gepubliceerd op 28 januari 2022
Besluit van de Regering tot vaststelling van beperkingen bij kinderen met het oog op de uitbetaling van de bijslag voor kinderen met een beperking
23 DECEMBER 2021. - Besluit van de Regering tot vaststelling van beperkingen bij kinderen met het oog op de uitbetaling van de bijslag voor kinderen met een beperking
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het
decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
23/04/2018
pub.
12/06/2018
numac
2018202523
bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
Decreet betreffende de gezinsbijslagen
sluiten betreffende de gezinsbijslagen, artikel 22, tweede lid, en artikel 62, § 2, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/03/2003 pub. 23/04/2003 numac 2003022353 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet van 24 december 2002 sluiten tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002;
Gelet op het besluit van de Regering van 29 november 2018 tot uitvoering van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten betreffende de gezinsbijslagen;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven, gegeven op 3 september 2021;
Gelet op het advies van de Raad voor Gezinsbijslagen, gegeven op 16 september 2021;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 28 september 2021;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 29 september 2021;
Gelet op advies 166/2021 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 4 oktober 2021;
Gelet op advies 70.483/1 van de Raad van State, gegeven op 10 december 2021 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemen bepalingen
Artikel 1.- Definities Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° decreet: het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten betreffende de gezinsbijslagen;2° Dienst voor zelfbeschikkend leven: de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven;3° besluit van 28 maart 2003: het koninklijk besluit van 28 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/03/2003 pub. 23/04/2003 numac 2003022353 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet van 24 december 2002 sluiten tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002. HOOFDSTUK 2. - Criteria en nadere regels om de gevolgen van de beperking te beoordelen
Art. 2.- Vaststelling Voor de toepassing van de artikelen 21 en 22 van het decreet wordt de beperking van een kind vastgesteld door de Dienst voor zelfbeschikkend leven of door een persoon die daartoe door de Dienst voor zelfbeschikkend leven is aangewezen, volgens één van de procedures vermeld in hoofdstuk 3.
Art. 3.- Elementen om de gevolgen van de beperking vast te stellen § 1 - De gevolgen van de beperking worden beoordeeld op basis van drie pijlers. Die pijlers hebben betrekking op de volgende gevolgen van de beperking : 1° pijler 1 heeft betrekking op de gevolgen van de beperking op het vlak van de lichamelijke of geestelijke gezondheid van het kind;2° pijler 2 heeft betrekking op de gevolgen van de beperking op het vlak van de activiteit van het kind en zijn participatie aan het maatschappelijk leven;3° pijler 3 heeft betrekking op de gevolgen van de beperking voor de familiale omgeving van het kind. § 2 - De gevolgen vermeld in § 1 worden vastgesteld aan de hand van de medisch-sociale schaal die als bijlage 1 bij het besluit van 28 maart 2003 is gevoegd. Voor elke pijler worden punten toegekend als volgt: 1° voor pijler 1 worden de punten toegekend afhankelijk van het percentage lichamelijke of geestelijke beperking dat overeenkomstig artikel 3 bij het kind werd vastgesteld, waarbij de beperking in volgende gradaties wordt opgesplitst : a) 0 % - 24 % lichamelijke of geestelijke beperking: 0 punten;b) 24 % - 49 % lichamelijke of geestelijke beperking: 1 punt;c) 50 % - 65 % lichamelijke of geestelijke beperking: 2 punten;d) 66 % - 79 % lichamelijke of geestelijke beperking: 4 punten;e) 80 % - 100 % lichamelijke of geestelijke beperking: 6 punten.2° pijler 2 bestaat uit de volgende functionele categorieën die eventueel kunnen worden onderverdeeld in subcategorieën en waaraan punten worden toegekend volgens graduele criteria: a) beroepsopleiding, opleiding en sociale integratie;b) communicatie;c) mobiliteit en voortbeweging;d) lichaamsverzorging.3° pijler 3 bestaat uit de volgende categorieën die eventueel kunnen worden onderverdeeld in subcategorieën en waaraan punten worden toegekend volgens graduele criteria : a) de behandeling thuis;b) verplaatsing voor medisch toezicht en behandeling;c) aanpassing van de leefomgeving en de leefwijze. De punten van de pijlers 2 en 3 worden samengeteld als volgt : 1° voor de punten in pijler 2 wordt het hoogste aantal punten uit elk van de vier functionele categorieën samengeteld.De som van het aldus berekende aantal punten is begrensd tot 12; 2° voor pijler 3 wordt het hoogste aantal punten uit elk van de drie categorieën samengeteld en wordt die som vermenigvuldigd met 2.Het resultaat van het aldus berekende aantal punten is begrensd tot 18.
