gepubliceerd op 29 juni 2004
Decreet betreffende de onderhandeling in de Franse Gemeenschap
19 MEI 2004. - Decreet betreffende de onderhandeling in de Franse Gemeenschap (1)
Het parlement heeft aangenomen, en wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke kwesties die de gezamenlijke vergadering vereisen van bepaalde onderhandelingscomités binnen de Franse Gemeenschap
Artikel 1.Dit hoofdstuk is enkel van toepassing : - indien de onderhandelingen betreffende de intersectorale sociale programmatie voor de materies bedoeld in artikel 3, § 1, lid 7 en § 3 en in artikel 9bis, § 1, 1° en 2°, f) en § 5, van de wet van 19 december 1974 die de betrekkingen regelt tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, zoals aangepast door de wet van (...), niet tot een akkoord hebben geleid; - indien, in overeenstemming met artikel 3, § 1, lid 2 van de wet van 19 december 1974, zoals aangepast door de wet van (...), bij gebrek aan een voorafgaand akkoord tussen alle overheden en alle vakbondsorganisaties andere materies niet op de agenda konden worden geplaatst van het gezamenlijk comité van alle overheidsdiensten bedoeld in artikel 3, § 1, lid 1, 3°, van de voornoemde wet van 19 december 1974, of indien, in de tegenovergestelde gevallen, de onderhandelingen over hun onderwerp niet tot een akkoord hebben geleid.
Art. 2.§ 1. Om de twee jaar komt de Regering gezamenlijk samen om onderhandelingen te voeren over een intersectorale sociale programmatie : 1° Het Comité voor de lokale en provinciale Overheidsdiensten - Afdeling II (Onderafdeling Franse Gemeenschap);2° Het Comité van Sector IX;3° Het Comité van Sector XVII,
betreffende hetgeen bedoeld in artikel 17, § 2ter, en bijlage I van het Koninklijk Besluit van 28 september 1984 houdende de uitvoering van de wet van 19 december 1974 die de betrekkingen regelt tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. § 2. Geen enkele kwestie betreffende een sectorale sociale programmatie is ingeschreven in de agenda van één van de comités bedoeld in § 1, gedurende een termijn van vier maanden vanaf het moment waarop de onderhandeling betreffende een intersectorale programmatie voor de eerste maal werd ingeschreven in de agenda van een gezamenlijke vergadering van de comités bedoeld in § 1.
Indien er, voor een periode van in principe twee jaar, geen akkoord wordt bereikt over een intersectorale programmaties in overeenstemming met § 1, en dat er voor de voortzetting van de sectorale programmaties binnen één of meerdere comité(s) bedoeld in § 1 in gezamenlijke vergadering onderhandelingen worden gevoerd over een eventuele aanvullende intersectorale programmatie voor deze periode. HOOFDSTUK II. - Betreffende het Onderhandelingscomité voor de statuten van het personeel in het gesubsidieerde vrije onderwijs Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 3.Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden bezoldigd door weddetoelagen van de instellingen voor het gesubsidieerde vrije onderwijs en gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra.
Art. 4.Er wordt een comité voor onderhandeling en overleg opgericht betreffende de statuten voor het personeel van het gesubsidieerde vrije onderwijs, hierna het Comité genoemd.
Voor de personeelsleden bedoeld in artikel 3, beschikt het Comité over dezelfde bevoegdheden voor wat de administratieve statuten betreft en, terwijl de ontworpen bepaling uitsluitend op deze personeelsleden is gericht, de financiële statuten, als het Comité voor de lokale en provinciale Overheidsdiensten - Afdeling II (Onderafdeling Franse Gemeenschap).
Deze materies vormen het voorwerp van onderhandeling of overleg, volgens dezelfde verdeling als binnen het Comité van de lokale en provinciale Overheidsdiensten - Afdeling II (Onderafdeling Franse Gemeenschap).
Art. 5.§ 1. Het Comité is samengesteld uit een delegatie van de overheid en delegaties van de vakbondsorganisaties die de personeelsleden vertegenwoordigen die bezoldigd zijn door weddetoelagen in het onderwijs en in psycho-medisch-sociale centra, die aangesloten zijn bij vakbondsorganisaties die in de nationale Arbeidsraad zetelen. § 2. De overheidsdelegatie, met inbegrip van de voorzitter en indien van toepassing de vice-voorzitter(s), bestaat uit maximum 10 leden.
De overheidsdelegatie omvat de minister van ambtenarenzaken en de minister van begroting, of hun behoorlijk gemachtigde vertegenwoordigers.
De andere leden van de overheidsdelegatie worden door de president gekozen uit de personen die, met om het even welke titel, de kwaliteiten bezitten de Regering van de Franse Gemeenschap te verbinden.
De voorzitter en de vice-voorzitter(s) worden door de Regering aangesteld. Ze kunnen zich laten vervangen door een behoorlijk gemachtigd vertegenwoordiger.
De overheidsdelegatie kan zich laten vergezellen door specialisten. § 3. Iedere vakbondsorganisatie stelt vrij haar delegatie samen en bestaat maximum uit vier leden.
