Etaamb.openjustice.be
Decreet van 28 februari 2013
gepubliceerd op 04 april 2013

Decreet houdende verschillende statutaire bepalingen betreffende het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2013029249
pub.
04/04/2013
prom.
28/02/2013
ELI
eli/decreet/2013/02/28/2013029249/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2013. - Decreet houdende verschillende statutaire bepalingen betreffende het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen als volgt : « Hoofdstuk II. - Rechten en plichten ».

Art. 2.In hoofdstuk II van hetzelfde koninklijk besluit, wordt een afdeling 1 ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling 1. Rechten van het personeelslid ».

Art. 3.In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 2, wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 4bis.- Het personeelslid heeft het recht : 1° te werken in de voorwaarden, op de tijdstippen en plaatsen die in zijn aanstellings- of benoemingsakte overeengekomen zijn, waarbij het inzonderheid beschikt over de instrumenten en de stoffen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het werk;2° dat als een goed huisvader ervoor wordt gezorgd dat zijn werk wordt uitgevoerd in omstandigheden die geschikt zijn voor de veiligheid en de gezondheid, en dat de eerste hulp hem wordt toegediend als er een ongeval zich voordoet;3° dat zijn wedden worden uitbetaald overeenkomstig de regeling;4° de voorkomendheid en de zorg te genieten die noodzakelijk zijn voor zijn onthaal, inzonderheid als het gaat om een jong personeelslid;5° dat als een goed huisvader ervoor wordt gezorgd dat de werkinstrumenten die hem behoren, worden bewaard.Zijn werkinstrumenten kunnen hem in geen geval worden afgehouden; 6° met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld en geen slachtoffer te zijn van een verbaal of niet-verbaal gedrag dat die waardigheid zou kunnen aantasten of van elke pesterij.»

Art. 4.In dezelfde afdeling 1, wordt een artikel 4ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 4ter.Wanneer zijn aanstelling eindigt, heeft het personeelslid het recht alle sociale documenten te krijgen. »

Art. 5.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 4quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 4quater.Heeft recht op de wedde die hem zou zijn toegekend, indien het zijn dagtaak normaal had kunnen uitoefenen, het personeelslid dat arbeidsgeschikt is op het ogenblik dat het zich naar zijn werk begeeft en dat : 1° terwijl het zich normaal naar zijn werk begeeft, pas met vertraging of helemaal niet aankomt op zijn arbeidsplek, voor zover die vertraging of die afwezigheid te wijten is aan een feit dat zich op de weg naar het werk heeft voorgedaan en dat onafhankelijk is van zijn wil;2° behalve in geval van staking, wegens een feit buiten zijn wil, ofwel niet kan beginnen te werken, terwijl het zich normaal naar zijn werkplek had begeefd, ofwel het werk waarmee het bezig was niet kan voortzetten.».

Art. 6.In dezelfde afdeling wordt een artikel 4quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 4quinquies.Overeenkomstig de specifieke regelingen hebben de personeelsleden het recht afwezig te zijn van hun werk, met behoud van hun normale bezoldiging, naar aanleiding van familiale gebeurtenissen, voor het nakomen van burgerlijke verplichtingen of de vervulling van burgerlijke opdrachten, en bij dagvaarding voor het gerecht. ».

Art. 7.In hoofdstuk II van hetzelfde koninklijk besluit, wordt een afdeling 2 ingevoegd, die de huidige tekst van de artikelen 5 tot 14 overneemt, met als opschrift « Afdeling 2. Plichten van het personeelslid ».

Art. 8.In artikel 14ter van hetzelfde koninklijk besluit, wordt paragraf 2 aangevuld met een lid, luidend als volgt : « De Commissie wordt bijgestaan door een secretaris die de Minister kiest uit de personeelsleden van de algemene directie personeel van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. »

Art. 9.In artikel 14quater van hetzelfde koninklijk besluit, wordt paragraaf 2 aangevuld met een lid, luidend als volgt : « De Commissie wordt bijgestaan door een personeelslid dat aangewezen is voor de cel aanstellingen van de algemene directie personeel van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. »

Art. 10.In artikel 14 sexies van hetzelfde koninklijk besluit, wordt paragraaf 2 aangevuld met een lid, luidend als volgt : « De Commissie wordt bijgestaan door een secretaris die de Minister kiest uit de personeelsleden van de algemene directie personeel van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. »

Art. 11.In artikel 14septies van hetzelfde koninklijk besluit, wordt paragraaf 2 aangevuld met een lid, luidend als volgt : « De Commissie wordt bijgestaan door een personeelslid dat aangewezen is voor de cel aanstellingen van de algemene directie personeel van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. »

Art. 12.In artikel 17bis van hetzelfde koninklijk besluit, zoals ingevoegd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993 en aangevuld bij het decreet van 3 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Het eerste lid is niet van toepassing op het onderwijs voor sociale promotie »;2° artikel 17bis, waarvan het eerste lid en het tweede lid paragraaf 1 zullen uitmaken, wordt aangevuld met drie paragrafen, luidend als volgt : « § 2.De betrekkingen die na de reaffectatieverrichtingen vacant zijn gebleven, worden binnen de eerste helft van de maand januari in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De volledige of onvolledige vacante betrekkingen worden per zone en per ambt gerangschikt, met het oog op affectatiewijzigingen bedoeld in artikel 48, § 1.

Op het einde van de statutaire verrichting bedoeld in het eerste lid, wordt het overschot van de betrekkingen gebruikt voor de benoemingsuitbreidingen, zoals bedoeld in artikel 45, § 2ter, en vervolgens, voor de tijdelijke aanstellingen, zoals bedoeld in de artikelen 30 en volgende. § 3. De Minister bepaalt de vacante betrekkingen die in het Belgisch Staatsblad worden vermeld, en die hij wenst toe te kennen via de statutaire verrichtingen bedoeld in § 2. § 4. De Minister bepaalt de beschikbare betrekkingen die hij wenst toe te kennen door middel van affectatiewijzigingen en aanstellingen van prioritaire tijdelijken.

Onder beschikbare betrekking, dient te worden verstaan, een betrekking waarvan de titularis, in vast verband benoemd, gedurende het gehele vorige jaar in het betrokken ambt werd vervangen of een betrekking die werd gecreëerd overeenkomstig de regels betreffende de omkadering gedurende het vorige schooljaar. »

Art. 13.In artikel 25 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993 en aangevuld bij het decreet van 3 maart 2004, wordt tussen het eerste lid en het tweede lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : « Onverminderd het eerste lid, voor zover de personeelsleden geen ongunstig verslag hebben gekregen, worden ze opnieuw aangesteld in de betrekking die ze in het voorafgaande jaar bekleedden, indien deze betrekking op 1 september nog altijd bestaat en niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een reaffectatie, een benoemingsuitbreiding, een aanstelling van een prioritaire tijdelijke of de aanstelling van een beter gerangschikt personeelslid. ».

Art. 14.In artikel 26bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de punten 1° tot 3° vervangen als volgt : « 1° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, vijfde lid van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs, in omgekeerde volgorde van de rangschikking; 1° bis de tijdelijken die gerangschikt zijn in de derde groep bedoeld in artikel 2, vierde lid van hetzelfde koninklijk besluit, in omgekeerde volgorde van de rangschikking;2° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de tweede groep bedoeld in artikel 2, derde lid van hetzelfde koninklijk besluit, in omgekeerde volgorde van de rangschikking;3° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de eerste groep bedoeld in artikel 2, tweede lid van hetzelfde koninklijk besluit, in omgekeerde volgorde van de rangschikking;».

