Etaamb.openjustice.be
Decreet van 31 maart 2004
gepubliceerd op 13 mei 2004

Decreet betreffende de adoptie

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004029129
pub.
13/05/2004
prom.
31/03/2004
ELI
eli/decreet/2004/03/31/2004029129/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 MAART 2004. - Decreet betreffende de adoptie (1)


Het Parlement heeft aangenomen en wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Voorafgaande bepalingen

Artikel 1.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° Regering : de Regering van de Franse Gemeenschap;2° bestuur : het bestuur van de Franse Gemeenschap dat bevoegd is voor hulpverlening aan de jeugd; 3° C.A.G. : centrale autoriteit van de Gemeenschap; 4° kandidaat-adoptant : de adoptant zoals bepaald in artikel 343, § 1, a) van het Burgerlijk Wetboek, die stappen onderneemt of procedure voert om een kind dat in België of in het buitenland geboren is te adopteren;5° adoptant : de adoptant zoals bepaald in artikel 343, § 1, a) van het Burgerlijk Wetboek, die een kind heeft geadopteerd dat in België of in het buitenland geboren is;6° kind : persoon van minder dan 18 jaar;7° adoptie-instelling : elke privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon erkend overeenkomstig dit decreet als tussenpersoon voor de adoptie;8° interlandelijke adoptie : elke adoptie die de interlandelijke overbrenging van een kind onderstelt zoals bedoeld in artikel 360-2 van het Burgerlijk Wetboek;9° interne adoptie : elke adoptie die de interlandelijke overbrenging van een kind niet onderstelt;10° verwantschap : een proces dat erop gericht is, voor elk bepaald kind, een adoptiegezin voor te stellen dat geschikt is om aan de behoeften, de kenmerken en het verleden van dit kind te beantwoorden.

Art. 2.Elke persoon die bijdraagt tot de toepassing van dit decreet is ertoe gehouden het beroepsgeheim na te leven zoals bepaald in het kader van de deontologieregels van de hulpverlening aan de jeugd, aangenomen overeenkomstig het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd.

TITEL II. - De Hoge Raad voor adoptie

Art. 3.Er wordt bij de Regering een hoge raad voor adoptie opgericht, hierna « de Hoge Raad » genoemd.

De Hoge Raad oppert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, elk advies, voorstel of aanbeveling op het gebied van de adoptie.

Het advies van de Hoge Raad dat door de Regering wordt aangevraagd, moet binnen een termijn van hoogstens zestig dagen overgebracht worden. Deze termijn begint te lopen bij ontvangst van de aanvraag om advies door het secretariaat van de Hoge Raad. Na deze termijn wordt het advies niet meer vereist om een beslissing te nemen.

Art. 4.De Hoge Raad is samengesteld uit de volgende stemgerechtigde leden die benoemd worden door de Regering voor een hernieuwbare termijn van vier jaar : 1° drie afgevaardigden van de representatieve federatie(s) van de adoptie-instellingen;2° vier deskundigen op het gebied van de adoptie;3° een afgevaardigde van de adoptanten;4° een afgevaardigde van de geadopteerden;5° een afgevaardigde van de gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd;6° een afgevaardigde van de adviseurs en directeurs bij de hulpverlening aan de jeugd; Mogen aan de vergaderingen van de Hoge Raad deelnemen met raadgevende stem : 1° de minister die bevoegd is voor hulpverlening aan de jeugd of zijn afgevaardigde; 2° twee leden van het personeel van de C.A.G.; 3° de algemeen afgevaardigde voor de rechten van het kind of zijn afgevaardigde;4° een afgevaardigde van de federale centrale autoriteit die bevoegd is inzake adoptie;5° een afgevaardigde van de federale overheidsdienst van de Buitenlandse Zaken;6° een afgevaardigde van de « union francophone des magistrats de la jeunesse » (Bond van Franstalige jeugdmagistraten).

Art. 5.De Regering stelt de voorzitter en de ondervoorzitter aan onder de stemgerechtigde leden van de Hoge Raad. Deze mandaten zijn onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid van de Franse Gemeenschap of van één van haar instellingen van openbaar nut.

De voorzitter en de ondervoorzitter : 1° bereiden de vergaderingen van de Hoge Raad en van de werkgroepen voor;2° zorgen voor de externe vertegenwoordiging van de Hoge Raad;3° zorgen voor de overzending van de adviezen van de Hoge Raad;4° nodigen, indien nodig, elke persoon uit die de commissie een bijzonder aspect van de agenda kan ophelderen.

Art. 6.Elk lid dat de hoedanigheid verliest volgens dewelke hij aangesteld werd, wordt geacht ontslagnemend te zijn. Hij wordt vervangen door een persoon aangesteld volgens dezelfde voorwaarden om zijn mandaat te voleindigen.

Wordt ook geacht ontslagnemend te zijn het lid dat, zonder voorafgaande verantwoording, afwezig is op meer dan de helft van de jaarlijkse vergaderingen van de Hoge Raad.

Art. 7.Een personeelslid van de C.A.G. neemt het secretariaat van de Hoge Raad waar.

Art. 8.De Hoge Raad stelt, om de twee jaar, vóór 1 mei, een activiteitenverslag op. Dit wordt aan de Regering medegedeeld die het aan de Raad van de Franse Gemeenschap bezorgt.

Art. 9.§ 1. De Hoge Raad vergadert minstens twee keer per kalenderjaar, op oproep van de voorzitter.

Deze moet de Hoge Raad bijeenroepen als de Regering of ten minste een derde van de stemgerechtigde leden erom verzoeken. § 2. De aanwezigheid van ten minste de helft van de stemgerechtigde leden wordt vereist zodat de Hoge Raad geldig kan beraadslagen en beslissen. Wordt het quorum niet bereikt dan wordt een nieuwe vergadering binnen de tien werkdagen bijeengeroepen met dezelfde agenda.

In dit geval houdt de Hoge Raad geldig zitting ongeacht het aantal aanwezige stemgerechtigde leden.

De beslissingen worden bij absolute meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde leden genomen.

