gepubliceerd op 19 juni 2024
Decreet tot ondersteuning van omgevingsverenigingen en omgevingsprojecten
26 APRIL 2024. - Decreet tot ondersteuning van omgevingsverenigingen en omgevingsprojecten (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet tot ondersteuning van omgevingsverenigingen en omgevingsprojecten
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
HOOFDSTUK 2. - Definities
Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° actor: een vereniging of entiteit zonder rechtspersoonlijkheid, of een rechtspersoon, met uitsluiting van natuurlijke personen;2° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);3° begeleidingscommissie: een commissie als vermeld in artikel 12;4° bevoegde entiteit: de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie zoals aangeduid door de Vlaamse Regering;5° erkenningscommissie: een commissie als vermeld in artikel 11;6° erkenningsperiode: de erkenningsperiode, vermeld in artikel 16;7° gewestelijke koepelvereniging voor omgeving: de gewestelijke koepelvereniging voor omgeving, vermeld in artikel 9;8° gewestelijke ledenvereniging voor omgeving: een gewestelijke ledenvereniging voor omgeving als vermeld in artikel 8;9° gewestelijke omgevingsvereniging: een gewestelijke omgevingsvereniging als vermeld in artikel 7;10° gezondheidsindex: de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen;11° kernopdracht: opdrachten als vermeld in artikel 6 tot en met 9 die een erkende omgevingsvereniging minimaal vervult;12° leden: de natuurlijke personen die aan al de volgende voorwaarden voldoen: a) domicilie hebben in het Vlaamse Gewest;b) aangesloten zijn bij een omgevingsvereniging;c) een jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage betalen;d) kunnen participeren in de werking en het beheer van de vereniging;13° lokale afdeling: een groep leden die ressorteert onder een gewestelijke ledenvereniging en zelfstandig activiteiten voor burgers over belangrijke omgevingsgerelateerde uitdagingen en behoeften organiseert, en die ook aangesloten kan zijn bij een regionale omgevingsvereniging.Het werkingsgebied van een lokale afdeling is kleiner dan het werkingsgebied van de gewestelijke ledenvereniging waaronder ze ressorteert; 14° meerjarenplan: een vijfjarenplan dat de werking van een vereniging voor een erkenningsperiode beschrijft;15° meerjarenverbintenis: het overzicht van de doelstellingen, interventies en resultaten waartoe de omgevingsvereniging zich gedurende een erkenningsperiode engageert, met vermelding van de indicatoren en mijlpalen die de periodieke opvolging mogelijk maken;16° omgevingsdoelstellingen: doelstellingen die het bevorderen van de omgevingskwaliteit vooropstellen;17° omgevingskwaliteit: de leefmilieukwaliteit, de biodiversiteit, de landschapskwaliteit, de ruimtelijke kwaliteit, de klimaatadaptatie en -mitigatie of het circulaire gebruik van grondstoffen;18° omgevingsprojecten: projecten die het bevorderen van de omgevingskwaliteit in het Vlaamse Gewest tot doel hebben;19° omgevingsverenigingen: verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, vzw's en stichtingen die de bevordering van de omgevingskwaliteit als maatschappelijk hoofddoel hebben;20° projectsubsidie: een subsidie om een deel van de specifieke kosten te dekken die voortvloeien uit een activiteit die in tijd en in doelstelling beperkt is;21° regionale omgevingsvereniging: een regionale omgevingsvereniging als vermeld in artikel 6;22° startsubsidie: een subsidie als vermeld in artikel 25; 23° Vlaamse overheid: de Vlaamse overheid zoals bedoeld in artikel I.3, 1°, van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten; 24° werkingssubsidie: een subsidie om een deel van de kosten te dekken voor niet-economische activiteiten, die voortvloeien uit het uitvoeren van de kernopdrachten door de erkende omgevingsverenigingen in uitvoering van dit decreet. HOOFDSTUK 3. - Doel, instrumenten en financiële bepalingen
Art. 3.§ 1. Dit decreet heeft tot doel omgevingsverenigingen die een structurele werking ontplooien, bestendigen en professionaliseren en hiermee een betekenisvolle bijdrage leveren aan het bevorderen van de omgevingskwaliteit in het Vlaamse Gewest en aan de realisatie van Vlaamse omgevingsdoelstellingen, te ondersteunen.
Het bevorderen van de omgevingskwaliteit, vermeld in het eerste lid, houdt het beschermen, het in stand houden of het verbeteren van de leefmilieukwaliteit, het bevorderen van de biodiversiteit, de landschapskwaliteit of de ruimtelijke kwaliteit of het bevorderen van de klimaatadaptie en -mitigatie of het circulaire gebruik van grondstoffen in.
Binnen het toepassingsgebied van dit decreet worden alle doelstellingen binnen de omgevingsthema's klimaat, lucht, water, natuur, bodem en ondergrond, omgeving en gezondheid, ruimte en landschap, energie, afval en materialen als Vlaamse omgevingsdoelstellingen beschouwd. Doelstellingen met betrekking tot wonen, dierenwelzijn en onroerend erfgoed worden niet beschouwd als Vlaamse omgevingsdoelstellingen binnen het toepassingsgebied van dit decreet.
Daarnaast heeft het decreet tot doel omgevingsprojecten die uitvoering geven aan de Vlaamse omgevingsdoelstellingen en die de omgevingskwaliteit bevorderen, te ondersteunen. Deze projecten richten zich op samenwerking, uitvoering of lokale doorvertaling en kunnen bijdragen aan de Vlaamse beleidsontwikkeling, de kennisopbouw- en verspreiding inzake omgevingsbeleid stimuleren en het draagvlak voor omgevingsmaatregelen of de gedragsverandering ondersteunen en stimuleren. § 2. Met het oog op het realiseren van het doel, vermeld in paragraaf 1, worden de volgende subsidie-instrumenten gebruikt: 1° werkingssubsidie voor erkende omgevingsverenigingen;2° startsubsidie voor omgevingsverenigingen. De subsidie-instrumenten, vermeld in het eerste lid, kunnen onderling niet gecombineerd worden.
Met het oog op het realiseren van het doel, vermeld in paragraaf 1, vierde lid, kan de Vlaamse Regering projectsubsidies toekennen aan actoren in het kader van projectoproepen.
Art. 4.Het maximale bedrag dat de Vlaamse Regering per begrotingsjaar kan aanwenden voor de subsidie-instrumenten, vermeld in artikel 3, § 2, eerste lid, en voor de projectsubsidies, vermeld in artikel 3, § 2, derde lid, wordt bepaald binnen de perken van de beschikbare jaarlijkse begrotingskredieten.
HOOFDSTUK 4. - Categorieën van omgevingsverenigingen
Art. 5.De Vlaamse Regering kan een omgevingsvereniging erkennen in een van de volgende categorieën: 1° een regionale omgevingsvereniging;2° een gewestelijke omgevingsvereniging;3° een gewestelijke ledenvereniging voor omgeving;4° een gewestelijke koepelvereniging voor omgeving. Er kan maar één gewestelijke koepelvereniging voor omgeving worden erkend.