Art. 15.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 26quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 26quater.- § 1. In het onderwijs met volledig leerplan, opdat de personeelsleden een ambt met volledige dagtaak zouden kunnen uitoefenen, worden de lestijden die in hetzelfde ambt beschikbaar zijn binnen dezelfde inrichting hun toegekend met inachtneming van dezelfde volgorde : 1° de personeelsleden die in vast verband worden benoemd in het ambt dat ze uitoefenen en die in de inrichting geaffecteerd of als hoofdambt geaffecteerd zijn;2° de personeelsleden die in vast verband worden benoemd in het ambt dat ze uitoefenen en die in de inrichting als bijambt geaffecteerd zijn;3° de personeelsleden die in actieve dienst terug worden geroepen voor een onbepaalde duur in het ambt waarin ze werden benoemd;4° de personeelsleden die voorlopig in actieve dienst terug worden geroepen in het ambt waarin ze werden benoemd;5° de in vast verband benoemde personeelsleden, voor de prestaties die hun als aanvullende opdracht worden toegekend;6° de prioritaire tijdelijken, in de volgorde van hun rangschikking;7° de personeelsleden die een voorlopige affectatiewijziging genieten;8° de in vast verband benoemde personeelsleden, voor de prestaties die hun als aanvullend lesrooster worden toegekend met toepassing van de artikelen 13bis tot 13quinquies van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen;9° de personeelsleden die voor een onbepaalde tijd in actieve dienst terug worden geroepen in een ander ambt dan het ambt waarin ze worden benoemd;10° de personeelsleden die voorlopig in actieve dienst terug worden geroepen in een ander ambt dan het ambt waarin ze worden benoemd;11° de in vast verband benoemde personeelsleden, voor de prestaties die hun als aanvullende prestaties worden toegekend;12° de prioritaire tijdelijken, voor de prestaties die hun als aanvullende prestaties worden toegekend in de volgorde van hun rangschikking;13° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de eerste groep bedoeld in artikel 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs, in de volgorde van de rangschikking;14° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de tweede groep bedoeld in artikel 2, derde lid van hetzelfde koninklijk besluit, in de volgode van de rangschikking;15° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de derde groep van artikel 2, vierde lid van hetzelfde koninklijk besluit, in de volgorde van de rangschikking;16° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, vijfde lid van hetzelfde koninklijk besluit, in de volgorde van de rangschikking. § 2. Voor de in vast verband benoemde personeelsleden worden de lestijden die in hetzelfde ambt binnen dezelfde inrichting beschikbaar zijn, opeenvolgend toegekend aan het personeelslid dat de grootste dienstanciënniteit heeft zoals berekend in artikel 3sexies, § 1, van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen. § 3. Het personeelslid mag de prestaties die hem met toepassing van artikel 26quater, § 1, 1° tot 11° worden toegekend, niet verlaten.

Alleen het ontslag voor een volledige opdracht, zoals bepaald in artikel 169, is toegelaten. ».

Art. 16.In artikel 28 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals aangevuld bij het decreet van 8 februari 1999 en gewijzigd bij het decreet van 10 februari 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden « of op het met redenen omklede voorstel van de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of van de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « van het inrichtingshoofd » en de woorden « Vóór elk voorstel tot afdanking »;2° in het eerste lid, derde zin, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » « ingevoegd tussen de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « de afdanking van het personeelslid wil voorstellen ».3° in het derde lid, vierde zin, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « Het inrichtingshoofd » en de woorden « stuurt ».

Art. 17.In artikel 28bis van hetzelfde koninklijk besluit, zoals gewijzigd bij het decreet van 10 februari 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « in kennis wordt gesteld »;2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « van mening is ».

Art. 18.In artikel 34 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals vervangen bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993 en aangevuld bij het besluit van de Regering van 9 januari 1996, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : « § 1. Elk jaar wordt de oproep tot kandidaten voor een aanstelling als prioritair tijdelijke in de maand januari verricht door middel van een bericht bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Dit bericht vermeldt de voorwaarden vereist van de kandidaten, alsook de vorm en de termijn binnen welke de kandidaturen moeten worden ingediend.

De kandidaten moeten ten minste 600 dagen hebben gepresteerd op de datum van de oproep om prioritair tijdelijke in de loop van het volgende schooljaar te worden.

Het aantal dagen bedoeld in het derde lid bedraagt ten minste 300 dagen, die in de loop van de laatste drie schooljaren, met inbegrip van het jaar waarin de oproep wordt gedaan, in het betrokken ambt werden gepresteerd in één of meer door de Franse Gemeenschap georganiseerde inrichtingen.

De Regering kan van het aantal dagen bepaald in het derde lid afwijken, wanneer het aantal kandidaturen te hoog is.

De kandidaten die de leeftijdsgrens van 55 jaar hebben bereikt en die de vrijstelling bedoeld in artikel 31, 11°, van dit besluit wensen te krijgen, voegen hun met redenen omklede aanvraag om vrijstelling bij hun akte van kandidaatstelling. ».

Art. 19.In artikel 37bis van hetzelfde koninklijk besluit, wordt het derde lid vervangen als volgt : « Het in het eerste lid bedoelde personeelslid dat als prioritair tijdelijke aangesteld is, nadat het de in artikel 20 bedoelde opeenvolgende vrijstellingen heeft genoten, heeft voorrang boven het in artikel 18 bedoelde personeelslid. ».

Art. 20.In artikel 42 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het decreet van 10 februari 2011, worden de woorden « of op het met redenen omklede voorstel van de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of van de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « van het inrichtingshoofd » en de woorden « Dit voorstel ».

Art. 21.In artikel 43 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het decreet van 10 februari 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « die hem dezelfde dag »;2° in het tweede lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « Het inrichtingshoofd » en de woorden « zendt het bezwaarschrift ».

Art. 22.In artikel 43ter van hetzelfde koninklijk besluit, zoals ingevoegd bij het decreet van 10 februari 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « Het inrichtingshoofd » en de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « in kennis wordt gesteld »;2° in paragraf 3, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « Het inrichtingshoofd » en de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « van mening is ».

Art. 23.In artikel 48 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, wordt telkens aangevuld met de woorden « voor zover het die betrekking sedert ten minste twee opeenvolgende schooljaren bekleedt »;2° paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het personeelslid dat een affectatieverandering wenst te bekomen in een andere inrichting van dezelfde zone dient bij aangetekend schrijven een door uitzonderlijke omstandigheden gemotiveerde aanvraag, samen met bewijsstukken, bij de Minister in binnen de eerste helft van de maand februari, behalve in het onderwijs voor sociale promotie, binnen de eerste helft van de maand maart.Het stuurt een afschrift ervan naar de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie, of, naargelang van het geval, naar de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie binnen dezelfde termijn. »; 3° paragraaf 3, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het personeelslid dat een affectatieverandering wenst te bekomen in een andere zone dient bij aangetekend schrijven een door uitzonderlijke omstandigheden gemotiveerde aanvraag, samen met bewijsstukken, bij de Minister in binnen de eerste helft van de maand februari.Het stuurt een afschrift ervan naar de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie, of, naargelang van het geval, naar de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie binnen dezelfde termijn. ».

Art. 24.Artikel 64 van hetzelfde koninklijk besluit, opgeheven bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt hersteld als volgt : «

Artikel 64.De Regering stelt de onverenigbaarheden bedoeld in de artikelen 57 tot 59 vast. Zij brengt het betrokken personeelslid bij aangetekend schrijven daarvan op de hoogte binnen een termijn van twintig dagen vanaf de dag waarop het de onverenigbaarheid vaststelt.

Als het personeelslid het bestaan van een onverenigbaarheid vaststelt, kan het langs de hiërarchische weg, binnen een termijn van twintig dagen te rekenen vanaf de datum waarop de kennisgeving van de onverenigbaarheid op straffe van nietigheid werd verricht, een bezwaarschrift vóór de raad van beroep indienen. Deze brengt de Regering zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van de ontvangst.

