gepubliceerd op 07 februari 2008
Decreet houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord, afgesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de in het kader van de herwaardering van het kwalificatieonderwijs ter beschikking gestelde uitrusting en de samenwerking tussen de centra voor spitstechnologie en de beroepsreferentiecentra
25 OKTOBER 2007. - Decreet houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord, afgesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de in het kader van de herwaardering van het kwalificatieonderwijs ter beschikking gestelde uitrusting en de samenwerking tussen de centra voor spitstechnologie en de beroepsreferentiecentra
De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie en Wij, het College, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Er wordt ingestemd met het samenwerkingsakkoord van 7 juni 2007, afgesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de in het kader van de herwaardering van het kwalificatieonderwijs ter beschikking gestelde uitrusting en de samenwerking tussen de Centra voor Spitstechnologie en de Beroepsreferentiecentra.
Art. 2.Dit samenwerkingsakkoord wordt bij onderhavig decreet bijgevoegd als bijlage.
Samenwerkingsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de in het kader van de herwaardering van het kwalificatieonderwijs ter beschikking gestelde uitrusting en de samenwerking tussen de Centra voor Spitstechnologie en de Beroepsreferentiecentra.
Gelet op de artikelen 1, 39, 127, 128, 134 en 138 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid artikel 92bis, § 1, ingelast door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op decreet II van de Raad van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie;
Gelet op decreet III van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan de Franse Gemeenschapscommissie;
Overwegende dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de tewerkstelling van jongeren tot een van de transversale prioriteiten van haar beleid gemaakt heeft, zoals omgezet in het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling en operationeel gemaakt in het Plan voor de Tewerkstelling van de Brusselaars;
Overwegende het Sociaal Pact voor de Tewerkstelling van de Brusselaars, afgesloten op 11 juni 2002;
Overwegende de beslissing van het Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité van 2 juli 2003 betreffende het bestek van de referentiecentra;
Overwegende dat het slagen van dit beleid met name de optimale opleiding inhoudt van de jongeren die de leergangen van het kwalificatieonderwijs (secundair technisch kwalificatie- en beroepsonderwijs, alternerend onderwijs, gespecialiseerd onderwijs vorm 3 en 4), van het onderwijs voor sociale promotie en van het hoger niet-universitair onderwijs volgen;
Overwegende dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van de oprichting van referentiecentra een van de prioriteiten van haar legislatuur gemaakt heeft, met het oog op de begunstiging van de aanpassing van de noden van de ondernemingen aan het aanbod inzake opleiding en op het bevorderen van de beroepsopleiding van de Brusselaars voor toekomstgerichte beroepen;
Overwegende de verbintenissen van de Franse Gemeenschap, die ingeschreven staan in haar "Contrat pour l'Ecole", om het kwalificatieonderwijs te herwaarderen en een coherent beleid te ontwikkelen inzake investeringen in uitrustingen;
Overwegende dat de Franse Gemeenschap, in het kader van de "Commission communautaire des Professions et des Qualifications (CCPQ)", de definitie van de kwalificatieprofielen ontwikkelt op basis waarvan opleidingsprofielen gebouwd werden;
Overwegende dat de concrete realisatie van de opleidingsprofielen onder meer de terbeschikkingstelling van hoogstaande pedagogische uitrustingen vereist evenals aanvullende inspanningen inzake opleiding van leerkrachten tijdens hun loopbaan;
Overwegende derhalve dat het opportuun lijkt een samenwerkingsakkoord betreffende de herwaardering van het kwalificatieonderwijs af te sluiten door : enerzijds, het openstellen van de referentiecentra aan het onderwijs voor sociale promotie, het hoger niet-universitair onderwijs, aan de opleiders van het "Espace Formation P.M.E.", evenals aan de leerkrachten in het kader van het project Cyberclasses en, anderzijds, het ter beschikking stellen van hoogstaande pedagogische uitrustingen die het mogelijk maken de meest doeltreffende synergieën te verzekeren tussen het gewestelijk tewerkstellingsbeleid en het gemeenschapsbeleid inzake beroepsopleiding, ontwikkeling van het kwalificatieonderwijs, onderwijs van de sociale promotie en hoger nietuniversitair onderwijs;
Overwegende dat de doelstellingen van de Franse Gemeenschap en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest naar gelijkaardige instrumenten convergeren;
Overwegende dat men zich er derhalve moet van vergewissen dat die instrumenten op coherente en overlegde wijze ontplooid worden en dat synergieën tot stand gebracht worden daar waar mogelijk;
De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van haar Minister-Voorzitster Marie Arena, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie en de Minister belast met het Hoger Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek, Marie-Dominique Simonet;
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van haar Minister-Voorzitter, Charles Picqué, en van de Minister van Tewerkstelling en Economie, Benoît Cerexhe en de Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door haar College, in de persoon van zijn Minister-Voorzitter, Benoît Cerexhe, en van de Minister belast met Beroepsopleiding en Onderwijs, Françoise Dupuis, Zijn overgekomen hetgeen volgt : Artikel 1 Terbeschikkingstelling van de Beroepsreferentiecentra (BRC) en oprichting van de Centra voor Spitstechnologie (CST) De herwaardering van het kwalificatieonderwijs zal met name gebeuren via twee types acties : 1° de terbeschikkingstelling door de gewestelijke BRC van een opvangcapaciteit voor leerlingen en leerkrachten uit het kwalificatieonderwijs van de 3e graad (met inbegrip van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 4 en de leerkrachten uit het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3), uit het onderwijs voor sociale promotie en het hoger niet-universitair onderwijs, voor opleiders van het "Espace Formation P.M.E.", alsook voor de leerkrachten in het kader van het "Plan Multimédia", evenals de organisatie van specifieke sensibilisatie- en informatiecampagnes voor de leerlingen en leerkrachten uit het kwalificatieonderwijs van de 1e en de 2e graad (uitgezonderd de leerlingen uit het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3, maar met inbegrip van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 4).
