Etaamb.openjustice.be
Decreet van 18 juli 2008
gepubliceerd op 10 september 2008

Decreet tot vaststelling van de voorwaarden voor het behalen van de diploma's van bachelor-vroedvrouw en bachelor verpleegzorg, ter versterking van de studentenmobiliteit en houdende diverse maatregelen inzake hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2008029424
pub.
10/09/2008
prom.
18/07/2008
ELI
eli/decreet/2008/07/18/2008029424/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JULI 2008. - Decreet tot vaststelling van de voorwaarden voor het behalen van de diploma's van bachelor-vroedvrouw en bachelor verpleegzorg, ter versterking van de studentenmobiliteit en houdende diverse maatregelen inzake hoger onderwijs


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor het hoger onderwijs HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het decreet van 19 mei 2004 tot oprichting van een "Fonds d'aide à la mobilité étudiante au sein de l'espace européen de l'enseignement supérieur" (Steunfonds voor studentenmobiliteit binnen de Europese ruimte van het hoger onderwijs)

Artikel 1.Artikel 2 van het decreet van 19 mei 2004 tot oprichting van een "Fonds d'aide à la mobilité étudiante au sein de l'espace européen de l'enseignement supérieur" (Steunfonds voor studentenmobiliteit binnen de Europese ruimte van het hoger onderwijs), wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.Er wordt een Steunfonds voor studentenmobiliteit opgericht. »

Art. 2.In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « van de Europese ruimte van het hoger onderwijs » vervangen door de woorden « of een andere Gemeenschap ».

Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde decreet worden de woorden « vier maanden » vervangen door de woorden « drie maanden ».

Art. 4.In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de woorden « binnen de Europese ruimte van het hoger onderwijs » vervangen door de woorden « van de studenten van het hoger onderwijs ».

Art. 5.In artikel 9 van hetzelfde decreet worden de woorden « binnen de Europese ruimte van het hoger onderwijs » vervangen door de woorden « van de studenten van het hoger onderwijs ».

TITEL II. - Bepalingen betreffende de universiteiten HOOFDSTUK I. - Wijziging van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs

Art. 6.Artikel 3 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs, wordt aangevuld met een 3°, luidend als volgt : « 3° Bachelor in de psychologische en opvoedingswetenschappen, studierichting logopedie. » HOOFDSTUK II. - Wijziging van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten

Art. 7.Artikel 39 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt : « § 2. De universitaire academiën kunnen met de hogere architectuurinstituten samenwerkingsovereenkomsten sluiten overeenkomstig artikel 29, § 2, voor de organisatie van bijkomende masters op het gebied van « Bouwkunst en stedenbouwkunde » en « Engineering ».

TITEL III. - Bepalingen betreffende de Hogescholen HOOFDSTUK I. - Wijziging van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen

Art. 8.Artikel 8, § 1, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, wordt aangevuld als volgt : « 6° de studenten die, na dat ze de eerste keer regelmatig ingeschreven werden in hetzelfde studiejaar van eenzelfde afdeling, zich opnieuw inschrijven terwijl de examencommissie het slagen voor dit studiejaar heeft uitgesproken. »

Art. 9.In hoofdstuk IV, afdeling II, artikel 44bis, § 5, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « per periode van één jaar » vervangen door de woorden « per periode van twee jaar ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen

Art. 10.Artikel 20, § 3, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, wordt aangevuld als volgt : « Een instelling kan een gedeelte van de leeractiviteiten organiseren buiten deze gedefinieerde sites voor zover deze gedecentraliseerde activiteiten geen 15 studiepunten per studiecyclus overschrijden en nooit tot gevolg kunnen hebben dat één zelfde onderwijs twee keer wordt verstrekt. »

Art. 11.Artikel 26, § 5, tweede lid, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld als volgt : « Hij mag tot geen instelling voor hoger onderwijs worden toegelaten, in ongeacht welke hoedanigheid, en dit gedurende de vijf volgende academiejaren ».

Art. 12.Artikel 44, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Als het om studies gaat die georganiseerd worden door meerdere instellingen in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies, zoals bedoeld in artikel 29, § 2, van het decreet van 31 maart 2004, kan de student een gemeenschappelijk diploma uitgereikt worden.

