gepubliceerd op 30 december 1997
Decreet houdende bepaling inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
16 DECEMBER 1997. Decreet houdende bepaling inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleiding en definities Artikel 1 Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Artikel 2 In dit decreet wordt verstaan onder : 1° directe schuld : leningen, ofwel aangegaan door de Vlaamse Gemeenschap ter financiering van haar tekorten, ofwel contractueel overgenomen door de Vlaamse Gemeenschap uit de indirecte schuld alsook alle leningen ter herfinanciering van voormelde leningen;2° indirecte schuld : leningen aangegaan, ofwel door publiekrechtelijke rechtspersonen opgericht bij of krachtens een wet of decreet en die ressorteren onder de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, ofwel door lagere overheden, ofwel door de Vlaamse Gemeenschap in het verleden ter financiering van specifieke beleidsprojecten, en waarvan het geheel van de kapitaalsaflossingen en van de rentelasten ten laste komen van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, zonder evenwel rekening te houden met terugbetalingen door derden, alsook het Vlaamse aandeel in de schulden van het Amortisatiefonds voor de leningen der sociale huisvesting;3° gewaarborgde schuld : het geheel van schulden van publiekrechtelijke rechtspersonen, opgericht bij of krachtens een wet of decreet en die ressorteren onder de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, en van lagere overheden waarvan een gedeelte of het geheel van het uitstaande kapitaal gewaarborgd wordt door de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, hetzij door middel van een waarborgverklaring, hetzij door middel van een contractuele verbintenis, met uitzondering van de indirecte schuld;4° schuld in vreemde deviezen : schuld uitgegeven in een andere munt dan de eenheidsmunt die van toepassing is in België;5° renterisico : de onzekerheid betreffende de toekomstige kostprijs van een schuld, die zelf afhankelijk is van de fluctuaties die kunnen optreden in de rentevoeten die van toepassing zullen zijn op bestaande en toekomstige financieringen;6° wisselkoersrisico : de onzekerheid betreffende de waarde-evolutie, uitgedrukt in de eenheidsmunt die van toepassing is in België, van een schuld in vreemde deviezen, die zelf afhankelijk is van de fluctuaties die kunnen optreden in de wisselkoersen;7° indekkingsproducten : financiële producten of contracten die, conform de doelstellingen van het in dit decreet beschreven beheer, erop gericht zijn zich in te dekken tegen rente- en/of wisselkoersrisico's;8° optionele constructies : indekkingsverrichtingen waarbij de verkoper aan de koper het recht geeft om een overeengekomen kwantiteit van een financieel product of contract te kopen of te verkopen tegen een overeengekomen uitoefenprijs tot op of op een overeengekomen datum in de toekomst;9° speculatieve activiteiten : activiteiten, die niet in overeenstemming zijn met de doelstellingen van dit decreet, alsook activiteiten waarbij financiële producten en/of contracten worden verhandeld en waarbij onverantwoorde risicoposities worden ingenomen in de hoop winst of meerwaarde te boeken;10° kastoestand : som van de saldi van alle zichtrekeningen op naam van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, onverminderd het bepaalde in artikel 3;11° rentelasten : netto financiële lasten met inbegrip van de kosten en baten met betrekking tot de kastoestand en met betrekking tot indekkingsproducten;12° effectisering : de techniek waarbij de houder van de schuldvordering over de mogelijkheid beschikt om deze aan derden al dan niet onder de vorm van effecten over te dragen. Artikel 3 De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd, voor de bepaling van het begrip kastoestand zoals beschreven onder artikel 2, 10°, rekeningen aan te duiden die aan de aldaar bedoelde som onttrokken worden.
Hierbij geldt als criterium dat de rekeningen waarop uitsluitend derden-gelden worden beheerd, dienen onttrokken te worden.