De Regering neemt zijn beslissing binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de ontvangst van het advies van de raad van beroep. ».

Art. 25.Artikel 68 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt : « Het personeelslid beschikt over een termijn van vijf werkdagen om het stuk te viseren dat hem wordt voorgelegd, vanaf het ogenblik waarop de aanvraag om visum hem door de Minister of diens gemachtigde werd meegedeeld.

De verplichting betreffende een voorafgaand visum wordt als vervuld geacht zodra de Minister of diens gemachtigde het bewijs levert dat de aanvraag om visum aan het personeelslid werd meegedeeld. ».

Art. 26.In artikel 78, zesde lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « door de ambtenaar-generaal die door de Regering of zijn afgevaardigde wordt aangewezen » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar ».

Art. 27.In artikel 92, vijfde lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « door de ambtenaar-generaal die door de Regering of diens afgevaardigde wordt aangesteld » vervangen door de woorden « « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar ».

Art. 28.In artikel 123 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het decreet van 8 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « door de Administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of door de ambtenaar-generaal die hij daartoe afvaardigt » telkens vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar »;2° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art. 29.In artikel 157bis, § 3, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Vóór elke maatregel tot preventieve schorsing, moet het personeelslid uitgenodigd worden om te worden gehoord door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar. ».

Art. 30.In artikel 157quinquies, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt 3° vervangen als volgt : « 3° ongeacht het al dan niet inzetten van de tuchtvordering, het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf krijgt of de opschorting van de uitspraak geniet, onverschillig of ze door een vonnisgerecht of door een onderzoeksgerecht wordt bevolen, voor ten minste één van de feiten die de strafvordering hebben verantwoord. »

Art. 31.Artikel 157sexies van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt aangevuld met een punt 3°, luidend als volgt : « 3° gelijktijdig met het inzetten van een procedure tot afdanking van dat tijdelijk aangestelde personeelslid of gelijktijdig met een procedure tot beëindiging van de aanstelling van een personeelslid dat een selectieambt of een bevorderingsambt uitoefent.». in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « door de Regering » vervangen door de woorden « de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar. ».

Art. 32.In artikel 157octies, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt 2° vervangen als volgt : « 2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf krijgt of de opschorting van de uitspraak geniet, onverschillig of ze door een vonnisgerecht of door een onderzoeksgerecht wordt bevolen, voor ten minste één van de feiten die de strafvordering hebben verantwoord. ».

Art. 33.Artikel 168, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt aangevuld met een 9°, luidend als volgt : « 9° indien een onverenigbaarheid wordt vastgesteld en geen beroep bedoeld in artikel 64 werd ingediend of het personeelslid, nadat het de procedure volledig heeft gebruikt, weigert een onverenigbare bezigheid te beëindigen. ».

Art. 34.In artikel 167quater, § 2, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « naar het geval, door het directoraat-generaal van het verplicht onderwijs of door het directoraat-generaal van het niet verplicht onderwijs » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar. ».

Art. 35.Artikel 169, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin : « Het vrijwillig ontslag van het personeelslid is alleen voor een volledige opdracht mogelijk; ». HOOFDSTUK II. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs

Art. 36.Artikel 1 van hetzelfde koninklijk bresluit, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.Voor elk toe te kennen wervingsambt, worden de kandidaten van de verschillende groepen gerangschikt volgens de voorkeur die zij uitgesproken hebben voor een of meer zones. ».

Art. 37.In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « twee groepen » vervangen door de woorden « vier groepen »;2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « In de eerste groep worden al de kandidaten gerangschikt die in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, gedurende ten minste 240 dagen, diensten hebben gepresteerd in een ambt van de categorieën bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel of paramedisch personeel, en die voldoen aan de voorwaarden vereist voor de toegang tot dat ambt, zoals bepaald in artikel 18 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.» 3° het derde lid wordt vervangen als volgt : « In de tweede groep worden al de kandidaten gerangschikt die niet in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, gedurende ten minste 240 dagen, diensten hebben gepresteerd in een ambt van de categorieën bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel of paramedisch personeel, en die voldoen aan de voorwaarden vereist voor de toegang tot dat ambt, zoals bepaald in artikel 18 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969.». 4° tussen het derde lid en het vierde lid, worden twee leden ingevoegd, luidend als volgt : « In de derde groep worden al de kandidaten gerangschikt die voldoen aan alle voorwaarden bepaald door artikel 18 van het voormelde koninklijk besluit, met uitzondering van punt 8 van die bepaling. In de vierde groep worden al de kandidaten gerangschikt die voldoen aan de voorwaarden bepaald door artikel 18 van het voormelde koninklijk besluit, met uitzondering van de punten 5 en 8 van die bepaling. ».

Art. 38.Artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 3.§ 1. De kandidaten voor een tijdelijke aanstelling worden in dienst geroepen rekening houdend met de voorkeur ie ze voor een of meer zones te kennen hebben gegeven en in de volgorde van hun rangschikking.

De kandidaten van de eerste groep hebben voorrang boven die van de tweede, derde en vierde groep.

De kandidaten van de tweede groep hebben voorrang boven die van de derde en vierde groep.

De kandidaten van de derde groep hebben voorrang boven die van de vierde groep. § 2. De personeelsleden die in een bepaald ambt in vast verband benoemd zijn en die houder zijn van het bekwaamheidsbewijs vereist voor een ander ambt waarin ze hun tijdelijke aanstelling aanvragen, alsook, in het onderwijs voor sociale promotie, de personeelsleden die in vast verband benoemd zijn in een ambt met onvolledige opdracht, worden opgenomen in de rangschikking bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Het aantal kandidaturen dat hun wordt toegekend is gelijk aan het aantal volledige jaren dienstanciënniteit, berekend op de datum vastgesteld bij de oproep tot kandidaten, overeenkomstig artikel 3sexies van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969.

In de eerste groep worden de kandidaten gerangschikt volgens het aantal kandidaturen ingediend met inachtneming van de voorwaarden bepaald door artikel 18 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.

Bij een gelijk aantal ingediende kandidaturen, volgens het burgerlijk jaar waarin het laatste diploma, het laatste getuigschrift of het laatste brevet dat het voor het toe te kennen ambt vereiste bekwaamheidsbewijs uitmaakt, werd uitgereikt, wordt voorrang verleend aan de kandidaat die houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs sedert het grootste aantal jaren.

De diensten van lange duur worden bij voorkeur toegekend aan de kandidaten die de grootste voorrang hebben.

De tijdelijke van de eerste groep die zich op voldoende wijze van zijn taak heeft gekweten, wordt, behalve als hij een andersluidende aanvraag indient, opnieuw aangesteld in de inrichting waarin hij het voorafgaande schooljaar aangesteld was. De voorkeur die hij geniet, kan niet worden tegengesteld aan de voorrang voor de aanstelling van een beter gerangschikte kandidaat. § 3. In de tweede en derde groep worden de kandidaten gerangschikt volgens het aantal kandidaturen die werden ingediend met inachtneming van de voorwaarden bepaald door het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969.

Bij een gelijk aantal ingediende kandidaturen, wordt voorrang gegeven aan de kandidaat die het voorafgaande jaar heeft gepresteerd en tegen wie geen ongunstig verslag van het inrichtingshoofd werd opgemaakt.

Bij gebrek aan een ongunstig verslag en bij een gelijk aantal ingediende kandidaturen, worden de kandidaten gerangschikt volgens het burgerlijk jaar waarin het laatste diploma, het laatste getuigschrift of het laatste brevet dat het voor het toe te kennen ambt vereiste bekwaamheidsbewijs uitmaakt, werd uitgereikt, en waarvan ze houder zijn.

