Etaamb.openjustice.be
Document van 17 december 2009
gepubliceerd op 28 april 2010

Besluit van de Regering tot vastlegging van de persoonlijke participatie in de inrichtingen en diensten van de Duitstalige Gemeenschap voor gehandicapten

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2010201928
pub.
28/04/2010
prom.
17/12/2009
ELI
eli/besluit/2009/12/17/2010201928/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 DECEMBER 2009. - Besluit van de Regering tot vastlegging van de persoonlijke participatie in de inrichtingen en diensten van de Duitstalige Gemeenschap voor gehandicapten


De regering van de Duitstakuge Gemeenschap, Gelet op het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap), inzonderheid op artikel 32, gewijzigd bij het decreet van 4 februari 2003;

Gelet op het besluit van de Regering van 21 februari 1996 tot vastlegging van de persoonlijke participatie in de inrichtingen en diensten van de Duitstalige Gemeenschap voor gehandicapten, gewijzigd bij de besluiten van 5 juni 1998, 10 oktober 2002, 28 maart 2003 en 23 december 2004;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 december 2009;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 14 december 2009;

Gelet op het advies uitgebracht op 27 november 2009 door de Raad van Beheer van de Dienst voor de personen met een handicap;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid erdoor wordt gerechtvaardigd dat het noodzakelijk is alle bedragen van de persoonlijke participaties aan te passen daar de dotatie van de Dienst vanaf 2010 verminderd wordt;

Overwegende dat de inwerkingtreding van voorliggend besluit geen uitstel lijdt, daar het besluit van 21 februari 1996 al meermaals aangepast werd, de bedragen vanaf 1 februari 2002 in euro moeten worden uitgedrukt, de basis van de gezondheidsindex in 2004 op 100 werd gebracht en voorliggend besluit vanaf 1 januari 2010 een wettelijke basis voor de subsidiëring aanbiedt;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van voorliggend besluit verstaat men onder : 1° decreet : het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung";2° Dienst : de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap, ingericht door het decreet;3° vroegtijdige hulp : de dienstprestaties die met toepassing van artikel 4, § 1, 4°, van het decreet door een dienst verstrekt worden die door de Dienst erkend is;4° tehuis : de inrichtingen erkend met toepassing van het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten;5° woonressource : de natuurlijke persoon erkend met toepassing van het besluit van de Regering van 13 juli 2006 betreffende de opname van gehandicapten in woonressources;6° dagcentrum : de inrichting erkend met toepassing van het besluit van de Regering van 12 december 1997 betreffende de organisatie en de subsidiëring van de dagcentra voor minder-validen;7° kort verblijf : een door de Dienst aangeboden "ontlasting" voor het gezin of andere verzorgers van gehandicapten;8° internaat : een door de Dienst als zodanig erkende inrichting;9° come back : project voor personen met neurologische aandoeningen dat de tehuizen voor gehandicapten in Eupen als inrichtende macht heeft;10° trainingshuis en wooncentrum : dienstprestatie op het vlak van de huisvesting, aangeboden door de Dienst voor personen met een handicap;11° opleidingsstage : een stage die, met toepassing van het besluit van de Regering van 28 november 1995 betreffende de stages tot beroepsreadaptatie van gehandicapten, door de Dienst is goedgekeurd;12° rust- en verzorgingstehuis : de inrichtingen gedefinieerd in artikel 2, § 1, 1° van het decreet van 4 juni 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/06/2007 pub. 11/09/2007 numac 2007033054 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen sluiten betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen;13° kind : een minderjarige in de zin van het burgerlijk wetboek.

Art. 2.§ 1er - De persoonlijke participatie van de person en die door bemiddeling van erkende inrichtingen, diensten of hulpverleningen een beroep doen op de dienstprestaties aangeboden door de Dienst, wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. Voordat de betrokken persoon een beroep doet op een dienstprestatie, ondertekent ze een verdrag dat de persoonlijke participatie overeenkomstig dit besluit vastlegt.

