bescherming van personen en/of instellingen als gevolg van een externe dreiging of bij opduikende belangrijke veiligheidsproblemen (11).
De tijdelijke ontvankelijkheidsdrempel die per periode van 24 uur in aanmerking genomen wordt, wordt bepaald in overleg tussen de korpschef, de DirCo en DAO. De ontvangende politiezone dient, eventueel met ondersteuning van de betrokken DirCo, hoe dan ook te voorzien in voldoende omkadering van de diensten en eenheden die in steun komen. 5.4. Crisissteun Bij de mobilisatie van effectieven via het HyCap-mechanisme dient steeds een minimale waarschuwingstermijn van 24 uur gerespecteerd te worden. In geval van omvangrijke en ernstige crisissen stel ik vast dat de solidariteit tussen de politiezones groot is en dat er spontaan steun wordt geboden. Deze vrijwillige steun kan worden aangerekend op de prestatielijn, op voorwaarde dat hij via de DirCo werd aangemeld en door DAO werd goedgekeurd. 5.5. Staking van penitentiaire beambten Op basis van de dwingende ministeriële richtlijn MFO-1 (niet gepubliceerd) staat de lokale politie in voor de ordehandhaving in gevangenissen tijdens stakingen van het gevangenispersoneel. Indien de middelen van een lokaal politiekorps ontoereikend blijken, kan een beroep gedaan worden op het HyCap-mechanisme en op de federale politie. 5.6. Weerkerende en voorzienbare evenementen Bepaalde evenementen hebben een repetitief en voorzienbaar karakter en vergen tevens een aanzienlijke politie-inzet (muziekfestivals, Grand Prix F1, ...). Aangezien de versterkingsaanvragen voor dergelijke evenementen reeds zeer lang op voorhand bekend zijn, wordt hier bij voorkeur een beroep gedaan op HyCap. Dit om een betere planning van de te leveren diensten mogelijk te maken en zo de impact op de basisfunctionaliteiten van de betrokken politiezones te beperken. 6. Rollen van de verschillende actoren 6.1. Korpschef De aanvraag tot versterking is het resultaat van een grondige risicoanalyse waarbij rekening wordt gehouden met onder andere de plaats van de gebeurtenis, de gekende inlichtingen over mogelijke actievoerders, de mogelijkheid van een tegenmanifestatie, ...
Het tijdig maken van die risicoanalyse maakt het mogelijk snel zicht te hebben op de te nemen maatregelen, en dus ook op de nodige politiecapaciteit.
Voor terugkerende gebeurtenissen (voetbal- en andere sportwedstrijden, muziekfestivals, grootschalige culturele activiteiten, ...) en zonder bijkomende dreigingselementen kan de nodige politiecapaciteit reeds ingeschat worden zodra de plaats en het tijdstip van de gebeurtenis bekend zijn.
Op die manier wordt het mogelijk om tijdig de steunaanvragen in te dienen en kunnen de politiediensten die in steun komen ook hun planning tijdig uitwerken. Laattijdige steunaanvragen dienen steeds vermeden te worden aangezien ze de goede werking van de politiezones die in versterking moeten komen, nodeloos verstoren.
Aanvragen tot versterking worden steeds opgesteld en ingediend aan de hand van de voorziene informatiedragers en -systemen [BePad (12)]. 6.2. DirCo De DirCo organiseert in overleg met de korpschefs de mobilisatie en de inzet van de gehypothekeerde capaciteit in het arrondissement. Hij maakt op het niveau van het arrondissement de inventaris op van de in de zones gehypothekeerde capaciteit en van de tussen de zones afgesloten protocolakkoorden die de beschikbare operationele capaciteit kunnen beïnvloeden. De globale mobilisatiecapaciteit op het niveau van het arrondissement dient evenwel steeds gewaarborgd te zijn.
Met uitzondering van de ondersteuning inzake de gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie (art. 102 WGP) is de DirCo conform artikel 104 WGP belast met het beantwoorden van de aanvragen tot operationele ondersteuning van de lokale politie.
