Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 mei 2004
gepubliceerd op 23 maart 2005

Decreet met betrekking tot de sociale samenhang

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2005031083
pub.
23/03/2005
prom.
13/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/13/2005031083/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 2004. - Decreet met betrekking tot de sociale samenhang


De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft aangenomen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet, krachtens de artikelen 138 en 178 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet moet worden verstaan onder : 1. het College : het College van de Franse Gemeenschapscommissie;2. de diensten van het College : het Bestuur van de Franse Gemeenschapscommissie;3. de gemeenten : de in aanmerking komende gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4. het decreet van 5 juni 1997 : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 5 juni 1997 houdende oprichting van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid;5. de Adviesraad : de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid, opgericht bij decreet van 5 juni 1997;6. de wet van 15 december 1980 : de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;7. het Wetboek van de Nationaliteit : de wet van 28 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit;8. de wet van 22 december 1999 : de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk;9. RVOHR : de ruimte met versterkte ontwikkeling van huisvesting en renovatie, zoals deze werd afgebakend door het Gewestelijk Ontwikkelingsplan, uitgevaardigd in uitvoering van de artikelen 16 tot 24 van de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw;10. algemene dotatie aan de gemeenten : algemene dotatie aan de gemeenten zoals deze werd vastgesteld door de ordonnantie van 21 december 1998 tot vaststelling van de regels voor de verdeling van de algemene dotatie aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf het jaar 1998.

Art. 3.Binnen de perken van zijn bevoegdheden stelt het College alles in het werk om op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de sociale samenhang te waarborgen en steun te verlenen aan diegenen die zich hiervoor inspannen.

Onder sociale samenhang verstaat men het geheel van sociale processen die bijdragen tot het vrijwaren van gelijke kansen en voorwaarden en het economisch, sociaal en cultureel welzijn van alle personen of groepen van personen, ongeacht hun nationale of etnische herkomst, hun culturele, filosofische of godsdienstige strekking, hun sociaal statuut, hun sociaal-filosofisch niveau, hun leeftijd, hun seksuele geaardheid of hun gezondheid, zodat het voor iedereen mogelijk is om actief deel te nemen aan de maatschappij en er erkenning te vinden.

Het doel van deze processen is in het bijzonder de strijd tegen elke vorm van discriminatie en sociale uitsluiting door middel van een beleidsontwikkeling inzake maatschappelijke integratie, interculturaliteit, sociaal-culturele diversiteit en het samenleven van de verschillende plaatselijke gemeenschappen.

Ze worden inzonderheid aangewend door de uitbouw van communautaire actie in de wijken en netwerking.

Art. 4.Om de sociale samenhang te waarborgen stelt het College om de vijf jaar en telkens voor een periode van vijf jaar de prioritaire doelstellingen vast die verwezenlijkt moeten worden.

Ter voorbereiding van zijn beslissing evalueert het College het beleid dat tijdens de lopende vijfjarige periode gevoerd werd, de behoeften en de problemen van de personen en groepen van personen die hierbij volgens de beginselen bedoeld in artikel 3 betrokken zijn, alsook de in artikel 6 omschreven evolutie van de sociaal-economische indices van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Vervolgens stelt het aan de gemeenten die in aanmerking komen krachtens artikel 5 voor op grond van de regels bepaald in de artikelen 6 tot 11 te onderhandelen over een gemeentelijk en ten hoogste vijf jaar durend contract voor sociale samenhang en dit te ondertekenen.

Het College kan op grond van de regels bepaald in de artikelen 12 tot 14 eveneens rechtstreeks steun verlenen aan projecten met een gewestelijk of intergemeentelijk belang of projecten die niet werden ondergebracht in een gemeentelijk contract voor sociale samenhang.

In dat geval sluit het met de betrokken vereniging een gewestelijk contract voor sociale samenhang. HOOFDSTUK II. - Gemeenten die in aanmerking komen

Art. 5.Gemeenten komen in aanmerking als hun grondgebied of een deel hiervan deel uitmaakt van de RVOHR. Het College kan evenwel projecten steunen die ontwikkeld worden in wijken van gemeenten die buiten de RVOHR gelegen zijn voor zover deze gemeenten de kwetsbaarheid van één of meerdere van hun wijken verantwoorden uitgaand van de sociaal-economische criteria die staan omschreven in artikel 6, derde lid.