Het eindresultaat van de vaststelling van de gevolgen van de beperking wordt bekomen door de pijlers 1, 2 en 3 samen te tellen en is begrensd tot 36.
Art. 4.- Berekeningswijze om de gevolgen van de beperking vast te stellen § 1 - De in artikel 3 vermelde vaststelling van de lichamelijke of geestelijke beperking gebeurt op basis van: 1° de lijst van de pediatrische aandoeningen die als bijlage 2 bij het besluit van 28 maart 2003 is gevoegd;2° het Regentsbesluit van 12 februari 1946 houdende goedkeuring van de officiële Belgische Schaal tot vaststelling van de graad van invaliditeit. De invaliditeitsschaal vermeld in het eerste lid, 2°, wordt uitsluitend gebruikt voor beperkingen of functies die niet voorkomen in de lijst vermeld in het eerste lid, 1°, alsook voor de beperkingen van de lijst die naar een artikel van de invaliditeitsschaal verwijzen. § 2 - Voor de evaluatie van de gevolgen van de beperking aan de hand van de in artikel 3 vermelde elementen door gebruik van de in § 1 vermelde lijst en invaliditeitsschaal gelden de volgende nadere regels: 1° in geval van meervoudige gedeeltelijke beperkingen waarbij geen enkele gedeeltelijke beperking tot een volledige beperking leidt, wordt het percentage van de zwaarste beperking volledig in aanmerking genomen en wordt elke verdere gedeeltelijke beperking proportioneel berekend volgens de overblijvende gezondheid.Daartoe worden de verscheidene beperkingen in dalende volgorde van hun werkelijke percentage meegeteld. Die berekeningswijze wordt alleen toegepast als de verscheidene gedeeltelijke beperkingen verschillende ledematen of functies aantasten; 2° een proportionele evaluatiewijze wordt toegepast als een ledemaat of een functie door verschillende beschadigingen aangetast is en als de toepassing van de in 1° vermelde berekeningswijze tot een hoger percentage zou leiden dan het totale verlies van dat ledemaat of die functie;3° de in § 1 vermelde lijst en invaliditeitsschaal zijn bindend of indicatief, afhankelijk van de vraag of ze een vast percentage aanduiden dan wel ruimte laten bij de evaluatie.In dit laatste geval blijven ze echter bindend voor het minimale en het maximale percentage. HOOFDSTUK 3. - Procedure
Art. 5.- Eerste aanvraag De aanvrager die de beperking van een kind voor de eerste keer wil laten vaststellen, dient daartoe een aanvraag in bij de Dienst voor zelfbeschikkend leven.
Art. 6.- Evaluatieprocedure § 1 - De Dienst voor zelfbeschikkend leven vraagt aan de aanvrager om alle medische, sociale of andere verslagen die de Dienst nuttig acht, binnen een termijn van dertig dagen in te dienen.
Voor het nemen van een beslissing houdt de Dienst voor zelfbeschikkend leven niet alleen rekening met zijn eigen medische vaststellingen, maar ook met de medische, sociale of andere verslagen die hij heeft ontvangen. Hij baseert zijn beslissing ook op de gesprekken met het kind en met de personen die de situatie van het kind kennen.
Als de aanvrager niet alle tot staving van zijn aanvraag noodzakelijke documenten en in het eerste lid bedoelde verslagen binnen de in het eerste lid gestelde termijn indient of als die documenten of verslagen niet volledig zijn, deelt de Dienst voor zelfbeschikkend leven hem schriftelijk mee welke inlichtingen of documenten hij moet indienen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de verzending van de brief waarin die documenten en inlichtingen worden aangevraagd.
Als de aanvrager de documenten en inlichtingen niet binnen de termijn vermeld in het derde lid heeft ingediend, zendt de Dienst voor zelfbeschikkend leven de aanvrager een tweede herinneringsbrief en deelt hij hem mee welke aanvullende inlichtingen of documenten hij moet indienen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de verzending van de brief waarin die documenten en inlichtingen worden aangevraagd.
Als de aanvrager de aanvullende documenten of inlichtingen niet binnen de termijn vermeld in het vierde lid bij de Dienst voor zelfbeschikkend leven indient, verklaart de Dienst voor zelfbeschikkend leven de aanvraag niet-ontvankelijk. § 2 - Om de onderzoeken te verrichten, stuurt de Dienst voor zelfbeschikkend leven de aanvrager een uitnodiging om te verschijnen.
Als het kind op die datum niet kan verschijnen wegens examens, ziekte van het kind of ziekte van de persoon die het kind op de afspraak begeleidt, bezorgt de Dienst voor zelfbeschikkend leven de aanvrager een nieuwe datum voor het onderzoek. Als het kind om een andere dan de voormelde redenen niet op de voorgestelde datum van het onderzoek verschijnt, stuurt de Dienst voor zelfbeschikkend leven een tweede uitnodiging naar de aanvrager.