Art. 10.Binnen de twee maanden van zijn oprichting stelt de Hoge Raad een huishoudelijk reglement vast en legt het aan de Regering ter goedkeuring voor.

Art. 11.De Regering bepaalt de presentiegelden en de reiskosten waarop de leden van de Hoge Raad aanspraak kunnen maken.

TITEL III. - De autoriteit belast met adoptie in de Franse Gemeenschap

Art. 12.De Regering stelt een centrale autoriteit van de gemeenschap aan die, in het kader van dit decreet, als opdracht heeft : 1° informatie over de adoptie en zijn proces in de Franse Gemeenschap te geven en te verspreiden;2° de voorbereiding van de kandidaat-adoptanten te organiseren;3° de adoptie-instellingen te omkaderen, te coördineren, te controleren en te evalueren;4° met elke Belgische of buitenlandse autoriteit samen te werken die bevoegd is voor interne adoptie of voor interlandelijke adoptie;5° de informatie ingewonnen door de adoptie-instellingen over te brengen overeenkomstig de artikelen 29, tweede lid, 31, §2 en 48 wanneer de Gemeenschap geraadpleegd wordt in het kader van de artikelen 1231-6, 1231-29 en 1231-35 van het Gerechtelijk Wetboek;6° ervoor te zorgen dat de adoptiekinderen en de adoptanten begeleid worden;7° ervoor te zorgen dat de informatie betreffende de herkomst van adoptiekinderen wordt bewaard, inzonderheid deze die vervat zijn in het individueel dossier bedoeld in artikel 14, 2° en er de toegang toe te waarborgen;8° aan elke internationale, federale, gemeenschaps-, gewest- of plaatselijke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instantie een samenwerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van haar opdrachten;9° de relatie tussen elke Belgische en buitenlandse autoriteit die bevoegd is voor adoptie te bevorderen;10° elke andere opdracht te vervullen die opgelegd wordt door dit decreet of vermeld wordt in de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie;11° vóór 1 mei van elk jaar een activiteitenverslag op te stellen dat medegedeeld wordt aan de Regering die het aan de Raad van de Franse Gemeenschap overbrengt. TITEL IV. - De adoptie-instellingen HOOFDSTUK I. - De erkenning

Art. 13.Om te worden erkend als adoptie-instelling moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan : 1° samengesteld zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, een internationale vereniging zonder winstoogmerk, of een publiekrechtelijke rechtspersoon zijn;2° zijn zetel hebben op het grondgebied van het Franse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° zijn werkwijze en zijn filosofie te doen passen in het kader van de naleving van het hoger belang van het kind en van de fundamentele rechten die hem werden erkend in het Belgisch recht en in het internationaal recht;4° de opdrachten bepaald in Titel V, Hoofdstuk II, Afdeling 2 en Afdeling 3 en in de Titels VI en VII te vervullen;5° zich ertoe verbinden de volgende verplichtingen na te leven :

a) een coördinator en een pluridisciplinaire ploeg omvatten die ten minste samengesteld is uit een maatschappelijk assistent, een licenciaat in de psychologie en een doctor in de geneeskunde;b) aan de voorwaarden bepaald door de Regering met betrekking tot de infrastructuur en de werkingswijzen beantwoorden;c) geleid en beheerd worden door personen die bekwaam zijn voor hun morele integriteit en hun opleiding of ervaring op het gebied van de adoptie.

Art. 14.Om zijn erkenning te behouden moet een adoptie-instelling, naast de vervulling van de voorwaarden bedoeld in artikel 13 : 1° de overeenkomst bedoeld in de artikelen 33, § 2 en 37, § 2 met de kandidaat-adoptanten sluiten;deze overeenkomst bepaalt de verplichtingen van de instelling en van de kandidaten gedurende het verloop van de procedure voor verwantschap en voor adoptie en voor de nazorg na de adoptie, de details van de verschillende types kosten die de kandidaten zullen moeten betalen en de nadere regels voor de ontbinding van de overeenkomst; de Regering stelt het model van deze overeenkomst vast; 2° voor elke kandidaat-adoptant en elk kind dat aangeboden wordt voor adoptie een individueel dossier houden waarvan het model door de Regering wordt bepaald; 3° het toegang verlenen tot de individuele dossiers aan de ambtenaren van de C.A.G., onverminderd de bepalingen betreffende het beroepsgeheim; 4° binnen de veertien dagen elke wijziging in de samenstelling van het beheersorgaan of van het personeel van de adoptie-instelling aan de C.A.G. vermelden; 5° een afschrift aan de C.A.G. bezorgen van de informatie over elk kind dat aangeboden wordt voor adoptie; 6° op het einde van elk kwartaal een afschrift aan de C.A.G. bezorgen van de wachtlijsten betreffende het ontwikkelen van adoptieprojecten en de verwantschap; 7° op het einde van het eerste kwartaal van elk jaar, een activiteitenverslag aan de C.A.G. bezorgen waarvan de Regering het model vaststelt; 8° het gebruik van de ontvangen sommen verantwoorden, inzonderheid door middel van een document waarvan de Regering het model vaststelt;9° ten minste één keer per jaar aanvaarden te worden gecontroleerd door de ambtenaren van het bestuur; 10° de C.A.G. verwittigen van een ernstige gebeurtenis met gevolgen voor de adoptie-instelling; 11° de C.A.G. verwittigen van elke overeenkomst bedoeld in de artikelen 33, § 2 en 37, § 2 en van elke wijziging ervan; 12° elke keer dat een individuele toestand het vereist, een beroep doen op de diensten van consultanten gespecialiseerd op het juridisch en psychotherapeutisch gebied; 13° de leden van de pluridisciplinaire ploeg en de andere leden van zijn personeel de door de C.A.G. georganiseerde voortgezette opleiding doen volgen; 14° de leden van zijn pluridisciplinaire ploeg laten superviseren door een persoon of een dienst gespecialiseerd terzake; 15° aan de coördinatievergaderingen georganiseerd door de C.A.G. deelnemen.