Deze terbeschikkingstelling zal duidelijk geïdentificeerd moeten zijn : a) globaal, binnen de inventaris van de in het kader van de BRC of van hun partnershipplatformen gerealiseerde opleidingen;b) meer specifiek, binnen elke bilaterale overeenkomst die afgesloten wordt tussen de inrichtende macht die, in voorkomend geval zijn bevoegdheid mag delegeren, de onderwijsinrichting waarvan de leerlingen en leerkrachten afhangen en de BRC.c) en wat de netoverschrijdende opleidingen voor de leerkrachten uit het kwalificatieonderwijs betreft, binnen de opleidingscatalogus van het Institut de "Formation en cours de Carrière (IFC)", zodanig dat de opleidingsperioden van de leerkrachten gevaloriseerd worden in het kader van hun voortgezette opleiding. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering verbindt er zich toe, tegen 2009, 5 BRC te creëren.
Voor dit type actie bestaat de doelstelling erin, op de vervaltijd 2013, 25 % van het volume van de opvangcapaciteit van de BRC te bereiken ten gunste van de leerlingen en de leerkrachten. Men zal ernaar streven deze opvangcapaciteit voor 22,5 % toe te kennen aan de leerlingen en leerkrachten uit het kwalificatieonderwijs en voor 2,5 % aan de leerlingen en leerkrachten uit het onderwijs voor sociale promotie en het hoger niet-universitair onderwijs, de opleiders van de "Espace Formation P.M.E." en voor de leerkrachten in het kader van het Multimediaplan.
Om deze doelstelling te bereiken : De onderwijsinrichtingen passen de organisatie van de cursussen aan om er de in het kader van de BRC of van hun partnership-platformen geboden opleidingen in te integreren, zodanig dat de opleidingsperioden van de leerlingen gevaloriseerd worden in het kader van hun eventuele huidige stages of van hun toekomstige professionaliserende stages.
Het "Institut de Formation en cours de carrière (IFC)" is ermee belast de promotie van die voorziening bij de leerkrachten te verzekeren.
De Franse Gemeenschapsregering, als coördinator van het net van de gelabelde CST, is ermee belast de promotie van die voorziening te verzekeren in de inrichtingen van het kwalificatieonderwijs, op basis met name van de door het bij artikel 6 aangesteld Stuurcomité overgemaakte informatie. 2° de oprichting van de Centra voor Spitstechnologie (CST). Een CST is een infrastructuur die geavanceerde uitrustingen ter beschikking stelt van leerlingen en leerkrachten, ongeacht het net en de aard van het onderwijs, alsook van de werkzoekenden en de werknemers, met het oog op de ontwikkeling van kwalificerende opleidingen.
Dit aanbod aan kwalificerende opleidingen moet complementair zijn, op geografisch en op sectoraal vlak, met het aanbod aan opleidingen van de BRC. Elk gelabeld CST wordt onder de directie geplaatst van het hoofd van de instelling waarin het gevestigd is of van de voorzitter van de vereniging zonder winstoogmerk die er het beheer van verzekert.
De raad van bestuur van de VZW's die het beheer van het CST verzekert zal netoverschrijdend samengesteld moeten zijn.
De CST worden gelabeld in naleving van een door de Franse Gemeenschapsregering goedgekeurd bestek.
