Etaamb.openjustice.be
Decreet van 15 februari 2001
gepubliceerd op 24 februari 2001

Decreet betreffende de pre-startpremies

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2001027111
pub.
24/02/2001
prom.
15/02/2001
ELI
eli/decreet/2001/02/15/2001027111/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 FEBRUARI 2001. - Decreet betreffende de pre-startpremies (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.De Regering kan een subsidie, « pre-startpremie » genoemd, hierna « de premie » genoemd, toekennen aan iedere natuurlijke persoon die, op grond van een innovatief idee, een project voor de oprichting van een bedrijf voorstelt, hierna « promotor » genoemd, in iedere sector, met uitzondering van de in het EGKS-verdrag vermelde sectoren, scheepsbouw, vervoer, landbouw en visserij.

Art. 2.Het project kan betrekking hebben op ieder door de promotor tot stand gebracht procédé, product of dienst of waarvan hij enkel de principes heeft uitgewerkt. Het project moet leiden tot de oprichting van een bedrijf : vennootschap met winstoogmerk of vennootschap met sociaal oogmerk.

Art. 3.§ 1. De premie is bestemd voor de gedeeltelijke of gehele dekking van de uitgaven die de promotor vastlegt tijdens de studie-, uitwerkings- en vormgevingsfase. § 2. De in aanmerking genomen uitgaven omvatten de ten laste van de promotor door derden gefactureerde kosten die betrekking hebben op : 1° het opstellen van een duidelijke en gestructureerde tekst over het uitgangspunt, alsmede de totstandbrenging van het project voor de oprichting van het bedrijf; 2° iedere daartoe nuttige consultancy-taak met name marktanalyse om een doelpubliek te bepalen, technisch-economische studies, met inbegrip van de aspecten i.v.m. intellectuele eigendom, het zoeken naar en de identificatie van mogelijke partners, enz . 3° het aanschaffen en raadplegen van documentatie;4° verplaatsingen, bezoeken of contacten met vaklieden;5° het verwerven of de huur van voorzieningen die onontbeerlijk zijn voor onderzoekwerkzaamheden, alsmede materieel en uitrustingen die nodig zijn om een concrete vorm aan het project te geven. De in aanmerking genomen uitgaven omvatten ook allerhande door de promotor aangegane uitgaven die voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn. Deze uitgaven worden forfaitair geschat op 10 % van de in aanmerking genomen uitgaven bedoeld in het eerste lid. § 3. De premie bedraagt maximum 500 000 BEF en dekt 80 % van de in aanmerking genomen uitgaven.

Indien de promotor tijdelijk van ieder inkomen moet afzien om zich aan zijn project te wijden, worden deze maximumwaarden respectievelijk gebracht op 625 000 BEF en 100 %.

Art. 4.Voor hetzelfde project mag slechts één premie worden toegekend. Een aanvullende premie kan evenwel door de Regering worden toegekend indien ze beslissend is voor de effectieve oprichting van het bedrijf.

De bepalingen van artikel 3, §§ 1 en 2, en van artikel 5, § 1, eerste lid, zijn van toepassing op de toekenning van een aanvullende premie.

De aanvullende premie bedraagt maximum 250 000 BEF en dekt maximum 80 % van de aanvullende uitgaven.

In de voorwaarden van artikel 3, § 3, tweede lid, worden de maximumwaarden respectievelijk gebracht op 312 500 BEF en 100 %.

Art. 5.§ 1. Er wordt een selectiecomité (hierna « het comité » genoemd) opgericht, dat tot taak heeft de projecten op grond van de in artikel § 6 bepaalde criteria te onderzoeken en een advies uit te brengen voor de Regering.

De Regering kan het comité belasten met iedere andere opdracht in verband met de premies. § 2. Het comité bestaat uit maximum tien leden en tien plaatsvervangende leden uit economische of wetenschappelijke kringen (met inbegrip van sociale profitsector).

De Regering bepaalt : 1° de samenstelling van het comité;2° de regels voor de werking van het comité;3° de aanwijzing van de leden van het comité;4° de eventuele vergoeding;5° de duur van het mandaat.

Art. 6.De evaluatiecriteria hebben minstens betrekking op : 1° het innovatief karakter van de te ontwikkelen activiteit;2° de haalbaarheid van de geplande werkwijze en de inbedding van het project in een professionele omgeving;3° de mogelijkheden om de activiteit in Wallonië te ontwikkelen;4° de invloed van het project op de werkgelegenheid en de aard hiervan; De voorkeur wordt gegeven aan promotoren die met een eerste innovatief idee voor het voetlicht treden.

Art. 7.§ 1. De Regering bepaalt de regels voor : 1° de indiening en de evaluatie van de projecten;2° de bevordering en de uitvoering van de maatregel;3° de erkenning van de consultants en van de instellingen die ertoe gemachtigd zijn een project te begeleiden. § 2. De Regering zorgt voor de tenuitvoerlegging van dit decreet, namelijk wat betreft de inachtneming van de « de minimis »-regeling bedoeld onder punt 2.2. van de communautaire kaderregeling van de staatssteun aan de kleine en middelgrote ondernemingen (96/C 213/04) en de verplichting die de gerechtigde wordt opgelegd om het bestuur op de hoogte te brengen van iedere openbare tegemoetkoming die binnen drie jaar vóór en na de datum van toekenning van de premie wordt ontvangen. § 3. De Regering bepaalt de jaarlijkse kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van de resultaten en het effect dat de maatregel gesorteerd heeft.

Deze evaluatie wordt uiterlijk op 1 juni van het volgende jaar aan de Waalse Gewestraad overgemaakt.

Art. 8.In het decreet van 5 juli 1990 betreffende de bijstand en de tussenkomsten van het Waalse Gewest voor het onderzoek en de technologieën worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 1 worden de woorden « 9° « alleenstaande uitvinder » elke natuurlijke persoon die, persoonlijk en buiten ieder bedrijf, hetzij de beginselen heeft opgesteld, hetzij een origineel product, procédé of dienst heeft vervaardigd;» geschrapt; 2° in artikel 2 worden de woorden « 8° de alleenstaande uitvinders.» geschrapt; 3° in artikel 3, § 4, worden de woorden « of aan de alleenstaande uitvinders » geschrapt.

Art. 9.De natuurlijke personen die voor hetzelfde doel reeds in aanmerking zijn gekomen voor de subsidie bedoeld in artikel 3, § 4, van het decreet van 5 juli 1990 betreffende de bijstand en de tussenkomsten van het Waalse Gewest voor het onderzoek en de technologieën, vallen niet onder het toepassingsgebied van dit decreet.

Art. 10.Dit decreet treedt in werking de dag waarop het desbetreffende uitvoeringsbesluit in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 15 februari 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Mevr. M. ARENA _______ Nota's (1) Zitting 2000-2001 Stukken van de Raad 168 (2000-2001) Nr.1 t.e.m. 12 Mondeling verslag Volledig verslag, openbare vergadering van 7 februari 2001.

Bespreking - Stemming.

^