In overleg met de bij het evenement betrokken korpschef van de lokale politie, en rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen, evalueert de betrokken DirCo de operationele steunaanvraag. Hij baseert zich daartoe op de opgestelde risicoanalyse en hanteert in zijn beoordeling de criteria van wettelijkheid, subsidiariteit en specialiteit, evenredigheid, rentabiliteit, opportuniteit, evenals de inzet van de eigen middelen van de zone.
Wanneer de DirCo meent dat een steunaanvraag de toetsing aan bovenvermelde criteria niet doorstaat, zal hij hieromtrent in overleg treden met de verantwoordelijke korpschef. Wanneer geen consensus kan worden bereikt, zullen beide standpunten gemotiveerd aan DAO worden gecommuniceerd. DAO zal vervolgens een beslissing nemen over de toe te kennen steun. De betrokken korpschef kan tegen deze beslissing bezwaar aantekenen bij de minister van Binnenlandse Zaken, of bij de door hem aangewezen ambtenaar, die vervolgens beslist.
Omdat planning en voorbereiding essentieel zijn bij het beheer van gebeurtenissen, volgt de DirCo de onderscheiden (geplande) gebeurtenissen binnen de omschrijving van zijn arrondissement op een proactieve wijze op. Hij volgt ook de versterkingsaanvragen vanuit zijn arrondissement actief op. Hij doet dit enerzijds vanuit een historisch perspectief (evolutie in de tijd van de steunaanvragen voor weerkerende of gelijkaardige gebeurtenissen). Anderzijds volgt hij per gebeurtenis de evolutie op van de specifieke versterkingsaanvragen (tijdige aanvraag, status van de aanvraag en beslissing, tekorten, alternatieven, ...).
De DirCo behandelt eveneens de externe steunaanvragen ten voordele van andere arrondissementen die hem door DAO worden toegezonden. Hij zal hierover overleg plegen met DAO wanneer hij meent dat de politiezones binnen het arrondissement niet of moeilijk aan het gevraagde zullen kunnen voldoen.
De DirCo maakt jaarlijks voor de korpschefs van het arrondissement, de commissaris-generaal van de federale politie, de voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale Politie (VCLP), de Algemene inspectie (AIG) en DAO een evaluatieverslag op van het functioneren van het HyCap-systeem in zijn arrondissement evenals van de ondersteuning van de federale politie voor het beheer van gebeurtenissen. Hij schenkt daarbij bijzondere aandacht aan de vastgestelde problemen en de mogelijke verbetervoorstellen en oplossingen. 6.3. DAO DAO is voor de geïntegreerde politie de operationele nationale coördinator van de mechanismen die in deze omzendbrief beschreven worden.
Voor de aanduiding van het arrondissement dat de versterking moet leveren, neemt DAO verschillende parameters in aanmerking : het taalstelsel, de geografische nabijheid, de te verwachten duur van de opdracht, de mate waarin de prestatielijn van de politiezones in de arrondissementen al is verbruikt, de werklast van de politiezones in de arrondissementen in de betrokken periode, ... De concrete toepassing van deze verschillende criteria gebeurt met gezond verstand en in overleg met de DirCo's. Bij dit overleg biedt het gebruik van BePad de mogelijkheid om op een transparante manier zowel de werklast van de politiezones voor opdrachten van bestuurlijke politie als de beschikbaarheid van de steun van de federale politie in te schatten.
DAO beoordeelt punctueel de operationele steunaanvragen die haar worden toegezonden. Ze baseert zich daartoe op de criteria van wettelijkheid, subsidiariteit en specialiteit, evenredigheid, rentabiliteit, opportuniteit, evenals op de inzet van de eigen middelen van de betrokken zone. Desgevallend kan DAO de betrokken DirCo om een bijkomende evaluatie van de steunaanvraag verzoeken.
In functie van de behoeften voor het beheer van al dan niet geplande opdrachten en op basis van het overleg tussen de betrokken DirCo's en korpschefs, kan DAO reeds toegekende steun, vóór of na haar oorspronkelijke opdracht, heroriënteren naar nieuwe opdrachten.