De projecten bedoeld in het tweede lid worden gesteund overeenkomstig de procedure vastgesteld in de artikelen 8 en 9. HOOFDSTUK III. - Het gemeentelijk contract voor sociale samenhang Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 6.80 % van de begroting die voor de sociale samenhang is voorbestemd, wordt verdeeld over de gemeenten bedoeld in artikel 5, eerste lid, van dit decreet.

Het College bepaalt en weegt de criteria waarvan de verdeling van het bedrag over de gemeenten afhangt.

Deze criteria hebben betrekking op de sociaal-economische indices die betrekking hebben op hun bevolking. Het zijn ten minste : - bevolkingsdichtheid; - percentage vreemdelingen ingeschreven in het wacht- of vreemdelingenregister; - percentage leefloners en begunstigden van een maatschappelijke tegemoetkoming die hiermee wordt gelijkgesteld; - personenbelasting; - klein comfort van woningen; - bouwvalligheid van woningen; - weinig toegang tot internet; - geen auto; - sociaal-sanitaire kwetsbaarheid; - aandeel van de gewestelijke subsidiëring in de veiligheids- en preventiecontracten; - aandeel in de algemene dotatie aan de gemeenten. Afdeling 2. - De plaatselijke coördinatie

Art. 7.Om de goede uitvoering van de gemeentelijke contracten voor sociale samenhang te waarborgen, financiert het College een plaatselijke coördinatie per gemeente die in aanmerking komt, op de wijze die het zelf vaststelt.

De plaatselijke coördinatie is ermee belast de projecten voor sociale samenhang te selecteren na de openbare oproep tot indiening ervan, de coördinatie ervan te organiseren, ze administratief op te volgen en te evalueren. Ze is de tussenschakel tussen de het College, de gemeente en de verenigingen.

Zij verzorgt daarnaast : - de permanente actualisering van informatie over het sociaal aanbod op het grondgebied van de gemeente; - een continue analyse van de problemen en behoeften op het grondgebied van de gemeente en een jaarlijks verslag bestemd voor de afdeling « sociale samenhang » van de Adviesraad bedoeld in hoofdstuk 6, voor het Gewestelijk Ondersteuningscentrum bedoeld in hoofdstuk 5, voor de Gemeenteraad en voor de Raad voor Maatschappelijk Welzijn; - de organisatie en de opvolging van een overleg met de verschillende actoren van de sociale samenhang, zoals omschreven in artikelen 10 en 11; - de voorbereiding en de opvolging van de uitvoering van de gemeentelijke contracten voor sociale samenhang. Afdeling 3. - Uitwerking en inhoud van het contract voor sociale

samenhang

Art. 8.Om een betere coördinatie tot stand te brengen tussen alle maatregelen en initiatieven deelt het College ten laatste op 30 mei van het jaar dat de betrokken vijfjarige periode voorafgaat de doelstellingen bedoeld in artikel 4 mee aan de Colleges van Burgemeester en Schepenen van de in aanmerking komende gemeenten.

Het stelt hen voor te onderhandelen over een gemeentelijk contract voor de sociale samenhang en dit te ondertekenen.

Het gemeentelijk contract voor sociale samenhang bepaalt hoe de in artikel 4 bedoelde doelstellingen op het grondgebied van de gemeente verwezenlijkt moeten worden en stelt eventueel één of meerdere doelstellingen vast specifiek voor de gemeente, alsook de wijze waarop de gemeenten de geselecteerde projecten voor sociale samenhang cofinancieren.

Het stelt de lijst met verenigingen vast die ermee belast zullen worden de doelstellingen van het contract te verwezenlijken aan de hand van specifieke acties die voor elke vereniging omschreven worden.

