gepubliceerd op 08 september 2009
Decreet over maatregelen inzake onderwijs en opleiding 2009
25 MEI 2009. - Decreet over maatregelen inzake onderwijs en opleiding 2009
Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Erkenning van beroepskwalificaties en uitreiking van conformiteitsattesten voor de wervingsambten in het onderwijs Afdeling 1. - Erkenning van beroepskwalificaties
Artikel 1.Omzetting van de Richtlijn Het onderhavige hoofdstuk dient tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties.
De Richtlijn legt de voorschriften vast volgens welke de Duitstalige Gemeenschap, die de toegang tot een gereglementeerd beroep of de uitoefening ervan aan het bezit van bepaalde beroepskwalificaties verbindt, voor de toegang tot dat beroep en de uitoefening ervan in de Duitstalige Gemeenschap de beroepservaringen verworven in een of meerdere andere lidstaten erkent die de houder het recht geven in de Duitstalige Gemeenschap hetzelfde beroep uit te oefenen.
Artikel 2.Definities § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder : 1. Gereglementeerde beroepen : alle ambten van het personeel van de inrichtingen voor kleuter-, lager- en secundair onderwijs van het gewoon onderwijs en van het onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, voor de voortgezette schoolopleiding en voor het deeltijds kunstonderwijs;2. Beroepskwalificaties : kwalificaties die door een opleidingstitel, een bekwaamheidsbewijs zoals bedoeld in artikel 4, nummer 1, letter a) en/of beroepservaring worden gestaafd;3. Opleidingstitels : diploma's, certificaten of andere bekwaamheidsbewijzen die door een volgens de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat aangewezen autoriteit afgegeven zijn ter afsluiting van een overwegend in de Europese Gemeenschap gevolgde beroepsopleiding;4. Bevoegde autoriteit : ieder door de lidstaten gemachtigde autoriteit of instelling die met name bevoegd is opleidingstitels en andere documenten of informatie af te geven, respectievelijk aan te nemen, alsmede aanvragen te ontvangen en besluiten te nemen zoals bedoeld in het onderhavige decreet;5. Gereglementeerde opleiding : opleiding die specifiek op de uitoefening van een bepaald beroep gericht is en die uit een afgesloten studiecyclus of uit meerdere afgesloten studiecycli bestaat die eventueel met een beroepsopleiding, een beroepsstage of praktijkervaring wordt aangevuld;6. Beroepservaring : de daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening van het betrokken beroep in een lidstaat;7. Conformiteitsattest : administratieve verklaring die bevestigt dat een in een andere lidstaat verleende beroepskwalificatie toegang geeft tot een of meerdere wervingsambten die in de wettelijke, dekretale en reglementaire bepalingen inzake het statuut van de personeelsleden van het onderwijs vastgelegd zijn;8. Lidstaat : lidstaat van de Europese Unie evenals IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland, zodra de Richtlijn 2005/36/EG in die landen van toepassing is;9. Aanvrager : onderdaan van een lidstaat;10. Lidstaat van oorsprong : met uitzondering van België elke lidstaat waar de aanvrager een of meer beroepskwalificaties verworven heeft;11. Derde land : andere dan de onder nummer 8 opgesomde lidstaten;12. Regering : Regering van de Duitstalige Gemeenschap. § 2. Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld elke in een derde land afgegeven opleidingstitel, wanneer de houder ervan in het betrokken beroep een beroepservaring van drie jaar heeft op het grondgebied van de lidstaat die de betrokken opleidingstitel heeft erkend en indien de lidstaat deze beroepservaring bevestigt.
Artikel 3.Gevolgen van de erkenning De erkenning van de beroepskwalificaties door de Duitstalige Gemeenschap geeft de begunstigde in de Duitstalige Gemeenschap toegang tot hetzelfde beroep als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit en stelt hem in staat dit beroep uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor een houder van een door de Duitstalige Gemeenschap vereiste beroepskwalificatie.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk is het beroep dat de aanvrager in de Duitstalige Gemeenschap wenst uit te oefenen hetzelfde als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit, indien onder dat beroep vergelijkbare werkzaamheden vallen.
Artikel 4.Kwalificatieniveaus Voor de toepassing van artikel 6 worden de beroepskwalificaties in de volgende niveaus ingedeeld : 1. Een bekwaamheidsbewijs dat is afgegeven door een overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aangewezen bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong, nadat men a) hetzij een opleiding heeft genoten die niet wordt afgesloten met een certificaat of diploma zoals bedoeld onder de nummers 2, 3, 4 of 5, hetzij een specifiek examen zonder voorafgaande opleiding heeft afgelegd, hetzij het beroep tijdens de voorafgaande tien jaren gedurende drie opeenvolgende jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds in een lidstaat heeft uitgeoefend, b) hetzij op het niveau van het lager of secundair onderwijs een algemene opleiding heeft genoten waaruit blijkt dat de houder van het bekwaamheidsbewijs over een zekere algemene kennis beschikt;2. Een certificaat ter afsluiting van een cyclus van secundair onderwijs : a) hetzij van algemeen secundair onderwijs, aangevuld met een andere dan de onder nummer 3 bedoelde studiecyclus of beroepsopleiding en/of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is;b) hetzij van secundair technisch of beroepsonderwijs, in voorkomend geval aangevuld met een studiecyclus of beroepsopleiding zoals bedoeld onder letter a), en/of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is;3. Een diploma ter afsluiting van : a) hetzij een opleiding op het niveau van postsecundair onderwijs dat verschilt van het onder de nummers 4 en 5 bedoelde niveau en ten minste een jaar duurt, dan wel, in geval van een deeltijdse opleiding, een daaraan gelijkwaardige duur heeft, en waarvoor als een van de toelatingsvoorwaarden in de regel geldt dat men de studiecyclus van secundair onderwijs moet hebben voltooid die voor de toegang tot het universitair of hoger onderwijs vereist is of een volledige equivalente schoolopleiding van secundair niveau II, alsook de beroepsopleiding die eventueel als aanvulling op deze cyclus van postsecundair onderwijs vereist is;b) hetzij, in het geval van een gereglementeerd beroep, een opleiding met een bijzondere structuur die gelijkwaardig is aan het onder letter a) vermelde opleidingsniveau, en die opleidt tot een vergelijkbare beroepsbekwaamheid en voorbereidt op een vergelijkbaar niveau van verantwoordelijkheden en taken.4. Een diploma ter afsluiting van een opleiding op het niveau van het postsecundaire onderwijs met een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vier jaar, dan wel, in geval van een deeltijdse opleiding, een daaraan gelijkwaardige duur heeft, die wordt verstrekt aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau, alsook de beroepsopleiding die eventueel als aanvulling op deze cyclus van postsecundair onderwijs vereist is.5. Een diploma ter afsluiting van een postsecundaire opleiding met een duur van minstens vier jaar of, in geval van een deeltijdse opleiding, met een daaraan gelijkwaardige duur, aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau, alsook eventueel ter afsluiting van de beroepsopleiding die als aanvulling op deze cyclus van postsecundair onderwijs vereist is.
Artikel 5.Gelijke behandeling van kwalificaties Met een opleidingstitel ter afsluiting van een in artikel 4 bedoelde opleiding, met inbegrip van het betrokken niveau, wordt gelijkgesteld elke opleidingstitel die, ofwel elk geheel van opleidingstitels dat door een bevoegde autoriteit in een lidstaat is afgegeven, wanneer daarmee een in de Europese Gemeenschap gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend en wanneer daaraan dezelfde rechten inzake de toegang tot of uitoefening van een beroep zijn verbonden, dan wel een voorbereiding vormt op de uitoefening van dat beroep.
Onder dezelfde voorwaarden als die van het eerste lid wordt met een dergelijke opleidingstitel ook gelijkgesteld elke beroepskwalificatie die weliswaar niet voldoet aan de eisen die in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van oorsprong voor de toegang tot of uitoefening van een beroep zijn vastgesteld, maar die de houder ervan krachtens deze bepalingen verworven rechten verleent.
Dit geldt met name indien de lidstaat van oorsprong het niveau verhoogt van de opleiding die vereist is voor de toegang tot een beroep of de uitoefening ervan, en indien een persoon die vroeger een opleiding heeft genoten die niet meer voldoet aan de eisen van de nieuwe kwalificatie, verworven rechten geniet uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen; in dat geval wordt de vroeger genoten opleiding door de ontvangende lidstaat beschouwd - met het oog op de toepassing van artikel 6 - als overeenkomend met het niveau van de nieuwe opleiding.