Om op een snelle manier te kunnen antwoorden op de vraag van de politiedienst die naar aanleiding van een niet-voorzienbare gebeurtenis met een gebrek aan personeel te kampen heeft, is het aangewezen dat DAO een globaal zicht heeft op de middelen die eventueel kunnen worden ingezet.
Als nationale coördinator houdt DAO een structureel overleg met de VCLP en een intensief overleg met de DirCo's. DAO staat ook in voor het rapporteren van (mogelijke) problemen aan alle betrokken overheden en partners.
DAO bereidt jaarlijks ten behoeve van de minister van Binnenlandse Zaken de prestatielijn voor (zie bijlage A).
DAO verzekert eveneens de opvolging van het verbruik van de prestatielijn en geeft feedback aan de minister van Binnenlandse Zaken, de DirCo's, de korpschefs en de werkgroep MFO-2. 6.4. Werkgroep MFO-2 Onder voorzitterschap van DAO wordt een permanente werkgroep MFO-2 ingericht. Deze werkgroep is samengesteld uit de VCLP, 3 korpschefs, 2 DirCo's, de Nationale Politieacademie (ANPA), de AIG, de Algemene Directie Crisiscentrum (ADCC), het Administratief en Technisch Secretariaat (ATS) van Binnenlandse Zaken en DAO. De werkgroep kan zich laten bijstaan door experts.
Ze heeft als opdracht om in naam van de geïntegreerde politie aan de minister van Binnenlandse Zaken voorstellen te doen ter verbetering van de in deze omzendbrief beschreven mechanismen, alsook adviezen te geven met betrekking tot de interpretatie van de voorschriften en de uitvoering ervan. Zij heeft als bijzondere taak om zesmaandelijks het verbruik van de prestatielijn te evalueren en desgevallend voorstellen tot bijsturing te formuleren. 6.5. ATS Binnenlandse Zaken Het ATS Binnenlandse Zaken wordt belast met de interpretatie voor de concrete toepassing van deze richtlijn. Het krijgt in deze materie een adviserende bevoegdheid, in het bijzonder wanneer het interpretatie- en meningsverschillen worden voorgelegd. 7. Onmogelijkheid tot leveren van HyCap 7.1. Dwingend karakter Conform het artikel 61, tweede lid, in fine WGP mag een dwingende richtlijn de uitvoering van de lokale opdrachten niet in gevaar brengen. Om deze reden worden in deze richtlijn de principes van de prestatielijn en het gemoduleerd beschikbaarheidsniveau ingevoerd. Ze verzekeren de mogelijkheid voor een politiezone om haar basisfunctionaliteiten te kunnen blijven uitvoeren.
Het HyCap-mechanisme heeft evenwel een dwingend karakter. Het heeft bovendien betrekking op een door de federale overheid gehypothekeerd gedeelte van de capaciteit van een politiezone.
Een politiezone die een HyCap-opdracht niet kan uitvoeren, zal hieromtrent overleg plegen met de DirCo. Indien er via dit overleg geen oplossing kan worden gevonden, zal de betrokken politiezone een schriftelijke en gemotiveerde "onmogelijkheid tot levering HyCap" toesturen (zie bijlage C). De DirCo zal zijn advies toevoegen over het gerechtvaardigd karakter van deze onmogelijkheid en het document vervolgens naar DAO zenden.
DAO voegt eveneens haar advies toe en bezorgt het document aan de AIG en ter informatie aan het ATS Binnenlandse Zaken. 7.2. AIG De AIG volgt alle haar toegestuurde documenten betreffende de "onmogelijkheid tot leveren" op. Wanneer zij van oordeel is dat het geen "onmogelijkheid" maar wel een "weigering" betreft, stelt de AIG een dossier samen. Vervolgens zal de AIG een gemotiveerd advies verstrekken aan de minister van Binnenlandse Zaken in welke mate een concrete niet-levering van HyCap als een weigering kan worden beschouwd en onder het financiële sanctiemechanisme dient te vallen, conform het artikel 41, derde lid, WGP en zijn uitvoeringsbesluit. 8. De middelen De politiezones HyCap B dienen het betrokken personeel specifieke individuele en collectieve uitrusting ter beschikking te stellen.Ze genieten hiertoe een specifieke federale dotatie voor uitrusting.