Dit bestek voorziet met name de volgende criteria om in aanmerking te komen : a) Elk gelabeld CST verwelkomt zonder discriminatie de leerlingen en leerkrachten uit de inrichtingen van het kwalificatieonderwijs (met uitzondering van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3 maar met inbegrip van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 4), uit het onderwijs voor sociale promotie en het hoger niet-universitair onderwijs op basis van bilaterale overeenkomsten tussen, enerzijds, de Inrichtende Macht (die, in voorkomend geval, zijn bevoegdheid kan delegeren) van de inrichting van het kwalificatieonderwijs waarin het CST ondergebracht is, of de voorzitter van de VZW die het beheer van het CST verzekert en, anderzijds, de Inrichtende Machten (die, in voorkomend geval hun bevoegdheid kunnen delegeren) van de inrichtingen van het kwalificatieonderwijs, het onderwijs voor sociale promotie en het hoger niet-universitair onderwijs. Deze bilaterale overeenkomsten moeten respectieve verbintenissen van de twee partijen voorzien op het vlak van de modaliteiten inzake toegang tot de uitrustingen en het specifiek opleidingsprogramma. b) Elk gelabeld CST verwelkomt eveneens zonder discriminatie de werkzoekenden en werknemers op basis van bilaterale overeenkomsten tussen, enerzijds, de Inrichtende Macht (die, in voorkomend geval, zijn bevoegdheid kan delegeren) van de inrichting van het kwalificatieonderwijs waarin het CST ondergebracht is, of de voorzitter van de VZW die het beheer van het CST verzekert en, anderzijds, Bruxelles formation in het geval van werkzoekenden of, elke relevante actor volgens door een sectoraal protocol bepaalde modaliteiten in het geval van werknemers. Deze bilaterale overeenkomsten voorzien respectieve verbintenissen van de twee partijen op het vlak van de modaliteiten inzake toegang tot de uitrustingen en het specifiek opleidingsprogramma. c) De inplanting van het gelabeld CST houdt rekening met de lokalisatie van de BRC evenals met de in dezelfde sectoren ontwikkelde opleidings- of onderwijsinfrastructuren om een maximale geografische dekking van het aanbod aan kwalificerende opleiding te verzekeren en om een adequaat aanbod ten opzichte van de behoeften van de betrokken sectoren te ontwikkelen.d) Elk gelabeld CST draagt bij tot de totstandbrenging van een geharmoniseerd opleidingsaanbod met betrekking, enerzijds, tot het tekort aan arbeidskrachten dat door Actiris wordt vastgesteld, en de Sectorale Fondsen op de onderwijszone van het betrokken CST of van de aangrenzende zones en, anderzijds, tot de behoeften aan uitrusting die worden vastgesteld in het in artikel 2 bedoeld kadaster van de pedagogische uitrustingen.e) Elk gelabeld CST draagt bij tot een beleid inzake opleiding tijdens de loopbaan van de leerkrachten uit het kwalificatieonderwijs, bijvoorbeeld door de opleiding van zijn leerkrachten in de BRC te begunstigen.f) Elk gelabeld CST draagt bij tot de toepassing van de opleidingsprofielen zoals omschreven in het kader van het CCPQ. Dit bestek voorziet met name de volgende prioritaire criteria : a) Er wordt voorrang verleend aan de projecten van CST waarvan de samenwerking met andere onderwijsinrichtingen geformaliseerd is.b) Er wordt voorrang verleend aan CST die in een inrichting voor kwalificatieonderwijs ondergebracht zijn.c) Er wordt voorrang verleend aan projecten van CST in de sectoren waarvoor er een tekort aan arbeidsplaatsen wordt vastgesteld.d) Er wordt eveneens voorrang verleend aan projecten van CST die een gunstig advies hebben gekregen van de "Conseil de zone de l'enseignement confessionnel" en van de "Conseil de zone de l'enseignement non confessionnel" van de betrokken zone.e) Tenslotte wordt er ook voorrang verleend aan de projecten van CST die een gunstig advies hebben gekregen vanwege het betrokken sectoraal fonds en van de Beheerscomités van Actiris en van "Bruxelles-Formation" zoals bedoeld in artikel 4. Dankzij de in artikel 3, 2° bedoelde middelen verbindt de Franse Gemeenschapsregering zich ertoe, tegen de vervaltijd 2013, 3 gelabelde CST te creëren. Dit aantal in Brussel opgerichte CST zal evenwel 6 kunnen bedragen in het geval van een medefinanciering door het EFRO. De doelstelling bestaat erin, tegen de vervaltijd 2013, 25 % te bereiken van de opvangcapaciteit van de CST ten gunste van de werkzoekenden en de werknemers.
De onderwijsinrichtingen passen de organisatie van de cursussen aan om er de door de CST geboden opleidingen in te integreren, zodanig dat de opleidingsperioden van de leerlingen gevaloriseerd worden in het kader van hun eventuele huidige stages of van hun toekomstige professionaliserende stages.
De gelabelde CST passen de organisatie van de opleidingen aan door de uurroosters maximaal te rentabiliseren om er het opleidingsaanbod dat voor de werkzoekenden en werknemers is bestemd, in op te nemen. Het "Institut de Formation en cours de carrière (IFC)" is ermee belast de promotie van deze voorziening bij de leerkrachten te verzekeren.
Het net van de gelabelde CST wordt door de Franse Gemeenschapsregering gecoördineerd.