Artikel 6.Voorwaarden inzake erkenning § 1. Wanneer in de Duitstalige Gemeenschap de toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, staat de Regering de toegang tot en uitoefening van dit beroep in de Duitstalige Gemeenschap onder dezelfde voorwaarden als die welke voor houders van de door haar vereiste beroepskwalificaties gelden, toe aan aanvragers die in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs dat of de opleidingstitel die in een andere lidstaat verplicht wordt gesteld voor de toegang tot of uitoefening van dat beroep op zijn grondgebied.
De bekwaamheidsbewijzen of opleidingstitels moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. zij moeten afgegeven zijn door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen;2. zij moeten blijk geven van een beroepskwalificatieniveau dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau onmiddellijk voorafgaand aan het door de Duitstalige Gemeenschap vereiste niveau, zoals omschreven in artikel 4; § 2. De in § 1 bedoelde toegang tot en uitoefening van het beroep worden eveneens toegestaan aan aanvragers die het in die paragraaf bedoelde beroep tijdens de voorafgaande tien jaar gedurende twee jaar voltijds hebben uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet is gereglementeerd en die een of meer bekwaamheidsbewijzen of een of meer opleidingstitels bezitten.
De bekwaamheidsbewijzen of opleidingstitels moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. zij moeten afgegeven zijn door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen;2. zij moeten blijk geven van een beroepskwalificatieniveau dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau onmiddellijk voorafgaand aan het door de Duitstalige Gemeenschap vereiste niveau, zoals omschreven in artikel 4;3. zij moeten aantonen dat de houder op de uitoefening van het betrokken beroep is voorbereid.
Artikel 7.Tekorten en compenserende maatregelen Artikel 6 belet niet dat de Regering in een van de volgende gevallen van de aanvrager verlangt dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar doorloopt of een proeve van bekwaamheid aflegt : 1. wanneer de duur van de opleiding waarvan de aanvrager overeenkomstig artikel 6, § 1 of § 2, melding maakt, ten minste één jaar korter is dan de duur van de in de Duitstalige Gemeenschap vereiste opleiding;2. wanneer de door hem gevolgde opleiding betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door de in de Duitstalige Gemeenschap vereiste opleidingstitel;3. wanneer het in de Duitstalige Gemeenschap gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet bestaan in het overeenkomstige beroep in de lidstaat van oorsprong van de aanvrager in de zin van artikel 3, tweede lid, en dit verschil wordt gekenmerkt door een specifieke opleiding die in de Duitstalige Gemeenschap vereist is en betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke vallen onder het bekwaamheidsbewijs of de opleidingstitel die de aanvrager overlegt. Indien de Regering van de mogelijkheid van het eerste lid gebruik maakt, moet zij de aanvrager de keuze laten tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid. De Regering gaat voorafgaandelijk na of de door de aanvrager tijdens zijn beroepservaring verworven kennis de in het eerste lid, nummers 1 tot en met 3, vermelde wezenlijke verschillen geheel of gedeeltelijk compenseren.
De Regering bepaalt de verdere modaliteiten voor de uitvoering van de compenserende maatregelen. Afdeling 2. - Uitreiking van conformiteitsattesten voor wervingsambten
in het onderwijs
Artikel 8.Vereist bekwaamheidsbewijs Vergezeld van een conformiteitsattest wordt een in een lidstaat van de Europese Unie uitgereikt studiegetuigschrift als een vereist bekwaamheidsbewijs zoals bedoeld in de wettelijke, dekretale en reglementaire bepalingen over het statuut van de personeelsleden van het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap.
Artikel 9.Aanvraagprocedure § 1. Om een conformiteitsattest te krijgen dient de aanvrager bij de Regering een aanvraag in dat minstens de volgende gegevens bevat : 1. het aanvraagformulier;2. een kopie van de studiegetuigschriften;3. een volledige lijst van de gevolgde vakken van de afgesloten beroepskwalificatie;4. een verklaring opgesteld door een bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de beroepskwalificatie werd gevolgd en waaruit blijkt dat de aanvrager gemachtigd is de wettelijke opleidingstitel, met de eventuele afkorting ervan, te dragen. De Regering heeft het recht bijkomende documenten en informatie op te vragen.
Zodra het dossier volledig is, zal de Regering dit aan de aanvrager bevestigen.
Wanneer de Regering een gegronde twijfel aan de echtheid van een voorgelegd afschrift heeft, neemt ze contact op met de instantie die het document oorspronkelijk heeft uitgereikt. Subsidiair neemt de overheid, door middel van een met redenen omklede brief, contact op met de aanvrager die het afschrift heeft voorgelegd. Zolang deze laatste het afschrift van het originele document niet overlegt, wordt de procedure opgeschort. § 2. Het aanvraagformulier vermeldt ten minste de volgende gegevens : 1. de naam en de voornaam van de aanvrager;2. de geboortedatum en -plaats;3. de nationaliteit;4. het contactadres;5. de normale studieduur van de afgesloten beroepskwalificatie;6. de precieze benaming van de opleidingstitels;7. desgevallend het bewijs van stages;8. de beroepservaring;9. het ambt dat de aanvrager mag uitoefenen in de lidstaat van oorsprong met de desgevallend daaraan verbonden vakken, specialisaties en studiejaren;10. de wettelijke titel van de beroepskwalificatie, met de eventuele afkorting ervan, verleend in de lidstaat van oorsprong evenals de naam en plaats van de onderwijsinrichting of van de examencommissie die deze titel heeft verleend.
Artikel 10.Conformiteitsattest Het conformiteitsattest vermeldt ten minste de volgende gegevens : 1. de naam en de voornaam van de aanvrager;2. de geboortedatum en -plaats;3. de nationaliteit;4. de normale studieduur van de afgesloten beroepskwalificatie;5. de precieze benaming van de opleidingstitels;6. desgevallend het bewijs van gevolgde stages;7. de beroepservaring;8. desgevallend het ambt dat de aanvrager mag uitoefenen in de Duitstalige Gemeenschap met de desgevallend daaraan verbonden vakken, specialisaties en studiejaren;9. desgevallend de weddeschaal of de weddeschalen in verband met de gegevens onder nummer 8;10. de wettelijke opleidingstitel, met de eventuele afkorting ervan, verleend in de lidstaat van oorsprong evenals de naam en de plaats van de onderwijsinrichting of van de examencommissie die deze titel heeft verleend;11. de datum van de uitreiking van het conformiteitsattest.
Artikel 11.Uitreiking van het conformiteitsattest § 1. De Regering neemt een van de volgende beslissingen : 1. een conformiteitsattest wordt afgeleverd;2. een conformiteitsattest kan niet afgeleverd worden omdat de aanvrager de in artikel 7, eerste lid, vermelde en vastgestelde tekorten nog moet wegwerken via compenserende maatregelen, zoals bepaald in artikel 7, tweede lid;3. een conformiteitsattest kan niet afgeleverd worden, omdat de erkenningsvoorwaarden uit afdeling 1 niet vervuld zijn. De Regering neemt de in het eerste lid vermelde beslissing binnen een termijn van vier maanden na indiening van het volledige dossier. § 2. Zodra de aanvrager de tekorten via de in artikel 7, tweede lid, vermelde compenserende maatregelen succesvol weggewerkt heeft, wordt hem het conformiteitsattest uitgereikt. HOOFDSTUK II. - Vastlegging van de essentiële onderdelen van de gespecialiseerde opleiding tot inrichtingshoofd van een secundaire school
Artikel 12.Vastlegging van de essentiële onderdelen van de gespecialiseerde opleiding tot inrichtingshoofd van een secundaire school De essentiële onderdelen van de gespecialiseerde opleiding tot inrichtingshoofd van een secundaire school zoals vermeld in artikel 121sexies, § 3, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs en onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de personeelsleden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen en in artikel 69.5, § 3, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij psycho-medisch-sociaal centrum worden in de bijlage vastgelegd.
Artikel 13.Bewijs van de gespecialiseerde opleiding en in aanmerking nemen van voortgezette opleidingen De gespecialiseerde opleiding tot inrichtingshoofd van een secundaire school kan via voortgezette opleidingen plaatsvinden die in opdracht van de Duitstalige Gemeenschap of door externe instellingen worden aangeboden.