Als het kind om een andere dan de voormelde redenen op de datum van de tweede uitnodiging evenmin verschijnt, verklaart de Dienst voor zelfbeschikkend leven de aanvraag niet-ontvankelijk. § 3 - In afwijking van § 2, eerste lid, kan de Dienst voor zelfbeschikkend leven de beslissing louter op basis van de in § 1 vermelde documenten en inlichtingen nemen.
Als de Dienst voor zelfbeschikkend leven een beslissing neemt met toepassing van het eerste lid, kan de aanvrager binnen een termijn van 21 dagen meedelen dat hij wil worden uitgenodigd om te verschijnen. In dat geval neemt de Dienst voor zelfbeschikkend leven een nieuwe beslissing met toepassing van § 2.
Art. 7.- Beslissing van de Dienst voor zelfbeschikkend leven De Dienst voor zelfbeschikkend leven neemt een beslissing binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag of binnen zes maanden nadat de situatie die aanleiding geeft om de beperking ambtshalve te onderzoeken, zich heeft voorgedaan.
Bij verzending van de herinneringsbrief met toepassing van artikel 6, § 1, derde en vierde lid, wordt de termijn waarbinnen een beslissing moet worden genomen, geschorst tot de aanvrager de aanvraag heeft vervolledigd. De termijn waarbinnen een beslissing moet worden genomen, wordt ook geschorst tijdens de periode tussen het verzenden van de tweede uitnodiging om te verschijnen voor het onderzoek bepaald in artikel 6, § 2, en de datum van het onderzoek.
Art. 8.- Kennisgeving van beslissingen De Dienst voor zelfbeschikkend leven stelt de betrokken personen in kennis van elke beslissing die hen betreft.
Onverminderd de toepassing van andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen geschiedt de kennisgeving schriftelijk.
Art. 9.- Geldigheidsduur van de beslissingen De beslissingen waarbij de Dienst voor zelfbeschikkend leven de beperking vaststelt, kunnen vijf jaar terugwerken, telkens vanaf de ontvangst van de aanvraag of vanaf dat zich een situatie heeft voorgedaan die aanleiding geeft om de beperking ambtshalve te onderzoeken.
De Dienst voor zelfbeschikkend leven stemt de geldigheidsduur van de vaststelling toekomstgericht af op de ontwikkeling van de beperking.
Art. 10.- Nieuwe vaststelling op aanvraag De aanvrager kan bij de Dienst voor zelfbeschikkend leven te allen tijde vragen om de beperking opnieuw vast te stellen, tenzij er al een aanvraag loopt.
De nieuwe vaststelling op aanvraag geschiedt volgens de evaluatieprocedure bepaald in artikel 6.
Art. 11.- Nieuwe vaststelling van ambtswege De Dienst voor zelfbeschikkend leven leidt de nieuwe vaststelling van ambtswege in voordat de laatste vaststelling met toepassing van artikel 9, tweede lid, eindigt.
De nieuwe inschatting van ambtswege geschiedt volgens de evaluatieprocedure bepaald in artikel 6.
Art. 12.- Vaststelling van ambtswege bij wijziging van de bevoegdheid Als de Duitstalige Gemeenschap met toepassing van het Samenwerkingsakkoord van 6 september 2017Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 06/09/2017 pub. 26/01/2018 numac 2018010056 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de aanknopingsfactoren, het beheer van de lasten van het verleden, de gegevensuitwisseling inzake de gezinsbijslagen en de praktische regels betreffende de bevoegdheidsoverdracht tussen de kinderbijslagfondsen sluiten tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de aanknopingsfactoren, het beheer van de lasten van het verleden, de gegevensuitwisseling inzake de gezinsbijslagen en de praktische regels betreffende de bevoegdheidsoverdracht tussen de kinderbijslagfondsen bevoegd wordt voor een kind voor wie een andere gefedereerde entiteit al een beperking heeft vastgesteld, behoudt de Dienst voor zelfbeschikkend leven van ambtswege de vaststelling van een beperking die op basis van de rechtsregels van de betrokken gefedereerde entiteit werd beslist. HOOFDSTUK 4. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens
Art. 13.- Verwerking van persoonsgegevens Overeenkomstig artikel 62 van het decreet is de Regering de verantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in artikel 14. De Dienst voor zelfbeschikkend leven geldt als verwerker in de zin van artikel 4, punt 8, van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. De Regering en de Dienst voor zelfbeschikkend leven verwerken persoonsgegevens met het oog op de vaststelling van de beperking van het kind en met het oog op de uitbetaling van de bijslag voor kinderen met een beperking. Ze mogen de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van die opdrachten gebruiken.