Voorrang wordt verleend aan de kandidaat die houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs sedert het grootste aantal jaren. § 4. In de vierde groep, worden de kandidaten gerangschikt naargelang ze houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs in verband met het toe te kennen ambt, zoals bepaald in artikel 13septies van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen. Voorrang wordt verleend aan de kandidaat die houder is van een bekwaamheidsbewijs in verband met het toe te kennen ambt.

Als de kandidaten niet houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs in verband met het toe te kennen ambt, worden de kandidaten gerangschikt naargelang ze houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs dat geen verband houdt met het toe te kennen ambt.

Voorrang wordt verleend aan de houder van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs dat geen verband houdt met het toe te kennen ambt.

Als de kandidaten niet houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs dat geen verband houdt met het toe te kennen ambt, wordt voorrang verleend aan de kandidaat die het best gerangschikt is bij de rangschikking van de kandidaten voor een aanstelling in de hoedanigheid van prioritaire tijdelijke.

Als de kandidaten niet gerangschikt zijn bij de rangschikking van de kandidaten voor een aanstelling in de hoedanigheid van prioritaire tijdelijke, wordt voorrang verleend aan de kandidaat die tijdens het voorafgaande jaar heeft gepresteerd en tegen wie geen ongunstig verslag door het inrichtingshoofd werd opgemaakt.

Als er geen ongunstig verslag opgemaakt is en bij een gelijk aantal kandidaturen, wordt voorrang verleend aan de door het inrichtingshoofd voorgedragen kandidaat.

Als het inrichtingshoofd geen kandidaat voordraagt, wordt voorrang verleend aan de kandidaat die het bewijs kan leveren van een dienstanciënniteit in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. ».

Art. 39.In artikel 3bis van hetzelfde besluit, zoals ingevoegd bij het decreet van 12 mei 2004, worden de woorden « artikel 3, vierde lid » telkens vervangen door de woorden « artikel 3 ».

Art. 40.Artikel 10 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 10.De Minister(s) bevoegd voor het leerplichtonderwijs en het onderwijs voor sociale promotie wordt (worden) belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit. ». HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst godsdienst der inrichtingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Franse Gemeenschap

Art. 41.In het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst godsdienst der inrichtingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Franse Gemeenschap, wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen als volgt : « Hoofdstuk II. - Rechten en plichten ».

Art. 42.In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals vervangen door het decreet van 10 maart 2006, worden de woorden « artikel 5 » telkens vervangen door de woorden « artikel 4bis ».

Art. 43.In artikel 9 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals vervangen door het decreet van 10 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « of op het met redenen omklede voorstel van de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of van de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « na beraadslaging van het hoofd van de eredienst » en de woorden « ofwel op gemotiveerd voorstel van de bevoegde inspecteur »;2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden « de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar, » ingevoegd tussen de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « het hoofd van de eredienst »;3° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar, » ingevoegd tussen de woorden « Het inrichtingshoofd » en de woorden « de bevoegde inspecteur »;4° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden « of door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of door de afgevaardigde van die ambtenaar, » ingevoegd tussen de woorden « door het inrichtingshoofd » en de woorden « voorgesteld wordt, ».

Art. 44.In artikel 9ter van hetzelfde koninklijk besluit, zoals ingevoegd bij het decreet van 10 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar, » ingevoegd tussen de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « bij een ter post aangetekend schrijven »;2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar, » ingevoegd tussen de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « meent ».

Art. 45.In artikel 18 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals vervangen bij het decreet van 10 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « of op het met redenen omklede voorstel van de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of van de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « na raadpleging van het hoofd van de eredienst », en de woorden « ofwel op gemotiveerde voordracht »;2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar, » ingevoegd tussen de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « of het hoofd van de eredienst »;3° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « of bij de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar, » ingevoegd tussen de woorden « bij het inrichtingshoofd » en de woorden « dat/die de ontvangst ervan »;4° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar, » ingevoegd tussen de woorden « Het inrichtingshoofd » en de woorden « zendt dezelfde dag ».

Art. 46.In artikel 19bis van hetzelfde koninklijk besluit, zoals ingevoegd bij het decreet van 10 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar, » ingevoegd tussen de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « bij een ter post aangetekend schrijven ».2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar, » ingevoegd tussen de woorden « het inrichtingshoofd » en de woorden « na de hoorzitting ».

Art. 47.Artikel 48 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met een punt 8°, luidend als volgt : « 8° indien een onverenigbaarheid wordt vastgesteld en geen beroep bedoeld in artikel 25bis werd ingediend of het personeelslid, nadat het de procedure volledig heeft gebruikt, weigert een onverenigbare bezigheid te beëindigen. ». HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 houdende het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap alsook van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze psycho-medisch-sociale centra

Art. 48.In het koninklijk besluit van 27 juli 1979 houdende het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap alsook van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze psycho-medisch-sociale centra, wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen als volgt : « Hoofdstuk II. - Rechten en plichten »

Art. 49.In hoofdstuk II van hetzelfde koninklijk besluit wordt een afdeling 1 ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling 1. - Rechten van het personeelslid

Art. 50.In afdeling 1 van hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 49, wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 2bis.Het personeelslid heeft het recht : 1° te werken in de voorwaarden, op de tijdstippen en plaatsen die in zijn aanstellings- of benoemingsakte overeengekomen zijn, waarbij het inzonderheid beschikt over de instrumenten en de stoffen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het werk;2° dat als een goed huisvader ervoor wordt gezorgd dat zijn werk wordt uitgevoerd in omstandigheden die geschikt zijn voor de veiligheid en de gezondheid, en dat de eerste hulp hem wordt toegediend als er een ongeval zich voordoet;3° dat zijn wedden worden uitbetaald overeenkomstig de regeling;4° de voorkomendheid en de zorg te genieten die noodzakelijk zijn voor zijn onthaal, inzonderheid als het gaat om een jong personeelslid;5° dat als een goed huisvader ervoor wordt gezorgd dat de werkinstrumenten die hem behoren, worden bewaard.Zijn werkinstrumenten kunnen hem in geen geval worden afgehouden; 6° met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld en geen slachtoffer te zijn van een verbaal en niet-verbaal gedrag dat die waardigheid zou kunnen aantasten of van elke pesterij.»

Art. 51.In dezelfde afdeling 1, wordt een artikel 2ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 2ter.Wanneer zijn aanstelling eindigt, heeft het personeelslid het recht alle sociale documenten te krijgen. ».

Art. 52.In dezelfde afdeling 1, wordt een artikel 2quater ingevoegd, luidend als volgt : In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel Aquater ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 2quater.Heeft recht op de wedde die hem zou zijn toegekend, indien het zijn dagtaak normaal had kunnen uitoefenen, het personeelslid dat arbeidsgeschikt is op het ogenblik dat het zich naar zijn werk begeeft en dat : 1° terwijl het zich normaal naar zijn werk begeeft, pas met vertraging of helemaal niet aankomt op zijn arbeidsplek, voor zover die vertraging of die afwezigheid te wijten is aan een feit dat zich op de weg naar het werk heeft voorgedaan en dat onafhankelijk is van zijn wil;2° behalve in geval van staking, wegens een feit buiten zijn wil, ofwel niet kan beginnen te werken, terwijl het zich normaal naar zijn werkplek had begeefd, ofwel het werk waarmee het bezig was niet kan voortzetten.».

Art. 53.In dezelfde afdeling 1, wordt een artikel 2quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 2quinquies.Overeenkomstig de specifieke regelingen hebben de personeelsleden het recht afwezig te zijn van hun werk, met behoud van hun normale bezoldiging, naar aanleiding van familiale gebeurtenissen, voor het nakomen van burgerlijke verplichtingen of de vervulling van burgerlijke opdrachten, en bij dagvaarding voor het gerecht. ».