Art. 15.De vereniging zonder winstoogmerk, de internationale vereniging zonder winstoogmerk of de publiekrechtelijke rechtspersoon die zijn/haar erkenning wenst te bekomen als tussenpersoon voor de adoptie, kan zijn/haar erkenning vragen voor de interne adoptie, de interlandelijke adoptie of voor beiden.

De Regering bepaalt de procedures voor de toekenning, de hernieuwing en de intrekking van de erkenning van de adoptie-instellingen.

De procedures voorzien ten minste in : 1° de nadere regels voor de indiening van de aanvraag om toekenning en hernieuwing van de erkenning;2° de nadere regels voor de vorm en de termijn en de voorwaarden waaronder de beslissingen moeten worden genomen in verband met de toekenning, de hernieuwing, de weigering en de intrekking van de erkenning bedoeld in artikel 46 van het decreet van 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd;de erkenning kan worden ingetrokken wanneer de instelling niet meer voldoet aan één of meer voorwaarden bedoeld in de artikelen 13 en 14; 3° de modaliteiten en voorwaarden voor de schorsing van de toekenning van subsidies;de toekenning van subsidies kan worden geschorst wanneer de instelling niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 14, 3°, 8° en 9° of in het kader van de procedure voor de intrekking van de erkenning; 4° de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de beslissingen tot weigering of tot intrekking van de erkenning en tot hernieuwing van de erkenning en tegen de beslissingen tot schorsing van de subsidies, de nadere regels voor dit beroep en de mogelijkheid om verhoord te worden in het kader van het beroep. De erkenning wordt toegekend voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

Wanneer de erkenningscommissie gevraagd wordt om een advies uit te brengen overeenkomstig het derde lid, 2°, hebben een tweede vertegenwoordiger van de adoptie-instellingen en een lid van de Hoge Raad voor adoptie, aangesteld door de Regering, ook zitting met beraadslagende stem, naast de vertegenwoordiger van de adoptie-instellingen bedoeld in § 1, 10°, van artikel 46 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd. HOOFDSTUK II. - De subsidiëring

Art. 16.Binnen de perken van de beschikbare kredieten bepaalt de Regering het bedrag van de subsidies toegekend aan de adoptie-instellingen.

Deze subsidies dekken de personeelskosten, de werkingskosten en de kosten gebonden aan de uitvoering van evaluaties van adoptieprojecten, alsook de kosten gebonden ofwel aan het werk met de oorspronkelijke gezinnen voor de interne adoptie-instellingen, ofwel aan het aanknopen en het behoud van betrekkingen met de bevoegde autoriteiten en de medewerkers van vreemde landen of territoriale entiteiten van vreemde landen voor de interlandelijke adoptie-instellingen. HOOFDSTUK III. - De medewerking in het buitenland

Art. 17.De adoptie-instelling die een medewerking in het buitenland wenst te verlenen, dient een aanvraag, per aangetekende brief, bij de C.A.G. in.

Ze voegt er de volgende documenten bij : 1° een vertaling in het Frans van de wetgeving over adoptie die van kracht is in elk land of in de territoriale entiteit van het betrokken land;2° de identiteit van de autoriteiten die bevoegd zijn voor de adoptie in het land of in de territoriale entiteit van het betrokken land alsook de identiteit van elke instelling, vereniging of persoon die ertoe gebracht worden om mee te werken met de instelling, hierna de « medewerkers » genoemd.3° een ontwerp van overeenkomst met haar medewerkers in het land of in de territoriale entiteit van het betrokken land;naast de werkingsmodaliteiten moet deze overeenkomst de verplichting voorzien voor de medewerkers om de grondslagen van het Verdrag van Den Haag na te leven; de Regering bepaalt het model van deze overeenkomst; 4° een ingevulde vragenlijst betreffende het land of de territoriale entiteit van het betrokken land waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld;5° een verslag van de opdracht in het land of in de territoriale entiteit van het betrokken land;6° elk ander nuttig document.

Art. 18.De C.A.G. onderzoekt de aanvraag bedoeld in artikel 17 en controleert inzonderheid : 1° of de autoriteiten en medewerkers bedoeld in artikel 17, 2° de toepasselijke wet, het hoger belang van het kind en de fundamentele rechten die hem zijn toegezegd in het Belgisch recht, in het recht van het land of van de territoriale entiteit van het betrokken land en in het internationaal recht eerbiedigen alsook het principe van subsidiariteit van de interlandelijke adoptie bepaald in artikel 21 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen te New York op 20 november 1989;2° of de aanvraag aan de behoeften voldoet van een vreemd land of van een territoriale entiteit van een vreemd land waarmee de aanvrager wenst mee te werken. Binnen de zes maanden na de ontvangst van de aanvraag brengt de C.A.G. haar advies over deze aanvraag aan de Regering over.

Binnen de drie maanden na de ontvangst van het advies van de C.A.G. hecht de Regering haar goedkeuring hieraan, ofwel stelt zij, in voorkomend geval, voorwaarden en maakt zij voorbehoud, ofwel weigert zij de aanvraag.

Art. 19.De adoptie-instelling is verantwoordelijk voor de naleving, door zijn medewerkers in het buitenland, van de voorwaarden bedoeld in artikel 18, eerste lid, 1°.

Zij zorgt voor de informatie en de opleiding van haar medewerkers in het buitenland, inzonderheid voor wat betreft de bepalingen van dit decreet.

Art. 20.Wanneer de adoptie-instelling niet meer beantwoordt aan de bepalingen voorzien in artikel 19 of als de toestand in het vreemde land of in de territoriale entiteit van het vreemde land het vereist, kan de Regering beslissen, op basis van een advies van de C.A.G., het akkoord te schorsen dat gegeven wordt overeenkomstig artikel 18 of bijkomende voorwaarden te stellen bij de voortzetting van de toegelaten medewerking.

De Regering neemt een definitieve beslissing na een geschreven verslag te hebben gekregen van de C.A.G. die de adoptie-instelling verhoort.

TITEL V. - De adoptievoorbereiding HOOFDSTUK I

Art. 21.De C.A.G. zorgt voor en verspreidt de algemene informatie betreffende de adoptie en haar proces binnen de Franse Gemeenschap.