De delegatie van elke vakbondsorganisatie kan zich laten vergezellen door maximum twee specialisten per ingeschreven agendapunt.
Art. 6.De voorzitter waakt over de goede werking van het Comité en stelt de secretaris aan, evenals de administratieve dienst die het secretariaat regelt.
Het Comité stelt zijn eigen huishoudelijk reglement op. Dit reglement wordt door de Regering goedgekeurd.
Art. 7.De maatregelen die getroffen worden tengevolge van de onderhandeling of het overleg vermelden de datum van het protocol of het gemotiveerde advies bedoeld in de respectievelijke artikels 14 en 21. Afdeling 2. - Betreffende de onderhandeling
Art. 8.Een kwestie wordt ter onderhandeling voorgelegd op initiatief van de overheid of een vakbondsorganisatie.
Met het oog op onderhandeling ontvangen de vakbondsorganisaties al de nodige documentatie.
Art. 9.De voorzitter stelt de agenda op, rekening houdend met de initiatieven bedoeld in artikel 8; hij bepaalt tevens de datums van de vergaderingen.
Hij leidt de debatten en verzekert het goede verloop van de vergaderingen.
De agenda vermeldt, voor wat de termijnen betreft bedoeld in artikel 10, wanneer de onderhandelingen dienen te worden beëindigd.
Art. 10.De secretaris verstuurt de oproepingen met de agendapunten naar de leden van zowel de overheidsdelegatie als de vakbondsorganisaties en dit minstens tien werkdagen voor de datum van de vergadering. De postdatum geldt als verzendingsbewijs.
Wanneer de voorzitter het dringend acht, kan hij de termijn tot drie werkdagen beperken, zonder dat dit noodzakelijkerwijs tot de toepassing leidt van artikel 13, lid 3.
Iedere oproeping gaat vergezeld van de noodzakelijke documentatie voor de onderhandeling.
Art. 11.Tijdens de vergadering heeft iedere delegatie het recht om wijzigingen betreffende de agenda voor te stellen.
Om van toepassing te zijn, dienen deze wijzigingen unaniem door de aanwezige delegaties te worden aanvaard.
Art. 12.Noch de afwezigheid van één of meerdere leden van de overheidsdelegatie die regelmatig worden opgeroepen, noch de afwezigheid van één of meerdere delegaties van de vakbondsorganisaties die regelmatig worden opgeroepen, leidt tot de ongeldigheid van de onderhandelingen.
Art. 13.De onderhandeling wordt beëindigd binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de termijn van de vergadering waarin het punt voor de eerste maal werd aangesneden.
De termijn kan bij onderlinge overeenstemming tussen de aanwezige delegaties worden verlengd.
De voorzitter kan de termijn tot tien dagen beperken, wanneer hij de bespreking van een punt dringend acht.
Art. 14.De conclusies van iedere onderhandeling worden in een protocol opgenomen dat de volgende zaken vermeldt : 1° ofwel het unanieme akkoord van alle delegaties;2° ofwel het akkoord tussen de overheidsdelegatie en de delegatie van één of meerdere vakbondsorganisaties, evenals het standpunt van de delegatie van één of meerdere vakbondsorganisaties;3° ofwel het respectievelijke standpunt van iedere delegatie.
Art. 15.De secretaris stelt de notulen op van de vergaderingen.
De notulen van iedere vergadering vermelden uitsluitend : 1° de agendapunten;2° de naam van de leden van de overheidsdelegatie die aanwezig, verontschuldigd of afwezig zijn;3° de namen van de vakbondsorganisaties die aanwezig, verontschuldigd of afwezig zijn en de naam van de leden van de delegaties van de vakbondsorganisaties die aanwezig of verontschuldigd zijn;4° de naam van de specialisten;5° de besproken punten;6° de punten waarvoor de onderhandeling werd beëindigd. De notulen worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
Een kopie wordt aan de leden van de delegaties en de vakbondsorganisaties verstuurd.
Art. 16.Bij afloop van de termijn bepaald in artikel 13, maakt de voorzitter het ontwerp van het protocol op, in overeenstemming met artikel 14 en legt het voor akkoord voor aan de andere leden van de overheidsdelegatie en tevens aan de vakbondsorganisaties, binnen de vijftien dagen die op de sluiting van de onderhandeling volgen.
De leden van de overheidsdelegatie en de vakbondsorganisaties beschikken over een termijn van vijftien werkdagen te rekenen vanaf de zending, per aangetekende brief, van het document waarin zij hun opmerkingen aan de voorzitter meedelen; waarbij de postdatum als verzendingsbewijs geldt. De voorzitter kan deze termijn echter aanpassen, op verzoek van een delegatie en na de andere delegaties betrokken bij de voornoemde termijn van vijftien dagen te hebben gehoord.