Bij voortgezette opleidingen in externe instellingen gebeurt het in aanmerking nemen voor de gespecialiseerde opleiding door : - bij modules die door meer dan één inrichtende macht worden georganiseerd : de Regering; - bij modules die binnen eenzelfde inrichtende macht worden georganiseerd : de respectieve inrichtende macht.
Het in aanmerking nemen vereist in elk geval niet enkel de deelname aan de voortgezette opleiding, maar eveneens het bewijs dat de deelnemer met succes een schriftelijk of mondeling examen aflegt respectievelijk voor een huiswerk een positieve evaluatie gekregen heeft. HOOFDSTUK III. - Schoolmediatheken in het gewoon secundair onderwijs
Artikel 14.Opdracht van de schoolmediatheek De schoolmediatheek ondersteunt de onderwijs- en opvoedende opdracht van de school en creëert de voorwaarden opdat de lees- en informatiecompetentie overeenkomstig de vereisten van de kaderplannen en de leerplannen en onder optimale voorwaarden kunnen worden overgedragen.
Artikel 15.Erkenningsvoorwaarden en -procedure § 1. Een schoolmediatheek kan worden erkend, indien : 1. zij aan de door de Regering vastgelegde vereisten op het vlak van lokalen en inrichting voldoet;2. zij met betrekking tot het mediabestand aan de door de Regering vastgelegde kwalitatieve en kwantitatieve criteria voldoet;3. zij door een in artikel 14 vermelde leraar-mediathecaris wordt geleid. § 2. De Regering verleent de erkenning op grond van een aanvraag van een inrichtende macht en een gemotiveerd advies van de lasthebber van het schoolmediatheekwezen. De erkenning geldt vanaf de eerste dag van een schooljaar en kan niet met terugwerkende kracht worden verleend.
De Regering duidt de lasthebber voor het schoolmediatheekwezen aan en legt de nadere modaliteiten van de erkenningsprocedure vast. § 3. De Regering kan de erkenning van een schoolmediatheek intrekken, wanneer deze laatste een of meer van de in § 1 opgesomde voorwaarden niet meer vervult of niet meer aan de in artikel 14 gedefinieerde opdracht voldoet. Een intrekking van de erkenning kan geschieden op grond van een gemotiveerd advies van de lasthebber voor het schoolmediatheekwezen en na het horen van het hoofd van de mediatheek evenals van de in artikel 17 vermelde mediatheekcommissie van de betrokken school.
De Regering legt de nadere modaliteiten van de verdere procedure voor de intrekking van de erkenning vast.
Artikel 16.Inrichting van een betrekking van leraar-mediathecaris § 1. In een gewone secundaire school waarin een door de Regering erkende mediatheek aanwezig is, wordt een voltijdse betrekking van leraar-mediathecaris ingericht respectievelijk gesubsidieerd.
In afwijking van het eerste lid wordt de betrekking van leraar-mediathecaris op aanvraag van de inrichtende macht van de school reeds vanaf de dag van de overeenkomstig artikel 15 ingediende aanvraag tot erkenning ingericht of gesubsidieerd. Wordt de aanvraag afgewezen, dan eindigt de inrichting of de subsidiëring van deze betrekking op het eind van de kalendermaand waarin de afwijzing plaatsvindt en de inrichtende macht van de school draagt de tot dan ontstane weddekosten. § 2. De betrekking van leraar-mediathecaris is deelbaar op voorwaarde dat ten minste 75 % van de betrekking door een en hetzelfde personeelslid wordt bekleed. § 3. De wekelijkse arbeidsduur van de leraar-mediathecaris bedraagt gemiddeld 38 uren van 60 minuten. Het gemiddelde wordt op basis van een referentieperiode van vier maanden berekend.
De wekelijkse arbeidsduur mag in geen geval 50 uren overschrijden. § 4. Het jaarlijks verlof van de leraar-mediathecaris wordt als volgt vastgelegd : 1. kerstvakantie : twee weken evenals 24, 25 en 26 december, wanneer deze dagen niet in de twee weken durende vakantieperiode vallen;2. paasvakantie : twee weken;3. zomervakantie : van 1 juli tot en met 31 augustus. Van de in het eerste lid vermelde vakantie moeten 13 werkdagen worden afgetrokken, waarvan er vijf op de laatste vijf werkdagen van de maand augustus vallen. De resterende acht werkdagen moeten door het inrichtingshoofd in het kader van de vakantieperiode worden vastgelegd. Wanneer de voor de leraar-mediathecaris verplichte voortgezette opleidingen tijdens de vakantie plaatsvinden, worden deze van de acht werkdagen afgetrokken.
Artikel 17.Mediatheekcommissie In de scholen die over een erkende schoolmediatheek beschikken, richt de Pedagogische Raad een mediatheekcommissie op die bestaat uit ten minste vijf leraren uit verschillende vakgebieden. Deze mediatheekcommissie heeft als taak de leraar-mediathecaris bij zijn taken te ondersteunen en te adviseren.
De mediatheekcommissie keurt aan het begin van elk schooljaar op voorstel van de leraar-mediathecaris de volgende zaken goed : 1. een pakket van mediapedagogische maatregelen voor het betrokken schooljaar;2. een balans over de ontwikkeling van de schoolmediatheek en de vervulling van haar opdracht in het voorbije schooljaar. Het pakket van maatregelen en de balans worden jaarlijks uiterlijk op 30 oktober ter kennisneming aan de lasthebber voor het schoolmediatheekwezen overgemaakt. HOOFDSTUK IV. - Terugbetaling van de werkingskosten van inspecteurs godsdienstonderwijs
Artikel 18.Terugbetaling De Regering bepaalt de werkingskosten die kunnen worden terugbetaald aan de personen die met de inspectie van het godsdienstonderwijs in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs belast zijn. Het gaat hierbij om : 1. de initiële inrichting van hun werkplek;2. reiskosten;3. verblijfkosten;4. verdere werkingskosten, met name kosten van telefoon, fax, internet en documentatie. De Regering legt het bedrag en de modaliteiten van de in het eerste lid voorziene terugbetalingen vast. HOOFDSTUK VI. - Korting op de prijs van een busabonnement voor leerlingen en studenten
Artikel 19.Toepassingsgebied Dit hoofdstuk is van toepassing op de leerling respectievelijk student die aan de volgende voorwaarden voldoet : 1. hij is ten minste twaalf en ten hoogste vierentwintig jaar oud;2. hij gaat naar een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichting of hij heeft zijn woonplaats in de Duitstalige Gemeenschap en gaat naar een onderwijsinrichting in het naburige buitenland;3. hij wordt door de Regionale Waalse Vervoersmaatschappij naar zijn onderwijsinrichting vervoerd of hij maakt gebruik van het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde leerlingenvervoer.
Artikel 20.Korting De in artikel 19 vermelde leerling respectievelijk student heeft voor het vervoer naar de onderwijsinrichting waar hij als regelmatig leerling ingeschreven is, recht op een korting van 50 % op het geldende tarief van het busabonnement.
Aan de in artikel 19 vermelde leerling respectievelijk student die in de Duitstalige Gemeenschap woont en naar een onderwijsinrichting in het naburige buitenland gaat, wordt de in het eerste lid vermelde korting op de prijs van het tot de Belgische grens geldende busabonnement toegekend.
De Regering legt de nadere modaliteiten vast. HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoördineerd op 31 december 1949
Artikel 21.Artikel 6, § 1, nummer 2, van de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoördineerd op 31 december 1949, vervangen bij wet van 1 augustus 1988, wordt door de volgende bepaling vervangen : "2. die het vijfde en zesde studiejaar van het secundair algemeen, technisch of kunstonderwijs met vrucht volbracht hebben in dezelfde onderwijsvorm en in dezelfde afdeling en studierichting of die het zesde studiejaar en het met het oog op de uitreiking van het getuigschrift van hoger secundair onderwijs ingerichte zevende studiejaar van het secundair beroepsonderwijs met vrucht volbracht hebben of die de middenstandsleertijd en het met het oog op de uitreiking van het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs ingerichte zevende studiejaar van het secundair beroepsonderwijs met vrucht volbracht hebben;" HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs en onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de personeelsleden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
Artikel 22.In artikel 6, letter Dbis, letter a), van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs en onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de personeelsleden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, ingevoegd bij besluit van de Regering van 31 augustus 2000, wordt de punt na de passus in nummer 1 door een kommapunt vervangen en wordt een nummer 2 ingevoegd, luidend als volgt : "2. leraar-mediathecaris."