Art. 6.Een regionale omgevingsvereniging heeft als doel omgevingsdoelstellingen in het Vlaamse Gewest op het bovenlokale niveau te realiseren. Een regionale omgevingsvereniging realiseert deze omgevingsdoelstellingen vanuit een onderbouwde en organisatie-eigen visie. Een regionale omgevingsvereniging vervult in haar werkingsgebied de volgende kernopdrachten: 1° de betrokkenheid realiseren van burgers of actoren bij omgevingsuitdagingen en -behoeften;2° participeren aan het beleid voor omgeving;3° burgers, burgerinitiatieven, vrijwilligersnetwerken of andere lokale of regionale verenigingen rond omgevingsuitdagingen verenigen en versterken, hun een stem geven en handelingsperspectieven bieden;4° steunen op de inzet van vrijwilligers die hetzij individueel, hetzij via lokale afdelingen of andere verenigingen participeren in het beleid en beheer van de omgevingsvereniging;5° voeren van een vrijwilligersbeleid voor de vrijwilligers van de regionale omgevingsvereniging of van een ondersteuningsbeleid voor de lokale afdelingen of andere verenigingen die aangesloten zijn bij de regionale omgevingsvereniging. In het eerste lid wordt verstaan onder bovenlokaal niveau: een werkingsgebied van minstens tien aansluitende gemeenten, die op datum van de inwerkingtreding van dit decreet geen deel uitmaken van een onderlinge gemeentelijke fusie, of een werkingsgebied van een of meer aansluitende gemeenten met minstens 200.000 inwoners in totaal.
Om de kernopdrachten, vermeld in het eerste lid, te realiseren, zet een regionale omgevingsvereniging in op: 1° het informeren, sensibiliseren en mobiliseren van burgers of lokale en bovenlokale actoren;2° de ondersteuning van lokale burgerinitiatieven, vrijwilligersnetwerken of andere lokale of regionale verenigingen;3° de bovenlokale netwerking en samenwerking tussen vrijwilligersnetwerken, burgerinitiatieven, andere verenigingen of lokale en bovenlokale bestuurlijke, sociale of economische actoren in het aangaan van omgevingsuitdagingen en -behoeften en het zoeken naar innovatieve oplossingen ervoor;4° de deelname aan bovenlokale of lokale netwerken, overlegorganen of adviesraden.
Art. 7.Een gewestelijke omgevingsvereniging heeft als doel omgevingsdoelstellingen te realiseren met een bereik dat verspreid is over het Vlaamse Gewest. Een gewestelijke omgevingsvereniging heeft een actieve werking in elke provincie van het Vlaamse Gewest.
Een gewestelijke omgevingsvereniging realiseert deze omgevingsdoelstellingen vanuit een onderbouwde en organisatie-eigen visie. Een gewestelijke omgevingsvereniging vervult in het Vlaamse Gewest de volgende kernopdrachten: 1° de betrokkenheid realiseren van burgers of actoren bij omgevingsuitdagingen en -behoeften;2° participeren aan het beleid voor omgeving;3° burgers of actoren rond omgevingsuitdagingen verenigen en versterken;4° een Vlaams kennis- en expertisecentrum zijn voor omgevingsuitdagingen en -behoeften die relevant zijn voor het Vlaamse Gewest;5° naar innovatieve oplossingen zoeken voor omgevingsuitdagingen en -behoeften. Om de kernopdrachten, vermeld in het eerste lid, te realiseren, zet een gewestelijke omgevingsvereniging in op: 1° de netwerking en samenwerking rond omgevingsuitdagingen en -behoeften;2° het ter beschikking stellen van expertise aan het brede publiek;3° de kennisopbouw en de kennisverspreiding naar de doelgroepen;4° het informeren, sensibiliseren en mobiliseren van burgers of actoren.
Art. 8.Een gewestelijke ledenvereniging voor omgeving heeft als doel omgevingsdoelstellingen in het Vlaamse Gewest vanuit een onderbouwde en organisatie-eigen visie te realiseren. Een gewestelijke ledenvereniging voor omgeving heeft ook als doel om een brede vrijwilligersbeweging rond omgevingsuitdagingen en -behoeften in het Vlaamse Gewest te realiseren. Een gewestelijke ledenvereniging voor omgeving vervult de volgende kernopdrachten voor de voormelde doelstellingen: 1° de betrokkenheid realiseren van burgers en actoren bij omgevingsuitdagingen en -behoeften;2° participeren aan het beleid voor omgeving; 3° minstens 50.000 leden rond omgevingsuitdagingen verenigen, versterken en vertegenwoordigen; 4° minstens honderd lokale afdelingen, waarvan minstens tien in elke provincie van het Vlaamse Gewest, waarvan de werking steunt op actieve vrijwilligers, verenigen, versterken en vertegenwoordigen;5° een voorbeeldrol vervullen door in de eigen werking de principes van goed bestuur toe te passen. Om de kernopdrachten, vermeld in het eerste lid, te realiseren, zet een gewestelijke ledenvereniging voor omgeving in op: 1° de coördinatie, netwerking en samenwerking tussen de lokale afdelingen en de regionale omgevingsverenigingen;2° het aanbieden van vorming, begeleiding, ondersteuning, producten en methodieken aan de lokale afdelingen en de regionale omgevingsverenigingen;3° het informeren, sensibiliseren en mobiliseren van burgers en actoren in het Vlaamse Gewest;4° overleg met en adviesverlening aan de Vlaamse overheid en de actieve deelname aan Vlaamse adviesorganen of andere overlegfora van de Vlaamse overheid;5° beleids- of terreinacties.
Art. 9.De gewestelijke koepelvereniging voor omgeving heeft als doel omgevingsdoelstellingen in het Vlaamse Gewest vanuit een onderbouwde en organisatie-eigen visie te realiseren. De gewestelijke koepelvereniging heeft ook als doel om de professionalisering en netwerkversterking van de omgevingsverenigingen in het Vlaamse Gewest te bevorderen. De gewestelijke koepelvereniging voor omgeving vervult de volgende kernopdrachten voor de voormelde doelstellingen: 1° de betrokkenheid realiseren van burgers en actoren bij omgevingsuitdagingen en -behoeften;2° participeren aan het beleid voor omgeving;3° burgers en actoren rond omgevingsuitdagingen verenigen en versterken;4° een kenniscentrum zijn voor omgevingstransities;5° omgevingsverenigingen verenigen, versterken en vertegenwoordigen, waarbij minimaal 75% van de erkende omgevingsverenigingen lid zijn van de gewestelijke koepelvereniging voor omgeving;6° een kennis- en informatiecentrum zijn voor de omkadering en de werking van omgevingsverenigingen;7° initiatieven opzetten om een duurzame kwaliteitsverbetering en professionalisering te realiseren op het vlak van administratieve, bestuurlijke en doelgroepenwerking van de omgevingsverenigingen;8° startende omgevingsverenigingen ondersteunen;9° een voorbeeldrol vervullen door in de eigen werking de principes van goed bestuur toe te passen. In het eerste lid, 4°, wordt verstaan onder omgevingstransities: veranderingen die in het Vlaamse Gewest noodzakelijk zijn om een gezonde, veerkrachtige en leefbare omgeving te creëren voor mensen, dieren en planten.