Als derden een betalingsplicht voor de handicap hebben, wordt ten eerste de regeling bepaald in § 2 toegepast. § 2 - Als derden een betalingsplicht voor de handicap hebben, vallen alle werkelijke kosten van de dienstprestatie, berekend door de Dienst, ten laste van de begeleide persoon. De toelagen en voordelen toegekend door openbare diensten alsmede de bedragen voor morele schadeloosstelling worden niet in aanmerking genomen.

Deze regeling is beperkt tot het totaalbedrag van de verschuldigde bedragen, na aftrek van de bedragen gebruikt voor aanneembare en bewezen kosten die aangegaan werden voor de uit de schade voortvloeiende handicap.

Als de verschuldigde bedragen vóór het begin resp. vóór het einde van de dienstprestaties betaald werden resp. worden, worden de krachtens deze regeling berekende werkelijke kosten de begeleide persoon onmiddellijk in rekening gesteld. Worden ze later uitbetaald, dan vindt een regularisatie plaats, met terugwerkende kracht op het begin van het beroep op de dienstprestaties. In dit geval kan de Dienst alle hem verschuldigde bedragen invorderen, en dit met alle middelen die hij te zijner beschikking heeft. § 3 - Voor de invordering van verschuldigde bedragen kan zich de Dienst rechtstreeks tot de betrokken persoon wenden. § 4 - De toelage die door de Dienst aan de dienstverstrekker wordt toegekend, wordt verminderd met het bedrag van de in de §§ 1 en 2 bedoelde persoonlijke participatie dat aan de inrichting of dienst moet worden uitbetaald.

Art. 3.Voor de dienstprestaties in het kader van de vroegtijdige hulp bedraagt de persoonlijke participatie een forfait van 20,00 EUR voor een verduidelijking tijdens maximaal 6 zittingen; zij beloopt 2,00 EUR per bijkomende zitting voor steun, begeleiding en/of raadgeving.

Art. 4.§ 1 - Vo or het verblijf in een tehuis of in een eenvoudige, uitgebreide of externe woonressource, voor een kort verblijf of voor een verblijf in een internaat bedraagt de persoonlijke participatie van een kind of van een jongere onder 21 jaar twee derden van de gewone kinderbijslag toegekend voor die persoon plus de leeftijds- en de handicapbijslag. Voor de berekening van de gewone kinderbijslag worden noch het gezinsvakantiegeld noch de schoolbijslag in aanmerking genomen. § 2 - Voor een weeskind, een kind van een invalide of van een werkloze mag de in § 1 bepaalde persoonlijke participatie niet hoger liggen dan die van een kind dat niet tot die categorieën behoort, onverminderd de toepassing van artikel 2, § 2, lid 1.

Art. 5.Voor de begeleiding in een dagcentrum en voor de dienstprestatie "come back" bedraagt de persoonlijke participatie van een persoon onder 21 jaar 4,91 EUR per dag aanwezigheid.

Vanaf 21 jaar bedraagt de persoonlijke participatie 11,45 EUR. Een deel van dit bedrag, t.w. 1,64 EUR resp. 2,62 EUR, dekt het middageten resp. het vervoer. Wanneer die kosten met eigen geldmiddelen worden betaald, wat het individuele begeleidingsproject moet toelaten, wordt de persoonlijke participatie met het betrokken bedrag verminderd.

De persoonlijke participatie is niet verschuldigd wanneer een persoon van een dagcentrum naar een opleidingsstage wordt georiënteerd. Wordt er echter een beroep gedaan op diensten van het dagcentrum, dan kunnen slechts de te dien einde bepaalde bedragen als persoonlijke participatie vereist worden.