Artikel 23.In artikel 6, letter E, letter a), van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij decreet van 27 juni 2005, wordt een nummer 10ter ingevoegd, luidend als volgt : "10ter. Lasthebber voor onderzoek." HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs en onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de personeelsleden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
Artikel 24.In artikel 16, eerste lid, nummer 5, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs en onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de personeelsleden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij decreet van 26 juni 2006 en aangevuld bij decreet van 11 mei 2009, wordt een letter f) ingevoegd, luidend als volgt : "f) wanneer het om een personeelslid gaat dat het ambt van leraar-mediathecaris bekleedt, moet dit over het bekwaamheidsbewijs voor het beheren van schoolmediatheek beschikken;"
Artikel 25.In artikel 17, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een nummer 5 ingevoegd, luidend als volgt : "5. Hij was gedurende de laatste vijf schooljaren bij de betrokken inrichtende macht in actieve dienst."
Artikel 26.In artikel 20, eerste lid, nummer 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 27.In artikel 25, eerste lid, nummer 4, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en aangevuld bij decreet van 21 april 2008, wordt de punt aan het eind van de eerste zin door een komma vervangen en wordt de passus "behalve de aanwijzing van leraar-mediathecaris, die op 31 augustus eindigt" ingevoegd.
Artikel 28.In artikel 34, tweede lid, nummer 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 29.In artikel 39, eerste lid, nummer 5, van datzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 11 mei 2009, wordt een letter f) ingevoegd, luidend als volgt : "f) wanneer het om een personeelslid gaat dat het ambt van leraar-mediathecaris bekleedt, moet dit over het bekwaamheidsbewijs voor het beheren van schoolmediatheek beschikken;"
Artikel 30.In artikel 43, eerste lid, nummer 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 31.Artikel 121quinquies, vierde lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt door de volgende bepaling vervangen : "De commissie is als volgt samengesteld : 1. een voorzitter, gekozen uit de leidinggevende ambtenaren van de voor onderwijs bevoegde afdeling van het Ministerie;2. een personeelslid van het Ministerie dat over vakkennis op statutair vlak beschikt;3. een personeelslid van het Ministerie dat over vakkennis op pedagogisch vlak beschikt, 4.twee leden die geen personeelslid van het Ministerie zijn en over vakkennis over het onderwijs beschikken."
Artikel 32.In hoofdstuk XIbis van hetzelfde koninklijk besluit wordt artikel 169bis, ingevoegd bij decreet van 17 mei 2004 en gewijzigd bij decreet van 26 juni 2006, ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 169bis.Artikel 16, eerste lid, nummer 5, letter d), is niet van toepassing op het schooljaar 2010-2011". HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch en psychosociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs en onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen
Artikel 33.Artikel 3, laatste lid, van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch en psychosociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs en onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, ingevoegd bij besluit van de Regering van 4 juni 1998 en gewijzigd bij besluit van de Regering van 7 december 2007, wordt door de volgende bepaling vervangen : "De in een lidstaat van de Europese Unie uitgereikte studiegetuigschriften worden als vereist bekwaamheidsbewijs beschouwd, wanneer ze van een door de Regering uitgereikt conformiteitsattest vergezeld zijn."
Artikel 34.In hoofdstuk II van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 9ter ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 9ter.Als vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leraar-mediathecaris gelden de volgende diploma's : a) het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsbewijs voor het beheren van een schoolmediatheek, dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend;b) het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsbewijs voor het beheren van een schoolmediatheek, dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend;c) het diploma van hoger onderwijs van het korte type, aangevuld met het pedagogisch bekwaamheidsbewijs en een bekwaamheidsbewijs voor het beheren van een schoolmediatheek, dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend. De aanvullende opleiding voor het beheren van een schoolmediatheek omvat ten minste 10 ECTS-studiepunten."
Artikel 35.In artikel 10 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij decreet van 27 juni 2005, wordt een nummer 18quater ingevoegd, luidend als volgt : "18quater. Lasthebber voor onderzoek : ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de tweede graad."
Artikel 36.Artikel 14, nummer 3bis, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 27 juni 2005, wordt door de volgende bepaling vervangen : "3bis. Assistent-mediathecaris : a) het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, b) het diploma van hoger onderwijs van het korte type in het bibliotheekwezen, aangevuld met het pedagogisch bekwaamheidsbewijs."
Artikel 37.Artikel 14, nummer 4bis, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 27 juni 2005, wordt door de volgende bepaling vervangen : "4bis. Mediathecaris : a) het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsbewijs voor het beheren van een schoolmediatheek, dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend; b) ten minste een diploma van hoger onderwijs van het korte type in het bibliotheekwezen, aangevuld met het pedagogisch bekwaamheidsbewijs en een bekwaamheidsbewijs voor het beheren van een schoolmediatheek, dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend."
Artikel 38.In hoofdstuk I van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 1ter ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 1ter.Artikel 3, laatste lid, dient tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties." HOOFDSTUK X. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraren en de inspecteurs katholieke, protestantse, isräelitische, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige gemeenschap
Artikel 39.In artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraren en de inspecteurs katholieke en protestantse godsdienst in de onderwijsinrichtingen voor lager, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd door de decreten van 23 juni 2008 en van 11 mei 2009, wordt na het eerste lid een nieuw, tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "De in een lidstaat van de Europese Unie uitgereikte studiegetuigschriften worden als vereist bekwaamheidsbewijs beschouwd, wanneer ze van een door de Regering uitgereikt conformiteitsattest vergezeld zijn."
Artikel 40.In artikel 5, eerste lid, nummer 4, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de punt op het eind van de zin door een kommapunt vervangen.
In hetzelfde lid, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een nummer 5 ingevoegd, luidend als volgt : "5. Hij was gedurende de laatste vijf schooljaren bij de betrokken inrichtende macht in actieve dienst."
Artikel 41.In artikel 8, eerste lid, nummer 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 42.In artikel 22, tweede lid, nummer 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 43.In artikel 22decies, eerste lid, nummer 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 44.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een hoofdstuk Xbis ingevoegd, dat artikel 49.1 bevat, luidend als volgt : "HOOFDSTUK Xbis - OVERGANGSBEPALING
Artikel 49bis.Artikel 4, eerste lid, nummer 5, letter d), is niet van toepassing op het schooljaar 2010-2011".
Artikel 45.In hoofdstuk I van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 1.1 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 1.1. Artikel 4, tweede lid, dient tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties." HOOFDSTUK XI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs
Artikel 46.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "De in een lidstaat van de Europese Unie uitgereikte studiegetuigschriften worden als voldoende geachte bekwaamheidsbewijs beschouwd, wanneer ze van een door de Regering uitgereikt conformiteitsattest vergezeld zijn."
Artikel 47.In hoofdstuk I van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 1.1 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 1.1. Artikel 3, tweede lid, dient tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties." HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar en normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch onderwijs
Artikel 48.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar en normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch onderwijs, wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : " § 3. De in een lidstaat van de Europese Unie uitgereikte studiegetuigschriften worden als voldoende geacht bekwaamheidsbewijs beschouwd, wanneer ze van een door de Regering uitgereikt conformiteitsattest vergezeld zijn."
Artikel 49.In hoofdstuk I van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 1.1 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 1.1. Artikel 3, § 3, dient tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties." HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar en normaalonderwijsmiddelbaar en normaalonderwijs
Artikel 50.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar en normaalonderwijs, wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : " § 3. De in een lidstaat van de Europese Unie uitgereikte studiegetuigschriften worden als voldoende geacht bekwaamheidsbewijs beschouwd, wanneer ze van een door de Regering uitgereikt conformiteitsattest vergezeld zijn."
Artikel 51.In hoofdstuk I van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 1.1 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 1.1. Artikel 3, § 3, dient tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties." HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie
Artikel 52.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : " § 3. De in een lidstaat van de Europese Unie uitgereikte studiegetuigschriften worden als voldoende geacht bekwaamheidsbewijs beschouwd, wanneer ze van een door de Regering uitgereikt conformiteitsattest vergezeld zijn."