Wanneer geen enkel voorstel tot aanpassing van de tekst wordt gedaan, wordt de ontwerptekst overgenomen als definitieve tekst voor het protocol. In het tegenovergestelde geval, worden de opmerkingen gedurende een volgende vergadering onderzocht. Op basis van dit onderzoek stelt de voorzitter de definitieve tekst van het protocol op.
Een kopie van de definitieve protocoltekst wordt aan de leden van de overheidsdelegatie en van de vakbondsorganisaties verstuurd.
De voorzitter nodigt de leden van de overheidsdelegatie en de vakbondsorganisaties die het protocol wensen te ondertekenen uit om dit te doen binnen de door hem bepaalde termijn, nadat hij de betrokken vakbondsorganisaties heeft gehoord.
Art. 17.§ 1. De agenda en de bijbehorende documentatie worden samen met de notulen en de protocollen bij het secretariaat ingediend en bewaard. § 2. De secretaris verstuurt een kopie van de protocollen : - naar de minister die bevoegd is voor de toekenning van de statuten voor het personeel in het vrije onderwijs en in de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra; - naar de minister(s) die bevoegd is (zijn) voor de toekenning van de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen en de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra; - naar de minister van begroting; - naar de minister van ambtenarenzaken; - naar de minister-president. Afdeling 3. - Betreffende het overleg
Art. 18.Een kwestie wordt ter overleg voorgelegd op initiatief van de overheid of van een vakbondsorganisatie.
Met het oog op overleg ontvangen de vakbondsorganisaties al de noodzakelijke informatie.
De voorzitter van het Comité stelt de agenda op en bepaalt de datum van de vergadering.
Art. 19.De artikelen 9 tot 13 en 17, § 1, zijn mutatis mutandis van toepassing op deze afdeling.
Art. 20.Iedere vakbondsorganisatie die in het Comité zetelt, kan bij de voorzitter een schriftelijk verzoek indienen om een kwestie geschikt voor overleg aan de agenda toe te voegen. In dat geval, dient men ten laatste zestig dagen na ontvangst van het verzoek het Comité samen te roepen.
De voorzitter kan wegens dwingende redenen weigeren om een punt aan de agenda toe te voegen. In dat geval dient hij de redenen voor de weigering aan het Comité en aan de betrokken vakbondsorganisaties bekend te maken binnen de vijftien dagen na de verzending van het verzoek.
Art. 21.Op het einde van het overleg formuleert het Comité een gemotiveerd advies.
Art. 22.De secretaris stelt de notulen van de vergaderingen op.
De notulen van iedere vergadering vermelden : 1° de agendapunten;2° de naam van de leden van de overheidsdelegatie die aanwezig, verontschuldigd, of afwezig zijn;3° de naam van de vakbondsorganisaties die aanwezig, verontschuldigd of afwezig zijn en de naam van de leden van de delegaties van de vakbondsorganisaties die aanwezig of verontschuldigd zijn;4° de naam van de specialisten;5° de beknopte samenvatting van de discussies;6° het gemotiveerde advies. De notulen worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
Art. 23.§ 1. Binnen de vijftien dagen die op de vergadering volgen, wordt een kopie van de notulen via aangetekende zending naar de leden van de overheidsdelegatie en aan de betrokken vakbondsorganisaties verstuurd. § 2. De leden van de overheidsdelegatie en de vakbondsorganisaties beschikken over een termijn van vijftien werkdagen na de zending van de notulen om hun opmerkingen aan de voorzitter mee te delen. Hierbij geldt de postdatum als verzendingsbewijs.
De voorzitter kan deze termijn echter aanpassen, op verzoek van een delegatie en na de andere betrokken delegaties te hebben gehoord binnen de voornoemde termijn van vijftien werkdagen.
Wanneer geen enkele aanpassing van de tekst wordt voorgesteld binnen de termijn, worden de notulen definitief.
Het verzoek ter verbetering wordt tijdens de volgende vergadering door de voorzitter aan het Comité voorgelegd. Wanneer geen enkel akkoord wordt bereikt, worden de uiteenlopende standpunten in de notulen opgenomen. § 3. Een kopie van de notulen worden verstuurd : - naar de minister die bevoegd is voor de toekenning van de statuten voor het personeel in het vrije onderwijs en in de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra; - naar de minister(s) die bevoegd is (zijn) voor de toekenning van de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen en de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra; - naar de minister van begroting; - naar de minister van ambtenarenzaken; - naar de minister-president.
Art. 24.De redenen waarvoor het besluit van een overheid afwijkt van het geformuleerde gemotiveerde advies van het Comité worden binnen de maand meegedeeld aan de leden van de overheidsdelegatie en aan de vakbondsorganisaties. HOOFDSTUK III. - Slotbepaling
Art. 25.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2004.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 19 mei 2004.
De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de O.N.E., J.-M. NOLLET De Minister van Secundair onderwijs en buitengewoon onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, O. CHASTEL De Minister van Hoger onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet : nr. 551-1. - Amendementen van de Commissie : nr. 551-2. - Verslag : nr. 551-3. - Commissieamendement, nr. 551-4.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming - Vergadering van 11 mei 2004.