De coördinatie van het net van de gelabelde CST bestaat met name uit : 1° het uitwerken van het labeliseringsbestek;2° het uitwerken en het bijhouden van het kadaster van de beschikbare uitrustingen;3° het lanceren van een netoverschrijdende oproep tot projecten;4° de analyse van de projecten op administratief en financieel vlak;5° het advies vragen aan het Beheerscomité van Actiris en aan de sectorale fondsen op basis van het kadaster van de beschikbare uitrustingen;6° de voorbereiding en de opvolging van de werkzaamheden van de in artikel 8 bedoelde Commissie voor operationele opvolging;7° de uitvoering van de beslissingen van de Franse Gemeenschapsregering;8° de promotie van de voorziening bij de inrichtingen voor kwalificatieonderwijs in overleg met het IFC;9° het uitwerken van indicatoren en van statistische instrumenten die het nazicht van en de controle op de toegang tot de beschikbare uitrustingen mogelijk maakt;10° de evaluatie van de tenuitvoerbrenging van de acties;11° de centralisering van CST-projecten op het Brussels grondgebied met het oog op de neerlegging van dossiers van kandidaten in het kader van de door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelanceerde oproep tot projecten voor de verdeling van de van het EFRO afkomstige financiële middelen. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Franse Gemeenschapsregering, als coördinator van het net van gelabelde CST, plegen regelmatig overleg om een geografische en sectorale complementariteit te creëren tussen de twee bestaande netten. 3° Modaliteiten van samenwerking tussen de BRC en de CST. Wanneer de oprichting van een CST overwogen wordt, hetzij in een sector waarin er een BRC bestaat, hetzij in een sector waarin de oprichting van een BRC overwogen wordt, zal het in artikel 6 bedoeld Stuurcomité, in functie van de behoeften van de beroepssectoren, de modaliteiten van samenwerking tussen het BRC en het CST evalueren.
Die modaliteiten van samenwerking omvatten de mogelijkheid overeenkomsten af te sluiten of, in voorkomend geval, een zelfde vereniging te creëren die het BRC en het CST groepeert. Die samenwerkingsprojecten zullen door de Franse Gemeenschapsregering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering goedgekeurd worden. Dit zal met name het geval zijn met het oog op de rationalisatie van de behoeften aan specifieke uitrustingen.
Artikel 2 Het kadaster van de pedagogische uitrustingen Om de kwaliteit van het onderwijs en van de kwalificerende opleiding te verbeteren en om de versnippering van de middelen te voorkomen, zal de investering in nieuwe kwalitatieve pedagogische uitrustingen in fases worden afgestemd op de realiteit van de arbeidswereld en in functie van de beschikbare uitrustingen en infrastructuren, namelijk in overeenstemming met de in de BRC gerealiseerde investeringen.
Alzo zullen, om de in artikel 1 beschreven acties te optimaliseren, de bestaande middelen geïdentificeerd worden.
Hiertoe, en overeenkomstig de beslissingen van de gezamenlijke Regering van de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 25 november 2005 en de gezamenlijk Regering van de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie van 25 november 2005, richten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschap een vaste administratieve Task force op die ze ermee belasten een kadaster op te maken van de thans beschikbare kwalitatieve pedagogische uitrustingen en de infrastructuren voor kwalificerende opleiding en onderwijs.
De coördinatie van die Task force wordt verzekerd door de Franse Gemeenschapsregering. De financiering van het kadaster van de uitrustingen wordt op zich genomen door de Minister van het Leerplichtonderwijs en de Minister van Beroepsopleiding van de Franse Gemeenschapscommissie.
Die Task force verenigt de vertegenwoordigers van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs, de Algemene Directie Niet-verplicht onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek en de in artikel 3 bedoelde VZW. Dit kadaster wordt op een geharmoniseerde wijze uitgewerkt en de informatie wordt ingewonnen op gemeenschappelijke basis om ze te kunnen vergelijken en om dubbel gebruik of de potentiële tekorten te kunnen vergelijken.
Dit kadaster wordt verrijkt met de bij de sectorale opleidingscentra, de privé-opleidingscentra, openbare of privé-ondernemingen, hogescholen en universiteiten beschikbare middelen.
Afgezien van het louter inventariseren, evalueert het kadaster met name de toegankelijkheid, de kwaliteit, de kostprijs en de bruikbaarheid van de uitrustingen.
Enkel het afschrijfbaar pedagogisch materiaal wordt in aanmerking genomen. Het geïnventariseerd materiaal wordt verdeeld per onderwijszone (Brussel vormt een volwaardige onderwijszone) en per sector.
De resultaten van dit kadaster worden regelmatig getoetst aan de noden van de opleidingsoperatoren en van de onderwijsinrichting evenals aan de noden van de potentiële gebruikers.
Dit kadaster vormt eveneens een evaluatie-instrument waarop de sectorale fondsen kunnen steunen om hun adviezen over te maken aan de in artikel 8 bedoelde Commissie betreffende de relevantie van de investeringen in het kader van de selectie van de pedagogische uitrustingen van de gelabelde CST. Dit kadaster houdt eveneens rekening met de beschikbare infrastructuren en hun toegankelijkheid voor het geheel van de begunstigden.