Om de kernopdrachten, vermeld in het eerste lid, te realiseren, zet de gewestelijke koepelvereniging voor omgeving in op: 1° de coördinatie, de netwerking en de samenwerking tussen de omgevingsverenigingen die aangesloten zijn bij de gewestelijke koepelvereniging voor omgeving;2° het aanbieden van vorming, begeleiding, ondersteuning, producten en methodieken aan de erkende omgevingsverenigingen en aan de omgevingsverenigingen met een startsubsidie;3° informeren, sensibiliseren en mobiliseren van burgers en actoren in het Vlaamse Gewest;4° overleg met en adviesverlening aan de Vlaamse overheid en de actieve deelname aan Vlaamse adviesorganen of andere overlegfora van de Vlaamse overheid;5° het ter beschikking stellen van expertise aan het brede publiek;6° onderzoek, monitoring of het opzetten van proefprojecten;7° beleids- of terreinacties.
Art. 10.De activiteiten, vermeld in artikel 6, derde lid, 7, tweede lid, 8, tweede lid, en 9, derde lid, die de omgevingsverenigingen verrichten ter realisatie van de kernopdrachten, zijn niet-economische activiteiten.
Omgevingsverenigingen kunnen zowel economische als niet-economische activiteiten organiseren voor het vervullen van de kernopdrachten, vermeld in artikel 6 tot en met 9.
Economische activiteiten komen niet in aanmerking voor de werkingssubsidie en de startsubsidie, vermeld in artikel 3, § 2, eerste lid, ook al worden zij verricht om kernopdrachten te realiseren.
Omgevingsverenigingen die zowel economische als niet-economische activiteiten organiseren, dienen het onderscheid tussen beide categorieën van activiteiten te verduidelijken door het voeren van een gescheiden boekhouding met het oog op de controle op de aanwending van de verleende subsidies.
HOOFDSTUK 5. - De erkenningscommissie en de begeleidingscommissie Afdeling 1. - De erkenningscommissie
Art. 11.§ 1. De Vlaamse Regering richt een erkenningscommissie op.
De erkenningscommissie heeft de volgende taken: 1° ze onderzoekt of de omgevingsverenigingen voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15;2° ze beoordeelt de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen die aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15, voldoen, aan de hand van de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 17;3° op basis van het onderzoek, vermeld in punt 1°, en de beoordeling, vermeld in punt 2°, verleent de erkenningscommissie een advies aan de Vlaamse Regering over de toekenning van een erkenning. § 2. De erkenningscommissie bestaat uit minimaal drie externe experten, alsook uit minimaal één vertegenwoordiger van de bevoegde entiteit. Het aantal externe experten is in de meerderheid ten aanzien van het aantal vertegenwoordigers van de bevoegde entiteit.
De externe experten, vermeld in het eerste lid, zijn onafhankelijke deskundigen die worden aangewezen omdat ze kennis, ervaring en deskundigheid hebben op minimaal een van volgende gebieden: 1° omgevingsthema's of omgevingsdoelstellingen van de Vlaamse overheid;2° zakelijke aspecten van de verenigingswerking;3° organisatieontwikkeling;4° vrijwilligerswerking;5° het bereiken van impact bij maatschappelijke doelgroepen;6° het inzetten van een doel- en doelgroepgerichte aanpak bij maatschappelijke doelgroepen. De externe experten, vermeld in het eerste lid, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze hebben geen bestuurlijke band met de omgevingsverenigingen die ze beoordelen;2° ze zijn geen personeelslid van de omgevingsverenigingen die ze beoordelen;3° ze voeren geen bezoldigde of onbezoldigde opdracht uit voor de omgevingsverenigingen die ze beoordelen;4° ze oefenen geen politiek mandaat uit. De vertegenwoordigers van de bevoegde entiteit, vermeld in het eerste lid, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze hebben geen bestuurlijke band met de omgevingsverenigingen die ze beoordelen;2° ze voeren geen bezoldigde of onbezoldigde opdracht uit voor de omgevingsverenigingen die ze beoordelen;3° ze oefenen geen politiek mandaat uit. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van samenstelling en de werking van de erkenningscommissie en de wijze van aanstelling en het ontslag van de commissieleden.
De externe experten van de erkenningscommissie, vermeld in paragraaf 2, hebben voor hun werkzaamheden recht op een vergoeding die de Vlaamse Regering bepaalt. Afdeling 2. - De begeleidingscommissie
Art. 12.§ 1. De Vlaamse Regering richt per erkende en gesubsidieerde omgevingsvereniging als vermeld in het tweede lid een begeleidingscommissie op.
De begeleidingscommissie evalueert tussentijds de werking van de volgende erkende en gesubsidieerde verenigingen: 1° de gewestelijke omgevingsverenigingen;2° de gewestelijke koepelvereniging voor omgeving;3° de gewestelijke ledenverenigingen voor omgeving. De begeleidingscommissie voert de evaluatie, vermeld in het tweede lid, uit aan de hand van de evaluatiecriteria, vermeld in artikel 20, tweede lid. § 2. De begeleidingscommissie bestaat uit minimaal twee externe experten en minimaal één vertegenwoordiger van de bevoegde entiteit.
De externe experten, vermeld in het eerste lid, worden gekozen uit een pool die de Vlaamse Regering benoemt.
De externe experten, vermeld in het eerste lid, zijn onafhankelijke deskundigen die worden aangewezen omdat ze kennis, ervaring en deskundigheid hebben op minimaal een van volgende gebieden: 1° omgevingsthema's of omgevingsdoelstellingen van de Vlaamse overheid;2° zakelijke aspecten van de verenigingswerking;3° organisatieontwikkeling;4° vrijwilligerswerking;5° het bereiken van impact bij maatschappelijke doelgroepen;6° het inzetten van een doel- en doelgroepgerichte aanpak bij maatschappelijke doelgroepen. De externe experten, vermeld in het eerste lid, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze hebben geen bestuurlijke band met de omgevingsverenigingen die ze evalueren;2° ze zijn geen personeelslid of vrijwilliger van de omgevingsverenigingen die ze evalueren;3° ze voeren geen bezoldigde of onbezoldigde opdracht uit voor de omgevingsverenigingen die ze evalueren;4° ze oefenen geen politiek mandaat uit. De vertegenwoordigers van de bevoegde entiteit, vermeld in het eerste lid, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze hebben geen bestuurlijke band met de omgevingsverenigingen die ze evalueren;2° ze voeren geen bezoldigde of onbezoldigde opdracht uit voor de omgevingsverenigingen die ze evalueren;3° ze oefenen geen politiek mandaat uit. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van samenstelling en de werking van de begeleidingscommissie en de wijze van aanstelling en het ontslag van de commissieleden.
De externe experten van de begeleidingscommissie, vermeld in paragraaf 2, hebben voor hun werkzaamheden recht op een vergoeding die de Vlaamse Regering bepaalt.
HOOFDSTUK 6. - Erkenning van de omgevingsverenigingen Afdeling 1. - Ontvankelijkheidsvoorwaarden
Art. 13.Omgevingsverenigingen kunnen bij de bevoegde entiteit een aanvraag indienen om een erkenning en subsidiëring te verkrijgen. De bevoegde entiteit onderzoekt of de aanvraag ontvankelijk is, conform het tweede lid.
