20 JULI 2006. - Decreet betreffende de rechten en kosten geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs (1)

Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Artikel 12, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1978, het koninklijk besluit nr. 462 van 17 september 1986 en de decreten van 12 juli 1990, 9 september 1996, 2 december 1996, 20 juli 2005 en 30 juni 2006, wordt aangevuld met de volgende leden : « Het totaal bedrag dat van de student geëist wordt krachtens het tweede lid, het vierde lid en het elfde lid, mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van 593 euro. Voor de studenten bedoeld in het derde lid, is dat maximumbedrag gelijk aan 80 euro.

Voor de instellingen die, voor het academiejaar 2005-2006, een totaal bedrag hebben geïnd dat hoger is dan de maximumbedragen vastgesteld in het vorige lid, is dat maximumbedrag echter gelijk, voor de academiejaren 2006-2007 tot 2010-2011, aan het totaal bedrag geïnd voor het academiejaar 2005-2006, elk jaar verminderd, vanaf het academiejaar 2007-2008, met 20 procent van het verschil tussen dat bedrag en de maximumbedragen vastgesteld in het vorige lid.

De twee vorige leden zijn niet van toepassing op de hogere kunstscholen, noch op de hogere instituten voor architectuuronderwijs, noch op de studenten ingeschreven in de afdelingen « beeldtechniek », « toegepaste communicatie » en « pers en informatie » van de hogescholen.

Art. 2.Artikel 21quater van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, ingevoegd bij het decreet van 20 juli 2005, wordt vervangen door het volgende artikel : «

Art. 21quater.Een toelage voor de bevordering van de democratisering van de toegang tot het hoger onderwijs wordt toegekend aan de hogescholen tegen een percentage van de som van de bedragen die vorig begrotingsjaar afgetrokken zijn bij toepassing van artikel 12, § 2ter-bis, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

Die toelage wordt verdeeld over de Hogescholen naar rato van hun aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering.

Het in het 1ste lid bedoelde percentage bedraagt 20 % het eerste jaar.

Achteraf wordt dat percentage elk jaar gedurende drie jaar telkens met 20 % vermeerderd. De jaren nadien bedraagt dat percentage 100 %. »

Art. 3.Artikel 1 treedt in werking op 1 september 2006.

Artikel 2 treedt in werking op 1 januari 2008.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 20 juli 2006.

De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting en Financiën, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken en Sport, C. EERDEKENS De Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK _______ Nota (1) Zitting 2005 - 2006. Stukken van de Raad. - Voorstel van decreet nr. 293-1. - Commissieamendementen, nr. 293-2.

Integraal verslag. - Mondeling verslag; bespreking en aanneming.

Vergadering van dinsdag 18 juli 2006.