Om de samenhang tussen de Brusselse en de Waalse projecten te verzekeren, worden de leden van de vaste pedagogische Task force die is opgericht in het kader van het Samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest betreffende de in het kader van de herwaardering van het kwalificatieonderwijs van 14 juli 2006 ter beschikking gestelde uitrusting, verzocht deel te nemen aan de werkzaamheden van deze vaste administratieve Task force.
Artikel 3 De middelen 1° Om de in artikel 1, 1°, beschreven acties te realiseren : De voor de financiering van de BRC bestemde gewestkredieten worden gedeeltelijk toegewezen aan de financiering van de werkingskosten van de BRC voor hun acties die voor het onderwijs bestemd zijn.2° Om de in artikel 1, 2°, beschreven acties te realiseren : De middelen die voorzien zijn door het decreet van de Franse Gemeenschap van 28 april 2004 waarbij gezorgd wordt voor de pedagogische uitrusting van het technisch en beroepssecundair onderwijs ten gunste van de in het Brussels Gewest gelegen scholen worden, vanaf 2007, gedeeltelijk bestemd voor de financiering van de pedagogische uitrustingen van de gelabelde CST evenals voor de financiering van de inrichting van lokalen waarin de pedagogische uitrustingen van de gelabelde CST ondergebracht kunnen worden.Het decreet van 28 april 2004 voorziet alzo middelen tot in 2010 : euro 5.356.468 in 2007, euro 5.652.468 in 2008, euro 6.197.338 in 2009 en euro 6.197.338 in 2010.
Bijkomende kredieten zullen voorzien worden voor de dienstjaren 2011, 2012 en 2013, onder voorbehoud van de beschikbare budgettaire marges.
Een som van euro 150.000 wordt van voornoemde bedragen afgehouden voor de betoelaging van een vereniging zonder winstoogmerk waarvan de algemene vergadering samengesteld is uit de vertegenwoordigers van de kwalificatieonderwijsnetten, die voor de ene helft uit het confessioneel onderwijs en voor de andere helt uit het niet-confessioneel onderwijs komen en die worden aangeduid door de Franse Gemeenschapsregering op voordracht van de "Conseil général de concertation de l'enseignement secondaire" en van een vertegenwoordiger van de Minister van het Leerplichtonderwijs en van het Onderwijs voor Sociale Promotie.
Haar doel bestaat erin de ondernemingen, de BRC en de gewestelijke en gemeenschappelijke opleidingscentra, de universiteiten, de erkende onderzoekscentra, de hogescholen en de openbare besturen die materiaal aan de inrichtingen voor kwalificatieonderwijs en sociale promotie kunnen afstaan, op de hoogte te brengen van de behoeften aan materiaal van die inrichtingen en het materiaal billijk te verdelen tussen de inrichtingen van de verschillende netten.
Het verdeelvoorstel houdt rekening met de door de in artikel 8 bedoelde Opvolgingscommissie vastgestelde prioriteiten.
Dit voorstel is gebaseerd op de resultaten van het kadaster van de pedagogisch uitrustingen.
In dat opzicht maakt die VZW. deel uit van de in artikel 2 bedoelde vaste administratieve Task force.
Een som van euro 100.000 kan eveneens van voornoemde bedragen afgehouden worden voor de betaling van de verplaatsingskosten van de leerlingen en de leerkrachten van de onderwijsinrichting naar de gelabelde CST, of voor hun logies. Deze som wordt verdeeld tussen het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest naar rato van de in de onder onderhavig Samenwerkingsakkoord bedoelde afdelingen ingeschreven schoolbevolking.
De tenlasteneming van die verplaatsings- en logieskosten gebeurt op basis van een gezamenlijke tarifering die door de Franse Gemeenschapsregering wordt opgesteld. In functie van de beschikbare budgettaire marges zal de Franse Gemeenschap, indien nodig, aanvullende bedragen kunnen bestemmen voor de tenlasteneming van die verplaatsingskosten.
De door het decreet van 28 april 2004 voorziene bedragen, waarvan de aan voornoemde VZW en aan de tenlasteneming van de verplaatsings- en logieskosten van de leerlingen en leerkrachten naar de CST toegewezen sommen afgetrokken zijn, worden tussen de Waalse en de Brusselse Hoofdstedelijke scholen verdeeld naar rato van de in de onder onderhavig Samenwerkingsakkoord bedoelde afdelingen ingeschreven schoolbevolking.
Wanneer blijkt dat het aandeel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het aan de verplaatsings- en logieskosten van de leerlingen en leerkrachten naar de CST niet geheel of gedeeltelijk gebruikt is, wordt het niet uitgegeven bedrag besteed aan de financiering van de pedagogische uitrustingen van de CST evenals voor de financiering van de inrichting van lokalen waarin de pedagogische uitrustingen van de gelabelde CST ondergebracht kunnen worden.
Het deel van de middelen die aan de scholen in het Brussels Gewest worden besteed, laat de financiering van de oprichting van CST toe vanaf 2007 en ook het verder gebruik van middelen voor de modernisering van de pedagogische uitrustingen van de inrichtingen van het kwalificatieonderwijs.