In dit kader bezorgt de C.A.G. aan de kandidaat-adoptanten die erom verzoeken een inschrijvingsformulier voor de voorbereidingscycli.

Art. 22.De voorbereidingscycli omvatten de volgende drie fasen : 1° het inlichten van informatie van de kandidaat-adoptanten over de juridische, contextuele, culturele, ethische en menselijke aspecten van de adoptie, hierna « informatie » genoemd;2° de sensibilisering van de kandidaat-adoptanten voor wat betreft de psychologische, familiale en relationele inzetten van de adoptie, hierna de « sensibilisering » genoemd.3° het ontwikkelen, met de kandidaat-adoptanten, van hun adoptieproject, rekening houdend met de juridische, psychologische, familiale en relationele gevolgen van dit project op hun leven en dat van het kind dat moet worden geadopteerd, hierna « ontwikkelen van het adoptieproject » genoemd.

Art. 23.§ 1. Een voorbereidingscyclus omvat ten minste : 1° in het kader van de informatie, een module van tien uren in totaal met hoogstens twintig koppels of personen per module;2° in het kader van de sensibilisering, een module van veertien uren in totaal met hoogstens tien koppels of personen per module;3° in het kader van het ontwikkelen van het adoptieproject, een module van vijf geïndividualiseerde onderhouden. § 2. De kandidaat-adoptanten moeten de verschillende stappen van de voorbereidingscyclus gevolgd hebben binnen een termijn van acht maanden vanaf de eerste deelname aan de informatiemodule bedoeld in § 1, 1°. Op verzoek van de kandidaat-adoptanten kan deze termijn worden verlengd tot hoogstens vierentwintig maanden.

Zijn ze getrouwd of samenwonend, moeten de kandidaat-adoptanten samen deelnemen aan de verschillende stappen van de voorbereidingscyclus.

Elke aanvraag om afwijking moet schriftelijk door de kandidaat-adoptanten aan de C.A.G. gericht worden. § 3. De Regering bepaalt de criteria gebonden aan de inkomsten, de bedragen en de stortingswijze van de kosten te betalen door de kandidaat-adoptanten voor hun deelname aan de verschillende stappen van de voorbereidingscyclus.

Art. 24.De C.A.G. kan een specifieke voorbereidingscyclus invoeren voor de kandidaat-adoptanten die al een voorbereiding hebben gevolgd, georganiseerd door de Franse Gemeenschap in het kader van een adoptie die voorafgaandelijk werd aangegaan.

De Regering bepaalt de nadere regels voor deze cyclus. HOOFDSTUK II. - De organisatie van voorbereidingscycli Afdeling I. - De informatie en de sensibilisering

Art. 25.De C.A.G. organiseert voorbereidingsvergaderingen die gewijd zijn aan de informatie en de sensibilisering. Ze kan het geheel of een gedeelte van de animatie van haar vergaderingen aan deskundigen toevertrouwen die per prestatie aangeworven worden. Afdeling 2. - Het ontwikkelen van het adoptieproject

Art. 26.Het ontwikkelen van het adoptieproject gebeurt door een adoptie-instelling gekozen onder de kandidaat-adoptanten.

Bij het ontwikkelen van het adoptieproject begeleidt de instelling de kandidaat-adoptanten in het ontwikkelen van hun project, rekening houdend met de verworven kennis van het informatie- en sensibliseringproces, en door hun project aan te passen aan hun bekwaamheden en individuele vaardigheden.

De begeleiding door professionelen bestaat uit twee onderhouden met een maatschappelijk assistent, twee onderhouden met een psycholoog en een onderhoud met een doctor in de geneeskunde.

Art. 27.Het ontwikkelen van het adoptieproject kan slechts één keer tijdens dezelfde voorbereidingscyclus plaatsvinden en moet integraal door dezelfde instelling gebeuren.

Art. 28.Op het einde van de fase van het ontwikkelen van het project deelt de adoptie-instelling de C.A.G. de naam mee van de kandidaten die deze fase hebben beëindigd.

De C.A.G. reikt de kandidaat-adoptanten een getuigschrift uit dat bekrachtigt dat de voorbereiding gevolgd werd, overeenkomstig artikel 346-2 van het Burgerlijk Wetboek.

Dit getuigschrift is één jaar geldig.

In het kader van de interne adoptie kan deze geldigheidsduur door de C.A.G worden verlengd op voorwaarde dat de kandidaat-adoptanten de overeenkomst binnen het jaar van uitreiking hebben ondertekend overeenkomstig artikel 33, 2. Afdeling III. - De raadpleging van de Gemeenschappen in het kader van

het maatschappelijk onderzoek van de jeugdrechtbank

Art. 29.In het kader van het maatschappelijk onderzoek bedoeld in de artikelen 1231-6 en 1232-29 van het Gerechtelijk Wetboek wordt de C.A.G. geraadpleegd.

Naar aanleiding van deze raadpleging bezorgt ze de jeugdrechtbank sociale, juridische, medische en psychologische informatie. Volgens het door de Regering vastgestelde model wordt die informatie ingewonnen bij de adoptie-instelling die het ontwikkelen van het adoptieproject met de kandidaat-adoptanten mogelijk heeft gemaakt.

TITEL VI. - De verwantschap HOOFDSTUK I. - De interne adoptie Afdeling 1. - De tussenkomst bij kinderen die geadopteerd kunnen

worden of bij hun oorspronkelijke ouders

Art. 30.De adoptie-instelling staat ter beschikking van de ouders en toekomstige ouders in moeilijkheden die de adoptie van hun geboren kind of het kind dat zal geboren worden overwegen, alsook van de voogden, de toeziende voogden of de voogden ad hoc, in de gevallen bedoeld in artikel 348-5 van het Burgerlijk Wetboek.

De adoptie-instelling zorgt ervoor dat ze ingelicht worden over de alternatieven voor adoptie, de juridische effecten van de adoptie en van de psychologische gevolgen ervan.

Ze kan ze ook verwijzen naar de diensten voor gespecialiseerde hulpverlening.

