Etaamb.openjustice.be
Decreet van 23 juni 2006
gepubliceerd op 10 juli 2006

Decreet houdende wijziging van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten

bron
vlaamse overheid
numac
2006036076
pub.
10/07/2006
prom.
23/06/2006
ELI
eli/decreet/2006/06/23/2006036076/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 JUNI 2006. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende wijziging van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.Aan artikel 2 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996, 19 december 2003 en 10 maart 2006, worden een punt 15° en 16° toegevoegd, die luiden als volgt : « 15° heffingsjaar : het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de heffing wordt betekend overeenkomstig artikel 15; 16° aanslagjaar : het kalenderjaar dat volgt op elke tweede opeenvolgende registratie in de Inventaris, waarin de heffing kan worden ingevoerd overeenkomstig artikel 15.».

Art. 3.Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 15.§ 1. Er wordt een jaarlijkse heffing ingevoerd ten voordele van het Vernieuwingsfonds op de onroerende goederen die opgenomen zijn in de Inventaris. De heffing wordt ingevoerd vanaf het kalenderjaar dat volgt op de tweede opeenvolgende registratie in de Inventaris voor geheel of gedeeltelijk verlaten of verwaarloosde bedrijfsruimten, zijnde het aanslagjaar. De heffing heeft betrekking op het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de heffing wordt betekend, zijnde het heffingsjaar. § 2. Die heffing komt ten laste van diegene die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van de aan de heffing onderworpen onroerende goederen. Als er meerdere eigenaars voor dezelfde onroerende goederen zijn, zijn die hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele heffing. § 3. In geval van overdracht van een eigendomsrecht aan nieuwe eigenaars van een onroerend goed dat reeds éénmaal in de Inventaris is geregistreerd, wordt dit goed pas aan de heffing onderworpen na het verstrijken van twee jaar na het verlijden van de authentieke akte van overdracht. Als er meerdere eigenaars voor dezelfde onroerende goederen zijn, en minstens één ervan nieuwe eigenaar is gelet op de overdracht aan hem door erfopvolging of testament, wordt dat goed eveneens pas aan heffing onderworpen na het verstrijken van twee jaar na de eigendomsoverdracht door erfopvolging of testament. De Vlaamse Regering bepaalt welke informatie in geval van toepassing van het voorgaande vermeld wordt in de Inventaris en binnen welke termijn dat gebeurt. § 4. De volgende rechtspersonen of natuurlijke personen worden echter niet als nieuwe eigenaar beschouwd : 1° de vennootschappen waarin de vroegere eigenaars van het onroerend goed rechtstreeks of onrechtstreeks participeren voor meer dan 10% van het aandeelhouderschap;2° bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad, tenzij in geval van overdracht door erfopvolging of testament.»

Art. 4.In artikel 16 wordt het tweede lid, gewijzigd bij de decreten van 14 juli 1998 en 6 juli 2001, vervangen door wat volgt : « In aanmerking dient genomen te worden het kadastraal inkomen gekend op 31 december van het heffingsjaar van de grond(en) inclusief opstanden van het perceel waarop de vervallen en/of verlaten bedrijfsruimte gelegen is, evenals voor de niet-landbouwbedrijven dat van alle aangrenzende percelen die één geheel ermee vormen en die behoren tot dezelfde eigenaar. Het bedrag van de volgens voormelde tariefindeling verkregen heffing dient evenwel voor de niet-landbouwbedrijven in ieder geval een aanslagvoet van 2,47 euro/m2 oppervlakte van het grondvlak van het terrein, zoals vastgelegd door de diensten van het kadaster te evenaren. Zoniet, geldt deze laatste heffing als minimumaanslagvoet. »

Art. 5.Aan artikel 25 van hetzelfde decreet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. Aan de belastingplichtigen wordt door de ambtenaren als bedoeld in artikel 24, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering, een fiscaal identificatienummer toegekend, waarvan het gebruik geregeld wordt zoals in artikel 314 van het Wetboek van Inkomstenbelasting 1992, en dat overeenstemt met : 1° het identificatienummer in het Rijksregister van de natuurlijke personen, voor natuurlijke personen;2° het ondernemingsnummer zoals dat bekend is bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, voor rechtspersonen;3° een automatisch gegenereerd nummer voor buitenlandse fysieke personen zonder bekend rijksregisternummer en voor alle overige belastingplichtigen waarvoor geen bekend nummer bestaat.»