Art. 14.- Gegevensverwerking De Dienst voor zelfbeschikkend leven kan de volgende persoonsgegevens verzamelen en verwerken, in voorkomend geval na aanvraag bij de behandelende arts van het kind, bij andere overheidsinstanties of bij dienstverrichters : 1° naam, voornaam, rijksregisternummer, geboortedatum, woonplaats, burgerlijke staat, telefoonnummer en e-mailadres van het kind;2° naam, voornaam, rijksregisternummer, woonplaats, telefoonnummer en e-mailadres van de aanvrager;3° naam, voornaam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en RIZIV-nummer van de huisarts of arts-specialist van het kind;4° gevolgen van de aandoening of beperking van het kind voor de dagelijkse activiteiten, de leefomgeving en de participatie en meer bepaald voor : a) leren, onderwijs, schoolbezoek;b) contacten met anderen;c) voortbeweging binnen en buiten;d) lichaamsverzorging, voeding;5° aard en beschrijving van de aandoening of beperking, alsook de daarmee gepaard gaande risicofactoren, gezondheidstoestand en medische behandeling van het kind, in voorkomend geval aan de hand van medische verslagen;6° gezinssituatie en opsomming van de hulp die het gezin aan het kind biedt.
Art. 15.- Duur van de gegevensverwerking Onverminderd andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, mogen de overeenkomstig artikel 14 verwerkte gegevens als volgt worden bewaard in een vorm die de mogelijkheid biedt om de betrokkene te identificeren : 1° voor een kind bij wie geen beperking werd vastgesteld : gedurende vijf jaar vanaf verzameling van de gegevens;2° voor een kind bij wie een beperking werd vastgesteld : gedurende vijf jaar vanaf het einde van de beperking. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 16.- Wijzigingsbepaling Artikel 1, 3°, van het besluit van de Regering van 29 november 2018 tot uitvoering van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten betreffende de gezinsbijslagen wordt vervangen als volgt : "3° besluit van 23 december 2021 : het besluit van de Regering van 23 december 2021 tot vaststelling van beperkingen bij kinderen met het oog op de uitbetaling van de bijslag voor kinderen met een beperking."
Art. 17.- Wijzigingsbepaling Artikel 14 van hetzelfde besluit van de Regering wordt vervangen als volgt: "Art. 14 - Vaststelling van de beperking en toekenning van categorieën § 1 - De beperkingen die op basis van artikel 2 van het besluit van 23 december 2021 zijn vastgesteld, worden als volgt ingedeeld bij de categorieën vermeld in artikel 21 van het decreet : 1° een beperking waaraan minstens vier punten in pijler 1 vermeld in artikel 2, § 1, 1°, van het besluit van 23 december 2021 en waaraan in totaal minder dan zes punten worden toegekend, wordt ingedeeld bij categorie 1;2° een beperking waaraan tussen 6 en 8 punten worden toegekend, wordt ingedeeld bij categorie 2;3° een beperking waaraan tussen 9 en 11 punten worden toegekend, wordt ingedeeld bij categorie 3;4° een beperking waaraan ofwel in totaal tussen 12 en 14 punten worden toegekend ofwel 4 punten in pijler 1 vermeld in artikel 2, § 1, 1°, en in totaal tussen 6 en 11 punten worden toegekend, wordt ingedeeld bij categorie 4;5° een beperking waaraan tussen 15 en 17 punten worden toegekend, wordt ingedeeld bij categorie 5;6° een beperking waaraan tussen 18 en 20 punten worden toegekend, wordt ingedeeld bij categorie 6;7° een beperking waaraan meer dan 20 punten worden toegekend, wordt ingedeeld bij categorie 7. § 2 - Als geen vaststelling van de beperking krachtens artikel 2 van het besluit van 23 december 2021 voorligt, worden de beperkingen die krachtens de rechtsregels van de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie werden vastgesteld, met toepassing van § 1 ingedeeld bij de categorieën vermeld in artikel 21 van het decreet."
Art. 18.- Opheffingsbepaling Het koninklijk besluit van 28 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/03/2003 pub. 23/04/2003 numac 2003022353 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet van 24 december 2002 sluiten tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 april 2009, wordt opgeheven, met uitzondering van de bijlagen 1 en 2.
Art. 19.- Overgangsbepaling Vaststellingen van beperkingen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid werden beslist, gelden voor de duur waarvoor die beperkingen werden vastgesteld of tot de Dienst voor zelfbeschikkend leven een nieuwe vaststelling beslist.
Art. 20.- Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022.
Art. 21.- Uitvoeringsbepaling De minister bevoegd voor Gezin is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 23 december 2021.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën O. PAASCH De Viceminister-President, Minister van Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting A. ANTONIADIS