Minstens 80 % van het jaarbedrag dat bij artikel 6, eerste lid, is vastgesteld, wordt besteed aan de financiering van de projecten van de verenigingen vermeld in het gemeentelijk contract voor sociale samenhang, dat preciseert welk bedrag jaarlijks voor elke vereniging wordt voorbehouden en hoelang de gefinancierde actie duurt.

Het saldo kan bestemd worden voor de financiering van gerichte en eenmalige projecten of voor onvoorziene uitgaven.

Elke vereniging ondertekent daarnaast met de gemeente en de diensten van het College een specifieke overeenkomst die een nauwkeurige beschrijving geeft van het project dat zij wil ontwikkelen, de doelgroep die zij beoogt, het doel van haar actie, de gedetailleerde begroting die haar werd toegekend, de duur van het contract en de evaluatiecriteria en-regels van haar werkzaamheden.

Het College bepaalt de uitwerkingsprocedure en de regels voor de aanpassing en de opzegging van het gemeentelijk contract voor sociale samenhang.

Het gemeentelijk contract omvat eveneens de lijst met verenigingen die niet weerhouden werden en de reden waarom geweigerd werd deze verenigingen te subsidiëren.

Art. 9.Als een gemeente niet aan haar verplichtingen voldoet, dan kan het College rechtstreeks projecten subsidiëren op haar grondgebied.

Deze aanvraag dient behandeld te worden overeenkomstig de onderhandelingsprocedure voor de gewestelijke contracten voor sociale samenhang zoals bepaald in de artikelen 12 tot 14. Afdeling 4. - Het plaatselijk overleg

Art. 10.Overeenkomstig artikel 7 organiseert de plaatselijke coördinatie een overleg waarin alle plaatselijke actoren van de sociale samenhang vertegenwoordigd zijn.

Ze beoogt deze beter te informeren, de samenwerking te bevorderen tussen verenigingen die ijveren voor de sociale samenhang en te streven naar samenhang van de acties die in toepassing van dit decreet weerhouden werden met andere programma's en beleidsgebieden, of deze nu vallen onder plaatselijke, gewestelijke, federale of internationale besturen.

De plaatselijke coördinatie brengt een globaal advies uit over het gemeentelijk contract voor sociale samenhang.

Minderheidsstandpunten kunnen worden aangehecht.

Art. 11.Het College stelt de minimale werkingsregels van de plaatselijke coördinatie vast om te waarborgen dat iedereen er toegang toe krijgt en er recht van spreken heeft en dat de selectieen evaluatieprocedures van de projecten transparant zijn.

Het plaatselijk overleg vergadert minstens driemaal per jaar.

De verantwoordelijken van de verenigingen die in het gemeentelijk contract voor sociale samenhang staan ingeschreven, zijn verplicht hieraan deel te nemen op de wijze die in het contract wordt bepaald. HOOFDSTUK IV. - Het gewestelijk contract voor sociale samenhang

Art. 12.Overeenkomstig artikel 4, vierde lid van dit decreet, wordt 20 % van de begroting die aan de sociale samenhang is toegewezen, besteed aan gewestelijke of inter-gemeentelijke projecten, aan projecten die niet werden opgenomen in een gemeentelijk contract voor sociale samenhang of aan projecten bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Met uitzondering van de projecten bedoeld in artikel 5, tweede lid, worden de projecten bedoeld in het eerste lid besteed in een gewestelijk contract voor sociale samenhang.

Art. 13.Het gewestelijk contract voor sociale samenhang bepaalt voor een maximale duur van 5 jaar de wijze waarop de verenigingen de overeenkomstig artikel 4 door het College vastgestelde doelstellingen moeten nastreven.

Het legt voor de betrokken verenigingen één of meerdere specifieke doelstellingen vast en bepaalt het project dat zij dienen uit te werken, hun doelgroep, de finaliteit van hun actie, de begroting die hun wordt toegekend en de evaluatiecriteria en -wijze van hun werking.

Art. 14.De gewestelijke contracten voor sociale samenhang worden onderhandeld tijdens dezelfde periode als de gemeentelijke contracten voor sociale samenhang.