Art. 31.§ 1. Wanneer de personen bedoeld in artikel 30, eerste lid, bevestigen dat ze van plan zijn het kind te laten adopteren, machtigen ze de adoptie-instelling daar schriftelijk toe.

De adoptie-instelling wint bij deze personen de informatie in die nuttig is voor het mogelijke onderzoek gebonden aan de herkomst bedoeld in § 2.

Ze verleent hen bijstand in de uitvoering van wettelijke en administratieve stappen betreffende de adoptie van het kind en een psychologische steun gedurende de hele adoptieprocedure.

Ze staat ter hun beschikking na de uitspraak van de adoptie. § 2. De adoptie-instelling voert een psycho-medisch-sociale studie uit betreffende het kind waarvoor de personen bedoeld in artikel 30, eerste lid, de adoptie-instelling gemachtigd hebben, overeenkomstig § 1.

De Regering bepaalt het model van deze psycho-medisch-sociale studie.

Deze studie benadrukt de specifieke behoeften van het kind ten opzichte van de overwogen adoptie.

Op basis van deze studie is de adoptie-instelling op zoek, voor elk kind, naar de bestgeschikte kandidaat-adoptanten rekening houdend met de kenmerken en de behoeften van dit kind.

Ze bereidt het kind op zijn adoptie voor en zorgt voor zijn begeleiding tot de uitspraak van de adoptie door ten minste één bezoek te brengen binnen de eerste drie maanden van zijn aankomst thuis bij de kandidaat-adoptanten en door daarna een driemaandelijks ontmoeting tot stand te brengen thuis bij de kandidaat-adoptanten of ten zetel van de adoptie-instelling.

De adoptie-instelling blijft ter beschikking van de geadopteerde persoon voor enige hulp en oriëntatie met inachtneming van artikel 49. Afdeling 2. - De tussenkomst bij de kandidaat-adoptanten

Art. 32.De adoptie-instelling organiseert een gratis informatievergadering tijdens dewelke haar opdrachten, haar algemene werking, haar werkwijze, haar ethische gronden en haar medewerkingen in België zullen inzonderheid worden voorgesteld. Tijdens deze vergadering overhandigt zij de kandidaat-adoptanten een exemplaar van het ontwerp van overeenkomst bedoeld in artikel 14, 1°.

Art. 33.§ 1. Wanneer, na de voorbereidingscyclus bedoeld in Titel V, de kandidaat-adoptanten de adoptie-instelling schriftelijk bevestigen dat ze van plan zijn haar de omkadering van hun ontwerp toe te vertrouwen, 1° de adoptie-instelling licht de C.A.G. binnen de acht dagen in over de beslissing van de kandidaat-adoptante; wanneer het ontwikkelen van het adoptieproject door een andere adoptie-instelling mogelijk gemaakt werd, geeft de C.A.G. de adoptie-instelling, met akkoord van de kandidaat-adoptanten, een afschrift van de informatie ingewonnen bij dit ontwikkelen, overeenkomstig het model bedoeld in artikel 29, tweede lid; 2° de adoptie-instelling organiseert één of meer onderhouden met de kandidaat-adoptanten om uit te maken of hun aanvraag in volkomen gelijkheid is met het profiel van de kinderen die de adoptie-instelling voorstelt om geadopteerd te worden;tijdens het laatste onderhoud deelt zij de kandidaten mondeling haar met redenen omklede beslissing mee om hun aanvraag al dan niet te omkaderen. 3° de adoptie-instelling bevestigt schriftelijk de kandidaat-adoptanten de beslissing bedoeld in punt 2°, en dit binnen de maand van de mondelinge mededeling van deze beslissing; 4° de adoptie-instelling stuurt een afschrift van deze met redenen omklede beslissing aan de C.A.G. § 2. Bij een positief antwoord sluiten de kandidaat-adoptanten de overeenkomst bedoeld in artikel 14, 1° met de adoptie-instelling.

Ze storten aan de C.A.G. de kosten die verschuldigd zijn voor de omkadering van hun aanvraag door de instelling, waarvan de criteria gebonden aan de inkomsten, het bedrag en de stortingswijzen bepaald worden door de Regering. « 3. Daarna : 1° wanneer een bepaald kind hen kan worden voorgesteld, organiseert de adoptie-instelling een onderhoud met de kandidaat-adoptanten tijdens hetwelk de elementen van de psycho-medisch-sociale studie betreffende het kind bedoeld in artikel 31, § 2 worden voorgesteld;de kandidaat-adoptanten stemmen schriftelijk in met dit voorstel; 2° bereidt de adoptie-instelling de kandidaat-adoptanten op de opvang van het kind voor;3° zorgt de adoptie-instelling ervoor dat alle wettelijke en administratieve maatregelen uitgevoerd worden voor het eventuele verblijf van het kind bij de kandidaat-adoptanten;4° staat de adoptie-instelling met raad en daad de kandidaat-adoptanten bij in het kader van de procedure vóór de jeugdrechtbank; 5° licht de adoptie-instelling de C.A.G. in over het voorstel betreffende het kind en de indiening van het verzoek van de kandidaat-adoptanten bij de jeugdrechtbank; 6° wanneer een kind thuis bij de kandidaat-adoptanten vóór de uitspraak van het adoptievonnis verblijft, zorgt de adoptie-instelling voor de begeleiding van de kandidaat-adoptanten door ten minste één bezoek thuis te brengen binnen de eerste drie maanden die volgen op zijn aankomst en door daarna een zesmaandelijkse ontmoeting tot stand te brengen thuis of ten zetel van de adoptie-instelling;7° blijft de adoptie-instelling ter beschikking van de adoptanten voor enige hulp en oriëntatie. HOOFDSTUK II. - De interlandelijke adoptie van kinderen die hun gewone verblijfplaats in een andere Staat hebben Afdeling 1. - De omkadering van de aanvragen door de

adoptie-instellingen

Art. 34.De adoptie-instelling zoekt mee naar de bestgeschikte kandidaat-adoptanten rekening houdend met de kenmerken van elk kind.