Een aanvraag is ontvankelijk als al de volgende voorwaarden zijn vervuld: 1° de aanvraag is tijdig ingediend;2° de aanvraag is volledig;3° de omgevingsvereniging voldoet aan al de volgende voorwaarden: a) ze is opgericht onder de rechtsvorm van een vzw of een stichting, conform het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;b) ze is opgericht op particulier initiatief;c) vertegenwoordigers van overheidsinstanties maken van de omgevingsvereniging geen deel uit als stemgerechtigd lid van de bestuursorganen;d) ze heeft haar maatschappelijke zetel in het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de datum van indiening van de aanvraag om als tijdig beschouwd te worden als vermeld in het tweede lid, 1° ;2° de documenten die bij de aanvraag ingediend worden om als volledig beschouwd te worden als vermeld in het tweede lid, 2° ;3° de wijze van indiening van de aanvraag;4° de wijze waarop het ontvankelijkheidsonderzoek wordt gevoerd. Afdeling 2. - Beoordeling van de aanvraag en duur van de erkenning
Art. 14.De erkenningscommissie, vermeld in artikel 11, toetst of de vereniging die conform artikel 13, tweede lid, een ontvankelijke aanvraag heeft ingediend, voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15.
Art. 15.Verenigingen kunnen erkend worden als omgevingsvereniging als ze conform artikel 13, tweede lid, een ontvankelijke aanvraag indienen en cumulatief aan de volgende erkenningsvoorwaarden voldoen: 1° ze stellen de bevordering van de omgevingskwaliteit in het Vlaamse Gewest voorop als maatschappelijk hoofddoel;2° ze bestaan al meer dan twee jaar en kunnen aantonen dat ze in voorbije twee kalenderjaren activiteiten ontplooiden die voldoen aan de eerste erkenningsvoorwaarde;3° ze zijn financieel draagkrachtig en verkeren niet in financiële moeilijkheden;4° ze tonen een zelfstandige en onafhankelijke werking aan;5° ze voldoen aan de omschrijving van een van de categorieën van omgevingsverenigingen, vermeld in artikel 5.
Art. 16.De erkenning als omgevingsvereniging geldt voor een volledige erkenningsperiode van vijf jaar. De erkenningsperiode start op 1 januari van het eerste jaar en neemt een einde op 31 december van het vijfde jaar.
De eerste erkenningsperiode start op 1 januari 2027 en eindigt op 31 december 2031.
Om voor een volgende periode in aanmerking te komen voor een erkenning en subsidiëring wordt de volledige procedure, vermeld in artikel 13 tot en met 18, doorlopen.
De Vlaamse Regering werkt de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15, en de procedure voor de erkenning, vermeld in artikel 13 tot en met 17, verder uit.
Art. 17.Nadat de erkenningscommissie, vermeld in artikel 11, een positieve beoordeling van de erkenningsvoorwaarden heeft gegeven, beoordeelt de erkenningscommissie de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen aan de hand van de volgende criteria: 1° de mate waarin de omgevingsvereniging bijdraagt aan de verbetering van de omgevingskwaliteit;2° de mate waarin de omgevingsvereniging de kernopdrachten vervult die voor haar categorie van toepassing zijn;3° de kwaliteit en performantie van de zakelijke werking;4° de kwaliteit van de meerjarenverbintenis;5° als dat van toepassing is, de mate van opvolging van de aanbevelingen die de begeleidingscommissie conform artikel 20, vierde lid, of de bevoegde entiteit conform artikel 23, tweede lid, heeft geformuleerd bij de tussentijdse evaluatie van de vorige erkenningsperiode. De erkenningscommissie kan tot de volgende beoordeling komen over de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen en die beoordeling als advies aan de Vlaamse Regering bezorgen: 1° een positieve beoordeling;2° een negatieve beoordeling. De Vlaamse Regering: 1° bepaalt de subcriteria die van toepassing zijn bij de beoordeling van de beoordelingscriteria, vermeld in het eerste lid;2° bepaalt de wijze van beoordeling van de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen;3° bepaalt de wijze en inhoud van de advisering aan de Vlaamse Regering, vermeld in het tweede lid;4° bepaalt de wijze van toekenning van de erkenning en beslist wie hiertoe bevoegd is.De erkenningscommissie adviseert de Vlaamse Regering over het al dan niet toekennen van een erkenning op basis van de beoordeling, vermeld in het tweede lid.
HOOFDSTUK 7. - Subsidiëring van erkende omgevingsverenigingen
Art. 18.§ 1. Nadat de Vlaamse Regering de omgevingsvereniging heeft erkend, kan de erkende omgevingsvereniging een jaarlijkse werkingssubsidie ontvangen, die enkel kan dienen voor de ondersteuning van niet-economische activiteiten ter realisatie van de kernopdrachten, vermeld in artikel 6 tot en met 9.
De Vlaamse Regering bepaalt per categorie van omgevingsvereniging, vermeld in artikel 5, eerste lid, een basissubsidiebedrag. § 2. De werkingssubsidie voor regionale omgevingsverenigingen kan op basis van de beoordeling van de kwaliteit van de werking 20% lager of hoger liggen dan de basissubsidie.
De werkingssubsidie voor gewestelijke omgevingsverenigingen kan op basis van de beoordeling van de kwaliteit van de werking een bedrag zijn dat varieert tussen 70% en 150% van de basissubsidie.
De werkingssubsidie voor de gewestelijke koepelvereniging voor omgeving en de gewestelijke ledenverenigingen voor omgeving is gelijk aan de basissubsidie. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de wijze waarop de hoogte van de werkingssubsidie per erkende omgevingsvereniging wordt bepaald;2° de wijze van toekenning van de werkingssubsidie per erkende omgevingsvereniging. De hoogte van de jaarlijkse werkingssubsidie kan worden aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.
De subsidie mag niet verleend worden voor werkingskosten die al gedekt zijn door een andere vorm van subsidiëring.
Erkende omgevingsverenigingen waaraan een werkingssubsidie is toegekend, kunnen daarmee geen reserves aanleggen.
De werkingssubsidie kan niet worden aangewend voor juridische kosten, waaronder kosten voor advocaten, voor het aanspannen van procedures tegen het Vlaamse Gewest.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van uitbetaling van de werkingssubsidie.
HOOFDSTUK 8. - De opvolging en de evaluatie van de erkende en gesubsidieerde omgevingsverenigingen Afdeling 1. - De tussentijdse opvolging en evaluatie van de erkende en
gesubsidieerde gewestelijke omgevingsverenigingen, gewestelijke ledenverenigingen voor omgeving en de gewestelijke koepelvereniging voor omgeving
Art. 19.De bevoegde entiteit volgt jaarlijks de voortgang van de meerjarenverbintenis van de volgende erkende en gesubsidieerde omgevingsverenigingen op: 1° de gewestelijke omgevingsverenigingen;2° de gewestelijke ledenverenigingen voor omgeving;3° de gewestelijke koepelvereniging voor omgeving. Voor de opvolging, vermeld in het eerste lid, dienen de omgevingsverenigingen jaarlijks de volgende rapportering in: 1° een functionele rapportering;2° een financiële rapportering. De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van de functionele rapportering, vermeld in het tweede lid, 1° ;2° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van de financiële rapportering, vermeld in het tweede lid, 2° ;3° de wijze van opvolging, vermeld in het eerste lid.