Ze worden voorafgegaan door een oproep vanwege het College ten laatste op 30 september van het jaar dat het begin van de betrokken vijfjarige periode voorafgaat. 20 % van de begrotingsomslag die is vastgelegd in artikel 12 is evenwel bestemd voor de financiering van projecten die ontstaan in de loop van de vijfjarige periode. De duur van deze projecten mag het overblijvende deel van de vijfjarige periode niet overschrijden; in dit geval wordt het contract onderhandeld in de loop van de vijfjarige periode.

Het College bepaalt de uitwerkingsprocedure en de wijze waarop het gewestelijk contract voor sociale samenhang kan worden aangepast en ontbonden. HOOFDSTUK V. - Het Gewestelijk Ondersteuningscentrum

Art. 15.Het College stelt voor vijf jaar een Gewestelijk Ondersteuningscentrum aan dat het subsidieert en dat hierna het Gewestelijk Centrum wordt genoemd.

Het Gewestelijk Centrum wordt er mee belast in overleg met de plaatselijke coördinaties een jaarverslag op te stellen over de toepassing van het decreet in het hele Gewest en aan het College nieuwe beleidslijnen voor te stellen. Dit verslag wordt meegedeeld aan de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie.

Het organiseert de samenspraak van de actoren van de sociale samenhang op gewestelijk vlak.

Het wordt ermee belast een methodologische begeleiding van de coördinaties te organiseren. HOOFDSTUK VI. - De afdeling « Sociale Samenhang » van de Adviesraad

Art. 16.In artikel 4, § 1, van het decreet van 5 juni 1997 houdende oprichting van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid wordt een punt 5°, de afdeling « Sociale Samenhang », toegevoegd.

In artikel 5 wordt § 5 vervangen door : « § 5. Het is de taak van de afdeling Sociale Samenhang om op eigen initiatief of op verzoek van het College adviezen uit te brengen over alle aangelegenheden die betrekking hebben op de sociale samenhang.

Haar advies is vereist voor ontwerpdecreten en de uitvoeringsbesluiten hiervan, alsook voor de gemeentelijke en gewestelijke contracten voor sociale samenhang. » In artikel 8, § 2, worden de woorden « voor de afdeling bedoeld in artikel 4, § 1, 4° » vervangen door de woorden « voor de afdelingen bedoeld in artikel 4, § 1, 4° en 5° ».

De vroegere § 5 wordt § 6.

Het College bepaalt de samenstelling, de selectiewijze en de onverzoenbaarheden met andere functies voor de leden van de afdeling « Sociale Samenhang » van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid. HOOFDSTUK VII. - De subsidiëring

Art. 17.De financiering van de contracten voor sociale samenhang geschiedt door uitbetaling van susbsidies aan verenigingen.

Ten laatste op 20 februari van het betrokken kalenderjaar wordt een voorschot gelijk aan 90 % van de subsidie uitgekeerd ten gunste van de verenigingen waarvan de globale subsidie niet meer bedraagt dan 10.000 euro. Het saldo wordt op grond van een eindafrekening uitgekeerd op de wijze die door het College wordt vastgesteld.

Verenigingen waarvan de globale subsidie meer bedraagt dan 10.000 euro ontvangen ten laatste op 20 februari van het betrokken kalenderjaar een eerste voorschot van 50% van de subsidie en ten laatste op 30 juni een tweede voorschot gelijk aan 40 % van de subsidie. Het saldo wordt op grond van een eindafrekening uitgekeerd op de wijze die door het College wordt vastgesteld.

Na het verstrijken van de termijnen bedoeld in het tweede en derde lid is op de uitstaande voorschotten van rechtswege en zonder voorafgaande ingebrekestelling verwijlinterest verschuldigd tegen de gemiddelde bankrente zoals deze door de Nationale Bank van België wordt vastgesteld.

Art. 18.De vereniging voert een dubbele boekhouding per begrotingsjaar en legt jaarlijks een balans en een resultatenrekening voor naar het model dat door het College wordt opgelegd. HOOFDSTUK VIII. - Inspectie en controle

Art. 19.Het College stelt de personeelsleden van de diensten van het College aan die belast worden met de controle op de toepassing van bepalingen van dit decreet en de besluiten die in uitvoering hiervan worden genomen.