Artikel 53.In hoofdstuk I van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 1.1 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 1.1. Artikel 3, § 3, dient tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties." HOOFDSTUK XV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra alsmede van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra
Artikel 54.In artikel 13, eerste lid, nummer 4, van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra alsmede van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt het punt aan het eind van de zin door een kommapunt vervangen.
In hetzelfde lid, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een nummer 5 ingevoegd, luidend als volgt : "5. Hij was gedurende de laatste vijf schooljaren bij de betrokken inrichtende macht in actieve dienst."
Artikel 55.In artikel 17, nummer 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 56.In artikel 34, nummer 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 57.In artikel 39, tweede lid, nummer 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring". HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs
Artikel 58.Artikel 18 van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, vervangen bij decreet van de Executieve van 22 juni 1989, wordt door de volgende passus vervangen : "
Artikel 18.§ 1. Kunnen als regelmatig leerling in het in artikel 4, § 1, nummer 5, en § 2 vermelde zevende studiejaar worden opgenomen : 1. de leerlingen die het zesde studiejaar van het secundair beroepsonderwijs met vrucht beëindigd hebben;2. de leerlingen die in het bezit zijn van het getuigschrift van lager secundair onderwijs, die de middenstandsleertijd met vrucht volbracht hebben en houder zijn van het eindeleertijdsgetuigschrift, uitgereikt overeenkomstig artikel 7, § 6, tweede lid, van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, respectievelijk van een buiten België behaalde en door de Regering als met het eindeleertijdsgetuigschrift gelijkwaardig verklaarde titel van een middenstandsopleiding. § 2. Kunnen als regelmatig leerling in het in artikel 4, § 2, vermelde zevende studiejaar worden opgenomen : 1. de leerlingen die het zesde studiejaar van het secundair beroepsonderwijs met vrucht beëindigd hebben en houder zijn van het bekwaamheidsbewijs van dit zesde studiejaar; 2. de leerlingen die in het bezit zijn van het getuigschrift van lager secundair onderwijs, die de middenstandsleertijd met vrucht volbracht hebben en houder zijn van het eindeleertijdsgetuigschrift, uitgereikt overeenkomstig artikel 7, § 6, tweede lid, van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, respectievelijk van een buiten België behaalde en door de Regering als met het eindeleertijdsgetuigschrift gelijkwaardig verklaarde titel van een middenstandsopleiding."
Artikel 59.Artikel 25, § 2, nummer 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij besluit van de Regering van 8 maart 1996 en gewijzigd bij decreet van 5 mei 1999, wordt door de volgende bepaling vervangen : "2. het in artikel 4, § 1, nummer 2, vermelde zevende studiejaar met vrucht beëindigd hebben, nadat zij het zesde studiejaar van het secundair beroepsonderwijs met vrucht beëindigd hebben;" In dezelfde paragraaf worden een nummer 3 en een nummer 4 ingevoegd, luidend als volgt : "3. het in artikel 4, § 2, vermelde zevende studiejaar met vrucht beëindigd hebben, nadat zij het zesde studiejaar van het beroepsonderwijs met vrucht beëindigd hebben en houder zijn van het bekwaamheidsbewijs van het zesde jaar;" "4. die het in artikel 4, § 2, vermelde zevende studiejaar met vrucht beëindigd hebben, nadat zij het getuigschrift van lager secundair onderwijs behaald hebben, de middenstandsleertijd met vrucht volbracht hebben en houder zijn van het eindeleertijdsgetuigschrift, uitgereikt overeenkomstig artikel 7, § 6, tweede lid, van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, respectievelijk van een buiten België behaalde en door de Regering als met het eindeleertijdsgetuigschrift gelijkwaardig verklaarde titel van een middenstandsopleiding." HOOFDSTUK XVII. - Wijziging van het decreet van 26 juni 1986 betreffende de toekenning van studietoelagen
Artikel 60.In artikel 13, § 1, van het decreet van 26 juni 1986 betreffende de toekenning van studietoelagen worden de woorden "dertig jaar" vervangen door de woorden "35 jaar".
In § 2 van hetzelfde artikel worden de woorden "dertig jaar" vervangen door de woorden "35 jaar".
Artikel 61.In hoofdstuk II van hetzelfde decreet, aangevuld bij decreet van 3 februari 2003, wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 13bis.Een bijkomende studietoelage kunnen die studenten krijgen die aan een erkend Erasmus-studietijdvak aan een andere hogeschool respectievelijk universiteit dan hun hogeschool respectievelijk universiteit van oorsprong deelnemen, indien het Erasmus-studietijdvak ten minste drie maanden duurt en - afgezien van tegemoetkomingen van de Europese Commissie - niet door een andere openbare instelling gesubsidieerd wordt of kan worden.
De Regering bepaalt het bedrag en de uitbetalingsmodaliteiten van de in het eerste lid vermelde studietoelage." HOOFDSTUK XVIII. - Wijziging van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s
Artikel 62.In hoofdstuk II, afdeling I, van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s wordt een artikel 6.1 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 6.1. De Regering bepaalt rekening houdend met artikel 2 en op advies van het Instituut evenals van de Sociaaleconomische Raad van de Duitstalige Gemeenschap de beroepen waarvoor in het kader van de opleiding tot meester een meesterschapsstage kan worden beëindigd." De meesterschapsstage wordt niet aangeboden voor beroepen waarvoor reeds een basisopleiding in de vorm van een leertijd in de Duitstalige Gemeenschap bestaat."
Artikel 63.In artikel 7, § 6, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 14 februari 2000, worden lid 3 en lid 4 ingevoegd, luidend als volgt : "Aan de houders van een na 1 september 2008 bij toepassing van het tweede lid uitgereikte eindeleertijdsgetuigschrift die in het bezit zijn van een getuigschrift van het lager secundair onderwijs, wordt bovendien het studiegetuigschrift van het zesde jaar van het secundair beroepsonderwijs uitgereikt. Het model hiervan wordt door de Regering bepaald.
De uitreiking van het in het derde lid vermelde studiegetuigschrift van het zesde jaar van het secundair beroepsonderwijs is aan de volgende voorwaarden onderworpen : 1. Het Instituut maakt een controle mogelijk van de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's door de Pedagogische Inspectie-Begeleiding met het oog op het uitoefenen van de controletaken overeenkomstig artikel 4, lid 1 en lid 4, van het decreet van 24 maart 2003 houdende oprichting van de pedagogische inspectie-begeleiding voor het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap en tot vastlegging van de opdrachten ervan; 2. Het Instituut houdt voor de in het kader van de leertijdopleiding georganiseerde algemene cursussen rekening met de in het Gemeenschapsonderwijs toepasbare studieprogramma's en leerplannen van het zesde jaar van het secundair beroepsonderwijs."
Artikel 64.In hoofdstuk II, onderafdeling 2, van hetzelfde besluit wordt een artikel 9.1 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 9.1. De meesterschapsstage bereidt overeenkomstig de artikelen 8 en 9 voor op het eindopleidingsexamen. Om een meesterschapsstage te kunnen volgen moet de meesterschapsstagiair kunnen bewijzen, dat hij met vrucht het hoger secundair onderwijs beëindigd heeft.
De Regering legt na advies door het Instituut het volgende vast : 1. de algemene voorwaarden van de meesterschapsstage;2. de administratieve uitvoering van de meesterschapsstage;3. de toelatingsvoorwaarden voor de opleidingsondernemingen;4. de toelatingsvoorwaarden voor de meesterschapsstagiairs;5. de contractuele voorwaarden;6. de plichten van de meesterschapsstagiair;7. de plichten van het ondernemingshoofd; 8. de opzeggingsmodaliteiten." HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs
Artikel 65.Artikel 2bis, tweede lid, van het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs, ingevoegd bij decreet van 30 juni 2003, wordt door de volgende bepaling vervangen : "In afwijking van het eerste lid ontvangt een gewone secundaire school die uitsluitend technisch en beroepsonderwijs organiseert, vanaf het jaar 2009 tijdens vijf opeenvolgende jaren jaarlijks een forfaitaire uitrustingstoelage ten belope van 40.000 EUR. De uitbetaling van de toelage is gebonden aan de overlegging van een jaarlijks investeringsplan en aan het indienen van rekeningen. Bij het investeringsplan wordt bovendien een advies van de Pedagogische Raad gevoegd. Het investeringsplan moet voor het begin van het begrotingsjaar en de rekeningen moeten na verstrijken van het begrotingsjaar bij de Regering worden gedeponeerd." HOOFDSTUK XX. - Wijziging van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
Artikel 66.In Artikel 4ter, § 2, eerste lid, van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, ingevoegd bij besluit van de Regering van 30 augustus 2001 en gewijzigd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het woord "zes" vervangen door het woord "vier". HOOFDSTUK XXI. - Wijziging van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen en de scholen voor onderwijs aan kinderen met specifieke behoeften
Artikel 67.In artikel 24, derde lid, van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen en de scholen voor onderwijs aan kinderen met specifieke behoeften wordt de volgende passus ingevoegd : "Kinderen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet bereikt hebben, hebben recht op kosteloos leerlingenvervoer tot de dichtstbijgelegen school van eigen keuze."