De kledij (specifieke functie-uitrusting) en de uitrusting maken deel uit van een totaalconcept. De aankoop ervan kan gebeuren via federale open overheidsopdrachten waarop de lokale politie kan intekenen. De vastgelegde minimale normen voor de verschillende uitrustingsstukken dienen steeds gerespecteerd te worden.
Het vervoer van het personeel dat HyCap-opdrachten uitvoert, is ten laste van de politiezone die de versterking levert. De politiezones uit het stelsel HyCap B dienen hiertoe over beveiligde voertuigen voor ordehandhaving te beschikken. Deze voertuigen zijn onderworpen aan normering en kunnen eveneens worden aangekocht via federale open overheidsopdrachten waarop de lokale politie kan intekenen. De vastgelegde minimale normen dienen steeds gerespecteerd te worden. 9. Opleiding en training 9.1. De verantwoordelijkheden van de korpschefs De functie handhaving van de openbare orde is één van de essentiële taken van een lokale politiedienst. De maatregelen die de handhaving van de openbare orde op lokaal vlak trachten te waarborgen, worden in principe uitgevoerd door het lokale politiekorps dat territoriaal gezien betrokken is, onder gezag en verantwoordelijkheid van de burgemeester.
De ministeriële omzendbrief PLP 10 (13) bepaalt dat elk lokaal politiekorps zich moet organiseren en moet voorzien in de vereiste investeringen en capaciteit, om de minimale politionele functionaliteiten te kunnen aanbieden en uitvoeren. Dit impliceert onder meer het voorzien in de noodzakelijke capaciteit voor de voortgezette opleiding van de politieambtenaren. De voortgezette opleiding vormt immers één van de kritieke succesfactoren voor het doeltreffend functioneren van de politiediensten. Het is de verantwoordelijkheid van elk politiekorps, en meer bepaald van de korpschef, om daarin te voorzien.
Voor de zones HyCap B geldt er een specifieke opleidings- en trainingsverplichting in het raam van deze omzendbrief. Het komt de betrokken korpschefs toe om te bepalen hoeveel mensen zij willen opleiden om te allen tijde aan de normen van deze omzendbrief te voldoen. 9.2. De verantwoordelijkheden van de DirCo's Het koninklijk besluit van 23 augustus 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/08/2014 pub. 03/09/2014 numac 2014000618 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2006 betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie sluiten betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie voorziet in het artikel 4 in de volgende opdrachten voor de DirCo's en de gedeconcentreerde coördinatie- en steundirecties : - 12° de organisatie, de coördinatie, het beheer, de vrijmaking, de inzet en de evaluatie van de HyCap; - 13° de training en de handhaving van de operationaliteit van het interventiekorps en van de HyCap.
Om de training en de handhaving van de operationaliteit van het CIK en van de HyCap te waarborgen, vervult de Dirco een sleutelrol en neemt in dit raam de volgende initiatieven : - sturen van medewerkers naar de opleiding Core Group HyCap-CIK; - afsluiten van samenwerkingsverbanden met ANPA; - organiseren van de jaarlijkse TTX, CPX en FTX; - verzorgen van de oproepingen en opvolgen van de deelname; - opsturen van het operatieorder en andere documenten voor de oefening; - verzekeren van een aanwezigheid op de trainingsdagen; - waken over de administratieve en logistieke ondersteuning; - maken van een risicoanalyse voor de oefeningen en trainingen (welzijn); - zorgen voor voldoende omkadering van de oefeningen (Core Group); - evalueren van de pelotonscommandanten; - evalueren en bijsturen van de trainingen; - ... 9.3. De geïntegreerde centrale opleiding en de gedecentraliseerde training De opleidingen voor pelotonscommandanten, sectiechefs en sectieleden worden centraal georganiseerd door ANPA. De opleiding is gericht op het aanleren van de basiscompetenties GBOR Niv B. De trainingen (TTX, CPX, FTX) worden decentraal georganiseerd door de DirCo's op het niveau van het arrondissement voor de HyCap B en voor het CIK. De training is gericht op het behouden en vervolmaken van de aangeleerde vaardigheden.