Art. 20.De erkende en gesubsidieerde gewestelijke omgevingsverenigingen, gewestelijke ledenverenigingen voor omgeving en gewestelijke koepelvereniging voor omgeving zijn onderworpen aan een tussentijdse evaluatie in het derde jaar van de erkenning. Voor de voormelde tussentijdse evaluatie dienen de omgevingsverenigingen een voortgangsverslag in bij de bevoegde entiteit ter voorbereiding van het gesprek met de begeleidingscommissie, vermeld in artikel 12.
De begeleidingscommissie evalueert de werking van de erkende en gesubsidieerde omgevingsverenigingen aan de hand van de volgende evaluatiecriteria: 1° de voortgang van het meerjarenplan en de meerjarenverbintenis;2° de mate waarin de vereniging heeft bijgedragen aan de verbetering van de omgevingskwaliteit;3° de mate waarin de vereniging haar kernopdrachten vervult;4° de kwaliteit en performantie van de zakelijke werking. De tussentijdse evaluatie geeft aanleiding tot een van de volgende beslissingen: 1° een positieve evaluatie;2° een negatieve evaluatie. Bij een negatieve evaluatie formuleert de begeleidingscommissie aanbevelingen. De gewestelijke koepelvereniging voor omgeving, gewestelijke ledenverenigingen voor omgeving en gewestelijke omgevingsverenigingen kunnen na een negatieve evaluatie, op verzoek gehoord worden door de begeleidingscommissie.
Bij een negatieve evaluatie worden tekortkomingen gedetecteerd en gesignaleerd zodat de erkende en gesubsidieerde omgevingsvereniging tijdig haar werking kan bijsturen met het oog op een nieuwe aanvraag tot erkenning en subsidiëring voor de volgende erkenningsperiode en om de terugvordering van subsidies te vermijden na afloop van de lopende erkenningsperiode.
De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van het voortgangsverslag, vermeld in het eerste lid;2° de subcriteria die van toepassing zijn bij de beoordeling van de evaluatiecriteria, vermeld in het tweede lid;3° de wijze van evaluatie.
Art. 21.De bevoegde entiteit evalueert na afloop van de erkenningsperiode de werking van de erkende en gesubsidieerde gewestelijke omgevingsverenigingen, gewestelijke ledenverenigingen voor omgeving en gewestelijke koepelvereniging voor omgeving. Voor de voormelde evaluatie dient de omgevingsvereniging een eindverslag in bij de bevoegde entiteit.
Een negatieve evaluatie kan aanleiding geven tot terugvordering van een deel van de toegekende subsidie in verhouding tot het ontbreken van de verantwoording in de eindrapportering voor niet of onvoldoende gerealiseerde doelstellingen, vermeld in de meerjarenverbintenis.
De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van het eindverslag;2° de wijze van eindevaluatie. Afdeling 2. - De tussentijdse opvolging en evaluatie van de erkende en
gesubsidieerde regionale omgevingsverenigingen
Art. 22.De bevoegde entiteit volgt na afloop van het eerste en het derde jaar van de erkenningsperiode de voortgang van de meerjarenverbintenis van de erkende en gesubsidieerde regionale omgevingsverenigingen op.
Voor de opvolging, vermeld in het eerste lid, dienen de omgevingsverenigingen de volgende rapportering in: 1° een functionele rapportering in het tweede en het vierde jaar van de erkenningsperiode;2° jaarlijks een financiële rapportering. Met het oog op een evaluatie kan de bevoegde entiteit, als ze vaststelt dat de voortgang van de meerjarenverbintenis ontoereikend is, aan de erkende en gesubsidieerde regionale omgevingsvereniging vragen om een voortgangsverslag in te dienen waarin de voortgang wordt verantwoord.
De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van de functionele en financiële rapportering, vermeld in het tweede lid;2° de wijze van opvolging, vermeld in het eerste lid;3° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van het voortgangsverslag, vermeld in het derde lid;4° de wijze van evaluatie, vermeld in het derde lid.
Art. 23.De evaluatie, vermeld in artikel 22, derde lid, geeft aanleiding tot een van de volgende beslissingen: 1° een positieve evaluatie;2° een negatieve evaluatie. Bij een negatieve evaluatie formuleert de bevoegde entiteit aanbevelingen. De regionale omgevingsvereniging kan op verzoek gehoord worden door de bevoegde entiteit.
Bij een negatieve evaluatie worden tekortkomingen gedetecteerd en gesignaleerd zodat de erkende en gesubsidieerde omgevingsvereniging tijdig haar werking kan bijsturen met het oog op een nieuwe aanvraag tot erkenning en subsidiëring voor een volgende erkenningsperiode en om de terugvordering van subsidies te vermijden na afloop van de lopende erkenningsperiode.
Art. 24.De bevoegde entiteit evalueert na afloop van de erkenningsperiode de werking van de erkende en gesubsidieerde regionale omgevingsvereniging. Voor de voormelde eindevaluatie dient de omgevingsvereniging een eindverslag in bij de bevoegde entiteit.
Een negatieve eindevaluatie kan aanleiding geven tot terugvordering van een deel van de toegekende subsidie in verhouding tot het ontbreken van de verantwoording in de eindrapportering voor niet of onvoldoende gerealiseerde doelstellingen, vermeld in de meerjarenverbintenis.
De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van het eindverslag, vermeld in het eerste lid;2° de wijze van eindevaluatie, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 9. - De startsubsidie
Art. 25.Niet-erkende omgevingsverenigingen kunnen na een oproep door de Vlaamse Regering een startsubsidie aanvragen om een werking te ontwikkelen waarmee ze vanaf een volgende erkenningsperiode kunnen deelnemen aan de erkennings- en subsidiëringsprocedure voor een van de categorieën van omgevingsverenigingen, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1° en 2°.
De startsubsidie kan per omgevingsvereniging maar één keer toegekend worden en geldt voor een periode van maximaal drie jaar.
Art. 26.Een aanvraag van een startsubsidie is ontvankelijk als al de volgende voorwaarden zijn vervuld: 1° de aanvraag is tijdig ingediend;2° de aanvraag is volledig;3° de vereniging voldoet aan al de volgende voorwaarden: a) ze is opgericht onder de rechtsvorm van een vzw of een stichting, conform het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;b) ze is opgericht op particulier initiatief;c) vertegenwoordigers van overheidsinstanties maken van de vereniging geen deel uit als stemgerechtigd lid van de bestuursorganen;d) ze heeft haar maatschappelijke zetel in het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;4° de omgevingsvereniging heeft met toepassing van dit decreet geen startsubsidie ontvangen;5° de omgevingsvereniging heeft geen startsubsidie ontvangen in het kader van het decreet van 29 april 1991 tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu-, natuur-, en ruimteverenigingen, zoals van kracht op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de datum van indiening van de aanvraag om als tijdig beschouwd te worden als vermeld in het eerste lid, 1° ;2° de documenten die bij de aanvraag ingediend worden om als volledig beschouwd te worden als vermeld in het eerste lid, 2° ;3° de wijze van indiening van de aanvraag;4° de wijze waarop het ontvankelijkheidsonderzoek wordt gevoerd.