Wanneer de overeenkomst gesloten wordt met een instelling buiten de Franse Gemeenschap, kan de student ook het diploma van deze instelling uitgereikt worden. »

Art. 13.In artikel 45 van hetzelfde decreet wordt het volgende lid ingevoegd tussen het eerste lid en het tweede lid : « In afwijking van het vorige lid wordt het diploma dat uitgereikt wordt in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies, zoals bedoeld in artikel 29, § 2, van het decreet van 31 maart 2004, gesloten tussen een Hogeschool en een universiteit, niet medeondertekend door de Regering of haar gemachtigde. » HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de diploma's worden toegekend en van het programma van het klinisch onderwijs voor het behalen van diploma's van Bachelor-Vroedvrouw en Bachelor Verpleegzorg Dit hoofdstuk zet gedeeltelijk de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties om. Afdeling I. - Definitie

Art. 14.In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder « stage », ook « klinisch onderwijs » genoemd in de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties : a) Voor de Bachelor Verpleegzorg : het deel van de opleiding waar de student(e), in teamverband en in rechtstreeks contact met een gezonde persoon of patiënt en/of een gemeenschap, op grond van verworven kennis en bekwaamheid de vereiste algemene verloskundige verpleegzorg leert plannen, verstrekken en beoordelen.De student leert niet alleen in teamverband werken, maar ook als teamleider op te treden en zich bezig te houden met de organisatie van de algemene verpleegkundige verzorging, waaronder de gezondheidseducatie voor individuele personen en kleine groepen binnen de instelling voor gezondheidszorg of in de gemeenschap. b) voor de Bachelor Vroedvrouw : het deel van de opleiding die gevolgd wordt in ziekenhuisafdelingen of bij andere inrichtingen voor gezondheidszorg die door de bevoegde overheden of instellingen erkend zijn en waar de student aan de werkzaamheden van de betrokken diensten deelneemt voor zover deze werkzaamheden tot hun opleiding bijdragen. Zij worden vertrouwd gemaakt met de taken die aan de werkzaamheden van vroedvrouwen verbonden zijn.

In het kader van dit decreet zijn de woorden « stage » en klinisch onderwijs » synoniem. Afdeling II. - Voorwaarden waaronder de diploma's van

bachelor-vroedvrouw en bachelor verpleegzorg toegekend worden Onderafdeling I. - Toelating tot de studies

Art. 15.Bij de inschrijving voor de cursussen van het eerste studiejaar moeten de studenten de volgende stukken voorleggen : 1° een getuigschrift van lichamelijke geschiktheid;2° een uittreksel uit het strafregister model 1, opgemaakt sinds minder dan drie maanden.

Art. 16.Met uitzondering van de studies van interdisciplinaire specialisatie kan niemand tot een specialisatiejaar toegelaten worden van bachelor verpleegzorg als hij niet titularis is van het diploma van bachelor verpleegzorg.

Onderafdeling II. - Voorwaarden voor de uitreiking van diploma's

Art. 17.Het studieprogramma van bachelor verpleegzorg en bachelor vroedvrouw omvat ten minste de vakken opgenomen in de bijlage bij dit decreet.

Art. 18.Om tot het eindexamen te worden toegelaten, moet de student een stageboekje voorleggen, waaruit blijkt dat hij, met vrucht, het minimaal aantal uren stage volbracht heeft voor het diploma van bachelor vroedvrouw of bachelor verpleegzorg, zoals bedoeld in de bijlagen D-1 en D-9 van het decreet van 2 juni 2006 tot vaststelling van de academische graden uitgereikt door de Hogescholen die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd en tot vaststelling van de minimale uurregelingen. Afdeling III. - Programma van het klinisch onderwijs voor het behalen

van de diploma's van bachelor vroedvrouw en bachelor verpleegzorg.

Onderafdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 19.Het klinisch onderwijs wordt gegeven zowel in ziekenhuisafdelingen als buiten de ziekenhuisafdelingen gevestigd in België of in een ander land dan België en die de nodige klinische, sociale en pedagogische middelen bieden voor de technische, psychologische, morele en sociale opleiding van de studenten onder de leiding van meesters praktische opleiding of meesterassistenten die houder zijn van de academische graad van Bachelor-Verloskundige, Bachelor-Vroedvrouw of Bachelor Verpleegzorg en onder de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling. Andere geschoolde personeelsleden kunnen in het onderwijsproces geïntegreerd worden.