De plaatselijke coördinaties en de gesubsidieerde verenigingen dienen hen vrije toegang te waarborgen tot hun kantoren en tot de documenten die noodzakelijk zijn opdat zij hun opdracht kunnen vervullen.

Art. 20.De ambtenaren bedoeld in artikel 19 stellen overtredingen vast bij proces-verbaal dat geldt tot bewijs van het tegendeel. Een afschrift wordt aan de overtreder toegestuurd binnen 15 dagen van vaststelling van de overtreding.

Art. 21.Onverminderd andere bepalingen is de vereniging verplicht de subsidies terug te betalen, alsook de hierop verschuldigde interesten, berekend tegen de wettelijke rentevoet geldend op de datum van de beslissing tot terugvordering, in de volgende gevallen : 1° als zij de subsidie niet gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij werd toegekend;2° als zij niet de vereiste verantwoordingsstukken voorlegt;3° als zij zich verzet tegen de uitoefening van de controle door de personeelsleden bedoeld in artikel 19. De toekenning van de subsidie wordt opgeschort zolang de vereniging voor voorheen ontvangen subsidies niet de vereiste verantwoordingsstukken voorlegt, zich verzet tegen de uitoefening van de controle of de oneigenlijk gebruikte subsidie niet voor een deel of in haar geheel terugbetaalt. HOOFDSTUK IX. - Procedures voor een nieuw onderzoek

Art. 22.Wanneer het College een gemeentelijk contract voor sociale samenhang niet goedkeurt, dan deelt het aan de gemeente de redenen voor deze weigering mee.

Binnen twee maanden na de bekendmaking dient de gemeente op advies van het plaatselijk overleg hetzij een nieuw gemeentelijk contract voor sociale samenhang, hetzij een verzoek om een nieuw onderzoek hiervan voor te leggen, op voorwaarde dat dit laatste een antwoord bevat op de redenen voor de weigering zoals deze door het College werden meegedeeld.

Het nieuwe contract voor sociale samenhang en het verzoek om een nieuw onderzoek volgen dezelfde procedure als deze bedoeld in artikel 8.

Art. 23.De vereniging die zich benadeeld acht, hetzij tijdens het plaatselijk overleg, hetzij tijdens de onderhandeling en de ondertekening van het gemeentelijk of het gewestelijk contract voor sociale samenhang, kan hiertegen protesteren bij het College.

Op basis hiervan belast het College zijn diensten : 1. met een inspectie-opdracht om na te gaan of de uitwerkingsregels voor het gemeentelijk contract werden nageleefd;2. met de bemiddelingsopdracht tussen de vereniging en het plaatselijk overleg.Indien na het overleg de gemeente vasthoudt aan haar weigering om het project in te schrijven in het gemeentelijk contract voor sociale samenhang, dan kan de vereniging een verzoek om subsidiëring indienen op grond van hoofdstuk 4 van dit decreet. HOOFDSTUK X. - Opheffings- en slotmaatregelen

Art. 24.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 11 maart 1983 houdende erkenning van de personen die de immigranten religieus en/of moreel moeten bijstaan wordt opgeheven.

Art. 25.De bepalingen van dit decreet worden van kracht op de dag die door het College wordt vastgesteld en ten laatste op 1 januari 2006.

Voor de uitwerking van de contracten voor sociale samenhang met betrekking tot de eerste periode van vijf jaar moeten evenwel de volgende termijnen worden nageleefd : - het College deelt aan de gemeenten ten laatste op 30 juni 2005 de lijst met prioritaire doelstellingen mee; - de gemeentelijke en gewestelijke contracten voor sociale samenhang moeten ten laatste op 15 december 2005 ondertekend zijn.

Brussel, 30 april 2004.

Voor gelijkvormige verzending, Het College van de Franse Gemeenschapscommisie bekrachtigt het door de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie aangenomen decreet met betrekking tot de sociale samenhang.

E. TOMAS, Voorzitter van het College J. SIMONET, Lid van het College D. GOSUIN, Lid van het College W. DRAPS, Lid van het College A. HUTCHINSON, Lid van het College

^