Art. 54.In hoofdstuk II van hetzelfde koninklijk besluit, wordt een afdeling 2 ingevoegd, die de huidige tekst van de artikelen 3 tot 10bis overneemt, luidend als volgt : « Afdeling 2. - Plichten en rechten van het personeelslid ».

Art. 55.In artikel 20, § 2, 1, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt het woord « Franse » ingevoegd vóór het woord « Gemeenschap ».

Art. 56.In artikel 23 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van 29 april 1999 en bij het decreet van 31 januari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden « of op het met redenen omklede voorstel van de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of van de afgevaardigde van die ambtenaar »;2° in het zesde lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « De directeur van het centrum van de Franse Gemeenschap » en het woord « zendt ».

Art. 57.In artikel 23bis van hetzelfde koninklijk besluit, zoals ingevoegd bij het decreet van 31 januari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « de directeur van het centrum van de Franse Gemeenschap » en de woorden « bij ter post »;2° in het vierde lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « de directeur van het centrum » en de woorden « na de hoorzitting ».

Art. 58.Artikel 31 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « Indien een kandidaat een toelating tot de stage in een ambt waarnaar hij solliciteert, weigert, alhoewel bij zijn toelating tot de stage wordt rekening gehouden met de voorkeur die hij voor één of meer zones heeft uitgedrukt, wordt het aantal kandidaturen die hij heeft ingediend, met een eenheid verminderd. ».

Art. 59.In artikel 32 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt tussen het eerste lid en het tweede lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : « Zij moeten de Regering laten weten of ze de stage al dan niet aanvaarden; zo niet, dan wordt hun toelating tot de stage ingetrokken.

De termijn voor het antwoord wordt door de Regering in het in artikel 26 vermelde advies vastgelegd. ».

Art. 60.In artikel 34, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « wanneer zij in een volledige opdracht wordt verricht. Een stage die in een halve opdracht wordt verricht, duurt twee jaar. » ingevoegd na de woorden « De stage duurt één jaar ».

Art. 61.In artikel 37 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2010, wordt aangevuld als volgt : « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar ».

Art. 62.In artikel 41bis van hetzelfde koninklijk besluit, zoals ingevoegd bij het decreet van 31 januari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « de directeur van het centrum » en de woorden « bij ter post »;2° in het vierde lid worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « de directeur van het centrum » en de woorden « na de hoorzitting ».

Art. 63.Artikel 56 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 56.Met uitzondering van de staat van tuchtstraffen en de staat van beslissingen tot doorhaling, moeten de stukken die in het beoordelingsdossier worden gevoegd, door het technisch personeelslid vooraf worden geviseerd.

Alle stukken worden genummerd en in een inventaris vermeld.

Het technisch personeelslid beschikt over een termijn van vijf werkdagen om het stuk dat hem wordt voorgelegd te viseren, vanaf het ogenblik waarop de aanvraag om visum hem door de Minister of zijn afgevaardigde werd meegedeeld.

De verplichting tot voorafgaand visum wordt als vervuld geacht, zodra de Minister of diens afgevaardigde het bewijs levert dat de aanvraag om visum aan het technisch personeelslid werd meegedeeld. ».

Art. 64.In artikel 109, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « en die minstens de vermelding « voldoet » hebben gekregen tijdens de laatste beoordelingsstaat » opgeheven.

Art. 65.In artikel 131 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals vervangen bij het besluit van de Regering van 8 mei 1999, worden de woorden « de administrateur-generaal van het onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, ofwel door de ambtenaar-generaal die hij daartoe aanstelt » telkens vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of door de afgevaardigde van die ambtenaar. ».

Art. 66.In artikel 165bis, § 3, eerste lid van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « door de Regering » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of door de afgevaardigde van die ambtenaar. ».

Art. 67.In artikel 165quater, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt 3° vervangen als volgt : « 3° ongeacht het al dan niet inzetten van de tuchtvordering, het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf krijgt of de opschorting van de uitspraak geniet, onverschillig of ze door een vonnisgerecht of door een onderzoeksgerecht wordt bevolen, voor ten minste één van de feiten die de strafvordering hebben verantwoord. ».

Art. 68.In artikel 165quinquies van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : paragraaf 1 wordt aangevuld met een 3°, luidend als volgt : « 3° gelijktijdig met het inzetten van een procedure voor de afdanking van dat tijdelijk personeelslid. ». b) in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « door de Regering » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of door de afgevaardigde van die ambtenaar.».

Art. 69.In artikel 165septies, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt 2° vervangen als volgt : « 2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf krijgt of de opschorting van de uitspraak geniet, onverschillig of ze door een vonnisgerecht of door een onderzoeksgerecht wordt bevolen, voor ten minste één van de feiten die de strafvordering hebben verantwoord. ».

Art. 70.In artikel 186, § 2, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « door de Regering » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of door de afgevaardigde van die ambtenaar. ». HOOFDSTUK V. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten

Art. 71.Artikel 8, eerste lid, 3°, van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, wordt vervangen als volgt : « 3° geen tuchtstraf of intrekking van een hoger ambt opgelopen hebben tijdens de vorige vijf jaar. ».

Art. 72.Artikel 15, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Om benoemd te worden in het bevorderingsambt van directeur van het lager secundair onderwijs in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, moeten de personeelsleden : 1° benoemd zijn ofwel in het ambt van onderdirecteur in het lager secundair onderwijs, coördinator van een centrum voor alternerend onderwijs en vorming, werkmeester, werkplaatsleider ofwel in het ambt van leraar algemene vakken of oude talen, van leraar zedenleer, van leraar bijzondere vakken, van leraar technische vakken, van leraar beroepspraktijk, van leraar technische vakken en beroepspraktijk, van begeleider in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming, in het secundair onderwijs van de lagere graad;2° houder van een bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van een ambt bedoeld in 1° ;3° houder zijn van een bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau.».

Art. 73.In artikel 20 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, wordt tussen het derde lid en het vierde lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : « De tweede sessie bestaat uit een gemeenschappelijk deel van dertig uren voor beide ambten en uit een specifiek deel van vijftien uren voor het ambt van werkplaatsleider. ».

Art. 74.In hetzelfde decreet wordt een artikel 21bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 21bis.§ 1. In afwijking van artikel 21, worden de personeelsleden die op 1 september 2012 een betrekking van directiesecretaris tijdelijk bekleden, worden op 1 januari 2013 in die betrekking in vast verband benoemd en voor die inrichting aangewezen, voor zover zij, op de datum van de benoeming, voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° van onberispelijk gedrag zijn;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;4° in vast verband houder zijn van één van de wervingsambten in verband met het ambt van directiesecretaris en houder zijn van het bekwaamheidsbewijs vereist voor dat wervingsambt;5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling naleven;6° een dienstanciënniteit van 6 jaar tellen. Die anciënniteit wordt berekend overeenkomstig de artikelen 84 en 85 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969; 7° geen van de volgende tuchtstraffen ondergaan : schorsing bij tuchtmaatregel of op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel, ontslag bij tuchtmaatregel of afzetting in een ambt van lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het administratief personeel;8° een ambtsanciënniteit van 2 jaar tellen, berekend overeenkomstig de artikelen 84 en 85 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969;9° een betrekking bekleden die op 1 september 2012 vacant was. § 2. De personeelsleden die op 1 september 2012 een betrekking van opvoeder-huismeester of opvoeder belast met de comptabiliteit tijdelijk bekleden, worden op 1 januari 2013 in vast verband benoemd en voor die inrichting aangewezen, voor zover zij op de datum van de benoeming, voldoen aan de volgende bepalingen : 1° van onberispelijk gedrag zijn;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;4° in vast verband houder zijn van één van de wervingsambten in verband met het ambt van huismeester-opvoeder of van opvoeder belast met de comptabiliteit en houder zijn van het bekwaamheidsbewijs vereist voor dat wervingsambt;5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling naleven;6° een dienstanciënniteit van 6 jaar tellen. Die anciënniteit wordt berekend overeenkomstig de artikelen 84 en 85 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969; 7° geen van de volgende tuchtstraffen ondergaan : schorsing bij tuchtmaatregel of op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel, ontslag bij tuchtmaatregel of afzetting in een ambt van lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het administratief personeel;8° een ambtsanciënniteit van 2 jaar tellen, berekend overeenkomstig de artikelen 84 en 85 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969;9° een betrekking bekleden die op 1 september 2012 vacant was.10° een door de Regering georganiseerde specifieke vorming hebben gevolgd of verstrekt. HOOFDSTUK VI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap

Art. 75.In titel I van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen als volgt : « Hoofdstuk II. - Rechten, plichten en onverenigbaarheden ».

Art. 76.In hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt een afdeling 1 ingevoegd, luidend als volgt « Rechten van het personeelslid ».

Art. 77.In afdeling 1 van hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 75, wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 3bis.Het personeelslid heeft het recht : 1° te werken in de voorwaarden, op de tijdstippen en plaatsen die in zijn aanstellings- of benoemingsakte overeengekomen zijn, waarbij het inzonderheid beschikt over de instrumenten en de stoffen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het werk;2° dat als een goed huisvader ervoor wordt gezorgd dat zijn werk wordt uitgevoerd in omstandigheden die geschikt zijn voor de veiligheid en de gezondheid, en dat de eerste hulp hem wordt toegediend als er een ongeval zich voordoet;3° dat zijn wedden worden uitbetaald overeenkomstig de regeling;4° de voorkomendheid en de zorg te genieten die noodzakelijk zijn voor zijn onthaal, inzonderheid als het gaat om een jong personeelslid;5° dat als een goed huisvader ervoor wordt gezorgd dat de werkinstrumenten die hem behoren worden bewaard.Zijn werkinstrumenten kunnen hem in geen geval worden afgehouden; 6° met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld en geen slachtoffer te zijn van een verbaal of niet-verbaal gedrag dat die waardigheid zou kunnen aantasten of van elke pesterij.»

Art. 78.In dezelfde afdeling 1, wordt een artikel 3ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 3ter.Wanneer zijn aanstelling eindigt, heeft het personeelslid het recht alle sociale documenten te krijgen. ».

Art. 79.In dezelfde afdeling 1, wordt een artikel 3quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 3quater.Heeft recht op de wedde die hem zou zijn toegekend, indien het zijn dagtaak normaal had kunnen uitoefenen, het personeelslid dat arbeidsgeschikt is op het ogenblik dat het zich naar zijn werk begeeft en dat : 1° terwijl het zich normaal naar zijn werk begeeft, pas met vertraging of helemaal niet aankomt op zijn arbeidsplek, voor zover die vertraging of die afwezigheid te wijten is aan een feit dat zich op de weg naar het werk heeft voorgedaan en dat onafhankelijk is van zijn wil;2° behalve in geval van staking, wegens een feit buiten zijn wil, ofwel niet kan beginnen te werken, terwijl het zich normaal naar zijn werkplek had begeefd, ofwel het werk waarmee het bezig was niet kan voortzetten.».

Art. 80.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 3quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 3quinquies.Overeenkomstig de specifieke regelingen hebben de personeelsleden het recht afwezig te zijn van hun werk, met behoud van hun normale bezoldiging, naar aanleiding van familiale gebeurtenissen, voor het nakomen van burgerlijke verplichtingen of de vervulling van burgerlijke opdrachten, en bij dagvaarding voor het gerecht. ».

Art. 81.In hoofdstuk II van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° afdeling 1, waarvan het opschrift luidt : « Afdeling 1 - Plichten », wordt « Afdeling 2.- Plichten van het personeelslid »; 2° afdeling 2, waarvan het opschrift luidt : « Afdeling 2 - Onverenigbaarheden » wordt « Afdeling 3.- Onverenigbaarheden ».

Art. 82.In artikel 33 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld als volgt « of op het met redenen omklede voorstel van de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of van de afgevaardigde van die ambtenaar »;2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » « ingevoegd tussen de woorden « de directeur » en de woorden « overweegt ».3° in paragraaf 2, laatste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « de directeur » en de woorden « geeft het voorstel ».

Art. 83.In artikel 34 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « de directeur » en de woorden « , aan de hand van »;2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « de directeur » en de woorden « vindt ».

Art. 84.Artikel 38 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Artikel 38.De Regering bepaalt het aantal betrekkingen voor elk ambt waarvoor een toelating tot de stage kan worden georganiseerd. Het aantal stemt overeen met het aantal betrekkingen die op 1 januari vacant worden door de definitieve ambtsneerlegging van administratieve personeelsleden.

De personeelsleden worden tot de stage toegelaten, volgens hun plaats in de rangschikking, zoals bedoeld in artikel 30.

Na de definitieve ambtsneerlegging van een administratief personeelslid dat in vast verband benoemd is of in een wervingsambt tot de stage wordt toegelaten, organiseert de Regering de toelating tot de stage van een administratief personeelslid in de betrekking van hetzelfde ambt die het op die datum bekleedt, op voorwaarde dat de betrekking vacant is.

Als de betrekking die door het personeelslid bedoeld in het vorige lid niet vacant is, wordt het tot de stage toegelaten in een andere betrekking ».

Art. 85.In artikel 39 van hetzelfde decreet, wordt 7° vervangen als volgt : « 7° voor het ambt van rekenplichtige, geslaagd zijn voor de wervingsproef bedoeld in de artikelen 40 tot 46 ».

Art. 86.In artikel 40 van hetzelfde decreet worden de woorden « voor elk ambt van een lid van het administratief personeel » vervangen door de woorden « , voor het ambt van boekhouder, ».

Art. 87.Artikel 43, § 1, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « § 1. De wervingsproef voor de rekenplichtige bestaat uit twee vormingssessies die elk door een afzonderlijke proef worden bekrachtigd.

De eerste vormingssessie heeft tot doel de relationele vaardigheden van kandidaten te ontwikkelen. Ze telt in totaal 12 uren; de twee modules waaruit ze bestaat, tellen elk 6 uren.

De eerste module heeft als doel : 1° interne en externe communicatie, betreffende : a) de identificatie van zijn persoonlijke informatie- en communicatiepraktijken;b) het onderscheiden van de begrippen communicatie en informatie in een systeem;c) de identificatie van sommige interne communicatiemiddelen die de organisatie eigen zijn.2° de onthaaltechnieken. De tweede module heeft als doel : 1° de onderhoudstechnieken;2° de begrippen geheim, deontologie en verantwoordelijksheidszin;3° de onderhandelingstechnieken;4° de besluitvorming. De tweede vormingssessie heeft tot doel bij de kandidaten door middel van de openboektechniek de vaardigheid te ontwikkelen tot beheersing van de stoffen betreffende de wetgevings- en verordeningsaangelegenheden in verband met de uitoefening van hun ambt. Ze bestaat uit twee modules. Ze telt in totaal 60 uren; elke module telt 30 uren.

De eerste module heeft tot doel bij de kandidaten door middel van de openboektechniek de vaardigheid te ontwikkelen tot beheersing van de stoffen betreffende het materiële en financiële beheer van de schoolinrichtingen.