Art. 20.De zogenaamde stageovereenkomst moet schriftelijk afgesloten worden tussen de onderwijsinstelling en de stageverleende instelling met als doel de betrekkingen te regelen tussen de onderwijsinstelling die verantwoordelijk is voor de opleiding en de stageverleende instelling die haar medewerking verleent aan deze opleiding. a) de namen van de verantwoordelijken zowel van de onderwijsinstelling als deze van de stageverleende instelling;b) het aantal studenten per dienst die toegelaten worden tot de stage;c) de betrokken opleidingseenheden;d) de duur en de verspreiding van de stages in de tijd;e) de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid; de begeleiding van de stages.

Onderafdeling II. - Verdeling van het klinisch onderwijs

Art. 21.Om het diploma van bachelor verpleegzorg te behalen omvat het eerste jaar minimum 140 uren prestaties voor activiteiten inzake inschakeling in het arbeidsproces, ingedeeld als volgt : - ten minste 70 uren in medische en/of chirurgische en/of geriatrische diensten; ten minste 70 uren naar keuze in de onderwijsinstelling.

Art. 22.Het tweede jaar omvat ten minste 450 uren prestaties voor activiteiten inzake inschakeling in het arbeidsproces, ingedeeld als volgt : - ten minste 210 uren in medische en/of chirurgische en/of geriatrische diensten; - ten minste 70 uren in structuren van geestelijke gezondheid en psychiatrie; ten minste 170 uren naar keuze in de onderwijsinstelling.

Art. 23.Het derde jaar omvat ten minste 810 uren prestaties voor activiteiten inzake inschakeling in het arbeidsproces, ingedeeld als volgt : - ten minste 420 uren in medische en/of chirurgische en/of gespecialiseerde diensten met inbegrip van de medisch-technische diensten; - ten minste 35 uren in structuren buiten het ziekenhuis met inbegrip van thuiszorg; - ten minste 70 uren in structuren in of buiten het ziekenhuis voor bejaarden; ten minste 285 uren naar keuze van de student en goedgekeurd door de onderwijsinstelling.

Art. 24.Onder de 170 uren naar keuze bedoeld in artikel 22 en de 285 uren naar keuze bedoeld in artikel 23 volbrengen de studenten : - ten minste 70 uren bij de moeder en de pasgeborene en/of bij gezonde of zieke kinderen; ten minste 4 en ten hoogste 8 nachtdiensten.

Art. 25.De onderwijsinrichting verdeelt de 115 bijkomende uren aan prestaties voor activiteiten inzake inschakeling in het arbeidsproces tijdens de drie studiejaren van bachelor verpleegzorg.

Art. 26.Voor het behalen van het diploma van bachelor-vroedvrouw omvat het eerste jaar ten minste 140 uren aan prestaties voor activiteiten inzake inschakeling in het arbeidsproces, ingedeeld als volgt : - ten minste 70 uren in medische en/of chirurgische diensten; ten minste 70 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.

Art. 27.Het tweede jaar omvat ten minste 450 uren aan prestaties voor activiteiten inzake inschakeling in het arbeidsproces, ingedeeld als volgt : - ten minste 140 uren in medische en/of chirurgische diensten; - ten minste 70 uren bij de moeder en de pasgeborene; - ten minste 70 uren in structuren van geestelijke gezondheid en psychiatrie; ten minste 170 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.

Art. 28.Het derde jaar en het vierde jaar omvatten ten minste 1 100 uren aan prestaties voor activiteiten inzake inschakeling in het arbeidsproces, ingedeeld als volgt : - ten minste 150 uren in prenatale raadplegingen; - ten minste 400 uren in de verloskamer en het geboortehuis; - ten minste 150 uren in de begeleiding en de verzorging van kraamvrouwen en pasgeboren kinderen; - ten minste 100 uren in een neonataal centrum; - ten minste 100 uren in toezicht en verzorging van de risico verbonden zwangerschappen; ten minste 200 uren naar keuze van de student en goedgekeurd door de onderwijsinstelling.

Art. 29.De onderwijsinstelling verdeelt 80 bijkomende uren aan prestaties voor activiteiten inzake inschakeling in het arbeidsproces tijdens de vier studiejaren van bachelor-vroedvrouw.