De middelen die het Decreet van 28 april 2004 voor het dienstjaar 2006 voorziet om de pedagogische uitrustingen van de in het Brussels Gewest gelegen inrichtingen van het kwalificatieonderwijs te moderniseren, zullen op peil gehouden worden van 2007 tot 2013.
De aan de gelabelde CST gewijde middelen worden uitsluitend bestemd voor de aankoop van kwalitatieve pedagogische uitrustingen en voor de inrichting van lokalen waarin de verworven pedagogische uitrustingen ondergebracht kunnen worden.
De verworven uitrustingen en de gebouwen blijven eigendom van de Franse Gemeenschap die ze opnieuw in bezit kan nemen wanneer het CST zijn label ontnomen wordt.
De Franse Gemeenschap duidt overigens drie opdrachthouders aan om het beheer van de administratieve en financiële dossiers van de CST-projecten te verzekeren. De aan de in artikel 1, 1° en 2° beschreven acties toegewezen bedragen, worden gebruikt overeenkomstig de in artikel 4 voorziene modaliteiten.
Artikel 4 § 1 Voor de BRC : De leerkrachten worden opgeleid door de in het kader van de BRC of van hun partnership-platformen actieve opleiders.
De leerlingen worden gevormd, hetzij door hun eigen leerkrachten wanneer die laatsten voorafgaandelijk gevormd werden in het BRC, hetzij, in aanwezigheid van hun leerkrachten, door de in het kader van het BRC actieve opleiders.
De aan de opleiding van de leerlingen en van de leerkrachten verbonden personeelskosten worden ten laste genomen door de openbare opleidingsoperatoren en de sectorale fondsen op basis van partnershipovereenkomsten.
De respectieve verbintenissen van de partijen inzake de modaliteiten die de toegang tot de uitrustingen regelen voor de in artikel 1, 1 vermelde begunstigden worden omschreven in het kader van bilaterale overeenkomsten die afgesloten worden tussen de directeurs van de BRC enerzijds en de Inrichtende Machten (die, in voorkomend geval, hun bevoegdheid kunnen delegeren) en de betrokken onderwijsinrichtingen anderzijds. § 2 Voor de CST : De toegang tot de in artikel 3 voorgestelde bedragen wordt afhankelijk gesteld, voor de gelabelde CST, in het kader van de in artikel 1, 2° bedoelde actie, door : a) de naleving van de zes in artikel 1, 2°, vermelde criteria;b) voor elke zone, de aanvraag om advies van de "Conseil de zone de concertation de l'enseignement confessionnel" en van de "Conseil de zone de concertation de l'enseignement non confessionnel" op basis van het kadaster van de beschikbare uitrustingen;c) het verzoek om advies, bij het betrokken sectoraal fonds en de beheerscomités van Actiris en van "Bruxelles- Formation", over de sectorale en geografische relevantie van de aanwervingen. De leerlingen die een opleiding volgen in een CST worden door hun eigen leerkrachten begeleid.
Die laatsten moeten voorafgaandelijk een gepaste opleiding genoten hebben, gelet op het door het CST ter beschikking gesteld materieel, en zullen dit moeten kunnen aantonen.
De leerkrachten kunnen die opleiding met name volgen in een BRC, in het betrokken CST of in een ander CST. De kosten verbonden aan de opleidingen (met uitzondering van de administratieve kosten die ten laste van de CST vallen) worden gedragen door de oorspronkelijke onderwijsinrichting, op basis van een gemeenschappelijke, door de Franse Gemeenschapsregering vastgestelde tarifering.
De organisatie van en de controle op het vervoer en het logies van de leerlingen en de leerkrachten vallen onder de verantwoordelijkheid van de oorspronkelijke onderwijsinrichting.
Een som van euro 100.000 kan jaarlijks van de in artikel 3 bedoelde bedragen afgehouden worden voor de tenlasteneming van de verplaatsingskosten van de leerlingen en de leerkrachten van de onderwijsinrichting naar de gelabelde CST, of voor hun logies.
Deze som wordt verdeeld tussen het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest naar rato van de in de onder onderhavig Samenwerkingsakkoord bedoelde afdelingen ingeschreven schoolbevolking.
De tenlasteneming van die verplaatsings- en logieskosten gebeurt op basis van een gezamenlijke tarifering die door de Franse Gemeenschapsregering wordt opgesteld.
In functie van de beschikbare budgettaire middelen kan de Franse Gemeenschap, indien nodig, aanvullende bedragen toewijzen aan de tenlasteneming van die verplaatsings- en logieskosten.
De werkzoekenden en de werknemers worden opgeleid door opleiders van de openbare opleidingsoperatoren.
De opleidings-, verplaatsings- en stagekosten van de werkzoekenden worden ten laste genomen door de openbare opleidingsoperatoren die een overeenkomst hebben afgesloten met de Inrichtende Macht (die, in voorkomend geval, zijn bevoegdheid kan delegeren) van de inrichting van het kwalificatieonderwijs waarin het CST gelegen is of waarin de voorzitter van de VZW die het beheer van het CST verzekert, verblijft.