HOOFDSTUK II. - Doelstellingen en beperkingen Artikel 4 §1. De Vlaamse regering dient voor wat betreft het beheer van haar kastoestand en het beheer van de directe en indirecte schuld de twee volgende doelstellingen in acht te nemen : 1° het streven naar een evenwicht tussen minimale rentelasten en minimaal renterisico, waarbij zij de volgende principes dient na te leven : a) een intertemporele spreiding van de rentelasten via een adequate risicospreiding;b) het laten spelen van de concurrentie en het streven naar optimale financiële voorwaarden;c) de organisatie van haar financieringsbehoeften op de meest efficiënte wijze;d) het zuinig omgaan met het verlenen van waarborgen om haar verplichtigen beheersbaar te houden;2° het streven naar een optimale transparantie en controleerbaarheid. Voor de naleving van de bepalingen van het eerste lid, 1°, gelden de volgende beperkingen : - elke vorm van speculatieve activiteiten is verboden; - bij het aangaan van schuld in vreemde deviezen moet deze vanaf de opname volledig ingedekt worden tegen het wisselkoersrisico. § 2. Voor wat betreft het beheer van de gewaarborgde schuld dienen de doelstellingen en beperkingen vermeld onder § 1, eerste lid, 1°, a), b) en c) en § 1, tweede lid te worden nageleefd door de debiteuren waarvoor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest waarborg verleent. HOOFDSTUK III. - Jaarlijks vast te stellen operationele normen inzake kas- en schuldbeheer Artikel 5 De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd het kas- en schuldbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en van het Vlaamse Gewest te voeren binnen operationele normen die jaarlijks, conform de doelstellingen van artikel 4, § 1, worden vastgelegd in het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
HOOFDSTUK IV. - Waarborgverlening Artikel 6 § 1. De Vlaamse regering dient voor wat betreft de waarborgverlening door de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest de bepalingen van de §§ 2 tot en met 5 na te leven. § 2. De looptijd van een waarborg mag nooit de economische levensduur van het onderliggend actief of project overschrijden. Voor wat betreft de publiekrechtelijke rechtspersonen, opgericht bij of krachtens een wet of decreet en die onder de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest ressorteren, of de lagere overheden dienen de karakteristieken van elke te waarborgen lening daarenboven afhankelijk te zijn van het doel van de financiering. § 3. Als een waarborg wordt verleend dient expliciet een maximumwaarborgbedrag of een maximumwaarborgpercentage bepaald te worden. Tevens dient contractueel bepaald te worden dat, bij uitwinning, deze waarborg enkel het uitstaande verlies betreft nadat alle zakelijke en persoonlijke zekerheden bij de gewaarborgde debiteur zijn uitgewonnen. De waarborg dekt enkel de hoofdsom en de contractuele intresten van toepassing, voor beëindiging van het contract. Onverminderd andere wettelijke, reglementaire en contractuele bepalingen wordt het niveau van de gewaarborgde intresten beperkt tot de intresten, berekend op basis van de koers van de lineaire obligaties, uitgegeven door de Belgische Staat met een duurtijd gelijk aan de looptijd van het krediet en vastgesteld op de dag van de kredietverlening. § 4. Binnen de machtiging verleend in het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, is het verlenen van een waarborg aan financieringsverrichtingen en indekkingsproducten, uitgevoerd of gekocht door de publiekrechtelijke rechtspersonen, opgericht bij of krachtens een wet of decreet en die onder de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest ressorteren, of door de lagere overheden alsook door de vennootschappen waarvan de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest 100 % direct en/of indirect aandeelhouder is, alleen mogelijk indien aangetoond kan worden dat hierdoor betere contractuele voorwaarden verkregen kunnen worden.
Bovendien kunnen deze indekkingsproducten slechts gewaarborgd worden voor zover zij een onderliggende financiering hebben of als aangetoond kan worden dat zij dadelijk gekoppeld worden aan een onderliggende financiering die binnen het jaar wordt opgenomen. Optionele constructies ter indekking van het renterisico kunnen slechts gewaarborgd worden voor zover zij opgezet worden met het oog op een risicoverlagend effect. Financieringen in vreemde deviezen kunnen enkel gewaarborgd worden als deze vanaf de opname volledig ingedekt zijn, en in relatieve termen goedkoper uitkomen dan financieringen in de eenheidsmunt van toepassing in België.
De waarborgverkrijging is hierbij steeds afhankelijk van een voorafgaande goedkeuring door de Vlaamse regering. De Vlaamse regering stelt de regels vast volgens dewelke de waarborg wordt verleend. § 5. Speculatieve activiteiten kunnen niet gewaarborgd worden.