Art. 6.§ 1 - Voor het verblijf in een tehuis en/of voor een kort verblijf bedraagt de persoonlijke participatie 37,76 EUR per dag aanwezigheid, vanaf 21 jaar tot de volle leeftijd van 60 jaar, en 47,92 EUR vanaf de 61e verjaardag. § 2 - Voor het verblijf in een eenvoudige of uitgebreide woonressource en/of voor een kortverblijf bedraagt de persoonlijke participatie 30,75 EUR vanaf 21 jaar. § 3 - Een deel van de in de §§ 1 en 2 bepaalde persoonlijke participatie, t.w. 1,96 EUR, 0,33 EUR resp. 0,98 EUR dekt het kleden, de hygiëne en de kapperdienst, resp. de individuele vrijetijdsbesteding. Wanneer die kosten met eigen geldmiddelen worden betaald, wat het individuele begeleidingsproject moet toelaten, wordt de in de §§ 1 en 2 bepaalde persoonlijke participatie met het betrokken bedrag verminderd. § 4 - Voor de begeleiding door een externe woonressource worden de volgende persoonlijke participaties, naargelang van de gewenste begeleiding, van de gebruikers vereist die ten minste 21 jaar oud zijn : 1° forfait voormiddag (morningpack) : 1,65 EUR 2° forfait namiddag (afternoonpack) : 1,65 EUR 3° forfait "bijzonder" namiddag (afternoon special pack) : 2,75 EUR 4° forfait volledige dag (full day pack) : 4,41 EUR 5° forfait 24 uur per dag (around the clock pack) : 5,52 EUR. § 5 - Vanaf 21 jaar moet de gehandicapte een minimumbedrag van 176,76 EUR per maand als zakgeld ter beschikking hebben. Dit bedrag wordt desgevallend met de in § 3 bedoelde deelbedragen verhoogd.

Voor de gehandicapten onder 21 jaar geldt één derde van de in artikel 4 vermelde kinderbijslag als zakgeld.

Art. 7.Voor een trainingshuis of wooncentrum bedraagt de persoonlijke participatie ten minste 225,00 EUR per maand. Zij wordt individueel in een tussen de deelnemer en de Dienst afgesloten verdrag vastgelegd en houdt rekening met de werkelijke kosten.

Art. 8.Indien een in een tehuis of in kort verblijf opgenomen persoon tegelijk een dagcentrum bezoekt, dan moet de overeenkomstig artikel 6 berekende persoonlijke participatie aan het tehuis of kort verblijf betaald worden. Het tehuis of kort verblijf stort dan 4,58 EUR aan het dagcentrum per dag aanwezigheid.

Art. 9.Indien een in een woonressource of een rust- en verzorgingstehuis opgenomen gehandicapte tegelijk een dagcentrum bezoekt, dan is de in artikel 5 bedoelde, aan het dagcentrum te betalen persoonlijke participatie niet verschuldigd.

Art. 10.Indien meer dan 5 uren per dag een beroep wordt gedaan op de prestaties bedoeld in de artikelen 5, 6, §§ 1, 2, 3, 5, en 8, dan is de in deze artikelen bedoelde persoonlijke participatie volledig verschuldigd. Wordt er ten hoogste 5 uren per dag een beroep op deze prestaties gedaan en wordt er een maaltijd genomen, dan wordt de persoonlijke participatie gehalveerd.

Art. 11.Alle bedragen vermeld in dit besluit worden geïndexeerd met toepassing van de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

Het spilindexcijfer baseert zich op de gezondheidsindex met basis 2004 = 100.

De in dit besluit vermelde bedragen stemmen overeen met de waarde van het spilindexcijfer op 1 oktober 2008, t.w. 110,51.

Art. 12.Het besluit van de Regering van 21 februari 1996 tot vastlegging van de persoonlijke participatie in de inrichtingen en diensten van de Duitstalige Gemeenschap voor gehandicapten, gewijzigd bij de besluiten van 5 juni 1998, 10 oktober 2002, 28 maart 2003 en 23 december 2004 is opgeheven.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010.

Art. 14.De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 17 december 2009.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. MOLLERS

^