Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 juli 2001
gepubliceerd op 23 augustus 2001

Decreet betreffende de organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2001029330
pub.
23/08/2001
prom.
19/07/2001
ELI
eli/decreet/2001/07/19/2001029330/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JULI 2001. - Decreet betreffende de organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt :

Artikel 1.In dit decreet dient te worden verstaan onder : 1° aanvullend jaar : jaar waarin rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van de leerling, met name zijn eigen leerritme, en dat hem in staat stelt de vastgestelde gebreken te verhelpen, betere leerstategieën te verwerven en daarbij de vaardigheden waarin hij geen achterstand heeft, verder te ontplooien. Het aanvullend jaar mag in geen enkel geval een bisjaar zijn. 2° begeleidingsraad : raad die wordt voorgezeten door het inrichtingshoofd en is samengesteld uit de leden van de betrokken klassenraad en minstens een vertegenwoordiger van elkeen van de andere klassenraden van de eerste graad.Het bevoegde PMS-centra mag van rechtswege hieraan deelnemen.

Art. 2.De Begeleidingsraad vergadert minstens driemaal per schooljaar, bij de aanvang van het schooljaar, vóór 15 januari en bij de aanvang van het derde trimester, teneinde, op grond van het verslag van de Klassenraad, voor iedere leerling van de eerste graad, het rapport op te maken waarin staat hoe goed de eindtermen beheerst worden, welke de specifieke moeilijkheden zijn en, desgevallend, welke oplossingen geschikt zijn. Hij brengt de leerling, diens ouders of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent regelmatig op de hoogte van zijn adviezen.

Wanneer de conclusies van de Begeleidingsraad bij de aanvang van het derde trimester erop wijzen dat de leerling ernstige leerproblemen heeft, nodigt de voorzitter van de Begeleidingsraad of diens vertegenwoordiger de leerling en diens ouders of de persoonlijk die het ouderlijk gezag uitoefent uit voor een gesprek over de oplossingen die zich aanbieden.

Art. 3.Het leerschema van het aanvullend jaar wordt voor iedere leerling individueel door de Begeleidingsraad vastgelegd. Het wordt aan de leerling en diens ouders of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent voorgelegd tijdens een gesprek tussen deze personen, het inrichtingshoofd of zijn vertegenwoordiger en eventueel een lid van het PMS-centrum vóór de start van het aanvullend jaar.

De Begeleidingsraad kan dit leerschema regelmatig herzien en bijwerken aan de hand van de evolutie van de leerling. Laatstgenoemde en diens ouders of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, worden hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht.

Art. 4.De Klassenraad overhandigt aan iedere leerling die het eerste jaar A van het secundair onderwijs heeft gevolgd een rapport met daarop de vaardigheden dat, in voorkomend geval : 1° hetzij de overgang naar het tweede gemeenschappelijk jaar motiveert;2° hetzij de beslissing motiveert om een aanvullend jaar te doen. Tegen de in het eerste lid, 2°, bedoelde beslissing kan beroep worden aangetekend volgens de procedure die is voorzien in hoofdstuk X van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren. In dit geval kan de beroepsraad deze beslissing enkel vervangen door de toelating om over te gaan naar het gemeenschappelijk tweede jaar.

Art. 5.De Klassenraad overhandigt aan iedere leerling die het tweede gemeenschappelijk jaar van het secundair onderwijs heeft gevolgd een rapport met daarop de vaardigheden dat, in voorkomend geval : 1° hetzij de afgifte motiveert van een getuigschrift dat stelt dat de eerste graad van het secundair onderwijs met vrucht is beëindigd;2° hetzij de beslissing motiveert dat een aanvullend jaar moet worden gedaan als hij slechts twee jaren in het secundair onderwijs heeft afgelegd. Tegen de in het eerste lid, 2°, bedoelde beslissing kan beroep worden aangetekend volgens de procedure die is voorzien in hoofdstuk X van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.

Art. 6.Een leerling die is ingeschreven in het aanvullend jaar, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, kan, op voordracht van de Klassenraad en na gunstig advies van de Begeleidingsraad en nà advies van het PMS-centrum en mits het akkoord van de ouders of van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, overgaan naar het tweede gemeenschappelijk jaar vóór 15 januari van het schooljaar.

In dit geval bepaalt de Begeleidingsraad de wijzen van de pedagogische bijstand en ondersteuning die de leerling krijgt tijdens het lopend schooljaar.