Zij gaat na of de oorspronkelijke ouders, moesten ze instemmen met de adoptie, behoorlijk ingelicht werden over de juridische en psychologische gevolgen betreffende de overwogen adoptie voor hun kind. Zij gaat ook na of het kind op de adoptie voorbereid werd.

Art. 35.De adoptie-instelling zorgt ervoor dat de documenten betreffende het kind met het opschrift van artikel 361-3, 2° van het Burgerlijk Wetboek overeenstemmen.

Art. 36.De adoptie-instelling organiseert een gratis informatievergadering tijdens dewelke haar opdrachten, haar algemene werking, haar werkwijze, haar ethische gronden en haar medewerkers in het buitenland inzonderheid worden voorgesteld. Tijdens deze vergadering geeft zij de kandidaat-adoptanten : 1° een dossier met een overzicht van de adoptie in vreemde landen of territoriale entiteiten van vreemde landen waarmee mag worden meegewerkt, het standpunt van de bescherming van het kind en de behoeften van de kinderen die kunnen worden geadopteerd;2° een exemplaar van het ontwerp van overeenkomst bedoeld in artikel 14, 1°.

Art. 37.§ 1. Wanneer, na de voorbereidingscyclus bedoeld in Titel V, de kandidaat-adoptanten de adoptie-instelling schriftelijk bevestigen dat ze van plan zijn haar de verdere omkadering van hun ontwerp toe te vertrouwen : 1° licht de adoptie-instelling de C.A.G. in binnen de acht dagen over de beslissing van de kandidaat-adoptanten; wanneer het ontwikkelen van het adoptieproject door een andere adoptie-instelling mogelijk gemaakt werd, geeft de C.A.G. de adoptie-intelling, met akkoord van de kandidaat-adoptanten, een afschrift van de informatie ingewonnen tijdens dit ontwikkelen, overeenkomstig het model bedoeld in artikel 29, tweede lid; 2° organiseert de adoptie-instelling één of meer onderhouden met de kandidaat-adoptanten om uit te maken of hun aanvraag verenigbaar is : a) met de adoptievoorwaarden van vreemde landen of van territoriale entiteiten van vreemde landen waarmee mag worden meegewerkt;b) met de vermeldingen opgenomen in het vonnis uitgesproken door de jeugdrechter betreffende hun geschiktheid;c) met het profiel van de kinderen die kunnen worden geadopteerd door bemiddeling van de adoptie-instelling en met de behoeften van de oorspronkelijke landen;3° deelt de adoptie-instelling, tijdens het laatste onderhoud bedoeld in punt 2°, de kandidaten mondeling de met redenen omklede beslissing mee om hun aanvraag al dan niet te omkaderen;4° bevestigt de adoptie-instelling schriftelijk de kandidaat-adoptanten de beslissing bedoeld in punt 3°, binnen de maand na de mondelinge mededeling van deze beslissing; 5° stuurt de adoptie-instelling een afschrift van deze met redenen omklede beslissing aan de C.A.G.. § 2. Bij een positief antwoord sluiten de kandidaat-adoptanten de overeenkomst bedoeld in artikel 14, 1° met de adoptie-instelling.

Ze storten aan de C.A.G. de kosten die verschuldigd zijn voor de omkadering van hun aanvraag door de instelling, waarvan de criteria gebonden aan de inkomsten, het bedrag en de stortingswijzen bepaald worden door de Regering. § 3. Daarna 1° staat de adoptie-instelling met raad en daad de kandidaat-adoptanten bij in het kader van de aanleg van het dossier dat gericht moet worden aan de bevoegde buitenlandse autoriteit; 2° vraagt de adoptie-instelling aan de C.A.G. haar een afschrift van het vonnis te sturen over de geschiktheid van de kandidaat-adoptanten alsook van het verslag bedoeld in artikel 1231-32 van het Gerechtelijk Wetboek; 3° controleert de adoptie-instelling of het dossier dat aan de bevoegde buitenlandse autoriteit moet worden gestuurd overeenkomstig artikel 361-3, 1° van het Burgerlijk Wetboek, volledig is en laat het, in voorkomend geval, vertalen; 4° stuurt de adoptie-instelling het dossier aan de C.A.G. voor onderzoek vóór de verzending door de instelling aan de bevoegde buitenlandse autoriteit; 5° ontvangt de adoptie-instelling van de bevoegde buitenlandse autoriteit, door bemiddeling van de C.A.G., documenten betreffende het kind bedoeld in artikel 361-3, 2° van het Burgerlijk Wetboek of, in voorkomend geval, de gelijkgestelde documenten of de vrijstelling van de overlegging ervan, overeenkomstig artikel 361-4 van het Burgerlijk Wetboek; 6° organiseert de adoptie-instelling een onderhoud met de kandidaat-adoptanten tijdens hetwelk het voorstel om het kind bedoeld in punt 5° te adopteren hen wordt gedaan;tijdens dit onderhoud worden de documenten bedoeld in artikel 35 voorgesteld alsook elke andere bijkomende informatie betreffende het kind; de kandidaat-adoptanten stemmen schriftelijk in met dit voorstel met toepassing van artikel 361-3, 3° van het Burgerlijk Wetboek; 7° licht de adoptie-instelling de C.A.G. in over het akkoord van de kandidaat-adoptanten over het voorstel betreffende het kind; stuurt dit akkoord alsook dat van de C.A.G. aan de bevoegde buitenlandse autoriteit overeenkomstig artikel 361-3, 5° van het Burgerlijk Wetboek; 8° bereidt de adoptie-instelling de kandidaat-adoptanten voor op de opvang van het kind en hun verplaatsing in het land of in de territoriale entiteit van het betrokken land;9° verleent de adoptie-instelling de nodige hulp aan de kandidaat-adoptanten bij hun verplaatsing in het buitenland in het kader van de voortzetting van de procedure van het betrokken land;10° zorgt de adoptie-instelling voor de begeleiding van het adoptiekind en de adoptanten : a) door postadoptieve begeleidingen uit te voeren, vereist door de autoriteiten van het oorspronkelijke land;b) door ten minste één bezoek thuis bij de kandidaat-adoptanten te brengen binnen de drie maanden na de aankomst van het kind in België;c) door elke andere tussenkomst te organiseren na deze termijn, die nodig wordt geacht gezien de moeilijkheden van integratie van het kind bij de adoptanten;11° blijft de adoptie-instelling ter beschikking van de adoptanten en de geadopteerde personen voor enige hulp en oriëntatie met inachtneming van artikel 49.

