Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 april 1999
gepubliceerd op 11 juni 1999

Decreet tot regeling van de rechtspositie van het statutair en het contractueel personeel van het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035668
pub.
11/06/1999
prom.
13/04/1999
ELI
eli/decreet/1999/04/13/1999035668/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 APRIL 1999. - Decreet tot regeling van de rechtspositie van het statutair en het contractueel personeel van het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor (1)


Het Vlaams parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.§ 1. De toewijzing aan de naamloze vennootschap van publiek recht VRT van de openbare omroepopdracht verplicht de VRT niet om over een eigen operationeel symfonisch omroeporkest of een eigen operationeel omroepkoor te beschikken. § 2. De activiteiten binnen de VRT van het huidige symfonisch omroeporkest, het VRT-Filharmonisch orkest, en van het huidige omroepkoor, het VRT-koor, worden stopgezet. § 3. De statutaire personeelsleden van de VRT die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet functioneel verbonden zijn met het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor, worden door de VRT ambtshalve verplicht om hun functie verder uit te oefenen in het kader van de orkest- en kooractiviteiten die de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" ontplooit en die vereniging te ondersteunen bij de realisatie van haar doeleinden.

Die ambtshalve verplichting tot ondersteuning moet gelden tot op het ogenblik dat de statutaire tewerkstelling van de statutaire personeelsleden, genoemd in het eerste lid, beëindigd wordt of tot op het ogenblik dat de VRT die personeelsleden tewerkstelt in een andere statutaire betrekking die geen enkel verband meer houdt met het voormalige VRT-Filharmonisch orkest of het voormalig VRT-koor.

Voor de prestaties die de statutaire personeelsleden van de VRT, genoemd in het eerste lid, verrichten ten gunste van de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor", moet die vereniging geen enkele tegenprestatie leveren, noch aan de VRT, noch aan de statutaire personeelsleden in kwestie. § 4. De VRT waakt erover dat de ondersteuning van de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor", bedoeld in § 3, op permanente, professionele, doeltreffende en adequate wijze gebeurt en neemt alle maatregelen die daarvoor nodig en nuttig zijn.

Op voorstel van de gedelegeerd bestuurder en met naleving van de gangbare regels keurt de Raad van Bestuur van de VRT de hiervoor noodzakelijke wijzigingen goed van het personeelsstatuut dat van kracht is op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet.

De VRT en de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" plegen vooraf overleg over de praktische organisatie van de ondersteuning, bedoeld in het eerste lid. § 5. Zolang de statutaire personeelsleden van de VRT, genoemd in § 3, eerste lid, ondersteuning bieden aan de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" plegen de VRT en de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" regelmatig overleg over de praktische organisatie van die ondersteuning en wisselen ze de daartoe nodige informatie uit. § 6. Als de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" vaststelt dat de ondersteuning vanwege de statutaire personeelsleden van de VRT, genoemd in § 3, niet beantwoordt aan de eisen van § 4, eerste lid, en als daardoor de optimale realisatie van haar doeleinden in gevaar komt, dan brengt de v.z.w. de VRT hiervan op de hoogte en wordt er in gemeenschappelijk overleg een oplossing voor dit probleem uitgewerkt.

Art. 3.§ 1. Aan artikel 4 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de rustpensioenen toegekend aan de vastbenoemde personeelsleden van de Nederlandse Radio- en Televisie-uitzendingen in België, Omroep van de Vlaamse Gemeenschap, en betreffende de overlevingspensioenen toegekend aan de rechtverkrijgenden van die personeelsleden, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 1996 en bij het decreet van 29 april 1997, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. In afwijking van § 1 worden de statutaire personeelsleden van de VRT die functioneel verbonden zijn met het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor, en op wie de verplichting rust tot ondersteuning, bedoeld in artikel 2, § 3, van het decreet van [...] tot regeling van de rechtspositie van het statutair en contractueel personeel van het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor, ambtshalve gepensioneerd op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin zij 60 jaar worden.

De betrokken personeelsleden die de leeftijd van 60 jaar al bereikt hebben op het ogenblik dat het eerste lid van deze paragraaf van kracht wordt, worden ambtshalve gepensioneerd op de eerste dag van de maand die volgt op het van kracht worden van die bepaling. » § 2. Aan artikel 36bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 1996 en vervangen bij het decreet van 29 april 1997, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De personeelsleden die op grond van artikel 4, § 4, ambtshalve gepensioneerd worden, krijgen een tijdsbonificatie toegekend die gelijk is aan het aantal maanden die zijn verlopen tussen het tijdstip waarop zij met pensioen gaan en het tijdstip waarop zij de leeftijd van 65 jaar bereiken. » § 3. Aan artikel 37bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 1996 en vervangen bij decreet van 29 april 1997, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor de personeelsleden die op grond van de bepalingen van artikel 4, § 4, ambtshalve gepensioneerd zijn, wordt de gemiddelde totale bruto-bezoldiging in acht genomen, die zij genoten zouden hebben als zij tot hun 65e in statutaire dienstactiviteit waren gebleven. »

Art. 4.§ 1. De VRT ontvangt jaarlijks een toelage, die moet worden aangewend voor de financiering van de loonkosten van de statutaire personeelsleden, bedoeld in artikel 2, § 3, eerste lid, en van de loonkosten van het contractueel personeelslid, dat door de VRT belast wordt met het statutaire hiërarchische gezag over de statutaire personeelsleden, bedoeld in artikel 2, § 3, eerste lid.

De loonkosten, genoemd in het eerste lid, omvatten de wedden, de wachtgelden die krachtens het personeelsstatuut van de VRT toegekend worden aan personeelsleden die wegens ziekte of gebrekkigheid in disponibiliteit geplaatst werden of aan personeelsleden die wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst in disponibiliteit geplaatst werden, de toelagen en alle andere elementen van de bezoldiging van de statutaire personeelsleden, genoemd in artikel 2, § 3, eerste lid, en de wedde, de toelagen en alle andere elementen van de bezoldiging van het contractuele personeelslid, bedoeld in het eerste lid, met uitsluiting van die loonkosten die voortspruiten uit de pensioenverplichtingen die door de BRTN zijn aangegaan ten aanzien van zijn vastbenoemd personeel en die door de Vlaamse Gemeenschap worden aangezuiverd krachtens artikel 3 van het decreet van 29 april 1997 betreffende de omzetting van de BRTN in een naamloze vennootschap van publiek recht. § 2. De toelage, genoemd in § 1, eerste lid, wordt in maandelijkse schijven uitbetaald.

Elke schijf heeft betrekking op een bepaalde maand en is gelijk aan de loonkosten, genoemd in § 1, die de VRT in de maand in kwestie moet betalen krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 5 september 1984 betreffende de betaling na vervallen termijn van de wedden van het personeel van de Belgische Radio en Televisie, Nederlandse Uitzendingen.

Elke schijf wordt uiterlijk op de tiende werkdag van de maand waarop ze betrekking heeft, aan de VRT uitbetaald. § 3. De VRT stelt de Vlaamse Gemeenschap alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor de berekening van de maandelijkse schijven, genoemd in § 2, eerste lid.

De door de Vlaamse regering aangewezen dienst oefent toezicht uit op aanwending van de toelage, genoemd in § 1. § 4. Als een statutair personeelslid van de VRT, dat krachtens artikel 2, § 3, eerste lid, ambtshalve verplicht was om de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" te ondersteunen bij de realisatie van haar doeleinden, daartoe niet meer verplicht is ingevolge de toepassing van artikel 2, § 3, tweede lid, dan wordt de toelage aan de VRT, genoemd in § 1, van rechtswege verminderd. Het bedrag waarmee de toelage wordt verminderd is gelijk aan dat gedeelte van de loonkosten, genoemd in § 1, dat de VRT volgens de pecuniaire toestand van het statutaire personeelslid in kwestie normaal gezien nog op zich had moeten nemen gedurende het resterende gedeelte van het jaar, te rekenen vanaf de datum waarop voor het statutaire personeelslid in kwestie de ambtshalve verplichting tot ondersteuning van de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" ophoudt te bestaan.

Dat bedrag wordt ter aanvulling van de jaarlijkse subsidie, genoemd in artikel 5 van het decreet van 19 december 1997 tot machtiging van de Vlaamse regering om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor", toegekend aan de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor".

De v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" moet de bijkomende subsidie, genoemd in het tweede lid, aanwenden om alle extra kosten te financieren die voor die vereniging voortvloeien uit het feit dat de ondersteuning door het statutaire personeelslid van de VRT in kwestie wegvalt.

De v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" moet het resterende gedeelte van de bijkomende subsidie, genoemd in het tweede lid, storten in een reserve die aangewend wordt om alle extra kosten te financieren die de vereniging moet dragen als een statutair personeelslid, genoemd in artikel 2, § 3, eerste lid, wegens ziekte of gebrekkigheid arbeidsongeschikt is of met toepassing van het personeelsstatuut van de VRT wegens ziekte of gebrekkigheid in disponibiliteit geplaatst wordt.

Art. 5.§ 1. In artikel 25 van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995, gewijzigd bij het decreet van 29 april 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt tussen de eerste en de tweede zin de volgende zin ingevoegd : « Hij houdt ook toezicht op de uitvoering van het decreet van [...] tot regeling van de rechtspositie van het statutair en contractueel personeel van het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor. »; 2° een § 3 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.Beslissingen van de Raad van Bestuur, de gedelegeerd bestuurder, het directiecomité en van de organen of de personen van de VRT aan wie zij hun bevoegdheid gedelegeerd hebben, die betrekking hebben op de uitvoering van het decreet van [...] tot regeling van de rechtspositie van het statutair en contractueel personeel van het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor of die een wijziging van de loonkosten, genoemd in artikel 4, § 1, van hetzelfde decreet tot gevolg hebben, moeten onmiddellijk aan de gemeenschapsafgevaardigde meegedeeld worden.

Binnen een termijn van vier vrije dagen, te rekenen vanaf de kennisneming of de ontvangst van de beslissing in kwestie, kan de gemeenschapsafgevaardigde bij de Vlaamse regering tegen die beslissing een gemotiveerd beroep instellen als hij meent dat de beslissing in kwestie redelijkerwijze onverantwoord is en de belangen van de Vlaamse Gemeenschap schaadt.

Dat beroep schort de beslissing op.

Als de Vlaamse regering binnen een termijn van twintig vrije dagen, te rekenen vanaf dezelfde dag als de termijn waarover de gemeenschapsafgevaardigde beschikt om beroep in te stellen, de beslissing in kwestie niet nietig heeft verklaard, dan wordt die beslissing definitief.

Als de Vlaamse regering de beslissing in kwestie vernietigt, dan wordt de nietigverklaring, binnen de termijn, bepaald in het vierde lid, aan de gedelegeerd bestuurder meegedeeld. »

Art. 6.De Vlaamse Gemeenschap vrijwaart de VRT voor alle financiële lasten die de VRT ten gevolge van de uitvoering van dit decreet ten laste moet nemen krachtens de geldende sociale en fiscale wetgeving, voorzover die lasten niet te wijten zijn aan de eigen nalatigheid van de VRT en voorzover ze niet al door de Vlaamse Gemeenschap ten laste worden genomen.

Art. 7.In het decreet van 19 december 1997 tot machtiging van de Vlaamse regering om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" wordt een artikel 5bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 5bis.De financiële tegemoetkoming van de Vlaamse Gemeenschap in de werkings- en personeelskosten van de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor", bedoeld in artikel 5, wordt slechts toegekend op voorwaarde dat die vereniging alle contractuele personeelsleden van de VRT die functioneel verbonden zijn met het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor, overneemt met naleving van de bepalingen van de E.U. Richtlijn 77/187 van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan. »

Art. 8.§ 1. Er wordt voor het werkingsjaar 1998 een toelage toegekend aan de NV van publiek recht VRT voor de betaling van de werkings- en personeelskosten die voortspruiten uit de werking van het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor en die door de VRT ten laste worden genomen. § 2. De toelage, bedoeld in § 1, wordt aangerekend op het krediet voorzien onder de basisallocatie 33.47 van het programma 45.4. van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998. § 3. De subsidie, bedoeld in artikel 5 van het decreet van 19 december 1997 tot machtiging van de Vlaamse regering om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor", die aan de v.z.w. "Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor" wordt toegekend voor het werkingsjaar 1998, wordt aangerekend op het krediet voorzien onder de basisallocatie 33.47 van het programma 45.4. van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998. § 4. In artikel 60 van het decreet van 19 december 1997 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998 worden de woorden "VRT Filharmonisch Orkest en Koor" vervangen door de woorden "VZW Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor".

Art. 9.§ 1. Onverminderd artikel 4, wordt voor het werkingsjaar 1999 een toelage toegekend aan de NV van publiek recht VRT voor de betaling van de werkings- en personeelskosten die voortspruiten uit de werking van het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor en die door de VRT ten laste worden genomen. § 2. De toelage, bedoeld in § 1, wordt aangerekend op het krediet voorzien onder de basisallocatie 41.05 van het programma 45.4. van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999, waarvan de tekstomschrijving vervangen wordt door wat volgt : « Toelage aan de NV van publiek recht VRT voor de betaling van werkings- en personeelskosten die de VRT ten laste neemt en die verband houden met de werking van het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor. » § 3. In artikel 14 van het decreet van 19 december 1998 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999 wordt de tekstomschrijving van de basisallocatie 41.05 van de organisatieafdeling 45, programma 40 vervangen door wat volgt : « Toelage aan de NV van publiek recht VRT voor de betaling van werkings- en personeelskosten die de VRT ten laste neemt en die verband houden met de werking van het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor. » § 4. In het decreet van 19 december 1998 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999 wordt een artikel 58bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 58bis.De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, wordt ertoe gemachtigd het krediet ingeschreven onder de basisallocatie 33.47 van het programma 45.40 geheel of gedeeltelijk over te schrijven naar de basisallocatie 41.05 van hetzelfde programma. »

Art. 10.Dit decreet treedt in werking op 1 april 1999, met uitzondering van artikel 8, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1998, en met uitzondering van de artikelen 4 en 9, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1999.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 april 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS _______ Nota (1) Zitting 1998-1999 Stukken.- Ontwerp van decreet : 1327, nr. 1. - Opmerking van het Rekenhof : 1327, nr. 2. - Verslag : 1327, nr. 3.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 30 en 31 maart 1999.

^