Artikel 7 Indien leningen met waarborg van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest vervroegd terugbetaald worden en geherfinancierd worden, kan de Vlaamse regering eventueel een nieuwe waarborg hechten aan de herfinancieringslening.
Indien over leningen met waarborg van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest onderhandeld wordt met betere financiële voorwaarden tot gevolg, blijft de bestaande waarborg behouden.
In geen van beide gevallen mag de initiële looptijd van de gewaarborgde lening en het uitstaande gewaarborgde bedrag overschreden worden. Bovendien mag geen afbreuk gedaan worden aan de bepalingen van artikel 6.
Artikel 8 De toekenning van de waarborg van de Vlaamse Gemeenschap, van het Vlaamse Gewest of van een door de Vlaamse regering aangewezen publiekrechtelijke rechtspersoon aan een rechtspersoon of een natuurlijk persoon voor door hen aangegane financieringen, is afhankelijk van het betalen van een bijdrage.
Deze bijdrage is verschuldigd door de ontlener binnen twintig dagen na opname van de eerste schijf van het krediet, en is in geen geval terugbetaalbaar.
Bij een herfinanciering zoals bedoeld in artikel 7 is geen additionele bijdrage verschuldigd.
Deze bijdrage bedraagt 0,25 procent op het bedrag van het gewaarborgd krediet, te verhogen met 0,025 procent per jaar duurtijd per lening.
Dit artikel geldt niet indien een specifieke regeling bij decreet, bij wet of bij reglementaire bepaling is vastgesteld.
HOOFDSTUK V. - Gecentraliseerd beheer Artikel 9 § 1. De publiekrechtelijke rechtspersonen, opgericht bij of krachtens een wet of een decreet en die ressorteren onder het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap, die een dotatie ontvangen ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, een begrotingsfonds of een dienst met afzonderlijk beheer, zijn verplicht al hun financiële rekeningen te hebben en al hun beleggingen onder te brengen bij een door de Vlaamse regering aan te wijzen kredietinstelling. § 2. De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd de modaliteiten van § 1 te bepalen. § 3. De dotatie aan de publiekrechtelijke personen bedoeld in § 1 mag via wachtrekeningen, geopend op naam van de Vlaamse Gemeenschap bij haar kassier, gestort worden. § 4. In afwijking van artikel 34, tweede lid, in fine van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit mag het saldo van de dotaties bestemd voor de publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld in § 1, dat nog niet geordonnanceerd werd, overgedragen worden naar het daaropvolgende jaar.
De Vlaamse regering licht het Vlaams Parlement elk jaar bij de aanpassing van de begroting in over de toestand van deze saldi. § 5. Het eventuele netto-thesaurieresultaat, na afrekening van de aan de openbare instellingen toekomende intresten, wordt gestort in de algemene middelen van de Vlaamse Gemeenschap. § 6. Dit artikel doet geen afbreuk aan artikel 51, § 1, van het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs.
Artikel 10 Publiekrechtelijke rechtspersonen, opgericht bij of krachtens een wet of decreet en die ressorteren onder de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, kunnen verplicht worden de Vlaamse Gemeenschap als lasthebber aan te duiden voor hun financieringen.
De Vlaamse regering stelt de lijst vast van de instellingen, bedoeld in lid 1, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap kan optreden als lasthebber bij het aangaan van leningen.
HOOFDSTUK VI. - Effectisering Artikel 11 Leningen van de directe, indirecte en/of gewaarborgde schuld kunnen slechts geëffectiseerd worden mits de voorafgaande toestemming verkregen werd van de Vlaamse regering.
De inhoud van deze bepaling dient expliciet opgenomen te worden in elke leningsovereenkomst.
HOOFDSTUK VII. - Interne audit Artikel 12 § 1. De Vlaamse regering zal een interne audit inzake kas- en schuldbeheer van de Vlaamse Gemeenschap organiseren en reglementeren.