Art. 7.Een leerling die is ingeschreven in het tweede gemeenschappelijk jaar kan, op voordracht van de Klassenraad en na gunstig advies van de Begeleidingsraad en nà advies van het PMS-centrum en mits het akkoord van de ouders of van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, vóór 15 januari van het schooljaar overgaan naar het aanvullend jaar, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°.

In dit geval bepaalt de Begeleidingsraad de wijzen van de pedagogische bijstand en ondersteuning die de leerling krijgt tijdens het lopend schooljaar.

Art. 8.De Klassenraad overhandigt aan iedere leerling die het in artikel 4, eerste lid, 2°, bedoeld aanvullend jaar heeft gevolgd een vaardighedenrapport vergezeld van : 1° hetzij een schoolbezoekattest dat toegang verleent tot het tweede gemeenschappelijk jaar;2° hetzij een getuigschrift waarin vermeld staat dat de eerste graad van het secundair onderwijs met vrucht is beëindigd. Tegen de in het eerste lid, 1°, bedoelde beslissing kan beroep worden aangetekend volgens de procedure die is voorzien in hoofdstuk X van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.

De Klassenraad overhandigt aan iedere leerling die het in artikel 5, eerste lid, 2°, bedoeld aanvullend jaar heeft gevolgd een vaardighedenrapport vergezeld van een getuigschrift waarin vermeld staat dat de eerste graad van het secundair onderwijs met vrucht is beëindigd.

Art. 9.Artikel 20, § 1, eerste lid, van het decreet van 29 juli 1992 tot organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, zoals gewijzigd door de decreten van 21 december 1992, 22 december 1994, 2 april 1996 en 25 juli 1996 en aangevuld door het decreet van 24 juli 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De overdrachten van lestijden/leraar toegekend aan de eerste graad van het type I of aan de eerste twee jaren van het secundair onderwijs van type II naar de andere graden zijn verboden.

De Regering kan evenwel een overdracht van maximum 5 % lestijden/leraar toestaan : 1° ofwel als het aantal leerlingen in de eerste graad ingeschreven op 1 oktober van het schooljaar minstens 5 % lager ligt dan het aantal leerlingen van de eerste graad dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het aantal leraren-lestijden overeenkomstig artikel 22, § 1;2° ofwel als elkeen van de klassen niet meer dan 24 leerlingen telt en als een oplossing wordt gezocht voor de leerlingen van de eerste graad overeenkomstig de bepalingen van dit decreet.»

Art. 10.In artikel 73, 13°, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren worden de woorden " het 3e aanvullend jaar aan de eerste graad te organiseren van het secundair onderwijs. " vervangen door de woorden "de drie jaar durende eerste graad van het secundair onderwijs te organiseren".

Art. 11.In artikel 80, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd door de decreten van 8 februari 1999 en van 5 juli 2000, wordt het volgend lid ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid : "De inrichtingen van de Franse Gemeenschap zijn evenwel, in uitzonderlijke omstandigheden alsdusdanig erkend door de minister, niet verplicht een leerling van een andere secundaire onderwijsinstelling in te schrijven in de eerste graad met het tweede gemeenschappelijk jaar die : 1° ofwel na het eerste jaar georiënteerd wordt naar een aanvullend jaar;2° ofwel het tweede gemeenschappelijk jaar niet met vrucht heeft beëindigd.»

Art. 12.Artikel 10, eerste lid, van de wet van 19 juli betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, opgeheven door het decreet van 27 oktober 1994 en hersteld bij decreet van 13 juli 1998, wordt als volgt aangevuld : « De lessen kunnen gedurende vijf aanvullende halve dagen geschorst worden zodat de leden van het opvoedkundig team van de eerste graad vijf halve dagen kunnen deelnemen aan het overleg dat is gewijd aan de begeleiding en opvolging van de opleidingen die zijn afgestemd op de pedagogie per vaardigheden, de formatieve evaluatie, de gedifferencieerde pedagogie, de methoden en structuren voor pedagogische ondersteuning en bijstand, op voorwaarde dat er sociaal-culturele en pedagogische activiteiten georganiseerd worden voor de betrokken leerlingen. »

Art. 13.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2001, met uitzondering van artikel 9 dat in werking treedt op 1 september 2002.

Verkondigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.

Brussel, 19 juli 2001.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de opvang en de opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2000-2001. Documenten van de Raad - Ontwerpdecreet, nr. 184-1 - Amendementen in de commissie, nr. 184-2 - Verslag, nr. 184-3 Integrale verslagen - Bespreking. Zitting van 16 juli 2001. - Goedkeuring. Zitting van 17 juli 2001.

^