Art. 6.Artikel 26 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996, 30 juni 2000 en 10 maart 2006 wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 26.§ 1. Het aanslagbiljet vermeldt op straffe van nietigheid, de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier, het heffingsjaar, de grondslag van de heffing, het te betalen bedrag, de berekeningswijze, de uiterste betaaldatum en de formaliteiten die daarbij moeten worden nageleefd. § 2. De heffingsplichtige is verplicht de verschuldigde heffing te betalen binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet. § 3. De persoon op wiens naam de heffing in het kohier is ingeschreven, kan tegen die heffing, de opcentiemen, evenals tegen de eventueel opgelegde administratieve geldboete, een bezwaarschrift indienen bij de ambtenaar deel uitmakend van de Vlaamse Belastingsdienst, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering.

Het bezwaarschrift moet op straffe van verval bij de ambtenaar, vermeld in § 3, eerste lid, met een aangetekende brief ingediend worden binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat. § 4. De heffingsplichtige kan tevens door middel van een verzoekschrift om uitstel of spreiding van betaling van de heffing verzoeken. Het verzoekschrift moet op straffe van verval bij de ambtenaar, vermeld in § 3, eerste lid, met een aangetekende brief ingediend worden voor het verstrijken van de betaaltermijn, zoals bepaald in § 2. § 5. Als overeenkomstig § 3 een bezwaarschrift wordt ingediend, dan bezorgt de in § 3, eerste lid bedoelde ambtenaar onverwijld een ontvangstmelding van het bezwaarschrift. Dezelfde ambtenaar kan bij de heffingsplichtige alle onderzoekingen verrichten en de heffingsplichtige verzoeken alle stukken voor te leggen of te verstrekken die nuttig kunnen zijn om over het bezwaarschrift te beslissen. Die beslissing wordt per aangetekende brief aan de heffingsplichtige ter kennis gebracht en ze vermeldt de wijze waarop tegen die beslissing in rechte kan worden getreden. § 6. Het indienen van een bezwaarschrift schort de verplichting tot betaling van de heffing en de eventueel verschuldigde administratieve geldboete niet op. Het indienen van een bezwaarschrift schort evenmin het lopen van de nalatigheidsintresten op. Het indienen van een verzoekschrift om uitstel of spreiding van betaling van de heffing, schort daarentegen de betaling van de heffing en de eventuele administratieve geldboete wel op tot het ogenblik van de beslissing van de ambtenaar, vermeld in § 3, eerste lid. § 7. De vestiging en de inning van de heffing worden als niet bestaande beschouwd als het beroep inzake de registratie in de Inventaris, zoals bepaald in artikel 7, wordt ingewilligd of als er geen uitspraak is binnen de termijn, vermeld in artikel 8, § 2. »

Art. 7.Artikel 36 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 36.§ 1. Nieuwe eigenaars die het volle eigendomsrecht genieten van een aan de heffing onderworpen onroerend goed krijgen een opschorting van de heffing gedurende twee jaar, te rekenen vanaf de datum van het verlijden van de authentieke akte van overdracht. Als er meerdere eigenaars voor dezelfde onroerende goederen zijn, en minstens één ervan nieuwe eigenaar is gelet op de overdracht aan hem door erfopvolging of testament, krijgen zij een opschorting van heffing gedurende twee jaar, te rekenen vanaf de datum van eigendomsoverdracht door erfopvolging of testament. § 2. De volgende rechtspersonen of natuurlijke personen worden echter niet beschouwd als nieuwe eigenaar die het volle eigendomsrecht geniet : 1° de vennootschappen waarin de vroegere eigenaars van het onroerend goed rechtstreeks of onrechtstreeks participeren voor meer dan 10 % van het aandeelhouderschap;2° bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad, tenzij in geval van overdracht door erfopvolging of testament.».

Art. 8.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2006.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 23 juni 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN _______ Nota (1) Zitting 2005-2006. Stukken. - Ontwerp van decreet, nr. 812/ 1. - Amendement, nr. 812/2. - Verslag, nr. 812/3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, nr. 812/4.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : vergadering van 14 juni 2006.

^