Artikel 68.Artikel 38, § 2, nummer 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 11 mei 2009, wordt door de volgende bepaling vervangen : "1. twee medewerkers van de afdeling pedagogie van het Ministerie."
Artikel 69.In artikel 39, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 6 juni 2005, worden de woorden "uiterlijk op de eerste werkdag" vervangen door de woorden "uiterlijk op de tweede werkdag".
Artikel 70.In artikel 45, nummer 4, van hetzelfde decreet wordt een tweede zin ingevoegd, luidend als volgt : "Tegelijk wordt een kopie van dit aangetekend schrijven aan de Pedagogische Inspectie-Begeleiding gericht".
Artikel 71.Hoofdstuk VII van hetzelfde decreet, dat de artikelen 68 tot en met 74 omvat, gewijzigd bij decreet van 16 juni 2008, wordt door de volgende bepaling vervangen : "HOOFDSTUK VII - EVALUATIE EN BEGELEIDING VAN DE SCHOOL Afdeling 1 - Interne evaluatie
Artikel 68.Doelstelling en organisatie De inrichting waaraan de Regering overeenkomstig artikel 70 de externe evaluatie toevertrouwt, zorgt voor de coördinatie van de interne evaluatie.
In de scholen is de Pedagogische Raad voor de organisatie van de interne evaluatie verantwoordelijk.
De interne evaluatie heeft tot doel 1. te onderzoeken of en in hoeverre de schoolstructuren, de methoden en de resultaten van het schoolwerk aan de doeleinden van het schoolproject voldoen;2. een wetenschappelijke basis voor de toekomstige ontwikkeling van de school te bieden. De interne evaluatie van de school wordt ten minste om de drie jaar uitgevoerd en kan op specifieke schoolthema's betrekking hebben die door de Pedagogische Raad of door de inrichtende macht worden vastgelegd. De Regering gaat na of deze evaluatie plaatsgevonden heeft.
Artikel 69.Betrokkenheid van leerlingen en ouders Bij de interne evaluatie wordt het advies van de ouders- en leerlingenafvaardigingen ingewonnen. Afdeling 2. Externe evaluatie
Artikel 70.Doelstelling en organisatie § 1. De Regering wijst een inrichting aan die voor de externe evaluatie van de scholen instaat.
Deze aanwijzing geldt voor tien jaar en is verlengbaar. Indien de Regering tot het besluit komt dat de overeenkomstig het eerste lid aangeduide inrichting niet aan haar opdracht voldoet, kan zij de aanwijzing voortijdig beëindigen.
Met het oog op de uitoefening van deze taak stelt de Regering aan de inrichting voor de duur van de aanwijzing personeels- en financiële middelen ter beschikking.
De externe evaluatie heeft tot doel : 1. te onderzoeken of en in hoeverre de scholen aan de maatschappelijke opdracht vastgelegd in het onderhavige decreet voldoen;2. aan de Regering, de inrichtende machten en de afdeling onderwijs en opleiding van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap om de drie jaar op basis van de afzonderlijke verslagen van de geëvalueerde scholen een totaalverslag over de sterke en zwakke punten van de scholen voor te leggen. § 2. De door de in § 1, eerste lid vermelde inrichting met de externe evaluatie belaste personeelsleden, hierna externe evaluatoren genoemd, maken op basis van een internationaal erkend kwaliteitskader een verslag op dat aan de Regering, de inrichtende machten en de geëvalueerde school wordt voorgelegd. § 3. Indien uit de externe evaluatie blijkt dat de kwaliteit van de opleidingsactiviteiten in een school ontoereikend is, bepalen de externe evaluatoren een tijdskader waarbinnen de betrokken school een gedetailleerd plan voorlegt om deze kwalitatieve tekortkomingen weg te werken. In het kader van een in tijd vastgelegde evaluatie achteraf controleren de externe evaluatoren de efficiëntie van deze maatregelen.
Vervolgens stellen de externe evaluatoren een verslag over de resultaten van de evaluatie achteraf op dat aan de Regering, de inrichtende machten en de geëvalueerde school wordt voorgelegd.
Artikel 71.Vertrouwelijkheid De vertrouwelijkheid van de inzichten en resultaten wordt in acht genomen.
Artikel 72.Periodiciteit Elke school wordt ten minste een keer per vijf jaar extern geëvalueerd."
Artikel 72.In artikel 75bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 16 juni 2006, wordt een zin ingevoegd, luidend als volgt : "Dit betekent dat voor de progressieve en systematische omzetting van de kaderplannen vier schooljaren ter beschikking staan." HOOFDSTUK XXII. - Wijziging van het decreet van 14 december 1998 houdende vastlegging van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij psycho-medisch-sociaal centrum
Artikel 73.In artikel 33, eerste lid, nummer 5, van het decreet van 14 december 1998 houdende vastlegging van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij psycho-medisch-sociaal centrum, gewijzigd bij decreet van 26 juni 2006 en aangevuld bij decreet van 11 mei 2009, wordt een letter f) ingevoegd, luidend als volgt : "f) wanneer het om een personeelslid gaat dat het ambt van leraar-mediathecaris bekleedt, moet dit over het bekwaamheidsbewijs voor het beheren van schoolmediatheek beschikken;"
Artikel 74.In artikel 35, § 1, eerste lid, nummer 4, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt het punt op het eind van de zin door een kommapunt vervangen.
In hetzelfde lid, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een nummer 5 ingevoegd, luidend als volgt : "5. Hij was gedurende de laatste vijf schooljaren bij de betrokken inrichtende macht in actieve dienst;"
Artikel 75.In artikel 40, nummer 4, van hetzelfde decreet, aangevuld bij decreet van 21 april 2008, worden na de woorden "de leden van het administratief personeel" de woorden "en de leraar-mediathecaris" ingevoegd.
Artikel 76.In artikel 49, § 1, eerste lid, nummer 5, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en aangevuld bij decreet van 11 mei 2009, wordt een letter f) ingevoegd, luidend als volgt : "f) wanneer het om een personeelslid gaat dat het ambt van leraar-mediathecaris bekleedt, moet dit over het bekwaamheidsbewijs voor het beheren van schoolmediatheek beschikken;"
Artikel 77.In artikel 69.5, § 2, eerste lid, nummer 7, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, worden de woorden "vermelding" en "ontoereikend" vervangen door de woorden "vermelding" en "onvoldoende".
Artikel 78.In artikel 69.6, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt de passus "artikel 69sexies, § 4" vervangen door de passus "artikel 69.5, § 4".
Artikel 79.In titel IV van hetzelfde decreet wordt een artikel 119.1 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 119.1. Artikel 33, eerste lid, nummer 5, letter d), is niet van toepassing op het schooljaar 2010-2011". HOOFDSTUK XXIII. - Wijziging van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs
Artikel 80.In artikel 20, tweede lid, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs worden de woorden "lid van het schooltoezicht" telkens vervangen door de woorden "lid van de afdeling pedagogie van het Ministerie".
Artikel 81.In artikel 35 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 25 juni 2007, wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : " § 3. Tellen mee voor het in § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, vermelde minimale aantal leerlingen die leerlingen die sinds ten minste drie maanden hun woonplaats hebben : 1. in de gemeente, waarin de betrokken school zich bevindt, of 2.in een andere gemeente, wanneer er in deze gemeente geen school van eigen keus is overeenkomstig artikel 24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen en scholen voor onderwijs aan kinderen met specifieke behoeften, of 3. in een andere gemeente, wanneer er in deze gemeente een school is die echter niet de dichtstbijgelegen school van eigen keus overeenkomstig artikel 24 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 is."