De opleiding van de werknemers is betalend op basis van een door de Franse Gemeenschapsregering opgestelde gezamenlijke tarifering.
De kosten van de opleiding van de werknemers (namelijk de werkingskosten van de ter beschikking gestelde uitrustingen) worden ten laste genomen volgens de modaliteiten die vastgelegd zijn in het kader van de tussen de Minister van het Leerplichtonderwijs en de Sociale Promotie en de sectorale fondsen afgesloten overeenkomsten, of door de ondernemingen volgens de in het kader van sectorale protocols vastgelegde modaliteiten.
Artikel 5 Europese structuurfondsen Er zullen aanvullende financieringen gezocht worden in het kader van de oproep tot projecten van de programmering 2007-2013 van het EFRO en bij de sociale partners in het kader van de sectorale fondsen.
De tussenkomst van de sectorale fondsen zal vastgelegd worden in het kader van de tussen de Ministers van Opleiding en van Kwalificatieonderwijs, de operatoren inzake beroepsopleiding en de sectorale fondsen afgesloten overeenkomsten.
Aangezien het gaat om opleidingen voor werkzoekenden en werknemers, zullen de financiële incentives, ongeacht of ze gewestelijk, provinciaal of federaal zijn, gemobiliseerd kunnen worden.
Artikel 6 Stuurcomité De Regeringen richten een Stuurcomité op.
Het Stuurcomité is samengesteld uit : 1° een vertegenwoordiger van de Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en een vertegenwoordiger van de Brusselse Minister van Tewerkstelling en Economie;2° een vertegenwoordiger van de Minister van het Leerplichtonderwijs, een vertegenwoordiger van de Minister van het Onderwijs voor Sociale Promotie en een vertegenwoordiger van de Minister van het Hoger Onderwijs en van het Wetenschappelijk Onderzoek voor de Franse Gemeenschapsregering;3° een vertegenwoordiger van de Minister van Beroepsopleiding en Onderwijs voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie;4° zes vertegenwoordigers van de Brusselse sociale gesprekspartners die door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zijn aangewezen op voorstel van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (ESRBHG);5° drie leden aangewezen door de representatieve vakverenigingen van de personeelsleden van het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap ingericht of betoelaagd wordt;6° een vertegenwoordiger van Actiris met adviserende stem die bij toerbeurt het secretariaat verzekert;7° een vertegenwoordiger van "Bruxelles-Formation" met adviserende stem;8° een vertegenwoordiger van de Algemene Directie van het Leerplichtonderwijs van de Franse Gemeenschap met adviserende stem, die bij toerbeurt het secretariaat verzekert. Actiris en de Franse Gemeenschapsregering, als coördinator van het onderwijsnet van de gelabelde CST, zijn ermee belast het Stuurcomité een gezamenlijk semestrieel verslag over te maken met alle indicatoren inzake realisatie en impact van de gefinancierde acties.
Het voorzitterschap van het Stuurcomité wordt beurtelings verzekerd, om de zes maand, door de vertegenwoordiger van de Minister van Tewerkstelling voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en door de vertegenwoordiger van de Minister van Leerplichtonderwijs voor de Franse Gemeenschapsregering.
Artikel 7 Opdrachten van het Stuurcomité Het Stuurcomité is er met name mee belast : 1° de implementatie van het pedagogisch uitrustingsplan van de gelabelde CST en de openstelling van de BRC voor het onderwijs te superviseren;2° de samenwerkingsmogelijkheden tussen de CST en de BRC te evalueren, ook via een gezamenlijke vereniging tussen de twee structuren, rekening houdend met het streven naar samenhang van het beleid inzake technische uitrusting voor het onderwijs en de opleiding;3° de in het kader van onderhavig samenwerkingsakkoord ten uitvoer gebrachte acties evalueren;4° een globale jaarlijkse evaluatie evenals elk advies dat van die aard is dat er beter tegemoet gekomen wordt aan de in artikel 1 omschreven doelstellingen, te richten aan de Ministers evenals aan de door hert decreet van 27 maart 2002 betreffende de begeleiding van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap opgerichte Stuurcommissie. Deze evaluatie wordt ter informatie overgemaakt aan de Economische en Sociale Raad van het Brussels Gewest.
Het Stuurcomité neemt zijn beslissingen bij consensus.
De Regeringen stellen de werkingsmodaliteiten van het Stuurcomité vast en keuren zijn huishoudelijk reglement goed, op voorstel van dit laatste, binnen de drie maanden van de inwerkingtreding van onderhavig Samenwerkingsakkoord.
Artikel 8 Operationele Opvolgingscommissie De Regeringen installeren een Operationele Opvolgingscommissie.