TITEL IV. - Bepalingen betreffende de Hogere Kunstscholen en de Hogere Architectuurinstituten HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten)

Art. 30.In hoofdstuk VI van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), ingevoegd bij het decreet van 2 juni 2006, en waarvan de bestaande tekst een afdeling I zal vormen, luidend als volgt : « Afdeling I - De afgevaardigden van de Regering », wordt een afdeling II ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling II - Het College van de afgevaardigden van de Regering

Art. 34undecies.§ 1.Er wordt een College van de Afgevaardigden van de Regering ingesteld bij de Hogere Kunstscholen, hierna « het College » genoemd en samengesteld als volgt : 1° De afgevaardigden van de Regering bij de Hogere Kunstscholen bedoeld in artikel 34bis van dit decreet;2° De Administrateur-generaal die de leiding heeft van het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek van het Ministerie van de Franse Gemeenschap of zijn afgevaardigde. De Administrateur-generaal die de leiding heeft van het Algemeen Bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek van het ministerie van de Franse Gemeenschap of zijn afgevaardigde, neemt deel aan de vergaderingen van het College met raadgevende stem.

Het College kan een afgevaardigde van de Regering uitnodigen om deel te nemen aan zijn vergaderingen met raadgevende stem. § 2. Het College beslist, bij consensus, over alle nuttige maatregelen met het oog op : 1° de coherente uitwerking en de coördinatie van het toezicht op de Hogere Kunstscholen;2° de goede algemene werking van dit toezicht, inzonderheid door de bestemming van de middelen, zowel op materieel als op menselijk vlak, die ter gezamenlijk gebruik van de commissarissen ter beschikking worden gesteld;3° het oplossen van de punctuele problemen die door de Regering te dien einde aan de Regering worden voorgelegd. Indien geen consensus bereikt kan worden binnen het College en indien het gebrek aan consensus de coherentie of de goede werking van het toezicht op de Hogere Kunstscholen in het gedrang kan brengen, neemt de Regering de nodige beslissingen om de toestand te verhelpen. § 3. Het College is, bovendien, belast met het inlichten van de Regering en moet haar advies verlenen, op eigen initiatief of op aanvraag, over elke vraag in verband met het toezicht op de Hogere Kunstscholen.

Bij gebrek aan consensus, vermelden de adviezen de verscheidene opinies voorgedragen binnen het College. § 4. Het College vergadert op eigen initiatief minstens eenmaal per kwartaal. Het vergadert, bovendien, telkens op aanvraag van de Regering. § 5. Gedurende iedere aanwijzing wordt het College opeenvolgend voorgezeten, per periode van twee jaar, door ieder van de commissarissen bij de Hogescholen, van de oudste ambtsbekledende ambtenaar tot de jongste, of, indien dit criterium niet toepasbaar is, op de wijze vastgesteld door het College zelf.

Het College bepaalt de nadere regels voor de inrichting van zijn secretariaat rekening houdend met de zowel materiële als menselijke middelen die ter beschikking worden gesteld van de commissarissen bij de Hogescholen en stelt zijn eigen huishoudelijk reglement op.

Dit reglement moet, in ieder geval, de nadere regels voor het voorzitterschap van het College aanvullen, de werkingsprocedures inrichten en dit per consensus en de vorm bepalen die aan de beslissingen van het College moet worden gegeven alsook de publiciteit ervan.

Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd. § 6. Het College brengt jaarlijks verslag uit aan de Regering.

Dit verslag bevat de beschrijving van zijn activiteiten, zijn evaluatie van de toezichtsprocedure voor het afgelopen jaar en zijn suggesties voor het komende jaar.

Art. 31.In artikel 57 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 31 maart 2004, 2 juni 2006 en 25 mei 2007, en waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « § 2. Ingeval van fusie van twee of meerdere Hogere Kunstscholen die verschillende studiegebieden van het onderwijs organiseren, kan de Hogere Kunstschool die ontstaan is uit de fusie bepalen dat de titularissen van de mandaten van directeur of, in voorkomend geval, van adjunct-directeur in de gefusioneerde Hogere Kunstscholen, per studiegebied behouden worden.

De directeurs van de gefusioneerde Hogere Kunstscholen oefenen dan het ambt van directeur van het domein uit in de Hogere Kunstschool ontstaan uit de fusie en dit, tot het einde van hun lopende mandaat.

Het mandaat van directeur van het studiegebied duurt vijf jaar en is hernieuwbaar.