Artikel 82.Artikel 56, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 23 oktober 2000, wordt door de volgende bepaling vervangen : "Op aanvraag van de inrichtende macht gebeurt op de laatste schooldag van de maand maart een nieuwe berekening van het betrekkingenpakket in de vestigingsplaatsen die overeenkomstig de artikelen 54 en 55 op de teldag ten minste 26 leerlingen telden."
Artikel 83.In artikel 57, § 3, vervangen bij decreet van 30 juni 2003, worden de woorden "voltijdse betrekking" vervangen door de woorden "halftijdse betrekking". HOOFDSTUK XXIV. - Wijziging van het decreet van 17 december 2001 betreffende de scolarisatie van nieuwkomers
Artikel 84.Artikel 2, nummer 1, lid c), van het decreet van 17 december 2001 betreffende de scolarisatie van nieuwkomers wordt door de volgende passus vervangen : "c) ze zijn ten vroegste sinds 1 februari van het voorafgaande jaar in een school van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven." HOOFDSTUK XXV. - Wijziging van het decreet van 29 maart 2004 houdende vastlegging van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra
Artikel 85.In artikel 22, eerste lid, nummer 4, van het decreet van 29 maart 2004 houdende vastlegging van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de punt op het eind van de zin door een kommapunt vervangen.
In hetzelfde lid, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een nummer 5 ingevoegd, luidend als volgt : "5. Hij was gedurende de laatste vijf schooljaren bij de betrokken inrichtende macht in actieve dienst."
Artikel 86.In artikel 23, eerste lid, nummer 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 87.In artikel 29, nummer 4, van hetzelfde decreet, aangevuld bij decreet van 21 april 2008, wordt het eerste deel van de zin tot aan de eerste kommapunt door de volgende passus vervangen : "voor de leden van het bestuurs- en onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel van de onderwijsinrichtingen uiterlijk op de laatste schooldag van het schooljaar in de loop waarvan de aanstelling gebeurd is, evenals voor de leden van het administratief personeel en voor de leraar-mediathecaris van een onderwijsinrichting en personeelsleden van een PMS-centrum op 31 augustus."
Artikel 88.In artikel 37, eerste lid, nummer 9, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 26 juni 2006, worden de woorden "voor de in 8° vermelde periode van 240 dagen ten minste" geschrapt.
Artikel 89.In artikel 41bis, eerste lid, nummer 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 90.In artikel 41bis, tweede lid, nummer 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 91.In hoofdstuk XIV van hetzelfde decreet wordt een artikel 111ter ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 111ter.Overgangsregel Artikel 20, § 1, eerste lid, nummer 5, letter d), is niet van toepassing op het schooljaar 2010-2011". HOOFDSTUK XXVI. - Wijziging van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs
Artikel 92.In artikel 12, derde lid, van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs, gewijzigd bij decreet van 21 april 2008, worden de woorden "respectievelijk leermeesters" vervangen door "leermeesters of geaggregeerden van het lager secundair onderwijs". HOOFDSTUK XXVII. - Wijziging van het decreet van 27 juni 2005 tot oprichting van een autonome hogeschool
Artikel 93.In artikel 3.18 van het decreet van 27 juni 2005 tot oprichting van een autonome hogeschool worden na het eerste lid twee nieuwe leden ingevoegd, luidend als volgt : "Naast de in het eerste lid vermelde opleidingsactiviteiten biedt de hogeschool in het kader van de basisopleiding van het studiegebied vormingswetenschappen keuzevakken aan voor de volgende onderwijsgebieden : 1. onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften;2. Frans als eerste vreemde taal en vakdidactiek;3. katholiek godsdienstonderwijs en vakdidactiek;4. niet-confessionele zedenleer en vakdidactiek. Elke student kan tijdens de basisopleiding een in het tweede lid vermeld keuzevak volgen."
Artikel 94.In artikel 3.21, derde lid, van hetzelfde decreet wordt een tweede zin ingevoegd, luidend als volgt : "De in artikel 3.18, tweede lid, vermelde keuzevakken zijn in dit getal niet inbegrepen." Hetzelfde artikel wordt met een vierde lid aangevuld, luidend als volgt : "De hogeschool legt de studieomvang van de in artikel 3.18, tweede lid, vermelde keuzevakken in de vorm van studiepunten vast, waarbij de omvang ten minste aan 10 studiepunten beantwoordt, indien het met vrucht beëindigen van een keuzevak een bijkomende kwalificatie in de vorm van een vaktitel voor de student met zich brengt."
Artikel 95.In artikel 3.22 van hetzelfde decreet wordt het getal "40" vervangen door het getal "10".
Artikel 96.In artikel 3.33 van hetzelfde decreet wordt een § 4 ingevoegd, luidend als volgt : " § 4. De in § 1 en § 2 vermelde bepalingen gelden eveneens voor de organisatie van de examens over de in artikel 3.18, tweede lid, vermelde keuzevakken."
Artikel 97.In artikel 3.35 van hetzelfde decreet worden na het eerste lid twee nieuwe leden ingevoegd, luidend als volgt : "De uitreiking van het getuigschrift van de basisopleiding van het studiegebied vormingswetenschappen is niet gebonden aan het met vrucht beëindigen van een van de in artikel 3.18, tweede lid, vermelde en desgevallend gevolgde keuzevakken.
Aan de regelmatige student die met uitzondering van de toegekende examenvrijstelling slaagt voor de examens van het desgevallend gevolgde keuzevak, wordt een studiegetuigschrift uitgereikt. Het studiegetuigschrift kan op een ander tijdstip als het einddiploma van de basisopleiding worden uitgereikt."
Artikel 98.In artikel 5.11 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "De uitoefening van het ambt van lasthebber voor onderzoek is onverenigbaar met de uitoefening van het ambt van docent."
Artikel 99.In artikel 5.17, eerste lid, nummer 5, van hetzelfde decreet wordt het punt op het eind van de zin door een kommapunt vervangen.
In hetzelfde lid, gewijzigd door de decreten van 26 juni 2006 en 23 juni 2008, wordt een nummer 6 ingevoegd, luidend als volgt : "6. Hij was gedurende de laatste vijf schooljaren bij de betrokken inrichtende macht in actieve dienst."
Artikel 100.In artikel 5.17bis, eerste lid, nummer 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 101.In artikel 5.33 van hetzelfde decreet wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt : "Het tweede lid geldt niet voor personeelsleden die op 1 september 2009 reeds definitief aan de hogeschool benoemd zijn."
Artikel 102.In artikel 5.34bis, eerste lid, nummer 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 103.In artikel 5.75 van hetzelfde decreet wordt het punt op het eind van de zin door een kommapunt vervangen.
In hetzelfde artikel wordt een nummer 12 ingevoegd, luidend als volgt : "12. Organisatie en uitvoering van maatregelen inzake voortgezette opleiding."
Artikel 100.In artikel 5.79ter, tweede lid, nummer 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, wordt de passus "of bij andere inrichtende machten alsmede de verdere beroepservaring" vervangen door de passus "en/of dienstanciënniteit bij andere inrichtende machten respectievelijk de verdere beroepservaring".
Artikel 105.In titel V, ondertitel 15, van hetzelfde decreet wordt een artikel 5.81bis ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 5.81bis. Erkenning van dienstjaren De erkenning van dienstjaren gebeurt voor het onderhoudspersoneel overeenkomstig de in het Gemeenschapsonderwijs toepasbare bepalingen."
Artikel 106.In artikel 6.3, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de passus "wordt een betrekking als hoofdsecretaris" vervangen door de passus "worden twee betrekkingen als hoofdsecretaris".
Artikel 107.Artikel 6.7, § 1, derde lid, van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen : "Het voor de hogeschool voor het bestuurs- en onderwijzend personeel voorziene lestijdenpakket komt tijdens de schooljaren respectievelijk de academiejaren 2009-2010 tot en met 2012-2013 overeen met het lestijdenpakket dat aan de hogeschool bij toepassing van het eerste lid voor het schooljaar respectievelijk het academiejaar 2008-2009 toegekend werd."