Art. 27.De bevoegde entiteit gaat na of de omgevingsvereniging die een startsubsidie aanvraagt, vermeld in artikel 25, voldoet aan de volgende voorwaarden voor een startsubsidie: 1° ze stelt de bevordering van de omgevingskwaliteit in het Vlaamse Gewest voorop als maatschappelijk hoofddoel;2° ze toont een zelfstandige en onafhankelijke werking aan;3° ze bouwt een werking uit om te kunnen voldoen aan de omschrijvingen van een van de categorieën van omgevingsverenigingen, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1° en 2°, tegen een volgende erkenningsperiode. De Vlaamse Regering werkt de voorwaarden voor een startsubsidie, vermeld in het eerste lid, verder uit.
Art. 28.Na een positieve beoordeling van de voorwaarden voor een startsubsidie, vermeld in artikel 27, beoordeelt de bevoegde entiteit de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen aan de hand van al de volgende criteria: 1° de kwaliteit en coherentie van de geformuleerde visie, missie, doelstellingen en de mate waarin de doelstellingen bijdragen aan de verbetering van de omgevingskwaliteit;2° de kwaliteit en haalbaarheid van het streefbeeld en scenario voor de verdere uitbouw van de vereniging om aan de omschrijving van de gekozen categorie, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1° en 2°, te voldoen;3° de kwaliteit van de beslissingsstructuren, van de organisatie van de dagelijkse werking en van de personeelsstructuur;4° de kwaliteit van het financiële plan. De bevoegde entiteit kan tot een van de volgende beoordelingen komen over de kwaliteit van de werking van de omgevingsvereniging die een startsubsidie aanvraagt als vermeld in artikel 25, en die beoordeling als advies aan de Vlaamse Regering bezorgen: 1° een positieve beoordeling;2° een negatieve beoordeling. De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de wijze van beoordeling van de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen die een startsubsidie aanvragen;2° de wijze en inhoud van advisering aan de Vlaamse Regering, vermeld in het tweede lid;3° de wijze van toekenning van de startsubsidie en beslist wie hiertoe bevoegd is.De bevoegde entiteit adviseert de Vlaamse Regering over het al dan niet toekennen van de startsubsidie.
Art. 29.De Vlaamse Regering bepaalt per categorie van omgevingsverenigingen, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1° en 2°, een startsubsidie, die enkel kan dienen voor de ondersteuning van niet-economische activiteiten met het oog op het uitbouwen van een werking om tegen een volgende erkenningsperiode te kunnen voldoen aan de kernopdrachten, vermeld in artikel 6 en 7.
De hoogte van de jaarlijkse startsubsidie kan worden aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.
De startsubsidie mag niet verleend worden voor werkingskosten die al gedekt zijn door een andere vorm van subsidiëring.
Omgevingsverenigingen waaraan een startsubsidie is toegekend, kunnen daarmee geen reserves aanleggen.
De Vlaamse Regering regelt de wijze van uitbetaling van de startsubsidie.
Art. 30.De bevoegde entiteit evalueert de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen met een startsubsidie na het eerste werkingsjaar.
De omgevingsverenigingen dienen voor de evaluatie een voortgangsverslag in bij de bevoegde entiteit.
De bevoegde entiteit bezorgt haar evaluatie aan de vereniging. De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van het voortgangsverslag, vermeld in het tweede lid;2° de wijze van evaluatie van de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen met een startsubsidie, vermeld in het eerste lid.
Art. 31.De omgevingsverenigingen met een startsubsidie dienen jaarlijks een financiële verantwoording in.
De Vlaamse Regering bepaalt de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van de financiële verantwoording.
Art. 32.De bevoegde entiteit evalueert na afloop van de subsidiëringsperiode de werking van de omgevingsvereniging met een startsubsidie. Voor de voormelde evaluatie dient de omgevingsvereniging een eindverslag in bij de bevoegde entiteit.
Een negatieve evaluatie kan aanleiding geven tot terugvordering van een deel van de toegekende subsidie in verhouding tot het ontbreken van de verantwoording voor niet of onvoldoende gerealiseerde doelstellingen.
De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van het eindverslag, vermeld in het eerste lid;2° de wijze van eindevaluatie, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 1 0. - Projectsubsidies
Art. 33.De Vlaamse Regering kan na het lanceren van een projectoproep aan actoren een subsidie toekennen om omgevingsprojecten te realiseren in het Vlaamse Gewest voor een looptijd van maximaal vijf jaar.
De Vlaamse Regering kan meerdere oproepmomenten voor omgevingsprojecten per jaar organiseren. De Vlaamse Regering bepaalt per projectoproep de looptijd.
De Vlaamse Regering bepaalt de jaarlijkse frequentie van de projectoproepen, de elementen die elke projectoproep bevat en de wijze van bekendmaking van de projectoproepen.
Art. 34.Een aanvraag voor een projectsubsidie als vermeld in artikel 33, is ontvankelijk als ze aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° de aanvraag is ingediend na een oproep voor omgevingsprojecten;2° de aanvraag is tijdig ingediend, conform de indieningsdatum, vermeld in de projectoproep;3° de aanvraag is volledig zoals bepaald in de projectoproep;4° de aanvrager behoort tot de doelgroep die met de projectoproep wordt beoogd;5° het ingediende project is een project dat beantwoordt aan de omschrijving van projecten, vermeld in artikel 3, § 1, vierde lid;6° voor het project wordt maar één aanvraag ingediend per indieningsdatum in het kader van dit decreet, ongeacht wie de aanvrager is;7° het project heeft een duidelijke begin- en einddatum;8° het project overschrijdt de maximale projecttermijn, vermeld in de projectoproep, niet.
Art. 35.Voorstellen voor omgevingsprojecten, vermeld in artikel 33, worden beoordeeld door een jury aan de hand van de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 36.
Aan de jury kunnen naast vertegenwoordigers van de bevoegde entiteit externe experten participeren.
De externe experten, vermeld in het tweede lid, zijn onafhankelijke deskundigen die worden aangewezen omdat ze kennis, ervaring en deskundigheid hebben in minimaal een van de volgende gebieden: 1° omgevingsthema's of omgevingsdoelstellingen van de Vlaamse overheid;2° zaken die verband houden met het voorwerp van de projectoproep. De externe experten, vermeld in het tweede lid, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze hebben geen bestuurlijke band met de subsidieaanvrager;2° ze zijn geen personeelslid van de subsidieaanvrager;3° ze voeren geen bezoldigde of onbezoldigde opdracht uit voor de subsidieaanvrager;4° ze oefenen geen politiek mandaat uit. De vertegenwoordigers van de bevoegde entiteit, vermeld in het tweede lid, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze hebben geen bestuurlijke band met de subsidieaanvrager;2° ze voeren geen bezoldigde of onbezoldigde opdracht uit voor de subsidieaanvrager;3° ze oefenen geen politiek mandaat uit. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van samenstelling en de werking van de jury en de wijze van aanstelling en het ontslag van vertegenwoordigers van de bevoegde entiteit en externe experten.
De Vlaamse Regering kan bepalen dat de externe experten van de jury voor hun werkzaamheden recht hebben op een vergoeding die ze bepaalt.
Art. 36.Voor een projectsubsidie, vermeld in artikel 33, zijn de volgende beoordelingscriteria van toepassing: 1° de kwaliteit van het projectvoorstel;2° de mate waarin het projectvoorstel bijdraagt aan de doelstellingen van de projectoproep;3° de piloot- of voorbeeldwaarde van het projectvoorstel. Voor een projectsubsidie, vermeld in artikel 33, kunnen de volgende bijkomende beoordelingscriteria van toepassing zijn als er meer projecten positief beoordeeld zijn op basis van de beoordelingscriteria, vermeld in het eerste lid, dan het beschikbare budget toelaat: 1° de spreiding van de ingediende projecten over het Vlaamse Gewest;2° de diversiteit van de ingediende projecten. De Vlaamse Regering bepaalt de beoordelingsprocedure.