Art. 38.De adoptie-instelling kan zorgen voor de omkadering van de bijzondere aanvragen bedoeld in Titel VI, hoofdstuk II, afdeling 2. In dit geval zorgt de adoptie-instelling voor één of meer opdrachten bedoeld in de artikelen 34 tot 37, naar gelang de aanvraag van de C.A.G. Afdeling 2. - De omkadering van de aanvragen door de C.A.G.

Art. 39.De kandidaat-adoptanten die in het bezit zijn van een geschiktheidsvonnis zoals bedoeld in artikel 1231-31 van het Gerechtelijk Wetboek en die niet wensen dat hun aanvraag om interlandelijke adoptie door een adoptie-instelling omkaderd wordt of waarvan de aanvraag betrekking heeft op een land of een territoriale entiteit van een land waarmee geen enkele adoptie-instelling toegelaten wordt om mee te werken, nemen contact op met de C.A.G. De C.A.G. verzoekt ze zich aan te melden bij een onderhoud om hun adoptieproject uiteen te zetten. Tijdens dit onderhoud licht de C.A.G. ze in over de te volgen procedure en geeft ze een type-vragenlijst die ingevuld moet worden.

De C.A.G. kan weigeren de aanvraag bedoeld in het tweede lid te omkaderen als : 1° de wetgeving van het betrokken vreemde land bepaalt dat de postadoptieve begeleidingen door een terzake gespecialiseerde dienst mogelijk moeten worden gemaakt;in dit geval moet de aanvraag omkaderd worden door een adoptie-instelling; 2° ze betrekking heeft op een land waar een gewapend conflict aan de gang is of op een slachtoffer van een natuurramp.

Art. 40.Om het onderzoek naar hun aanvraag mogelijk te maken, bezorgen de kandidaat-adoptanten aan de C.A.G. de ingevulde type-vragenlijst, een afschrift van de buitenlandse wetgeving inzake adoptie vertaald in het Frans alsook een afschrift van elk nuttig document dat erop gericht is de C.A.G. op te helderen over hun adoptieproject alsook de identiteit van hun contactpersoon in het buitenland.

De C.A.G. vraagt, in voorkomend geval, om hulp van elke autoriteit of bevoegde Belgische en buitenlandse instelling om na te gaan, inzonderheid : 1° of de contactpersoon in het buitenland van de kandidaat-adoptanten de toepasselijke wet naleeft, alsook het hoger belang van het kind en de fundamentele rechten die hem worden toegekend in het internationaal recht;2° of het vreemde land, de territoriale entiteit van een vreemd land en het contact in het buitenland van de kandidaat-adoptanten het principe van subsidiariteit van de interlandelijke adoptie bedoeld in artikel 21 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen te New York op 20 november 1989, eerbiedigen;3° of de aanvraag aan de behoeften van het vreemde land of van de territoriale entiteit van het vreemde land beantwoordt;4° of de aanvraag geen enkel onverschuldigd materieel voordeel met zich meebrengt voor de personen die verantwoordelijk zijn voor het kind of voor elke andere persoon, overeenkomstig artikel 21, d), van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen te New York op 20 november 1989.

Art. 41.De C.A.G. geeft kennis aan de kandidaat-adoptanten, binnen een termijn van hoogstens zes maanden na de ontvangst van de documenten bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de met redenen omklede beslissing voor wat betreft de mogelijkheid om dit adoptieproject al dan niet verder te zetten.

Art. 42.Op verzoek van de kandidaat-adoptanten kan de C.A.G. de voortzetting van de omkadering van de aanvraag aan een adoptie-instelling toevertrouwen.

De adoptie-instelling omkadert deze aanvraag overeenkomstig artikel 38.

Art. 43.Wanneer de C.A.G. zichzelf de voortzetting van de aanvraag omkadert, sluiten de kandidaat-adoptanten met de C.A.G. een overeenkomst die de verplichtingen van de C.A.G. en van de kandidaten bepaalt tijdens het verloop van de procedure voor verwantschap en adoptie en voor de verwezenlijking van postadoptieve begeleidingen, de details van verschillende types kosten die de kandidaten zullen moeten betalen en de nadere regels voor de ontbinding van de overeenkomst.

De Regering bepaalt het model van deze overeenkomst.

Art. 44.De C.A.G. controleert of het dossier dat tot de bevoegde buitenlandse autoriteit moet worden gericht overeenkomstig artikel 316-3, 1° van het Burgerlijk Wetboek, volledig en, in voorkomend geval, vertaald is. Ze stuurt het dossier aan de bevoegde buitenlandse autoriteit.

Bij ontvangst van de documenten betreffende het kind bedoeld in artikel 361-3, 2° van het Burgerlijk Wetboek of, in voorkomend geval, van de documenten die gelijkgesteld worden geacht, overeenkomstig artikel 361-4 van het Burgerlijk Wetboek verzoekt de C.A.G. de kandidaat-adoptanten om een onderhoud tijdens hetwelk ze kennis nemen van de informatie betreffende het kind.