Deze Commissie wordt ermee belast, naar aanleiding van een netoverschrijdende oproep tot projecten en op basis van het kadaster van de per onderwijszone geïdentificeerde uitrustingen en behoeften aan opleidingen : 1° de Franse Gemeenschapsregering een selectievoorstel van CST-projecten voor te leggen. Op basis van dit voorstel selecteert de Franse Gemeenschapsregering de CST-projecten en kent ze hen het "CST" label toe; 2° de aanvragen om pedagogische uitrustingen en inrichting van lokalen waarin de uitrustingen van de CST moeten in ondergebracht worden te selecteren en ze aan de Franse Gemeenschapsregering voor te leggen. Die Operationele Opvolgingscommissie is samengesteld uit : 1° een vertegenwoordiger van de Minister van Leerplichtonderwijs en een vertegenwoordiger van de Minister van het Onderwijs voor Sociale Promotie voor de Franse Gemeenschapsregering;2° vier vertegenwoordigers van de onderwijsnetten, voor de ene helft uit het niet-confessioneel onderwijs, voor de andere helft uit het confessioneel onderwijs, aangewezen door de Franse Gemeenschapsregering op voorstel van de "Conseil général de concertation de l'enseignement secondaire";3° de directeur-generaal van het Leerplichtonderwijs van de Franse Gemeenschap of zijn vertegenwoordiger met adviserende stem;4° een vertegenwoordiger van Actiris met adviserende stem;5° een vertegenwoordiger van de Algemene Directie van het Leerplichtonderwijs van de Franse Gemeenschap, met adviserende stem, die het secretariaat verzekert;6° een vertegenwoordiger van "Bruxelles-Formation" met adviserende stem. Het voorzitterschap van de Operationele Opvolgingscommissie wordt verzekerd door de vertegenwoordiger van de Minister van het Leerplichtonderwijs voor de Franse Gemeenschapsregering.
De Operationele Opvolgingscommissie neemt haar beslissingen betreffende de selectievoorstellen van de CST-projecten bij consensus.
Wanneer er geen consensus bereikt kan worden, neemt de Commissie haar beslissingen bij de meerderheid van de aanwezige leden die stemgerechtigd zijn. Bij gelijkheid van stemmen is de stem van de Voorzitter beslissend.
Om de samenhang tussen de Brusselse en de Waalse projecten te verzekeren, worden de leden van de tweede operationele opvolgingscommissie die is opgericht in het kader van het Samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest betreffende de in het kader van herwaardering van het kwalificatieonderijs ter beschikking gesteld materiaal van 14 juli 2006, uitgenodigd deel te nemen aan de werkzaamheden van deze Operationele Opvolgingscommissie.
Artikel 9 Labelingsprocedure De procedure voor de selectie en de labeling van de CST verloopt als volgt : 1° goedkeuring van het bestek door de Franse Gemeenschapsregering op voorstel van de in artikel 8 bedoelde operationele opvolgingscommissie;2° oproep tot projecten bij de inrichtingen voor kwalificatieonderwijs;3° ontvangst en administratieve behandeling van de kandidaturen door de Algemene Directie van het Leerplichtonderwijs;4° voor elke zone, aanvraag om advies aan de "Conseil de zone de concertation de l'enseignement confessionnel" en aan de "Conseil de zone de concertation de l'enseignement non confessionnel", op basis van het kadaster van de beschikbare uitrustingen;5° aanvraag om advies aan de beheerscomités van Actiris en van "Bruxelles-Formation" en aan de sectorale fondsen, op basis van het kadaster van de beschikbare uitrustingen;6° selectievoorstel door de in artikel 8 bedoelde Operationele Opvolgingscommissie, op basis van de in artikel 2 bepaalde verkiesbaarheids- en prioriteitscriteria;7° met redenen omkleed advies van het in artikel 6 bedoeld Stuurcomité;8° Labelingsbeslissing van de Franse Gemeenschapsregering, op basis van de voorstellen van de in artikel 8 bedoelde Operationele Opvolgingscommissie en van de door het in artikel 6 bedoelde Stuurcomité ingediende en met redenen omklede adviezen. Artikel 10 Onderhavig Samenwerkingsakkoord wordt afgesloten voor een periode die loopt van 1 januari 2007 tot 31 december 2013.
Brussel, 25 oktober 2007.
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Tewerkstelling en Economie, B. CEREXHE Voor de Franse Gemeenschapscommissie : De Minister-Voorzitter, B. CEREXHE De Minister van Beroepsopleiding, Mevr. F. DUPUIS Voor de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M. ARENA De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. M.-D. SIMONET Kondigen onderhavig decreet af en bevelen dat het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 25 oktober 2007.
Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschap, belast met het Openbaar Ambt en het Gezondheidsbeleid, B. CEREXHE Lid van het College van de Franse Gemeenschap, belast met de Sociale Cohesie, Ch. PICQUE Lid van het College van de Franse Gemeenschap, belast met Begroting, Bijstand aan Gehandicapte Personen en Toerisme, Mevr. E. HUYTEBROECK Lid van het College van de Franse Gemeenschap, belast met Beroepsopleiding, Onderwijs, Cultuur en Schoolvervoer, Mevr. Fr. DUPUIS Lid van het College van de Franse Gemeenschap, belast met Sociale Acties, Gezinnen en Sport, E. KIR