De directeur van het studiegebied wordt aangesteld door de inrichtende macht overeenkomstig de wervingsprocedure die van toepassing is voor de aanstelling van directeurs van de Hogere Kunstscholen.

Er wordt binnen de Hogere Kunstschool die ontstaan is uit de fusie, een college van directeurs opgericht dat samengesteld wordt uit het geheel van de directeurs van de studiegebieden bedoeld in het vorige lid en dat voorgezeten wordt door de directeur van de Hogere Kunstschool die ontstaan is uit de fusie.

Het directiecollege is belast met de uitvoering van de beslissingen van het beheersorgaan van de Hogere Kunstschool die ontstaan is uit de fusie en neemt de beslissingen waarvoor het opdracht heeft gekregen.

Eén enkele directeur afkomstig uit de gefusioneerde Hogere Kunstscholen kan het ambt van directeur uitoefenen van de Hogere Kunstschool die ontstaan is uit de fusie. »

Art. 32.In artikel 41septies, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « de drie academiejaren » vervangen door de woorden « de vijf academiejaren ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs

Art. 33.Artikel 26 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, wordt aangevuld als volgt : « Ingeval van fusie van twee of meerdere Hogere Kunstscholen behoudt elke Hogere Kunstschool haar vertegenwoordiging binnen de Hoge Raad. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 18 februari 1977 houdende organisatie van het architectuuronderwijs

Art. 34.In artikel 6 van de wet van 18 februari 1977 houdende organisatie van het architectuuronderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) § 1 wordt aangevuld als volgt : « Een Instituut kan een gedeelte van de leeractiviteiten organiseren buiten deze gedefinieerde sites voor zover deze gedecentraliseerde activiteiten geen 15 studiepunten per studiecyclus overschrijden en nooit tot gevolg kunnen hebben dat één zelfde onderwijs twee keer wordt verstrekt.». b) er wordt een § 7 toegevoegd, luidend als volgt : « In het kader van artikel 39, § 2, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, hebben de Hogere Architectuurinstituten een voorwaardelijke bevoegdheid om bijkomende masters te organiseren in de domeinen van « Bouwkunst en stedenbouwkunde » en « engineering ».Deze bevoegdheid wordt « voorwaardelijk » genoemd wanneer ze onderworpen is aan de voorwaarde dat het hoger architectuurinstituut waaraan deze bevoegdheid wordt toegekend, een overeenkomst sluit met een universitaire instelling, met het oog op de gezamenlijke organisatie van dit onderwijs overeenkomstig artikel 29, § 2, van het bovenvermelde decreet van 31 maart 2004 en op de uitreiking van een gezamenlijk diploma. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs

Art. 35.Artikel 9bis, § 2, van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, wordt aangevuld als volgt : « In geval van fraude bij de inschrijving verliest de student onmiddellijk zijn hoedanigheid als regelmatig ingeschreven student, alsook alle rechten die met deze hoedanigheid samengaan en de rechtsgevolgen verbonden aan het slagen voor proeven tijdens het betrokken academiejaar. De inschrijvingsgelden die aan de instelling werden betaald, worden definitief aan deze toegewezen. De student mag tot geen instelling voor hoger onderwijs worden toegelaten, in ongeacht welke hoedanigheid, en dit gedurende de vijf volgende academiejaren.

TITEL V. - Slotbepalingen

Art. 36.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 21 april 1994 houdende de voorwaarden waaronder het diploma van vroedvrouw en gegradueerd(e) verpleger of verpleegster wordt toegekend, zoals gewijzigd bij het besluit van 3 april 1995 en de decreten van 30 april 1998, 26 april 1999 en 27 februari 2003, wordt opgeheven.

Art. 37.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 mei 1995 tot vaststelling van het programma en de geldigheidsvoorwaarden van het klinisch onderwijs ter verkrijging van de diploma's van vroedvrouw en gegradueerd(e) verpleger of verpleegster, wordt opgeheven.

Art. 38.Dit decreet treedt in werking voor het academiejaar 2008-2009, met uitzondering van : a) artikel 6, dat in werking treedt vanaf het academiejaar 2009-2010;b) artikel 30, dat in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 18 juli 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT De Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA _______ Nota (1) Zitting 2007-2008 Stukken van de Raad.- Ontwerp van decreet, nr. 577-1.

Integraal verslag. - Mondeling verslag, bespreking en aanneming.

Vergadering van 17 juli 2008.

^