Art. 37.De jury, vermeld in artikel 35, bezorgt op basis van haar beoordeling een advies aan de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze en de inhoud van advisering van de jury over de beoordeling van de omgevingsprojecten, vermeld in artikel 33.
Art. 38.De Vlaamse Regering beslist over de wijze van toekenning van de projectsubsidie, vermeld in artikel 33 en de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald. De jury adviseert de Vlaamse Regering over het al dan niet toekennen van een projectsubsidie.
De beslissing over de toekenning van de projectsubsidie wordt binnen zes maanden na de uiterste indieningsdatum voor de projectaanvraag genomen.
Art. 39.De subsidieontvanger waaraan een projectsubsidie als vermeld in artikel 33 is toegekend, kan daarmee geen reserves aanleggen.
Art. 40.De Vlaamse Regering regelt de toekenning en uitbetaling van de projectsubsidies, vermeld in artikel 33.
Art. 41.De bevoegde entiteit volgt de voortgang van de omgevingsprojecten, vermeld in artikel 33, tussentijds op. De subsidieontvanger dient daarvoor de nodige tussentijdse rapportering in bij de bevoegde entiteit.
De bevoegde entiteit kan zich bij de tussentijdse opvolging, vermeld in het eerste lid, laten bijstaan door externe experten die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 35, derde en vierde lid.
De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van de tussentijdse rapportering, vermeld in het eerste lid;2° de wijze van tussentijdse opvolging, vermeld in het eerste lid.
Art. 42.Na afloop van het omgevingsproject, vermeld in artikel 33, evalueert de bevoegde entiteit de uitvoering van het omgevingsproject.
Daarvoor dient de aanvrager een functionele en financiële eindrapportering in bij de bevoegde entiteit.
Een negatieve evaluatie kan aanleiding geven tot terugvordering van een deel van de toegekende subsidie in verhouding tot het ontbreken van de verantwoording voor niet behaalde resultaten.
De bevoegde entiteit kan zich bij de eindevaluatie laten bijstaan door externe experten die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 35, derde en vierde lid.
De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van de functionele en financiële eindrapportering, vermeld in het eerste lid;2° de wijze van eindevaluatie, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 1 1. - Bepalingen over de gegevensverwerking
Art. 43.§ 1. De bevoegde entiteit treedt op als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van dit decreet. § 2. De volgende categorieën van personen hebben toegang tot de verwerkte persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van dit decreet en beperkt voor de taken en het werkgebied waarvoor zij bevoegd zijn: 1° de personeelsleden van de bevoegde entiteit;2° de externe experten, vermeld in artikel 11, 12 en 35. De omgevingsverenigingen en actoren die in het kader van dit decreet een subsidie als vermeld in artikel 3 van dit decreet, aanvragen of ontvangen, mogen persoonsgegevens als vermeld in artikel 44, tweede en derde lid, van dit decreet verwerken in het kader van de indiening en verantwoording van hun dossier bij de bevoegde entiteit, en bij de uitvoering van hun taken, vermeld in dit decreet. De voormelde omgevingsverenigingen en actoren treden in het voormelde geval op als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, van de voormelde persoonsgegevens. § 3. De verwerkingsverantwoordelijken verwerken de persoonsgegevens onder de volgende voorwaarden: 1° de persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is;2° de persoonsgegevens worden verzameld voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden als vermeld in artikel 11, 12, 13, 26, 34, en 51 en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt;3° de persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die toereikend is, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;4° de persoonsgegevens zijn juist en als dat nodig is, worden ze geactualiseerd;5° alle redelijke maatregelen worden genomen om de persoonsgegevens die, gelet op de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt, onjuist zijn, onmiddellijk te wissen of te rectificeren;6° de persoonsgegevens worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen niet langer te identificeren dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt;7° de persoonsgegevens worden, door passende technische of organisatorische maatregelen te nemen, op een dusdanige manier verwerkt dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is, zodat ze onder meer beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging. De verwerkingsverantwoordelijken zijn verantwoordelijk voor de naleving van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, en kunnen dat aantonen.
De verwerkingsverantwoordelijken informeren de betrokkenen vooraf over de verwerking van hun persoonsgegevens conform artikel 13 en 14 van de algemene verordening gegevensbescherming en informeren hen over hun rechten op basis van artikel 15 tot en met 22 van de algemene verordening gegevensbescherming.
De Vlaamse Regering kan de nadere regels over de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, vaststellen evenals over de categorieën van betrokkenen, vermeld in artikel 44, alsook beveiligingseisen vaststellen voor de verschillende categorieën van persoonsgegevens, vermeld in artikel 44.
Art. 44.De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit decreet heeft betrekking op de volgende categorieën van betrokkenen: 1° externe experten en kandidaat-experten;2° medewerkers, vrijwilligers en verantwoordelijken van de omgevingsverenigingen en van de actoren;3° natuurlijke personen die vermeld worden in de aanvragen en de bijlagen ervan. De verwerking van persoonsgegevens van omgevingsverenigingen in het kader van dit decreet heeft betrekking op de volgende categorieën van persoonsgegevens: 1° de expertise;2° het geslacht;3° de identificatiegegevens;4° de leeftijd;5° de mandaten;6° de opleidingsgegevens. Met betrekking tot de vrijwilligers van omgevingsverenigingen, vermeld in het eerste lid, 2°, en de natuurlijke personen, vermeld in het eerste lid, 3°, worden enkel de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerkt: 1° de identificatiegegevens;2° het geslacht;3° de leeftijd. De verwerking van persoonsgegevens van actoren die een aanvraag voor een projectsubsidie indienen als vermeld in artikel 34 van dit decreet heeft betrekking op de volgende categorieën van persoonsgegevens: 1° de expertise;2° het geslacht;3° de identificatiegegevens;4° de leeftijd;5° de loongegevens;6° de mandaten;7° de opleidingsgegevens.
Art. 45.De bewaartermijnen voor persoonsgegevens die op basis van dit decreet worden bewaard conform artikel 5, lid 1, e), van de algemene verordening gegevensbescherming, worden vastgelegd in selectieregels conform artikel III.87, § 1, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Deze selectieregels bevatten een bewaartermijn met bijbehorende motivering.
Art. 46.De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de verwerking van de persoonsgegevens, de beveiliging van die gegevens en de passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen.
HOOFDSTUK 1 2. - Toezicht
Art. 47.Omgevingsverengingen en actoren die in het kader van dit decreet een subsidie ontvangen, leggen daarover verantwoording af bij de bevoegde entiteit. De bevoegde entiteit oefent toezicht uit op de aanwending van de subsidies die op basis van dit decreet worden toegekend.
Tijdens het toezicht, vermeld in het eerste lid, controleert de bevoegde entiteit of voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de subsidieontvanger voldoet aan de subsidievereisten, vermeld in artikel 48;2° de subsidie is gebruikt voor het doel waarvoor ze is verleend, conform artikel 11 van de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof;3° de subsidie, vermeld in artikel 3, § 2, eerste lid, werd enkel aangewend voor niet-economische activiteiten.