Artikel 108.Artikel 6.8 van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen : "Artikel 6.8. Bijkomend lestijdenpakket voor onderzoek Voor de uitoefening van haar taken op het vlak van het onderzoek ontvangt de hogeschool naast het in artikel 6.7 vermelde lestijdenpakket twee voltijdse betrekkingen.
Dit bijkomend lestijdenpakket wordt aan de personeelsleden met het ambt van lasthebber voor onderzoek toegekend."
Artikel 109.Artikel 6.9, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : "Het aantal betrekkingen voor het onderhoudspersoneel komt tijdens de schooljaren respectievelijk academiejaren 2009-2010 tot en met 2012-2013 overeen met het aantal betrekkingen dat aan de hogeschool bij toepassing van het eerste lid voor het schooljaar respectievelijk het academiejaar 2008-2009 toegekend werd."
Artikel 110.In artikel 7.2, § 1, van hetzelfde artikel wordt de laatste zin geschrapt.
Dezelfde paragraaf wordt met een tweede lid aangevuld, luidend als volgt : "Het bedrag van het aan de hogeschool toegekende werkingsmiddelen komt tijdens de schooljaren respectievelijk academiejaren 2009-2010 tot en met 2012-2013 overeen met het bedrag van de werkingsmiddelen dat aan de hogeschool bij toepassing van het eerste lid voor het schooljaar respectievelijk het academiejaar 2008-2009 toegekend werd."
Artikel 111.In artikel 7.3 van hetzelfde decreet wordt het woord "begrotingsjaar" vervangen door de woorden "academiejaar".
Artikel 112.Artikel 7.4, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen : "Gastdocenten worden op basis van honoraria aangesteld. Daartoe legt de hogeschool een voor de honoraria van gastdocenten geldend tarievenstelsel vast." Het derde lid van dezelfde paragraaf wordt door de volgende bepaling vervangen : "Het bij toepassing van het tweede lid toegekende bedrag wordt aan het begin van het academiejaar als forfaitair bedrag aan de hogeschool overgemaakt. Het bedrag dat op het eind van het betrokken academiejaar niet werd gebruikt, wordt teruggestort. De inrichtende macht overhandigt daartoe en met het oog op de controle aan de Regering op het eind van dit jaar de bijhorende bewijsstukken."
Artikel 113.§ 1. In titel IX van hetzelfde decreet wordt een artikel 9.11bis ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 9.11bis. Bekwaamheidsbewijs voor leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel Artikel 5.15, § 1, eerste lid, nummer 5, letter d), is niet van toepassing op het schooljaar 2010-2011". § 2. In dezelfde titel van hetzelfde decreet wordt een artikel 9.11ter ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 9.11ter. Beëindigen van keuzevakken Artikel 3.18, leden 2 en 3, artikel 3.21, leden 3 en 4, artikel 3.22, artikel 3.33, § 4, en artikel 3.35, leden 2 en 3, zijn niet van toepassing op de studenten die ten minste het tweede studiejaar in de loop van het academiejaar 2008-2009 beëindigd hebben." HOOFDSTUK XXVIII. - Wijziging van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep
Artikel 114.In artikel 84 van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep wordt de passus "artikel 26, § 2" vervangen door de passus "artikel 26, § 2, eerste lid".
Artikel 115.Artikel 109 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd : 1. In § 1, eerste lid, worden na de woorden "personeelsleden worden" de woorden "in het betrokken ambt" ingevoegd.2. In § 1, tweede lid, wordt de passus "op voorwaarde dat deze hun in de schooljaren 2007-2008 of 2008-2009 tijdens ten minste 15 weken werden toegekend" vervangen door de passus "op voorwaarde dat het om hetzelfde ambt respectievelijk dezelfde ambten gaat als dat respectievelijk die welke het personeelslid in de schooljaren 2007-2008 of 2008-2009 telkens gedurende ten minste 15 weken uitgeoefend heeft".3. In § 2 wordt na de passus "de schooljaren 2007-2008 of 2008-2009" het woord "telkens" ingevoegd.4. In § 2 wordt na de passus "de weddeschaal 222 genoten, krijgen" de passus "in het ambt respectievelijk de ambten dat respectievelijk die zij in de bovenvermelde periode van 15 weken uitgeoefend hebben" ingevoegd.5. Er wordt een § 4 ingevoegd, luidend als volgt : " § 4.De in artikel 103 vermelde personeelsleden die houder zijn van een bekwaamheidsgetuigschrift voor het ambt van leermeester in de lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs dat voor 1 januari 1990 werd uitgereikt overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 mei 1958 houdende instelling van een bijzondere examencommissie belast met het uitreiken van het bekwaamheidsgetuigschrift voor het ambt van bijzonder leermeester in de lichamelijke opvoeding aan de lagere scholen, worden bij het diplomaniveau II+ ingedeeld." HOOFDSTUK XXIX. - Wijziging van het decreet van 23 juni 2008 houdende maatregelen inzake onderwijs
Artikel 116.In artikel 6, derde lid, van het decreet van 23 juni 2008 houdende maatregelen inzake onderwijs wordt de passus "het bevallingsverlof en het voorbehoedend verlof" vervangen door de passus "het bevallingsverlof, de moederschapsbescherming en het voorbehoedend verlof".
Artikel 117.In artikel 45, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "lid 3" vervangen door de woorden "vierde lid".
Artikel 118.In de titel van hoofdstuk XVII van hetzelfde decreet wordt het woord "maatregelen" vervangen door de woorden "dringende maatregelen".
Artikel 119.In artikel 60 van hetzelfde decreet wordt het woord "maatregelen" vervangen door de woorden "dringende maatregelen".
Artikel 120.In artikel 98, achtste lid, van hetzelfde decreet wordt het getal "56" vervangen door het getal" 58". HOOFDSTUK XXXX. - Slotbepalingen
Artikel 121.Opheffingsbepaling Artikel 4quater, § 2, tweede lid, van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt opgeheven.
Artikel 122.Opheffingsbepaling Artikel 2.8, § 2, eerste lid, nummer 6, dat de nummers 6.1 tot en met 6.9 omvat, en het tweede lid van het decreet van 27 juni 2005 tot oprichting van een autonome hogeschool worden opgeheven.
Artikel 123.Opheffingsbepaling Artikel 97 van het decreet van 23 juni 2008 houdende maatregelen inzake onderwijs 2008 wordt opgeheven.
Artikel 124.Inwerkingtreding Artikel 111 treedt in werking op 1 juli 2005.
De artikelen 77 en 78 treden in werking op 1 mei 2007.
De artikelen 118 en 119 treden in werking op 1 juni 2008.
De artikelen 19, 20, 117 en 120 treden in werking op 1 juli 2008.
De artikelen 18, 60, 61, 66, 67, 114, 116, 121 en 123 treden in werking op 1 september 2008.
De artikelen 65 en 115 treden in werking op 1 januari 2009.
De artikelen 26, 28, 30, 41, 42, 43, 55, 56, 57, 62, 63, 64, 80, 86, 89, 90, 100, 102 en 104 treden in werking op 1 juni 2009.
De artikelen 12 en 13 treden in werking op 1 juli 2009.
De artikelen 21, 23, 31, 32, 35, 44, 58, 59, 70, 71, 72, 79, 81, 82, 83, 84, 88, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 101, 103, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 112, 113 en 122 treden in werking op 1 september 2009.
De artikelen 68 en 69 treden in werking op 1 oktober 2009.
De artikelen 25, 40, 54, 74, 85 en 99 treden in werking op 1 januari 2010.
De artikelen 14 tot en met 17, 22, 24, 27, 29, 34, 36, 37, 73, 75, 76 en 87 treden in werking op 1 september 2010.
De artikelen 1 tot en met 11, 33, 38, 39, 45 tot en met 53 treden in werking op de dag van de publicatie van het decreet in het Belgisch Staatsblad.
Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.
Gedaan te Eupen, 25 mei 2009.
K.-H. LAMBERTZ Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Lokale Besturen B. GENTGES Vice-Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Toerisme O. PAASCH Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek I. WEYKMANS Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport _______ Nota Zitting 2008-2009 : Genummerde bescheiden : 150 (2008-2009) Nr. 1. - Ontwerp van decreet : 150 (2008-2009), Nr. 2. - Voorstel tot wijziging : 150 (2008-2009), Nr. 3. - Verslag Integraal verslag : 25 mei 2009, Nr. 14 (2008-2009) Discussie en aanneming