Hierbij gelden de volgende normen : 1° de audit dient de naleving van de in Hoofdstuk II vermelde doelstellingen en beperkingen en de overeenkomstig Hoofdstuk III jaarlijks vastgelegde operationele normen te toetsen;2° de audit dient de legitimiteit en correctheid van de uitgaande kasstromen en de volledigheid en correctheid van de inkomende kasstromen na te gaan;3° de audit ziet toe op de naleving bij het kas- en schuldbeheer van de reglementering inzake overheidsboekhouding van toepassing op het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° de audit dient regelmatig de correctheid van de uitstaande vorderingen van de diverse financiële instellingen na te gaan. § 2. De audit, zoals vermeld onder § 1, vindt eveneens plaats bij het fonds, opgericht krachtens artikel 14. § 3. Binnen 3 maanden na het einde van ieder boekjaar wordt een verslag aangaande de in § 1 en § 2 vermelde controletaken overgemaakt aan de Vlaamse minister, bevoegd voor financiën. § 4. De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd de audit uit te breiden met andere controletaken dan die vermeld in § 1. In voorkomend geval zijn dezelfde controletaken eveneens van toepassing op het fonds, opgericht krachtens artikel 14.
HOOFDSTUK VIII. - Rapportering Artikel 13 De Vlaamse minister, bevoegd voor financiën, stelt jaarlijks een rapport op voor het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering over het gevoerde beleid inzake kas- en schuldbeheer van de Vlaamse Gemeenschap. Dit rapport wordt overgemaakt aan het Vlaams Parlement, ten laatste op 30 april van elk jaar.
HOOFDSTUK IX. - Fonds Artikel 14 § 1. Er wordt een fonds "Vlaams Egalisatie Rente Fonds" opgericht, hierna te noemen het fonds. Het fonds heeft rechtspersoonlijkheid en is een instelling van categorie A in de zin van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.
Voor wat betreft de begroting, de rekeningen en de boekhouding zijn artikelen 5 en 6 van het decreet van 8 juli 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1996 van toepassing. § 2. Het fonds heeft als doelstelling bij te dragen in de egalisering van de rentebetalingen, die door de Vlaamse Gemeenschap jaarlijks geschieden op haar directe en indirecte schuld. Daartoe sluit het fonds een overeenkomst af met de Vlaamse Gemeenschap, waarbij het, met aanwending tot het maximum van zijn beschikbare middelen, bijdraagt in de rentebetalingen van de Vlaamse Gemeenschap, vanaf het ogenblik dat deze betalingen de op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap hiervoor beschikbare kredieten overschrijden. § 3. Het fonds is niet onderworpen aan de bepalingen van artikel 9. De Vlaamse Gemeenschap neemt op verzoek van het fonds diens beschikbare middelen op in de kastoestand, zoals gedefinieerd in artikel 2, 10°. § 4. De middelen van het fonds zijn : 1° een dotatie, maximaal gelijk aan het niet opgebruikte saldo van de jaarlijks vastgestelde kredieten tot dekking van de lasten van de directe en indirecte schuld;2° het saldo van het fonds op het einde van het voorgaande begrotingsjaar;3° alle interesten en opbrengsten, voortkomende uit de realisatie van meerwaarden; § 5. De lasten van het fonds zijn de rentebetalingen bedoeld in § 2 en de eventuele realisatie van minwaarden. § 6. De Vlaamse regering stelt jaarlijks een verslag op over de werking en het beheer van het fonds. Het verslag wordt aan het Vlaams Parlement meegedeeld voor 30 april van het daaropvolgende jaar. § 7. De Vlaamse regering regelt de werking en het beheer van het fonds. Zij stelt de nodige diensten, uitrusting, installatie en personeelsleden van haar diensten ter beschikking van het fonds en kan, overeenkomstig de terzake geldende algemene beginselen, sommige van haar bevoegdheden delegeren aan de leidende ambtenaren, die zij daartoe aanwijst.
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen Artikel 15 De volgende regelingen worden opgeheven : 1° artikel 77 van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993;2° de artikelen 1 en lbis van het decreet van 30 juni 1993 houdende maatregelen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1993;3° artikel 92 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994;4° alle andere wettelijke, decretale of reglementsbepalingen strijdig met dit decreet. Artikel 16 Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1998, met uitzondering van artikel 14 dat in werking treedt op 31 december 1997.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 16 december 1997.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld