Etaamb.openjustice.be
Decreet van 25 juni 2001
gepubliceerd op 02 oktober 2001

Decreet houdende dringende maatregelen inzake onderwijs, werkgelegenheid, opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2001033067
pub.
02/10/2001
prom.
25/06/2001
ELI
eli/decreet/2001/06/25/2001033067/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 JUNI 2001. - Decreet houdende dringende maatregelen inzake onderwijs, werkgelegenheid, opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand (1)


De Raad van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Onderwijs Afdeling 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969

tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Artikel 1.Artikel 65bis van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, ingevoegd bij het decreet van 22 juni 1993 tot vastlegging van bepalingen tot aanvulling en wijziging van de onderwijswetgeving, wordt opgeheven. Afdeling 2. - Vaste benoeming van bepaalde personeelsleden in een

bevorderingsambt in het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan van de Duitstalige Gemeenschap

Art. 2.De Regering kan de personeelsleden die in het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan van de Duitstalige Gemeenschap tijdens ten minste zes dienstjaren zonder onderbreking het bevorderingsambt van directeur voorlopig bekleden en de voorwaarden vervullen die bepaald zijn in artikel 97, 1° tot 7°, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, in afwijking van artikel 97, 8°, van hetzelfde koninklijk besluit van 22 maart 1969, in dit ambt in vast verband benoemen. De benoeming kan, in voorkomend geval, met terugwerkende kracht geschieden. Afdeling 3. - Wijziging van het decreet van 18 april 1994 tot

vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs en tijdelijk beperkte verhoging van de werkingstoelagen

Art. 3.Artikel 6 van het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs wordt door volgende bepaling vervangen : «

Artikel 6.In het buitengewoon onderwijs verkrijgt de inrichtende macht vanaf het schooljaar 1999-2000 een toelage voor de organisatie van het toezicht tijdens het middaguur. De normen, bedragen en modaliteiten bepaald in artikel 30 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs zijn van toepassing. »

Art. 4.De werkingstoelagen berekend voor het jaar 2000-2001 overeenkomstig de artikelen 2, 3, 4 en 7 van het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij het programmadecreet van 4 maart 1996 en het decreet van 25 mei 1999, en overeenkomstig artikel 30, §§ 1, 2 en 4 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs, gewijzigd bij het programmadecreet van 23 oktober 2000, worden met 5 % verhoogd. Afdeling 4. - Wijziging van de wet van 7 juli 1970 betreffende de

algemene structuur van het hoger onderwijs

Art. 5.In artikel 8 van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 10 mei 1999, wordt § 3 door volgende bepaling vervangen : « § 3. In afwijking van § 2 zijn de houders van het brevet van het aanvullend secundair beroepsonderwijs - afdeling « verpleging » - tot een opleiding in het hoger onderwijs van het korte type - afdeling « verpleging » toegelaten. » Afdeling 5. - Wijziging van het decreet van 26 juni 1986 betreffende

de toekenning van studietoelagen

Art. 6.In artikel 4 van het decreet van 26 juni 1986 betreffende de toekenning van studietoelagen wordt een § 1bis ingevoegd luidend als volgt : « § 1bis. In afwijking van het principe van de toekenning van gelijke studietoelagen overeenkomstig § 1 kan de Regering, zich door het administratief overwerk rechtvaardigend, bepalen dat toelagen van ten minste BEF 1, berekend overeenkomstig de bepalingen van § 1, tot een minimaal forfaitair bedrag dat BEF 3 000 niet mag overschrijden, verhoogd worden. »

Art. 7.Artikel 15 van het decreet van 26 juni 1986 wordt door volgende bepaling vervangen : «

Artikel 15.De aanvragen om studietoelagen moeten bij de bevoegde dienst voor studietoelagen op formulieren ingediend worden waarvan het model door de Regering wordt vastgelegd.

De Regering bepaalt de termijnen voor de aanvraag van de studietoelagen. »

Art. 8.In artikel 29, § 4, lid 2, van hetzelfde decreet van 26 juni 1986 worden de worden « één keer » geschrapt.