De tweede module heeft tot doel bij de kandidaten de vaardigheid te ontwikkelen tot beheersing van de informatica-instrumenten die worden gebruikt bij de uitoefening van hun ambt en van de regels inzake veiligheid en normen betreffende de schoolgebouwen. ».

Art. 88.In artikel 52 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « of op het met redenen omklede voorstel van de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of van de afgevaardigde van die ambtenaar »;2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « de directeur » en het woord « overweegt ».

Art. 89.In artikel 55 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « de directeur » en de woorden « , aan de hand »;2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « of de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « de directeur » en het woord « vindt ».

Art. 90.In titel II, hoofdstuk III, afdeling 3, van hetzelfde decreet, wordt een artikel 56/1 ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 56/1.In afwijking van de artikelen 37 tot 56, worden de personeelsleden die op 1 september 2012 een betrekking van het ambt van klerk of van het ambt van opsteller zoals bedoeld in artikel 17 tijdelijk bekleden, in die betrekking op 1 januari 2013 in vast verband benoemd en voor die inrichting aangewezen, voor zover zij, op de datum van de benoeming, voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° van onberispelijk gedrag zijn;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;4° houder zijn van een bekwaamheidsbewijs zoals bedoeld in artikel 18;5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling naleven;6° ten minste zevenhonderd twintig dagen dienst tellen in een wervingsambt van het administratief personeel.Die anciënniteit wordt berekend overeenkomstig artikel 30, § 4. In afwijking van artikel 30, § 4, worden de dagen die worden gepresteerd door het personeelslid dat zich bevindt in de administratieve stand dienstactiviteit echter in aanmerking genomen voor de toepassing van deze bepaling; 7° geen van de volgende tuchtstraffen ondergaan : schorsing bij tuchtmaatregel of op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel, ontslag bij tuchtmaatregel of afzetting in een ambt van lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het administratief personeel;8° een betrekking bekleden die op 1 september 2012 vacant was.».

Art. 91.Artikel 65 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt : « Het administratief personeelslid beschikt over een termijn van vijf werkdagen om het stuk te viseren dat hem wordt voorgelegd, vanaf het ogenblik waarop de aanvraag om visum hem door de Minister of diens gemachtigde werd meegedeeld.

De verplichting betreffende een voorafgaand visum wordt als vervuld geacht zodra de Minister of diens gemachtigde het bewijs levert dat de aanvraag om visum aan het administratief personeelslid werd meegedeeld. ».

Art. 92.In artikel 97 van hetzelfde decreet, worden de woorden « van de administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of van zijn hiertoe afgevaardigde opperambtenaar » telkens vervangen door de woorden « van de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar ».

Art. 93.In artikel 126, § 3, eerste lid van hetzelfde decreet, worden de woorden « door de Regering » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar ».

Art. 94.In artikel 128, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt 3° vervangen als volgt : « 3° ongeacht het al dan niet inzetten van de tuchtvordering, het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf krijgt of de opschorting van de uitspraak geniet, onverschillig of ze door een vonnisgerecht of door een onderzoeksgerecht wordt bevolen, voor ten minste één van de feiten die de strafvordering hebben verantwoord. ».

Art. 95.In artikel 129 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt aangevuld met een 3°, luidend als volgt : « 3° gelijktijdig met het inzetten van een procedure tot afdanking van dat tijdelijk aangestelde personeelslid.» in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « door de Regering » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar. ».

Art. 96.In artikel 131, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt 2° vervangen als volgt : « 2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf krijgt of de opschorting van de uitspraak geniet, onverschillig of ze door een vonnisgerecht of door een onderzoeksgerecht wordt bevolen, voor ten minste één van de feiten die de strafvordering hebben verantwoord. ».

Art. 97.In artikel 162, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « door de Regering » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar. ».

Art. 98.In titel II van hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk XI/1 ingevoegd, waarvan het opschrift luidt : « Voortgezette vorming van de leden van het administratief personeel ».

Art. 99.In hoofdstuk XI/1, ingevoegd bij het vorige artikel, wordt een artikel 168/1 ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 168/1.Er wordt een voortgezette vorming van de leden van het administratief personeel georganiseerd met het oog op het bijbrengen, onderhouden, vervolmaken of aanpassen van de kennis of vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van hun ambt.

Die vorming wordt bestemd voor het geheel van de tijdelijk aangestelde leden van het administratief personeel, tot de stage toegelaten of in vast verband benoemd. ».

Art. 100.In hetzelfde hoofdstuk XI/1, wordt een artikel 168/2 ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 168/2.§ 1. De voortgezette vorming wordt georganiseerd, enerzijds, op een verplichte basis, anderzijds, op een vrijwillige basis.

De leden van het administratief personeel die een vormingsmodule verplicht moeten volgen, hebben voorrang op de leden van het administratief personeel die de module op een vrijwillige basis wensen te volgen. § 2. De Regering stelt de categorieën van lid van het administratief personeel en de overeenstemmende vormingsmodules vast waarvoor de deelneming aan een vormingsmodule op een verplichte basis geschiedt.

Ten minste drie maanden vóór elke vormingssessie, brengen de Diensten van de Regering de betrokken leden van het administratief personeel alsook hun inrichtingshoofden op de hoogte van de nadere regels en het tijdschema van de verplichte vormingsmodule.

Wanneer een lid van het administratief personeel verschillende vormingsmodules op een verplichte basis moet volgen, wordt deze verspreid over verschillende schooljaren. De verplichte voortgezette vorming van een lid van het administratief personeel, kan niet meer dan één vormingsmodule per schooljaar tellen. § 3. Het lid van het administratief personeel dat een vormingsmodule op een vrijwillige basis wenst te volgen, moet zijn aanvraag aan de voorafgaande toestemming van zijn inrichtingshoofd onderwerpen.

Het inrichtingshoofd steunt zijn beslissing inzonderheid op het objectieve en concrete belang van de vormingsmodule voor het betrokken lid van het administratief personeel alsook op de noodzakelijkheid de goede werking van de inrichting te waarborgen.

Als het inrichtingshoofd zijn toestemming verleent, zendt het de aanvraag van het lid van het administratief personeel over aan de Diensten van de Regering. Het voegt er zijn schriftelijke toestemming bij.

Op grond van de organisatiecapaciteiten en de nog beschikbare plaatsen, schrijven de Diensten van de Regering de betrokken leden van het administratief personeel in de chronologische volgorde van de ontvangst van de aanvragen in. § 4. Er wordt een attest over het regelmatig volgen van de lessen uitgereikt op het einde van de vormingsmodules, volgens door de Regering nader te bepalen regels. § 5. De leden van het administratief personeel die een vorming genieten, worden geacht in actieve dienst te zijn gedurende deze periode, ongeacht het tijdstip van het burgerlijk jaar. ».

Art. 101.In hetzelfde hoofdstuk XI/1, wordt een artikel 168/3 ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 168/3.De vormingsmodules hebben het bijbrengen, onderhouden, vervolmaken of aanpassen van de kennis of vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van het ambt van de leden van het administratief personeel tot doel.

De Regering bepaalt, voor het geheel van het administratief personeel, de prioritaire categorieën die op een verplichte basis een vormingsmodule moeten volgen. Ze verleent inzonderheid de voorrang aan de nieuwe personeelsleden en aan de personeelsleden voor wie de deelneming aan een vormingsmodule noodzakelijk is voor hun professionele ontwikkeling.

De Regering stelt de inschrijvingsprocedure, de inhoud, de voorwaarden, de nadere regels en het tijdschema van de vormingsmodules alsook de lijst van de vormingsleiders vast.

Daartoe organiseert ze bij voorkeur vormingsmodules op een plaatselijk niveau die door interne vormingsleiders worden verstrekt. ».

Art. 102.Artikel 213 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt : « Het lid van het werkliedenpersoneel beschikt over een termijn van vijf werkdagen om het stuk dat hem wordt voorgelegd te viseren, vanaf het ogenblik waarop de aanvraag om visum hem door de Minister of diens gemachtigde werd meegedeeld.

De verplichting tot voorafgaand visum wordt als vervuld geacht, zodra de Minister of diens gemachtigde het bewijs levert dat de aanvraag om visum aan het lid van het werkliedenpersoneel werd gericht. »

Art. 103.In artikel 241 van hetzelfde decreet, worden de woorden « van de algemeen ambtenaar van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of de opperambtenaar die hij hiervoor gedelegeerd heeft » telkens vervangen door de woorden « van de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar ».

Art. 104.In artikel 270, § 3, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « door de Regering » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar ».

Art. 105.In artikel 273 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt aangevuld met een 3°, luidend als volgt : « 3° gelijktijdig met het inzetten van een procedure tot afdanking van dat tijdelijk aangestelde personeelslid.» in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « door de Regering » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar ».

Art. 106.In artikel 275, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt 2° vervangen als volgt : « 2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf krijgt of de opschorting van de uitspraak geniet, onverschillig of ze door een vonnisgerecht of door een onderzoeksgerecht wordt bevolen, voor ten minste één van de feiten die de strafvordering hebben verantwoord. ».

Art. 107.In artikel 277 van hetzelfde decreet, wordt paragraaf 1 aangevuld met een 3°, luidend als volgt : « 3° gelijktijdig met het inzetten van een procedure tot afdanking van dat tijdelijk aangestelde personeelslid. ».

Art. 108.In artikel 279 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, wordt 2° vervangen als volgt : « 2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf krijgt of de opschorting van de uitspraak geniet, onverschillig of ze door een vonnisgerecht of door een onderzoeksgerecht wordt bevolen, voor ten minste één van de feiten die de strafvordering hebben verantwoord. ». b) er wordt tussen het eerste lid en het tweede lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : « Wanneer de maatregel voor de weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, krijgt het lid van het werkliedenpersoneel het aanvullend deel van zijn oorspronkelijke wedde dat werd afgetrokken terug, verhoogd met de verwijlinteresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet, verschuldigd sedert de dag waarop de vermindering werd uitgevoerd.».

Art. 109.In artikel 308, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « door de Regering » vervangen door de woorden « door de door de Regering aangewezen ambtenaar-generaal of de afgevaardigde van die ambtenaar ».

Art. 110.Artikel 342 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidend als volgt : « § 5. De correspondenten-boekhouders die dat ambt op 1 september 2012 tijdelijk bekleden, worden op 1 januari 2013 in die betrekking in vast verband benoemd en voor die inrichting aangewezen, voor zover ze op de datum van de benoeming voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° van onberispelijk gedrag zijn;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;4° houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs;5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling naleven;6° ten minste 1 080 dagen dienst tellen in een ambt van het administratief personeel.Die anciënniteit wordt berekend overeenkomstig artikel 30, § 4. In afwijking van artikel 30, § 4, worden de dagen die worden gepresteerd door het personeelslid dat zich bevindt in de administratieve stand dienstactiviteit echter in aanmerking genomen voor de toepassing van deze bepaling; 7° geen van de volgende tuchtstraffen ondergaan : schorsing bij tuchtmaatregel of op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel, ontslag bij tuchtmaatregel of afzetting in een ambt van lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het administratief personeel;8° een betrekking bekleden die op 1 september 2012 vacant was.». HOOFDSTUK VII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs

Art. 111.In artikel 37 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, zoals gewijzigd bij het decreet van 13 december 2007 en het decreet van 10 februari 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, 3°, a), worden de woorden « aangesteld door de Regering, » geschrapt;2° in paragraaf 1, tweede lid, 3°, wordt b) vervangen als volgt : « b) drie voorzitters van zonale commissies bedoeld in artikel 14quinquies van het koninklijk besluit van 22 maart 1969, onder wie die van de betrokken zone, wanneer de Commissie haar opdrachten in verband met een personeelslid van het onderwijs voor sociale promotie uitoefent ». HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 30 april 2009 betreffende de comptabiliteit van de scholen en de toegang tot sommige selectieambten en bevorderingsambten

Art. 112.In artikel 7 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de comptabiliteit van de scholen en de toegang tot sommige selectieambten en bevorderingsambten, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : « § 1. Elke definitieve of tijdelijke vervanging van een correspondent-boekhouder, een opvoeder-huismeester of een opvoeder belast met de comptabiliteit wordt in principe prioritair in vast verband uitgevoerd, door toelating tot de stage, of tijdelijk in het kader van het ambt van boekhouder in de zin van artikel 17, § 1, 1°, f) van het decreet van 12 mei 2004. In afwijking van het eerste lid, kan een volledige of gedeeltelijke betrekking van correspondent-boekhouder door een aanvullende opdracht, benoemingsuitbreiding, voorlopige terugroeping in actieve dienst of definitieve reaffectatie prioritair worden toegekend aan een correspondent-boekhouder.

In elk PMS-centrum van de Franse Gemeenschap, bij het definitieve vertrek van de adjunct of de klerk, wordt een klerk belast met de comptabiliteit van het centrum, in verhouding tot één vierde tijd van zijn weekprestaties.

Voor de vierde tijd bedoeld in het vorige lid, geniet het personeelslid, houder van het voor dat ambt vereiste bekwaamheidsbewijs, de weddeschaal van de correspondent-boekhouder. ».

Art. 113.Artikel 31 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidend als volgt : « § 4. De personeelsleden die op 1 september 2012 een betrekking van boekhouder tijdelijk bekleden, worden op 1 januari 2013 in die betrekking in vast verband benoemd en voor die inrichting aangewezen, voor zover zij, op de datum van de benoeming, voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° van onberispelijk gedrag zijn;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;4° houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs, met uitzondering van de personeelsleden bedoeld in artikel 31, § 3 van het decreet;5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling naleven;6° een dienstanciënniteit van 720 dagen tellen.Die anciënniteit wordt berekend overeenkomstig artikel 30, § 4, van het decreet van 12 mei 2004, onverminderd de volgende specifieke bepalingen : a) de dagen gepresteerd door het personeelslid dat zich in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt, worden echter in aanmerking genomen voor de toepassing van deze bepaling;b) voor de personeelsleden bedoeld in artikel 31, § 3, wordt de berekening van de anciënniteit uitgevoerd zonder rekening te houden met de bepaling bedoeld in artikel 26, 5° van het decreet van 12 mei 2004;7° geen van de volgende tuchtstraffen ondergaan : schorsing bij tuchtmaatregel of op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel, ontslag bij tuchtmaatregel of afzetting in een ambt van lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het administratief personeel;8° een betrekking bekleden die op 1 september 2012 vacant was;9° een door de Regering georganiseerde specifieke vorming hebben gevolgd of verstrekt.». HOOFDSTUK IX. - Overgangsbepaling

Art. 114.Voor de toepassing van de artikelen 74, § 2, en 113 van dit decreet, maken de personeelsleden die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 74, 1° tot 9°, en in artikel 113, 1° tot 8°, de betrekking die ze bekleden niet vacant voor een verandering van affectatie, tot 1 januari 2015. HOOFDSTUK X. - Inwerkingtreding

Art. 115.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013, behalve artikel 73, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2012 en de artikelen 12, 2°, en 23, die in werking treden op 1 september 2013.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 28 februari 2013.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET _______ Nota (1) Zitting 2012-2013 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 453-1. - Commissieamendementen, nr. 453-2. - Verslag, nr. 453-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 27 februari 2013.

^