Art. 48.De subsidieontvanger voldoet aan al de volgende subsidievereisten: 1° bij alle publieke communicatie in het kader van de gesubsidieerde werking de steun van de Vlaamse overheid vermelden, door de standaardlogo's en de bijbehorende tekst te gebruiken die de Vlaamse Regering vaststelt;2° het belang erkennen van het Nederlands bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;3° een boekhouding voeren die de financiële controle op de aanwending van de subsidies mogelijk maakt.
Art. 49.De bevoegde entiteit kan op elk moment de werking en de boekhouding van een subsidieontvanger onderzoeken. De subsidieontvanger stelt alle gegevens in het Nederlands ter beschikking die noodzakelijk zijn voor het toezicht en staat de bevoegde entiteit toe om ter plaatse de naleving van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan te verifiëren.
HOOFDSTUK 1 3. - Slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffingsbepaling
Art. 50.Het decreet van 29 april 1991 tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu-, natuur- en ruimteverenigingen, gewijzigd bij de decreten van 30 april 2004, 18 december 2015 en 18 december 2020, wordt opgeheven. Afdeling 2. - Overgangsmaatregelen
Art. 51.In aanloop naar de eerste erkenningsperiode 2027-2031 kunnen omgevingsverenigingen die niet erkend zijn conform het decreet van 29 april 1991 tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en subsidiëring van de milieu-, natuur-, en ruimteverenigingen, zoals van kracht op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, een aanvraag indienen voor een kortlopende erkenning na een oproep daarvoor door de Vlaamse Regering.
De voormelde kortlopende erkenning geldt voor twee kalenderjaren en loopt van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2026.
De Vlaamse Regering bepaalt de documenten die bij de kortlopende erkenningsaanvraag gevoegd worden, en ook de datum en de wijze van de indiening van de aanvraag voor een kortlopende erkenning, vermeld in het eerste lid.
Art. 52.Verenigingen die in aanmerking willen komen voor een kortlopende erkenning, vermeld in artikel 51, voldoen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 13, tweede lid.
De bevoegde entiteit onderzoekt de ontvankelijkheid van de kortlopende erkenningsaanvraag, vermeld in artikel 51.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van het ontvankelijkheidonderzoek.
Art. 53.De bevoegde entiteit bezorgt de ontvankelijke aanvragen aan de erkenningscommissie, vermeld in artikel 11, die de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15, onderzoekt.
Art. 54.Na een positieve beoordeling van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 15, in het kader van een kortlopende erkenningsaanvraag als vermeld in artikel 51, beoordeelt de erkenningscommissie de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen aan de hand van de criteria, vermeld in artikel 17, eerste lid, 1° tot en met 3°.
Het onderzoek door de erkenningscommissie leidt tot een beoordeling die voor advies aan de Vlaamse Regering wordt bezorgd als vermeld in artikel 17, tweede lid.
De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de wijze van beoordeling van de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen, vermeld in het eerste lid;2° de wijze en inhoud van de advisering van de erkenningscommissie over de kwaliteit van de werking van de omgevingsverenigingen aan de Vlaamse Regering, vermeld in het tweede lid;3° de wijze van toekenning van de kortlopende erkenning en beslist wie hiertoe bevoegd is.De erkenningscommissie adviseert de Vlaamse Regering over het al dan niet toekennen van een kortlopende erkenning.
Art. 55.Nadat de Vlaamse Regering de kortlopende erkenning, vermeld in artikel 51, heeft toegekend, kunnen de omgevingsverenigingen een jaarlijkse werkingssubsidie ontvangen, die enkel kan dienen voor de ondersteuning van niet-economische activiteiten ter realisatie van de kernopdrachten, vermeld in artikel 6 tot en met 8.
Het bedrag van de jaarlijkse werkingssubsidie, vermeld in het eerste lid, is gelijk aan het geïndexeerde subsidiebedrag dat erkende milieu- en natuurverenigingen conform de volgende artikelen van het besluit van 18 december 2015 houdende de erkenning en subsidiëring van milieu- en natuurverenigingen, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, in dat jaar ontvangen: 1° artikel 13, tweede lid, eerste zin, voor gewestelijke omgevingsverenigingen;2° artikel 7, derde lid, voor regionale omgevingsverenigingen;3° artikel 4, derde lid, voor gewestelijke ledenverenigingen.
Art. 56.De omgevingsvereniging met een kortlopende erkenning, vermeld in artikel 51, bezorgt de bevoegde entiteit jaarlijks een financiële rapportering.
Na afloop van de kortlopende erkenningsperiode bezorgt de omgevingsvereniging een eindverslag aan de bevoegde entiteit met het oog op een eindevaluatie van de werking. Een negatieve evaluatie van de werking kan aanleiding geven tot de terugvordering van verleende subsidies in verhouding tot het ontbreken van de verantwoording voor niet of onvoldoende gerealiseerde doelstellingen.
De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de vorm, de inhoud en de datum en wijze van indiening van de financiële rapportering, vermeld in het eerste lid;2° de vorm, de inhoud en de wijze van indiening van het eindverslag, vermeld in het tweede lid;3° de wijze van eindevaluatie.
Art. 57.De startsubsidie die verleend is op grond van het decreet van 29 april 1991 tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiering van de milieu-, natuur- en ruimteverenigingen, zoals van kracht op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, en de uitvoeringsbesluiten ervan vervalt, vanaf het eerste jaar dat de kortlopende erkenning geldt, als een kortlopende erkenning wordt toegekend.
Art. 58.De erkenning van verenigingen die verleend is in het kader van het decreet van 29 april 1991 tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu-, natuur- en ruimteverenigingen, zoals van kracht op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, blijft doorlopen tot en met 31 december 2026. De voormelde verenigingen worden voor de opvolging en de evaluatie van de werking en voor de uitbetaling van de subsidie verder beoordeeld conform het decreet van 29 april 1991 tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu-, natuur- en ruimte- verenigingen, zoals van kracht op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, en de uitvoeringbesluiten ervan. Dit geldt tot aan het afsluiten van de laatste rapportage- en evaluatieronde na het aflopen van de erkenningsperiode 2022-2026.
In afwijking van het eerste lid tellen bij gemeentelijke fusies binnen de subsidiëringsperiode die loopt tot en met 31 december 2026, de fusionerende gemeenten afzonderlijk mee voor de vereisten in verband met het minimumaantal gemeenten van het werkingsgebied en voor de ratioberekening van het werkings- gebied van regionale verenigingen van type 1 en type 2 als vermeld in artikel 5, § 2, 1° en 2°, van het besluit van 18 december 2015 houdende de erkenning en subsidiëring van milieu- en natuurverenigingen. Afdeling 3. - Inwerkingtreding
Art. 59.Dit decreet treedt in werking op een datum die de Vlaamse Regering vaststelt en uiterlijk op 1 juli 2024.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 26 april 2024.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR _______ Nota (1) Zitting 2023-2024 Documenten: - Ontwerp van decreet : 1922 - Nr.1 - Amendementen : 1922 - Nr. 2 - Verslag : 1922 - Nr. 3 - Amendement : 1922 - Nr. 4 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1922 - Nr. 5 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 24 april 2024.