Art. 9.In artikel 29, § 4, van hetzelfde decreet van 26 juni 1986, wordt tussen de leden 3 en 4, het volgende lid ingevoegd : « Bij ontslag zowel van een lid als van een vervangend lid benoemt de Regering op de voordracht van de betrokken instantie of vereniging die niet meer vertegenwoordigd is - een nieuw lid alsmede een nieuw vervangend lid die het mandaat van hun voorganger zullen beëindigen. » Afdeling 6. - Wijziging van het decreet van 26 april 1999 betreffende

het gewoon basisonderwijs

Art. 10.In artikel 30, § 3, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs, gewijzigd bij het decreet van 23 oktober 2000, wordt een nieuw lid 4 ingevoegd dat luidt als volgt : « De Regering mag van het in de leden 1 en 2 bepaald aantal regelmatig ingeschreven leerlingen afwijken als geen voldoende toezicht mag worden gewaarborgd wegens de infrastructuur van een vestigingsplaats ».

Art. 11.In artikel 40 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs worden de volgende leden 2 en 3 ingevoegd : « De Regering kan een inrichtende macht machtigen van de bepalingen van lid 1, 1°, af te wijken indien de door de herstructurering betrokken school ten minste 580 leerlingen van het basisonderwijs en twee vestigingsplaatsen telt. De machtiging wordt jaarlijks verleend.

Een benoeming of een aanstelling in vast verband zijn niet toegelaten voor een betrekking als inrichtingshoofd van een met toepassing van lid 2 nieuw opgerichte school. » HOOFDSTUK II. - Werkgelegenheid

Art. 12.Onverminderd artikel 13 worden in het Duitse taalgebied opgeheven : 1° het decreet van de Waalse Gewestraad van 19 mei 1994 (II) betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen, gewijzigd bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 1 april 1999 (II);2° het besluit van de Waalse Regering van 15 september 1994 tot uitvoering van het decreet van 19 mei 1994 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen, gewijzigd bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 5 februari 1998 (I);3° het koninklijk besluit nr.258 van 31 december 1983 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandsprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 496 van 31 december 1986 en bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 1 april 1999 (I); 4° het koninklijk besluit van 14 oktober 1986 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr.258 van 31 december 1983 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandsprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 april 1999 (I).

Art. 13.De in artikel 12 vermelde bepalingen blijven van toepassing op de aanvragen ingediend vóór de inwerkingtreding van dit artikel.

Art. 14.In artikel 7, lid 2, van het decreet van de Waalse Gewestraad van 18 juli 1997 (II) houdende creatie van een doorstromingsprogramma wordt de passus « , na gemotiveerd advies van een commissie waarvan ze de samenstelling bepaalt » geschrapt. HOOFDSTUK III. - Opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand

Art. 15.In het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, gewijzigd bij de decreten van 20 mei 1997, 29 juni 1998, 14 februari 2000 en 23 oktober 2000, wordt een artikel 10ter ingevoegd luidend als volgt : «

Art. 10ter.In afwijking van de artikelen 2 en 10, § 1, kunnen de personen die bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap als werkzoekenden ingeschreven zijn en met hem een individuele vormingsovereenkomst hebben afgesloten voor de betreffende opleiding, overeenkomst die aan de voorschriften van de artikelen 15 en 16 van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12 juni 1985 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de personen die een beroepsopleiding ontvangen beantwoordt, voor de voortgezette opleiding in aanmerking komen door middel van een kaderovereenkomst afgesloten in de naam van de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap. »

Art. 16.In hetzelfde decreet van 16 december 1991 wordt een artikel 12bis ingevoegd luidend als volgt : «

Art. 12bis.Op advies van het Instituut bepaalt de Regering 1° de duur van de voortgezette opleiding en 2° de voorwaarden m.b.t. de erkenning van de opleiding. » HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding

Art. 17.De artikelen 6, 7, 8 en 9 hebben uitwerking op 1 september 2000.

De artikelen 1, 3, 4, 10 en 11 treden in werking op 1 september 2001.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Eupen, op 25 juni 2001.

De Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN _______ Nota's (1) Zitting 2000-2001 : Bescheiden van de Raad : 69 (2000-2001), nr.1. Ontwerp van decreet. 69 (2000-2001), nr. 2. Voorontwerp en advies van de Raad van State. 69 (2000-2001), nr. 3. Amendementsvoorstel. 69 (2000-2001), nr. 4. Verslag.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 25 juni 2001.

^