De C.A.G. bezorgt aan de bevoegde buitenlandse autoriteiten het akkoord van de kandidaat-adoptanten en dat over het voorgestelde kind, overeenkomstig artikel 361-5° van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 45.De Regering bepaalt de criteria gebonden aan de inkomsten, de bedragen en de stortingswijzen van de kosten omtrent het onderzoek uitgevoerd door de C.A.G. naar de aanvraag bedoeld in artikel 39, alsook van de kosten omtrent de overzending en de vertaling van de documenten die nodig zijn voor de verwezenlijking van het adoptieproject. Afdeling 3. - De begeleiding van de geadopteerde kinderen en van de

adoptanten

Art. 46.§ 1. De postadoptieve begeleidingen die vereist worden door de buitenlandse autoriteiten of instanties, worden verwezenlijkt door de adoptie-instellingen. § 2. De Regering bepaalt het maximum bedrag dat gevraagd mag worden per begeleiding aan de kandidaat-adoptanten. Dit bedrag dekt de kosten van de verwezenlijking van de begeleiding, met inbegrip van de reiskosten van de persoon die voor deze begeleiding zorgt, de kosten van het opstel, de vertaling en de verzending met betrekking tot deze begeleiding. HOOFDSTUK III. - De interlandelijke adoptie van kinderen die hun gewone verblijfplaats in België hebben

Art. 47.Wanneer de C.A.G. van de federale centrale autoriteit een verslag krijgt over één of meer personen die in het buitenland verblijven en die een kind dat zijn gewone verblijfplaats in België heeft, wensen te adopteren, overeenkomstig artikel 362-1 van het Burgerlijk Wetboek, stuurt ze deze aanvraag aan de erkende instellingen voor de interne adoptie.

Indien een kind door één of meer personen kan worden geadopteerd die hun gewone verblijfplaats in het buitenland hebben, licht de adoptie-instelling de C.A.G. er over in, die deze informatie aan de federale centrale autoriteit bezorgt.

Art. 48.Wanneer, in het kader van het maatschappelijk onderzoek bedoeld in artikel 1231-35 van het Gerechtelijk Wetboek, de C.A.G. geraadpleegd wordt, vraagt ze aan de adoptie-instelling om een psycho-medisch-sociale studie betreffende het kind bedoeld in artikel 47 uit te voeren.

De Regering bepaalt het model van de psycho-medisch-sociale studie.

Deze studie benadrukt de specifieke behoeften van het kind ten opzichte van de overwogen adoptie.

TITEL VII. - Het beheer van de dossiers en archieven

Art. 49.De C.A.G. en de adoptie-instellingen bewaren de informatie, waarover ze beschikken, over de oorsprong van het adoptiekind, inzonderheid deze die betrekking heeft op de identiteit van de moeder en de vader alsook van deze die betrekking heeft op het medisch verleden van het adoptiekind en zijn gezin.

De dossiers waarover ze beschikken mogen geraadpleegd worden door elke adoptiepersoon of door zijn vertegenwoordiger, overeenkomstig artikel 368-7 van het Burgerlijk Wetboek en de Belgische wet.

Art. 50.Ingeval van intrekking van de erkenning, van stopzetting van de activiteiten of van ontbinding van de instelling worden de dossiers van de adoptanten, die niet hebben kunnen worden afgesloten, en de archieven betreffende de adoptie binnen de maand aan de C.A.G. door de adoptie-instelling overgebracht.

TITEL VIII. - Wijzigings- opheffings- overgangs- en slotbepalingen

Art. 51.§ 1 van artikel 27 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd wordt aangevuld als volgt : «, met uitzondering van de materie betreffende de adoptie. » Een § 5 wordt toegevoegd aan artikel 46 van dit decreet, luidend als volgt : « De Commissie voert ook opdrachten uit die haar worden toevertrouwd door artikel 15 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de adoptie. ».

Art. 52.Een punt 59 wordt toegevoegd aan de tabel gevoegd bij het decreet van 27 oktober 1997 houdende aanwijzing van de begrotingsfondsen vermeld in de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 53.Worden opgeheven : 1° artikel 50 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, zoals gewijzigd door het decreet van 6 april 1998, en artikel 61 van het decreet van 4 maart 1991;2° het besluit van 11 juin 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen, zoals gewijzigd door de besluiten van 2 maart 2000 en 4 juli 2002;3° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 juli 1992 houdende oprichting van de overheid voor internationale adoptie van de Franse Gemeenschap;4° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 oktober 1999 houdende aanstelling van de leden van de overheid voor internationale adoptie van de Franse Gemeenschap;

Art. 54.Om zijn erkenning te kunnen bewaren voor een termijn van twee jaar op basis van dit decreet moet de adoptie-instelling, die definitief erkend wordt op de datum van inwerkingtreding van deze, overeenkomstig het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juni 1999 betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen, aan de Regering, binnen de twee maanden van zijn inwerkingtreding, bevestigen dat zij aanvaardt te voldoen aan de erkenningsvoorwaarden en het geheel van de opdrachten bedoeld in Titel V, Hoofdstuk II, Afdeling 2 en Afdeling 3, en aan de Titels VI en VII te voeren.

De adoptie-instelling licht binnen dezelfde termijn de Regering in over haar wens om haar opdrachten voort te zetten ofwel voor de interne adoptie, ofwel voor de interlandelijke adoptie, ofwel voor beide.

Om zijn opdrachten voort te kunnen zetten zowel voor de interne adoptie als voor de interlandelijke adoptie moet de adoptie-instelling gemiddeld ten minste twintig per cent van elk type adoptie bewijzen tijdens vijf jaren die voorafgaan aan de inwerkingtreding van dit decreet.

Uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van deze termijn van twee jaar kan de adoptie-instelling de hernieuwing van haar erkenning op basis van artikel 15 aanvragen.

Art. 55.Onverminderd de toepassing van artikel 19 bewaren de adoptie-instellingen die erkend worden op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, tot de hernieuwing van hun erkenning, de toelating voor de lopende medewerkingen met een vreemd land, een territoriale entiteit van een vreemd land of een tussenpersoon in het buitenland waarvan ze de instemming van de minister hebben gekregen die bevoegd is voor hulpverlening aan de jeugd, overeenkomstig het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juni 1999.

Art. 56.Dit decreet treedt in werking op de datum vastgesteld door de Regering.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 31 maart 2004.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, O. CHASTEL De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2003-2004 Stukken van de Raad.- Ontwerp van decreet, nr. 509-1. - Commmissieamendementen, nr. 509-2. - Verslag, nr. 509-3. - Vergaderingsamendementen, nr. 509-4.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 23 maart 2004.

^