ANPA (Departement bestuurlijke politie) zal, zonder de rol van de DirCo over te nemen, een actieve bijdrage leveren tot de inhoudelijke en pedagogische organisatie van de geïntegreerde trainingen. ANPA zal ook referentiebrochures en pedagogische documentatie ter beschikking stellen.
Omdat de lokale (HyCap B, interventiepelotons grote politiezones) en federale (CIK en DAS) diensten vaak samen worden ingezet in het raam van het beheer van een gebeurtenis, is het belangrijk dat die diensten gezamenlijk kunnen trainen. Dit bevordert de samenwerking en de integratie.
De modaliteiten en normen voor de opleiding en training worden opgenomen als bijlage D bij de huidige omzendbrief. 10. Gebruikte terminologie en normen voor het beheer van gebeurtenissen Naast de technische en kwantitatieve aspecten van het mobilisatiesysteem dient ook aandacht besteed te worden aan de geïntegreerde en kwalitatieve aspecten van het beheer van gebeurtenissen, aan de geïntegreerde werking en aan de verplichting om een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking te waarborgen. De geleding en inzetmodaliteiten van de politie-eenheden, de gebruikte terminologie en de normen voor het beheer van gebeurtenissen (samenstelling van geconstitueerde eenheden, uitrusting en bewapening, actiemodi, operatieorder) worden, met als beschreven in de bijlage E van huidige omzendbrief doel om de belangrijke aspecten te harmoniseren met het oog op een meer optimale geïntegreerde inzet. 11. Opheffingsbepalingen De ministeriële richtlijn MFO-2 van 13 april 2012 (Belgisch Staatsblad van 18 mei 2012) wordt opgeheven. Deze richtlijn treedt in werking op 1 januari 2018.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON _______ Nota's (1) Zie omzendbrief PLP 27 van 4 november 2002 : intensifiëring en bevordering van de interzonale samenwerking.(2) Zie rondzendbrief CP4 van 11 mei 2011 betreffende het genegotieerd beheer van de publieke ruimte voor de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus. (3) Zie omzendbrief OOP 41 van 31 maart 2014 betreffende de operationalisering van het referentiekader CP4 over het genegotieerd beheer van de publieke ruimte n.a.v. gebeurtenissen die de openbare orde aanbelangen. (4) Politiepraktijkgids "Gold Commander & Silver Commander.Policing Events. Het strategisch politioneel beheer van gebeurtenissen openbare orde" van de Nationale Politieacademie. (5) KUL-norm.(6) Hierbij wordt een theoretische jaarlijkse prestatie van 1520 prestatie-uren per persoon gehanteerd.(7) Op grond van de dubbele aanrekening van de weekenduren wordt deze 1,2 % vermenigvuldigd met 1,5 (gelet op het feit dat 50 % van de uren tijdens het weekend gepresteerd wordt).(8) Leden van het operationeel kader die voldoen aan de bepaling van het "basisniveau" zoals beschreven in de ministeriële omzendbrief GPI 48 van 17 maart 2006.(9) Artikel 67 van de wet van 26 april 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/04/2002 pub. 30/04/2002 numac 2002000334 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten sluiten houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten.(10) Ministeriële omzendbrief OOP 38 van 24 oktober 2002 betreffende de efficiënte inzet van de ordediensten naar aanleiding van voetbalwedstrijden en betreffende de informatiehuishouding en de taken van de spotters. (11) Om te beoordelen of een veiligheidsprobleem belangrijk is, kan in deze context rekening gehouden worden met onder meer de volgende criteria : vaststellen van een plotse grote piek, de ernst van het fenomeen, de langdurigheid van het probleem, ... (12) Geïntegreerd platform voor het beheer en de uitwisseling van de operationele informatie inzake bestuurlijke politie.(13) Ministeriële omzendbrief PLP 10 van 16 oktober 2001 inzake de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld