Etaamb.openjustice.be
Decreet van 12 juli 2012
gepubliceerd op 01 augustus 2012

Decreet houdende verschillende maatregelen ter uitvoering van het akkoordprotocol van 7 april 2011 in de sector hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2012029324
pub.
01/08/2012
prom.
12/07/2012
ELI
eli/decreet/2012/07/12/2012029324/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JULI 2012. - Decreet houdende verschillende maatregelen ter uitvoering van het akkoordprotocol van 7 april 2011 in de sector hoger onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout Afdeling I. - Wijzigingen in het decreet van 24 juli 1997 dat het

statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap

Artikel 1.Artikel 66 van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, zoals aangevuld bij het decreet van 11 januari 2008, wordt aangevuld met het volgende punt 6° : « 6° de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk aangesteld worden tegen elk ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout in de gevallen bedoeld in de artikelen 92 en 96. ».

Art. 2.Artikel 73 van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : « § 5. Het beroep van een personeelslid dat tijdelijk wordt aangesteld voor een bepaalde duur, tegen een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout bedoeld in artikel 92, wordt bij aangetekende brief ingediend binnen een termijn van tien dagen na de ontvangst van het ontslag. § 6. Het beroep van een personeelslid dat tijdelijk wordt aangesteld voor een onbepaalde duur, tegen een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout bedoeld in artikel 96, wordt bij aangetekende brief ingediend binnen een termijn van tien dagen na de ontvangst van het ontslag. ».

Art. 3.In artikel 76 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « in artikel 66, 1°, 2° en 3° » vervangen door de woorden « in artikel 66, 1°, 2°, 3° en 5° »;2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Ingeval van een beroep ingediend tegen een voorstel tot ontslag, zoals bedoeld in artikel 66, 4°, of een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware foute zoals bedoeld in artikel 66, 6°, mag de termijn één maand niet overschrijden.».

Art. 4.In artikel 79 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « representatieve syndicale organisatie, in de betekenis van de wet van 19 december 1974 en het koninklijk besluit van 28 september 1984 » vervangen door de woorden « erkende syndicale organisatie »;2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De niet-verschijning van het personeelslid of van zijn vertegenwoordiger belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken. ».

Art. 5.In artikel 84, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « of van de afwezigheid van advies » geschrapt.

Art. 6.In artikel 92 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de volgende woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt.»; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Het personeelslid mag een beroep indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout volgens de procedure bedoeld in de artikelen 73 en volgende.

Het beroep is niet opschortend. ».

Art. 7.In artikel 96 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt »;2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Het personeelslid mag een beroep bij de Raad van beroep indienen tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout volgens de procedure bedoeld in de artikelen 73 en volgende.

Het beroep is niet opschortend. ».

Art. 8.Artikel 160 van hetzelfde decreet, zoals vervangen bij het decreet van 11 januari 2008, wordt vervangen als volgt : «

Art. 160.De Raden van beroep behandelen de beroepen ingediend door de personeelsleden tegen elk voorstel tot tuchtstraf evenals de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk aangeworven zijn voor een bepaalde duur tegen een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout, zoals bedoeld in artikel 186, de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk aangeworven worden voor een onbepaalde duur tegen een voorstel tot ontslag zoals bedoeld in artikel 191, de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk aangeworven worden voor een onbepaalde duur tegen een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout zoals bedoeld in artikel 190, alsook de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk aangeworven worden voor een bepaalde duur tegen een verslag met de melding « heeft niet voldaan ». ».

Art. 9.In artikel 163, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « overeenkomstig, naargelang van het geval, artikel 150, § 2, of artikel 191 » vervangen door de woorden « overeenkomstig, naargelang van het geval, artikel 150, § 2, artikel 186, artikel 190 of artikel 191 ».

Art. 10.In artikel 186 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt.»; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het vrij gesubsidieerd onderwijs of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Binnen de tien dagen volgend op de mededeling bedoeld in § 3, kan het personeelslid een beroep bij aangetekende brief indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout.

Het beroep is niet opschortend.

Het personeelslid kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie, door een advocaat of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het vrij gesubsidieerd onderwijs.

De inrichtende macht kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de leden van de inrichtende machten van een Hogeschool van dezelfde aard of door een afgevaardigde van een vereniging die de belangen van deze inrichtende machten verdedigt.

De niet-verschijning van het personeelslid of van zijn vertegenwoordiger, alsook de niet-verschijning van de inrichtende macht of van zijn vertegenwoordiger op de vergadering belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken.

De Raad van beroep brengt zijn met redenen omkleed advies uit aan de inrichtende macht binnen een termijn van één maand volgend op de datum van de ontvangst van het beroep. De inrichtende macht neemt een beslissing binnen de dertig dagen na de ontvangst van het advies van de Raad van beroep. ».

Art. 11.In artikel 190 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de volgende woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt.»; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het vrij gesubsidieerd onderwijs of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Binnen de tien dagen volgend op de mededeling bedoeld in § 3 kan het personeelslid een beroep bij aangetekende brief indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout.

Het beroep is niet opschortend.

Het personeelslid kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie, door een advocaat of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het vrij gesubsidieerd onderwijs.

De inrichtende macht kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de leden van de inrichtende machten van een Hogeschool van dezelfde aard of door een afgevaardigde van een vereniging die de belangen van deze inrichtende machten behartigt.

De niet-verschijning van het personeelslid of van zijn vertegenwoordiger, alsook de niet-verschijning van de inrichtende macht of van zijn vertegenwoordiger op de vergadering belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken.

De Raad van beroep brengt zijn met redenen omkleed advies uit aan de inrichtende macht binnen een termijn van één maand volgend op de datum van de ontvangst van het beroep. De inrichtende macht neemt een beslissing binnen de dertig dagen na de ontvangst van het advies van de Raad van beroep. ».

Art. 12.In artikel 241, 3°, van hetzelfde decreet worden de woorden « in de artikelen 226 en 270 bedoelde gevallen » vervangen door de woorden « in de artikelen 265, 266, 269 en 270 bedoelde gevallen ».

Art. 13.In artikel 244 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid wordt het woord « representatieve » vervangen door het woord « erkende »;2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « De niet-verschijning van de partij die regelmatig opgeroepen wordt of van haar vertegenwoordiger belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken.».

Art. 14.In artikel 265 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « dat tijdelijk aangeworven is » vervangen door de woorden « dat tijdelijk aangeworven is voor een bepaalde duur »;2° § 2 wordt aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt.»; 3° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het gesubsidieerd officieel onderwijs of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie.»; 4° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Binnen de tien dagen volgend op de mededeling bedoeld in § 3, kan het personeelslid een beroep bij aangetekende brief indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout.

Het beroep is niet opschortend.

De Raad van beroep brengt zijn met redenen omkleed advies uit aan de inrichtende macht binnen een termijn van hoogstens één maand volgend op de datum van ontvangst van het beroep. De inrichtende macht neemt een beslissing binnen de dertig dagen na de ontvangst van het advies van de Raad van beroep. ».

Art. 15.In artikel 269 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt.»; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het officieel gesubsidieerd onderwijs of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Binnen de tien dagen volgend op de mededeling bedoeld in § 3, kan het personeelslid een beroep bij aangetekende brief indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout.

Het beroep is niet opschortend.

De Raad van beroep brengt zijn met redenen omkleed advies uit aan de inrichtende macht binnen een termijn van hoogstens één maand volgend op de datum van ontvangst van het beroep. De inrichtende macht neemt een beslissing binnen de dertig dagen na de ontvangst van het advies van de Raad van beroep. ». Afdeling II. - Wijzigingen in het decreet van 20 december 2001 tot

vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten).

Art. 16.In artikel 114 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt.»; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Het personeelslid kan een beroep indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout volgens de procedure bedoeld in de artikelen 191 en volgende.

Het beroep is niet opschortend. ».

Art. 17.In artikel 116 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt.»; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Het personeelslid kan een beroep indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout volgens de procedure bedoeld in de artikelen 191 en volgende.

Het beroep is niet opschortend. ».

Art. 18.In artikel 117 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt ».

Art. 19.Artikel 184 van hetzelfde decreet, zoals aangevuld bij het decreet van 19 februari 2009, wordt aangevuld met het volgende punt 6° : « 6° de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk aangesteld worden tegen elk ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout in de gevallen bedoeld in de artikelen 114 en 116. ».

Art. 20.Artikel 191 van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : « § 5. Het beroep van een personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt voor een bepaalde duur, tegen een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout bedoeld in artikel 114, wordt ingediend bij aangetekende brief binnen een termijn van tien dagen na de ontvangst van het ontslag. § 6. Het beroep van een personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt voor een onbepaalde duur, tegen een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout bedoeld in artikel 116, wordt ingediend bij aangetekende brief binnen een termijn van tien dagen na de ontvangst van het ontslag.

Art. 21.In artikel 194 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « bij artikel 184, 1°, 2° en 3° » vervangen door de woorden « bij artikel 184, 1°, 2°, 3° en 5° »;2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Ingeval van een beroep ingediend tegen een voorstel tot ontslag zoals bedoeld in artikel 184, 4°, of van een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout zoals bedoeld in artikel 184, 6°, mag de termijn één maand niet overschrijden.».

Art. 22.In artikel 197 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen als volgt : « De niet-verschijning van het personeelslid of van zijn vertegenwoordiger belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken. ».

Art. 23.In artikel 202, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « of het gebrek aan advies » geschrapt.

Art. 24.In artikel 240 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt.»; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het officieel gesubsidieerd onderwijs of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Binnen de tien dagen volgend op de mededeling bedoeld in § 3, kan het personeelslid een beroep bij aangetekende brief indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout.

Het beroep is niet opschortend.

De Raad van beroep brengt zijn met redenen omkleed advies uit aan de inrichtende macht binnen een termijn van hoogstens één maand volgend op de datum van ontvangst van het beroep. De inrichtende macht neemt een beslissing binnen de dertig dagen na de ontvangst van het advies van de Raad van beroep. ».

Art. 25.In artikel 242 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt.»; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het officieel gesubsidieerd onderwijs of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Binnen de tien dagen volgend op de mededeling bedoeld in § 3, kan het personeelslid een beroep bij aangetekende brief indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout.

Het beroep is niet opschortend.

De Raad van beroep brengt zijn met redenen omkleed advies uit aan de inrichtende macht binnen een termijn van hoogstens één maand volgend op de datum van ontvangst van het beroep. De inrichtende macht neemt een beslissing binnen de dertig dagen na de ontvangst van het advies van de Raad van beroep. ».

Art. 26.In artikel 301, 3°, van hetzelfde decreet worden de woorden « bedoeld bij de artikelen 241 en 243 » vervangen door de woorden « bedoeld bij de artikelen 240, 241, 242 en 243 ».

Art. 27.In artikel 304 van hetzelfde decreet wordt het vijfde lid vervangen als volgt : « De niet-verschijning van de partij die regelmatig opgeroepen wordt of van haar vertegenwoordiger belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken. ».

Art. 28.In artikel 370 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt »;2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het vrij gesubsidieerd onderwijs of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Binnen de tien dagen volgend op de mededeling bedoeld in § 3, kan het personeelslid een beroep bij aangetekende brief indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout.

Het beroep is niet opschortend.

Het personeelslid kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie, door een advocaat of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het vrij gesubsidieerd onderwijs.

De inrichtende macht kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de leden van de inrichtende machten van een Hogere Kunstschool van dezelfde aard of door een afgevaardigde van een vereniging die de belangen van deze inrichtende machten behartigt.

De niet-verschijning van het personeelslid of van zijn vertegenwoordiger, alsook de niet-verschijning van de inrichtende macht of van zijn vertegenwoordiger op de vergadering belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken. ».

De Raad van beroep brengt zijn met redenen omkleed advies uit aan de inrichtende macht binnen een termijn van één maand volgend op de datum van ontvangst van het beroep. De inrichtende macht neemt een beslissing binnen de dertig dagen na de ontvangst van het advies van de Raad van beroep. ».

Art. 29.In artikel 372 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met de woorden « of indien het er niet vertegenwoordigd wordt.»; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het vrij gesubsidieerd onderwijs of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Binnen de tien dagen volgend op de mededeling bedoeld in § 3, kan het personeelslid een beroep bij aangetekende brief indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout.

Het beroep is niet opschortend.

Het personeelslid kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie, door een advocaat of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit of gepensioneerd zijn van het vrij gesubsidieerd onderwijs.

De inrichtende macht kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen uit de leden van de inrichtende machten van een Hogere Kunstschool van dezelfde aard of door een afgevaardigde van een vereniging die de belangen van deze inrichtende machten behartigt.

De niet-verschijning van het personeelslid of van zijn vertegenwoordiger, alsook de niet-verschijning van de inrichtende macht of van zijn vertegenwoordiger op de vergadering belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken. ».

De Raad van beroep brengt zijn met redenen omkleed advies uit aan de inrichtende macht binnen een termijn van één maand volgend op de datum van ontvangst van het beroep. De inrichtende macht neemt een beslissing binnen de dertig dagen na de ontvangst van het advies van de Raad van beroep. ».

Art. 30.Artikel 430 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 19 februari 2009, wordt vervangen als volgt : «

Art. 430.De Raad van beroep behandelt de beroepen ingediend door de personeelsleden tegen elk voorstel tot tuchtstraf, alsmede de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk worden aangeworven voor een bepaalde duur tegen een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout, zoals bedoeld in artikel 370, de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk aangeworven worden voor een onbepaalde duur tegen een voorstel tot ontslag, zoals bedoeld in artikel 373, de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk aangeworven worden voor een onbepaalde duur tegen een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout, zoals bedoeld in artikel 372, alsook de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk worden aangeworven voor een bepaalde duur tegen een verslag met de melding « heeft niet voldaan ». »

Art. 31.In artikel 433, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « van artikel 420, § 2 of artikel 373 » vervangen door de woorden « van artikel 420, § 2, artikel 370, artikel 372 of van artikel 373 ». Afdeling III. - Wijzigingen in het decreet van 20 juni 2008

betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur.

Art. 32.In artikel 55 van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met het volgende punt 5° : « 5° de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk aangesteld worden, tegen elk ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout in de gevallen bedoeld in artikel 58.»; 2° het tweede lid wordt aangevuld met het volgende punt 4° : « 4° de beroepen ingediend door de personeelsleden die tijdelijk aangeworven worden tegen elk ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout in de gevallen bedoeld in artikel 58.».

Art. 33.Artikel 58 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende § 4 : « § 4. Binnen de tien dagen volgend op de mededeling bedoeld in § 3, kan het personeelslid een beroep bij aangetekende brief indienen bij de Raad van beroep tegen de beslissing van ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout.

Het beroep is niet opschortend.

De niet-verschijning van de partij die regelmatig opgeroepen wordt of van haar vertegenwoordiger belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken. ».

De Raad van beroep brengt zijn met redenen omkleed advies uit aan de inrichtende macht binnen een termijn van één maand volgend op de datum van ontvangst van het beroep. De inrichtende macht neemt een beslissing binnen de dertig dagen na de ontvangst van het advies van de Raad van beroep. ».

Art. 34.In artikel 127 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « , in elk geval, » geschrapt;2° er wordt een volgend lid toegevoegd, luidend als volgt : « Ingeval van een beroep ingediend tegen een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout, zoals bedoeld in artikel 55, tweede lid, 4°, kan de termijn bedoeld in het eerste lid één maand niet overschrijden. ».

Art. 35.In artikel 153 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « , in elk geval, » geschrapt;2° er wordt een volgend lid toegevoegd, luidend als volgt : « Ingeval van een beroep ingediend tegen een ontslag zonder vooropzeg wegens een zware fout, zoals bedoeld in artikel 55, eerste lid, 5°, mag de termijn bedoeld in het eerste lid één maand niet overschrijden. ». HOOFDSTUK II. - Opdrachten en ambten

Art. 36.In artikel 19 van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur, wordt § 1 vervangen als volgt : § 1. Het aantal betrekkingseenheden van personeelsleden die een ambt van rang 2 uitoefenen, kan niet hoger zijn dan 40 % van het totaal aantal betrekkingen van het betrokken niveau.

Vanaf het academiejaar 2012-2013 kan dit aantal niet hoger zijn dan 50 % van het totaal aantal betrekkingen van het betrokken niveau. ».

Art. 37.In artikel 7ter, § 1 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, zoals ingevoegd bij het decreet van 11 januari 2008, wordt het woord « meesterassistenten » aangevuld met de woorden « of de leden van het administratief personeel van niveau 1 » en worden de woorden « of het lid van het administratief personeel van niveau 1 » ingevoegd tussen de woorden « een meesterassistent » en de woorden « daartoe één opdracht ». HOOFDSTUK III. - Akten van de aanstelling van de personeelsleden van Hogescholen en Hogere Kunstscholen

Art. 38.Artikel 23 van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt aangevuld met een punt 5°, luidend als volgt : « 5° de plaats (en) waar het ambt zal uitgeoefend worden. ».

Art. 39.In artikel 30, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt punt 2° vervangen door punt 2°, luidend als volgt : « 2° het uit te oefenen ambt, de kenmerken en de omvang van de opdracht, alsook de plaats(en) waar het ambt uitgeoefend zal worden; ».

Art. 40.Artikel 126 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een punt 5°, luidend als volgt : « 5° de plaats(en) waar het ambt zal uitgeoefend worden. ».

Art. 41.In artikel 133, tweede lid, van hetzelfde decreet, wordt punt 3° vervangen door punt 3°, luidend als volgt : « 3° het uit te oefenen ambt, de kenmerken en de omvang van de opdracht, alsook de plaats(en) waar het ambt uitgeoefend zal worden; ».

Art. 42.Artikel 208 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een punt 5°, luidend als volgt : « 5° de plaats(en) waar het ambt zal uitgeoefend worden. ».

Art. 43.In artikel 215, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt punt 3° vervangen door punt 3°, luidend als volgt : « 3° het uit te oefenen ambt, de kenmerken en de omvang van de opdracht, alsook de plaats(en) waar het ambt uitgeoefend zal worden; ».

Art. 44.In artikel 102 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), zoals gewijzigd bij de decreten van 11 januari 2008 en 1 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met een punt 7°, luidend als volgt : « 7° de plaats(en) waar het ambt zal uitgeoefend worden.»; 2° het tweede lid wordt aangevuld met een punt 7°, luidend als volgt : « 7° de plaats(en) waar het ambt zal uitgeoefend worden.».

Art. 45.In artikel 106, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt punt 2° vervangen door punt 2°, luidend als volgt : « 2° het uit te oefenen ambt, de kenmerken en de omvang van de opdracht, alsook de plaats(en) waar het ambt uitgeoefend zal worden; ».

Art. 46.In artikel 227 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij de decreten van 11 januari 2008 en 1 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met een punt 7°, luidend als volgt : « 7° de plaats(en) waar het ambt zal uitgeoefend worden.»; 2° het tweede lid wordt aangevuld met een punt 7°, luidend als volgt : « 7° de plaats(en) waar het ambt zal uitgeoefend worden.».

Art. 47.In artikel 231, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt punt 3° vervangen door punt 3°, luidend als volgt : « 3° het uit te oefenen ambt, de kenmerken en de omvang van de opdracht, alsook de plaats(en) waar het ambt uitgeoefend zal worden; ».

Art. 48.In artikel 357 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij de decreten van 11 januari 2008 en 1 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met een punt 7°, luidend als volgt : « 7° de plaats(en) waar het ambt zal uitgeoefend worden.»; 2° het tweede lid wordt aangevuld met een punt 7°, luidend als volgt : « 7° de plaats(en) waar het ambt zal uitgeoefend worden.».

Art. 49.In artikel 361, tweede lid, van hetzelfde decreet, wordt punt 3° vervangen door punt 3°, luidend als volgt : « 3° het uit te oefenen ambt, de kenmerken en de omvang van de opdracht, alsook de plaats(en) waar het ambt uitgeoefend zal worden; ». HOOFDSTUK IV. - Terbeschikkingstelling van de leden van het administratief personeel van de instellingen van het niet-universitair hoger onderwijs

Art. 50.In afdeling IV van hoofdstuk IV van Titel I van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur, wordt vóór artikel 28 een onderafdeling ingevoegd, luidend als volgt : « Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen »

Art. 51.In artikel 28 van hetzelfde decreet worden de woorden « vast benoemd » ingevoegd tussen het woord « het » en het woord « personeel ».

Art. 52.Tussen de artikelen 30 en 31 van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 2 ingevoegd, luidend als volgt : « Onderafdeling 2. - Terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst »

Art. 53.Tussen de artikelen 31 en 32 van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 3 ingevoegd, luidend als volgt : « Onderafdeling 3. - Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking »

Art. 54.Afdeling IV van hoofdstuk IV van Titel I van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende onderafdelingen : « Onderafdeling 4. - Terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid

Artikel 32bis.Onder voorbehoud van artikel 10 van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het personeelslid van rechtswege ter beschikking gesteld wanneer hij afwezig is wegens ziekte of gebrekkigheid na de maximale duur van het verlof dat hem om die reden kan worden toegekend overeenkomstig artikel 9 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 8 december 1967.

Artikel 32ter.Het personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid, behoudt zijn recht op benoeming in een bevorderingsambt en op weddeverhoging.

Artikel 32quater.§ 1. Het personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid ontvangt een wachtwedde of een wachtweddetoelage die gelijk is aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde.

Nochtans mag het bedrag van deze wedde of deze weddetoelage in geen enkel geval lager zijn dan : 1° de vergoedingen die de betrokkene zou ontvangen in dezelfde situatie als het stelstel van de sociale zekerheid van bij het begin van zijn afwezigheid op hem van toepassing was geweest;2° het pensioen dat hij op de datum van de terbeschikkingstelling zou ontvangen ingeval van vervroegde inrustestelling. § 2. In afwijking van § 1 heeft het personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid, recht op een wachtwedde of een wachtweddetoelage die gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde wanneer de aandoening waaraan hij lijdt, erkend is als ernstige of langdurige ziekte of gebrekkigheid.

De administratieve gezondheidsdienst beslist of de aandoening waaraan het personeelslid lijdt, al dan niet een dergelijke ziekte of gebrekkigheid betreft. Deze beslissing mag in geen enkel geval genomen worden vooraleer het personeelslid voor de aandoening waaraan hij lijdt, ononderbroken ten minste zes maanden, met ziekteverlof is geweest of ter beschikking gesteld is.

Nochtans is deze ononderbroken periode van ten minste zes maanden niet vereist voor het personeelslid dat, na een nieuwe afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid, weer met ziekteverlof is of weer ter beschikking gesteld is wegens ziekte of gebrekkigheid in het jaar volgend op de datum van een beslissing inzake de erkenning van een ernstige en langdurige ziekte. Door deze beslissing wordt de situatie van het personeelslid herzien met financiële gevolgen op de datum van het begin van de terbeschikkingstelling.

Onderafdeling 5. - Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden

Artikel 32quinquies.Het personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld wegens persoonlijke aangelegenheden ontvangt geen enkele wachtwedde noch wachtweddetoelage.

Het personeelslid kan zich niet beroepen op een ziekte of gebrekkigheid opgelopen tijdens zijn periode van terbeschikkingstelling.

De duur van de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden in één of meer periodes mag de termijn van vijf jaar niet overschrijden. Elk personeelslid wiens afwezigheid deze termijn overschrijdt wordt beschouwd als ontslagnemend. ». HOOFDSTUK V. - Preventieve schorsing Afdeling I. - Wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat het

statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap

Art. 55.In Titel II van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt hoofdstuk VII, dat de artikelen 87 tot 90 inhoudt, vervangen door de volgende bepalingen : « HOOFDSTUK VII. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel Afdeling I. - Algemene bepalingen

Artikel 87.De bij dit hoofdstuk geregelde preventieve schorsing is een louter administratieve maatregel, die niet van de aard van een sanctie is.

Ze wordt door de Regering uitgesproken en met redenen omkleed. Ze heeft tot gevolg dat het personeelslid uit zijn ambt wordt verwijderd.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing, blijft het personeelslid in de administratieve stand dienstactiviteit. Afdeling II. - Preventieve schorsing van de in vast verband benoemde

personeelsleden

Artikel 88.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een in vast verband benoemd personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° vóór de toepassing van tuchtsancties of indien tuchtsancties tegen hem worden uitgesproken;3° zodra de Regering hem, bij aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden door de Regering.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie, door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, en zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt de beslissing meegedeeld aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de tien werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. In het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid of in het kader van een tuchtvordering of vóór de eventuele toepassing van een tuchtvordering, kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan één jaar, en, in het kader van een tuchtvordering, eindigt in ieder geval : 1° na zes maanden, indien geen voorstel tot tuchtstraf werd uitgesproken en aan het personeelslid binnen die termijn meegedeeld;2° de derde werkdag die volgt op de mededeling aan het personeelslid van het voorstel tot tuchtstraf, indien dat voorstel de terechtwijzing, de berisping of de afhouding op de wedde is;3° voor een voorstel tot tuchtstraf, anders dan deze die bedoeld zijn in punt 2°, tachtig kalenderdagen na de mededeling van het voorstel tot tuchtstraf aan het personeelslid, indien dat lid geen beroep tegen dat voorstel heeft ingediend;4° voor een voorstel tot tuchtstraf, anders dan deze die bedoeld zijn in punt 2°, tachtig kalenderdagen na de mededeling aan de Regering van het advies van de raad van beroep over het voorstel tot tuchtstraf uitgesproken ten aanzien van het personeelslid;5° de dag waarop de tuchtstraf uitwerking heeft. In het kader van een strafvervolging, is de duur van de preventieve schorsing niet tot één jaar beperkt.

Wanneer een tuchtvordering ingesteld wordt of voortgezet wordt na een definitieve beslissing tot strafveroordeling, dan begint de termijn van één jaar bedoeld in het eerste lid pas na de uitspraak van de definitieve veroordeling te lopen. § 5. In het kader van een tuchtvordering of vóór de eventuele toepassing van een tuchtvordering, moet de preventieve schorsing om de drie maanden met ingang van de uitwerking schriftelijk worden bevestigd.

Die bevestiging wordt meegedeeld aan de betrokkene bij een ter post aangetekend schrijven.

Vóór elke beslissing tot bevestiging van een preventieve schorsing, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden.

Wordt de preventieve schorsing niet binnen de vereiste termijn bevestigd, dan mag het betrokken personeelslid zijn ambt opnieuw uitoefenen nadat hij de Regering daarvan, bij aangetekend schrijven, op de hoogte heeft gebracht, ten minste tien werkdagen voordat hij opnieuw gaat werken.

Na ontvangst van die kennisgeving, kan de Regering het behoud van de preventieve schorsing volgens de in het tweede lid bepaalde procedure bevestigen.

Artikel. 88bis. Ieder preventief geschorst personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten;3° tegen wie een tuchtvordering werd ingesteld of voortgezet na een definitieve veroordeling tot straf;4° tegen wie een tuchtvervolging werd ingesteld wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of waarvoor bewijskrachtige aanwijzingen voorhanden zijn en die ter beoordeling van de minister staat;5° tegen wie een voorstel tot tuchtstraf bedoeld in artikel 52, eerste lid, 5°, 7°, 8° of 9° wordt ingediend, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Voor de toepassing van het tweede lid, 1° en 2° heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Voor de toepassing van het tweede lid, 3°, wordt die reeds krachtens het tweede lid, 1° of 2° verrichte weddevermindering behouden na de definitieve veroordeling indien de Regering aan het personeelslid haar voornemen meedeelt om de tuchtvordering in te stellen of voort te zetten.

Voor de toepassing van het tweede lid, 4°, heeft de weddevermindering uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan het personeelslid door de Regering kennis wordt gegeven van de toepassing van dat tweede lid, 4°.

Voor de toepassing van het tweede lid, 5°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de dag waarop het voorstel tot tuchtstraf aan het personeelslid voorgelegd of meegedeeld wordt.

Artikel 88ter.Op het einde van de tuchtvordering of de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° de Regering het personeelslid één van de sancties bepaald in artikel 52, eerste lid, 5°, 7°, 8° of 9° oplegt;2° artikel 99, tweede lid, 2°, b) of 5° wordt toegepast;3° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf, die al dan niet wordt gevolgd door een tuchtvordering, ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Indien de wedde van het personeelslid werd verminderd met toepassing van artikel 88bis, tweede lid, 4° of 5° en indien op het einde van de tuchtvordering een straf van tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een duur die korter is dan de duur van de maatregel tot weddevermindering, dan wordt deze ingetrokken voor de periode die langer is dan de duur van de tuchtschorsing en geniet het personeelslid in dat geval het aanvullend deel van zijn wedde, ten onrechte afgehouden gedurende deze periode, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag waarop de vermindering werd verricht.

Het vierde lid is niet van toepassing in het kader van een tuchtvordering die na een definitieve veroordeling tot straf werd ingesteld of voortgezet. Afdeling III. - Preventieve schorsing van de tijdelijk aangestelde

personeelsleden

Artikel 89.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra de Regering hem, bij een ter post aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden door de Regering.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing van het personeelslid worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, wordt de beslissing meegedeeld aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven, zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de tien werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2 van dit artikel.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 90 kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan zes maanden in het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid; in het kader van een strafvervolging, is de duur van de preventieve schorsing niet tot zes maanden beperkt.

Artikel 89bis.Ieder preventief geschorst personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Die weddevermindering heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Artikel 89ter.Op het einde van de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° naargelang van het geval, artikel 91, 2°, b) of 5° of artikel 95, 2°, b) of 5° worden toegepast;2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf, die al dan niet wordt gevolgd door een tuchtvordering, ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Artikel 90.Onverminderd de toepassing van het tweede lid eindigen de procedure voor de preventieve schorsing alsook de maatregelen die werden genomen ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid met toepassing van de bepalingen van deze afdeling van rechtswege op de datum waarop de aanstelling eindigt.

Indien het bij deze afdeling bedoelde personeelslid de hoedanigheid van in vast verband benoemd personeelslid krijgt, zijn de bepalingen van afdeling 2 van dit hoofdstuk op hem van toepassing. ».

Art. 56.In Titel III van hetzelfde decreet, wordt artikel VIII, dat de artikelen 167 tot 170 inhoudt, vervangen door de volgende bepalingen : « HOOFDSTUK VIII. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel Afdeling I. - Algemene bepalingen

Artikel 167.De bij dit hoofdstuk geregelde preventieve schorsing is een louter administratieve maatregel, die niet van de aard van een sanctie is.

Ze wordt door de inrichtende macht uitgesproken en met redenen omkleed. Ze heeft tot gevolg dat het personeelslid uit zijn ambt wordt verwijderd.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing, blijft het personeelslid in de administratieve stand dienstactiviteit.

De Regering wordt op de hoogte gebracht van de preventieve schorsing, opdat die maatregel onmiddellijk wordt uitgevoerd. Afdeling II. - Preventieve schorsing van de in vast verband benoemde

personeelsleden

Artikel 168.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een in vast verband benoemd personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra een tuchtprocedure tegen hem door de inrichtende macht wordt ingezet;3° zodra de inrichtende macht hem, bij een ter post aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden door de Regering.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het vrij gesubsidieerd onderwijs.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, en zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, deelt de inrichtende macht haar beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kan inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de drie werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

De verwijderingsmaatregel moet worden genomen binnen de drie werkdagen volgend op de dag waarop de voormelde zware tekortkoming of grieven worden vastgesteld.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2 van dit artikel.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. In het kader van een tuchtvordering, kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan één jaar en eindigt in ieder geval : 1° na vijfenveertig kalenderdagen, indien het voorstel tot tuchtstraf bedoeld in artikel 149 niet aan het personeelslid binnen die termijn werd meegedeeld;2° de derde werkdag die volgt op de mededeling van het voorstel tot tuchtstraf bedoeld in artikel 149 aan het personeelslid, indien dat voorstel de terechtwijzing, de berisping of de afhouding op de wedde is;3° voor een voorstel tot tuchtstraf, anders dan deze die bedoeld zijn in punt 2°, veertig kalenderdagen na de mededeling van het voorstel tot tuchtstraf aan het personeelslid, indien dat lid geen beroep tegen dat voorstel heeft ingediend;4° voor een voorstel tot tuchtstraf, anders dan deze die bedoeld zijn in punt 2°, dertig kalenderdagen na de mededeling aan de inrichtende macht van het advies van de raad van beroep over het voorstel tot tuchtstraf uitgesproken ten aanzien van het personeelslid;5° de dag waarop de tuchtstraf uitwerking heeft. In het kader van een strafvervolging of in het kader van een beroep bij de Arbeidsrechtbank tegen de vaststelling van een onverenigbaarheid, is de duur van de preventieve schorsing niet tot één jaar beperkt.

Wanneer een tuchtvordering ingesteld wordt of voortgezet wordt na een gerechtelijke beslissing tot definitieve strafveroordeling, dan begint de termijn van één jaar bedoeld in het eerste lid pas na de uitspraak van de definitieve veroordeling te lopen. § 5. In het kader van een tuchtvordering, moet de preventieve schorsing om de drie maanden met ingang van de uitwerking ervan door de inrichtende macht schriftelijk worden bevestigd.

Vóór elke beslissing tot bevestiging van een preventieve schorsing moet het personeelslid uitgenodigd worden om te worden gehoord.

Die bevestiging wordt meegedeeld aan de betrokkene bij een ter post aangetekend schrijven.

Wordt de preventieve schorsing niet binnen de vereiste termijn bevestigd, dan mag het betrokken personeelslid zijn ambt opnieuw uitoefenen nadat hij de inrichtende macht daarvan, bij aangetekend schrijven, op de hoogte heeft gebracht, ten minste tien werkdagen voordat hij opnieuw gaat werken.

Na ontvangst van die mededeling kan de inrichtende macht het behoud van de preventieve schorsing bevestigen volgens de in het tweede lid beschreven procedure.

Artikel 168bis.Ieder preventief geschorst personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten;3° tegen wie een tuchtvordering werd ingesteld of voortgezet na een definitieve veroordeling tot straf;4° tegen wie een tuchtvervolging werd ingesteld wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of waarvoor bewijskrachtige aanwijzingen voorhanden zijn en die ter beoordeling van de minister staat;5° tegen wie een voorstel tot tuchtstraf bedoeld in artikel 149, 4° tot 7° wordt ingediend, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Voor de toepassing van het tweede lid, 1° en 2°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Voor de toepassing van het tweede lid, 3°, wordt die reeds krachtens het tweede lid, 1° of 2° verrichte weddevermindering behouden na de definitieve veroordeling indien de inrichtende macht aan het personeelslid haar voornemen meedeelt om de tuchtvordering in te stellen of voort te zetten.

Voor de toepassing van het tweede lid, 4°, heeft de weddevermindering uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan het personeelslid door de inrichtende macht kennis wordt gegeven van de toepassing van dat tweede lid, 4°.

Voor de toepassing van het tweede lid, 5°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de dag waarop het voorstel tot tuchtstraf door de inrichtende macht wordt meegedeeld.

Artikel 168ter.Op het einde van de tuchtvordering of de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° de inrichtende macht op het einde van de tuchtvordering het personeelslid één van de sancties bepaald in artikel 149, 4° tot 7° oplegt;2° artikel 193, eerste lid, 2°, b) of 5° wordt toegepast;3° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf, die al dan niet wordt gevolgd door een tuchtvordering, ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Indien de wedde van het personeelslid werd verminderd met toepassing van artikel 168bis, tweede lid, 4° of 5° en indien op het einde van de tuchtvordering een straf van tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een duur die korter is dan de duur van de maatregel tot weddevermindering, dan wordt deze ingetrokken voor de periode die langer is dan de duur van de tuchtschorsing en geniet het personeelslid in dat geval het aanvullend deel van zijn wedde, ten onrechte afgehouden gedurende deze periode, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag waarop de vermindering werd verricht.

Het vierde lid is niet van toepassing in het kader van een tuchtvordering die na een definitieve veroordeling tot straf werd ingesteld of voortgezet. Afdeling III. - Preventieve schorsing van de tijdelijk aangestelde

personeelsleden

Artikel 169.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra de inrichtende macht hem, bij een ter post aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden door de inrichtende macht.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing van het personeelslid worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het vrij gesubsidieerd onderwijs.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, wordt de beslissing meegedeeld aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven, zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de drie werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

De verwijderingsmaatregel moet worden genomen binnen de drie werkdagen volgend op de dag waarop de voormelde zware tekortkoming of grieven worden vastgesteld.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing door de inrichtende macht worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2 van dit artikel.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit.

Artikel 169bis.Ieder preventief geschorst tijdelijk aangesteld personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Die weddevermindering heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Artikel 169ter.Op het einde van de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° naargelang van het geval, artikel 185, 2°, b) of 5° of artikel 189, 2°, b) of 5° worden toegepast;2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullende bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Artikel 170.Onverminderd de toepassing van het tweede lid eindigen de procedure voor de preventieve schorsing alsook de maatregelen die door de inrichtende macht werden genomen ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid met toepassing van de bepalingen van deze afdeling van rechtswege op de datum waarop de aanstelling eindigt.

Indien het bij deze afdeling bedoelde personeelslid de hoedanigheid van in vast verband benoemd personeelslid krijgt, zijn de bepalingen van afdeling 2 van dit hoofdstuk op hem van toepassing. ».

Art. 57.In Titel IV van hetzelfde decreet, wordt hoofdstuk VII, dat de artikelen 260 tot 263 inhoudt, vervangen door de volgende bepalingen : « HOOFDSTUK VII. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel Afdeling I. - Algemene bepalingen

Artikel 260.De bij dit hoofdstuk geregelde preventieve schorsing is een louter administratieve maatregel, die niet van de aard van een sanctie is.

Ze wordt door de inrichtende macht uitgesproken en met redenen omkleed. Ze heeft tot gevolg dat het personeelslid uit zijn ambt wordt verwijderd.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing, blijft het personeelslid in de administratieve stand dienstactiviteit.

De Regering wordt op de hoogte gebracht van de preventieve schorsing, opdat die maatregel onmiddellijk zou worden uitgevoerd. Afdeling II. - Preventieve schorsing van de in vast verband benoemde

personeelsleden

Artikel 261.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een in vast verband benoemd personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra een tuchtprocedure tegen hem door de inrichtende macht wordt ingezet;3° zodra de inrichtende macht hem, bij aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd worden om gehoord te worden door de inrichtende macht.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het officieel gesubsidieerd onderwijs.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, en zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, deelt de inrichtende macht haar beslissing aan het betrokken personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kan inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de drie werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2 van dit artikel.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. In het kader van een tuchtvordering of in het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid, kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan één jaar en, voor een tuchtvordering, eindigt in ieder geval : 1° vijfenveertig kalenderdagen na de datum van de hoorzitting bedoeld in artikel 234, indien de inrichtende macht de in artikel 228, § 1 bedoelde beslissing niet aan het personeelslid binnen die termijn heeft meegedeeld;2° de derde werkdag die volgt op de mededeling van de in artikel 228, § 1 bedoelde beslissing aan het personeelslid, indien dat voorstel de terechtwijzing, de berisping of de afhouding op de wedde is;3° de dag waarop de tuchtstraf uitwerking heeft. In het kader van een strafvervolging, is de duur van de preventieve schorsing niet tot één jaar beperkt.

Wanneer een tuchtvordering ingesteld wordt of voortgezet wordt na een gerechtelijke beslissing tot definitieve strafveroordeling, dan begint de termijn van één jaar bedoeld in het eerste lid pas na de uitspraak van de definitieve veroordeling te lopen. § 5. In het kader van een tuchtvordering, moet de preventieve schorsing om de drie maanden met ingang van de uitwerking ervan door de inrichtende macht schriftelijk worden bevestigd.

Die bevestiging wordt meegedeeld aan de betrokkene bij een ter post aangetekend schrijven.

Vóór elke beslissing tot bevestiging van een preventieve schorsing moet het personeelslid uitgenodigd zijn om te worden gehoord.

Wordt de preventieve schorsing niet binnen de vereiste termijn bevestigd, dan mag het betrokken personeelslid zijn ambt opnieuw uitoefenen nadat hij de inrichtende macht daarvan, bij aangetekend schrijven, op de hoogte heeft gebracht, ten minste tien werkdagen voordat hij opnieuw gaat werken.

Na ontvangst van die mededeling kan de inrichtende macht het behoud van de preventieve schorsing bevestigen volgens de in het tweede lid beschreven procedure.

Artikel 261bis.Ieder preventief geschorst personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten;3° tegen wie een tuchtvordering werd ingesteld of voortgezet na een definitieve veroordeling tot straf;4° tegen wie een tuchtvervolging werd ingesteld wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of waarvoor bewijskrachtige aanwijzingen voorhanden zijn en die ter beoordeling van de minister staat;5° tegen wie een voorstel tot tuchtstraf bedoeld in artikel 227, 4° tot 8° wordt ingediend, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Voor de toepassing van het tweede lid, 1° en 2°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Voor de toepassing van het tweede lid, 3°, wordt die reeds krachtens het tweede lid, 1° of 2° verrichte weddevermindering behouden na de definitieve veroordeling indien de inrichtende macht aan het personeelslid haar voornemen meedeelt om de tuchtvordering in te stellen of voort te zetten.

Voor de toepassing van het tweede lid, 4°, heeft de weddevermindering uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan het personeelslid door de inrichtende macht kennis wordt gegeven van de toepassing van dat tweede lid, 4°.

Voor de toepassing van het tweede lid, 5°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de dag waarop het voorstel tot tuchtstraf door de inrichtende macht wordt meegedeeld.

Artikel 261ter.Op het einde van de tuchtvordering of de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° de inrichtende macht op het einde van de tuchtvordering het personeelslid één van de sancties bepaald in artikel 227, 4° tot 8° oplegt;2° artikel 272, eerste lid, 2°, b) of 5° wordt toegepast;3° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf, die al dan niet wordt gevolgd door een tuchtvordering, ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Indien de wedde van het personeelslid werd verminderd met toepassing van artikel 261bis, tweede lid, 4° of 5° en indien op het einde van de tuchtvordering een straf van tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een duur die korter is dan de duur van de maatregel tot weddevermindering, dan wordt deze ingetrokken voor de periode die langer is dan de duur van de tuchtschorsing en geniet het personeelslid in dat geval het aanvullend deel van zijn wedde, ten onrechte afgehouden gedurende deze periode, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag waarop de vermindering werd verricht.

Het vierde lid is niet van toepassing in het kader van een tuchtvordering die na een definitieve veroordeling tot straf werd ingesteld of voortgezet. Afdeling III. - Preventieve schorsing van de tijdelijk aangestelde

personeelsleden

Artikel 262.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra de inrichtende macht hem, bij aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden door de Regering.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing van het personeelslid worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het officieel gesubsidieerd onderwijs.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, wordt de beslissing meegedeeld aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven, zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de tien werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing door de inrichtende macht worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2 van dit artikel.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 263 kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan zes maanden in het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid; in het kader van een strafvervolging, is de duur van de preventieve schorsing niet tot zes maanden beperkt.

Artikel 262bis.Ieder preventief geschorst tijdelijk aangesteld personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Die weddevermindering heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Artikel 262ter.Op het einde van de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° naargelang van het geval, artikel 264, 2°, b) of 5° of artikel 268, 2°, b) of 5° worden toegepast;2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Artikel 263.Onverminderd de toepassing van het tweede lid eindigen de procedure voor de preventieve schorsing alsook de maatregelen die door de inrichtende macht werden genomen ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid met toepassing van de bepalingen van deze afdeling van rechtswege op de datum waarop de aanstelling eindigt.

Indien het bij deze afdeling bedoelde personeelslid de hoedanigheid van in vast verband benoemd personeelslid krijgt, zijn de bepalingen van afdeling 2 van dit hoofdstuk op hem van toepassing. ». Afdeling II. - Wijziging van het decreet van 20 december 2001 tot

vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten)

Art. 58.In Titel III van het vierde deel van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten, wordt hoofdstuk V, dat de artikelen 168 tot 170 inhoudt, vervangen door de volgende bepalingen : « HOOFDSTUK V. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel Afdeling I. - Algemene bepalingen

Artikel 168.De bij dit hoofdstuk geregelde preventieve schorsing is een louter administratieve maatregel, die niet van de aard van een sanctie is.

Ze wordt door de Regering uitgesproken en met redenen omkleed. Ze heeft tot gevolg dat het personeelslid uit zijn ambt wordt verwijderd.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing, blijft het personeelslid in de administratieve stand dienstactiviteit. Afdeling II. - Preventieve schorsing van de in vast verband benoemde

personeelsleden

Artikel 169.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een in vast verband benoemd personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° vóór de toepassing van tuchtsancties of indien tuchtsancties tegen hem worden uitgesproken;3° zodra de Regering hem, bij aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden door de Regering.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing van het personeelslid worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, en zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt de beslissing meegedeeld aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de tien werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. In het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid of in het kader van een tuchtvordering of vóór de eventuele toepassing van een tuchtvordering, kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan één jaar, en, in het kader van een tuchtvordering, eindigt in ieder geval : 1° na zes maanden, indien geen voorstel tot tuchtstraf werd uitgesproken en aan het personeelslid binnen die termijn meegedeeld;2° de derde werkdag die volgt op de mededeling aan het personeelslid van het voorstel tot tuchtstraf, indien dat voorstel de terechtwijzing, de berisping of de afhouding op de wedde is;3° voor een voorstel tot tuchtstraf, anders dan deze die bedoeld zijn in punt 2°, tachtig kalenderdagen na de mededeling van het voorstel tot tuchtstraf aan het personeelslid, indien dat lid geen beroep tegen dat voorstel heeft ingediend;4° voor een voorstel tot tuchtstraf, anders dan deze die bedoeld zijn in punt 2°, tachtig kalenderdagen na de mededeling aan de Regering van het advies van de raad van beroep over het voorstel tot tuchtstraf uitgesproken ten aanzien van het personeelslid;5° de dag waarop de tuchtstraf uitwerking heeft. In het kader van een strafvervolging, is de duur van de preventieve schorsing niet tot één jaar beperkt.

Wanneer een tuchtvordering ingesteld wordt of voortgezet wordt na een definitieve beslissing tot strafveroordeling, dan begint de termijn van één jaar bedoeld in het eerste lid pas na de uitspraak van de definitieve veroordeling te lopen. § 5. In het kader van een tuchtvordering of vóór de eventuele toepassing van een tuchtvordering, moet de preventieve schorsing om de drie maanden met ingang van de uitwerking schriftelijk worden bevestigd.

Die bevestiging wordt meegedeeld aan de betrokkene bij een ter post aangetekend schrijven.

Vóór elke beslissing tot bevestiging van een preventieve schorsing, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden.

Wordt de preventieve schorsing binnen de vereiste termijn niet bevestigd, dan mag het betrokken personeelslid zijn ambt opnieuw uitoefenen nadat hij de Regering daarvan, bij aangetekend schrijven, op de hoogte heeft gebracht, ten minste tien werkdagen voordat hij opnieuw gaat werken.

Na ontvangst van die kennisgeving, kan de Regering het behoud van de preventieve schorsing volgens de in het tweede lid bepaalde procedure bevestigen.

Art. 169bis.Ieder preventief geschorst personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten;3° tegen wie een tuchtvordering werd ingesteld of voortgezet na een definitieve veroordeling tot straf;4° tegen wie een tuchtvervolging werd ingesteld wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of waarvoor bewijskrachtige aanwijzingen voorhanden zijn en die ter beoordeling van de minister staat;5° tegen wie een voorstel tot tuchtstraf bedoeld in artikel 171, eerste lid, 5°, 6°, 7° of 8° wordt ingediend, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Voor de toepassing van het tweede lid, 1° en 2°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Voor de toepassing van het tweede lid, 3°, wordt die reeds krachtens het tweede lid, 1° of 2° verrichte weddevermindering behouden na de definitieve veroordeling indien de Regering aan het personeelslid haar voornemen meedeelt om de tuchtvordering in te stellen of voort te zetten.

Voor de toepassing van het tweede lid, 4°, heeft de weddevermindering uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan het personeelslid door de Regering kennis wordt gegeven van de toepassing van dat tweede lid, 4°.

Voor de toepassing van het tweede lid, 5°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de dag waarop het voorstel tot tuchtstraf aan het personeelslid voorgelegd of meegedeeld wordt.

Artikel 169ter.Op het einde van de tuchtvordering of de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° de Regering het personeelslid één van de sancties bepaald in artikel 171, eerste lid, 5°, 6°, 7° of 8° oplegt;2° artikel 209, tweede lid, 2°, b) of 5° wordt toegepast;3° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf, die al dan niet wordt gevolgd door een tuchtvordering, ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Indien de wedde van het personeelslid werd verminderd met toepassing van artikel 169bis, tweede lid, 4° of 5° en indien op het einde van de tuchtvordering een straf van tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een duur die korter is dan de duur van de maatregel tot weddevermindering, dan wordt deze ingetrokken voor de periode die langer is dan de duur van de tuchtschorsing en geniet het personeelslid in dat geval het aanvullend deel van zijn wedde, ten onrechte afgehouden gedurende deze periode, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag waarop de vermindering werd verricht.

Het vierde lid is niet van toepassing in het kader van een tuchtvordering die na een definitieve veroordeling tot straf werd ingesteld of voortgezet. Afdeling III. - Preventieve schorsing van de tijdelijk aangestelde

personeelsleden

Artikel 170.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een tijdelijk aangesteld of aangeworven personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra de Regering hem, bij aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden door de Regering.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, wordt de beslissing meegedeeld aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven, zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de tien werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2 van dit artikel.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 170 quater kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan zes maanden in het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid; in het kader van een strafvervolging, is de duur van de preventieve schorsing niet tot zes maanden beperkt.

Artikel 170bis.Ieder preventief geschorst tijdelijk aangesteld personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Die weddevermindering heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Artikel 170ter.Op het einde van de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° naargelang van het geval, artikel 205, 2°, b) of 5° of artikel 207, 2°, b) of 5° worden toegepast;2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Artikel 170quater.Onverminderd de toepassing van het tweede lid eindigen de procedure voor de preventieve schorsing alsook de maatregelen die werden genomen ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid met toepassing van de bepalingen van deze afdeling van rechtswege op de datum waarop de aanstelling eindigt.

Indien het bij deze afdeling bedoelde personeelslid de hoedanigheid van in vast verband benoemd personeelslid krijgt, zijn de bepalingen van afdeling 2 van dit hoofdstuk op hem van toepassing. ».

Art. 59.In Titel IV van het vierde deel van hetzelfde decreet, wordt hoofdstuk V, dat de artikelen 283 tot 287 inhoudt, vervangen door de volgende bepalingen : « HOOFDSTUK V. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel Afdeling I. - Algemene bepalingen

Artikel 283.De bij dit hoofdstuk geregelde preventieve schorsing is een louter administratieve maatregel, die niet van de aard van een sanctie is.

Ze wordt door de inrichtende macht uitgesproken en met redenen omkleed. Ze heeft tot gevolg dat het personeelslid uit zijn ambt wordt verwijderd.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing, blijft het personeelslid in de administratieve stand dienstactiviteit.

De Regering wordt op de hoogte gebracht van de preventieve schorsing, opdat die maatregel onmiddellijk wordt uitgevoerd. Afdeling II. - Preventieve schorsing van de in vast verband benoemde

personeelsleden

Artikel 284.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een in vast verband benoemd personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra een tuchtprocedure tegen hem door de inrichtende macht wordt ingezet;3° zodra de inrichtende macht hem, bij aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden door de Regering.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing van het personeelslid worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het officieel gesubsidieerd onderwijs.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, en zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, deelt de inrichtende macht haar beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven mee.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kan inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de drie werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2 van dit artikel.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. In het kader van een tuchtvordering of in het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid, kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan één jaar en, in het kader van een tuchtvordering, eindigt in ieder geval : 1° vijfenveertig kalenderdagen na de datum bepaald voor de hoorzitting bedoeld in artikel 294, indien de inrichtende macht de beslissing bedoeld in artikel 289, § 1, niet aan het personeelslid binnen die termijn heeft meegedeeld;2° de derde werkdag die volgt op de mededeling van de beslissing bedoeld in artikel 289, § 1, aan het personeelslid, indien deze beslissing de terechtwijzing, de berisping of de afhouding op de wedde is;3° de dag waarop de tuchtstraf uitwerking heeft. In het kader van een strafvervolging, is de duur van de preventieve schorsing niet tot één jaar beperkt.

Wanneer een tuchtvordering ingesteld wordt of voortgezet wordt na een definitieve beslissing tot strafveroordeling, dan begint de termijn van één jaar bedoeld in het eerste lid pas na de uitspraak van de definitieve veroordeling te lopen. § 5. In het kader van een tuchtvordering, moet de preventieve schorsing om de drie maanden met ingang van de uitwerking ervan door de inrichtende macht schriftelijk worden bevestigd.

Die bevestiging wordt meegedeeld aan de betrokkene bij een ter post aangetekend schrijven.

Vóór elke beslissing tot bevestiging van een preventieve schorsing moet het personeelslid uitgenodigd zijn om te worden gehoord.

Wordt de preventieve schorsing binnen de vereiste termijn niet bevestigd, dan mag het betrokken personeelslid zijn ambt opnieuw uitoefenen nadat hij de inrichtende macht daarvan, bij aangetekend schrijven, op de hoogte heeft gebracht, ten minste tien werkdagen voordat hij opnieuw gaat werken.

Na ontvangst van die mededeling kan de inrichtende macht het behoud van de preventieve schorsing bevestigen volgens de in het tweede lid beschreven procedure.

Artikel 284bis.Ieder preventief geschorst personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten;3° tegen wie een tuchtvordering werd ingesteld of voortgezet na een definitieve veroordeling tot straf;4° tegen wie een tuchtvervolging werd ingesteld wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of waarvoor bewijskrachtige aanwijzingen voorhanden zijn en die ter beoordeling van de minister staat;5° tegen wie een beslissing tot tuchtstraf bedoeld in artikel 288, 4° tot 7° wordt genomen, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Voor de toepassing van het tweede lid, 1° en 2°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Voor de toepassing van het tweede lid, 3°, wordt die reeds krachtens het tweede lid, 1° of 2° verrichte weddevermindering behouden na de definitieve veroordeling indien de inrichtende macht aan het personeelslid haar voornemen meedeelt om de tuchtvordering in te stellen of voort te zetten.

Voor de toepassing van het tweede lid, 4°, heeft de weddevermindering uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan het personeelslid door de inrichtende macht kennis wordt gegeven van de toepassing van dat tweede lid, 4°.

Voor de toepassing van het tweede lid, 5°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de dag waarop het personeelslid zijn beroep heeft ingediend.

Artikel 284ter.Op het einde van de tuchtvordering of de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° de inrichtende macht op het einde van de tuchtvordering het personeelslid één van de sancties bepaald in artikel 288, 4° tot 7° oplegt;2° artikel 324, eerste lid, 2°, b) of 5° wordt toegepast;3° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf, die al dan niet wordt gevolgd door een tuchtvordering, ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Indien de wedde van het personeelslid werd verminderd met toepassing van artikel 284bis, tweede lid, 4° of 5° en indien op het einde van de tuchtvordering een straf van tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een duur die korter is dan de duur van de maatregel tot weddevermindering, dan wordt deze ingetrokken voor de periode die langer is dan de duur van de tuchtschorsing en geniet het personeelslid in dat geval het aanvullend deel van zijn wedde, ten onrechte afgehouden gedurende deze periode, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag waarop de vermindering werd verricht.

Het vierde lid is niet van toepassing in het kader van een tuchtvordering die na een definitieve veroordeling tot straf werd ingesteld of voortgezet. Afdeling III. - Preventieve schorsing van de tijdelijk aangestelde

personeelsleden

Artikel 285.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra de inrichtende macht hem, bij een ter post aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden door de inrichtende macht.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing van het personeelslid worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het officieel gesubsidieerd onderwijs.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, wordt de beslissing meegedeeld aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven, zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de drie werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing door de inrichtende macht worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2 van dit artikel.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 286, mag de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan zes maanden in het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid; in het kader van een strafvervolging is de duur van de preventieve schorsing niet tot zes maanden beperkt.

Artikel 285bis.Ieder preventief geschorst tijdelijk aangesteld personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Die weddevermindering heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Artikel 285ter.Op het einde van de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° naargelang van het geval, artikel 320, 2°, b) of 5° of artikel 322, 2°, b) of 5° worden toegepast;2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Artikel 286.Onverminderd de toepassing van het tweede lid eindigen de procedure voor de preventieve schorsing alsook de maatregelen die door de inrichtende macht werden genomen ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid met toepassing van de bepalingen van deze afdeling van rechtswege op de datum waarop de aanstelling eindigt.

Indien het bij deze afdeling bedoelde personeelslid de hoedanigheid van in vast verband benoemd personeelslid krijgt, zijn de bepalingen van afdeling 2 van dit hoofdstuk op hem van toepassing. ».

Art. 60.In Titel V van het vierde deel van hetzelfde decreet, wordt hoofdstuk VII, dat de artikelen 415 tot 418 inhoudt, vervangen door de volgende bepalingen : « HOOFDSTUK VII. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel Afdeling I. - Algemene bepalingen

Artikel 415.De bij dit hoofdstuk geregelde preventieve schorsing is een louter administratieve maatregel, die niet van de aard van een sanctie is.

Ze wordt door de inrichtende macht uitgesproken en met redenen omkleed. Ze heeft tot gevolg dat het personeelslid uit zijn ambt wordt verwijderd.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing, blijft het personeelslid in de administratieve stand dienstactiviteit.

De Regering wordt op de hoogte gebracht van de preventieve schorsing, opdat die maatregel onmiddellijk wordt uitgevoerd. Afdeling II. - Preventieve schorsing van de in vast verband benoemde

personeelsleden

Artikel 416.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een in vast verband benoemd personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra een tuchtprocedure tegen hem door de inrichtende macht wordt ingezet;3° zodra de inrichtende macht hem, bij een ter post aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd worden om gehoord te worden door de inrichtende macht.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing van het personeelslid worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het vrij gesubsidieerd onderwijs.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, en zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, deelt de inrichtende macht haar beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kan inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de drie werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

De verwijderingsmaatregel moet worden genomen binnen de drie werkdagen volgend op de dag waarop de zware tekortkoming of de grieven worden vastgesteld.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2 van dit artikel.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. In het kader van een tuchtvordering, kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan één jaar en eindigt in ieder geval : 1° na vijfenveertig kalenderdagen indien het voorstel tot tuchtsanctie bedoeld in artikel 419 niet aan het personeelslid binnen die termijn werd meegedeeld;2° de derde werkdag die volgt op de mededeling van het in artikel 419 bedoelde voorstel tot tuchtsanctie aan het personeelslid, indien dat voorstel de terechtwijzing, de berisping of de afhouding op de wedde is;3° voor een voorstel tot tuchtstraf, anders dan deze die bedoeld zijn in punt 2°, veertig kalenderdagen na de mededeling van het voorstel tot tuchtstraf aan het personeelslid, indien dat lid geen beroep tegen dat voorstel heeft ingediend;4° voor een voorstel tot tuchtstraf, anders dan deze die bedoeld zijn in punt 2°, dertig kalenderdagen na de mededeling aan de inrichtende macht van het advies van de raad van beroep over het voorstel tot tuchtstraf uitgesproken ten aanzien van het personeelslid;5° de dag waarop de beslissing tot tuchtstraf uitwerking heeft. In het kader van een strafvervolging of in het kader van een beroep vóór de Arbeidsrechtbank tegen de vaststelling van een onverenigbaarheid, is de duur van de preventieve schorsing niet tot één jaar beperkt.

Wanneer een tuchtvordering ingesteld wordt of voortgezet wordt na een gerechtelijke beslissing tot definitieve strafveroordeling, dan begint de termijn van één jaar bedoeld in het eerste lid pas na de uitspraak van die definitieve veroordeling te lopen. § 5. In het kader van een tuchtvordering, moet de preventieve schorsing om de drie maanden met ingang van de uitwerking ervan door de inrichtende macht schriftelijk worden bevestigd.

Vóór elke beslissing tot bevestiging van een preventieve schorsing moet het personeelslid uitgenodigd worden om te worden gehoord.

Die bevestiging wordt meegedeeld aan de betrokkene bij een ter post aangetekend schrijven.

Wordt de preventieve schorsing binnen de vereiste termijn niet bevestigd, dan mag het betrokken personeelslid zijn ambt opnieuw uitoefenen nadat hij de inrichtende macht daarvan, bij aangetekend schrijven, op de hoogte heeft gebracht, ten minste tien werkdagen voordat hij opnieuw gaat werken.

Na ontvangst van die mededeling kan de inrichtende macht het behoud van de preventieve schorsing bevestigen volgens de in het tweede lid beschreven procedure.

Artikel 416bis.Ieder preventief geschorst personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten;3° tegen wie een tuchtvordering werd ingesteld of voortgezet na een definitieve veroordeling tot straf;4° tegen wie een tuchtvervolging werd ingesteld wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of waarvoor bewijskrachtige aanwijzingen voorhanden zijn en die ter beoordeling van de minister staat;5° tegen wie een beslissing tot tuchtstraf bedoeld in artikel 419, 4°, 5° of 7° wordt genomen, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Voor de toepassing van het tweede lid, 1° en 2°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Voor de toepassing van het tweede lid, 3°, wordt die reeds krachtens het tweede lid, 1° of 2° verrichte weddevermindering behouden na de definitieve veroordeling indien de inrichtende macht aan het personeelslid haar voornemen meedeelt om de tuchtvordering in te stellen of voort te zetten.

Voor de toepassing van het tweede lid, 4°, heeft de weddevermindering uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop aan het personeelslid door de inrichtende macht kennis wordt gegeven van de toepassing van dat tweede lid, 4°.

Voor de toepassing van het tweede lid, 5°, heeft die weddevermindering uitwerking met ingang van de dag waarop het voorstel tot tuchtstraf door de inrichtende macht wordt meegedeeld.

Artikel 416ter.Op het einde van de tuchtvordering of de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° de inrichtende macht op het einde van de tuchtvordering het personeelslid één van de sancties bepaald in artikel 419, 4°, 5°, 6° of 7° oplegt;2° artikel 455, eerste lid, 2°, b) of 5° wordt toegepast;3° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf, die al dan niet wordt gevolgd door een tuchtvordering, ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Indien de wedde van het personeelslid werd verminderd met toepassing van artikel 416bis, tweede lid, 4° of 5° en indien op het einde van de tuchtvordering een straf van tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een duur die korter is dan de duur van de maatregel tot weddevermindering, dan wordt deze ingetrokken voor de periode die langer is dan de duur van de tuchtschorsing en geniet het personeelslid in dat geval het aanvullend deel van zijn wedde, ten onrechte afgehouden gedurende deze periode, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag waarop de vermindering werd verricht.

Het vierde lid is niet van toepassing in het kader van een tuchtvordering die na een definitieve veroordeling tot straf werd ingesteld of voortgezet. Afdeling III. - Preventieve schorsing van de tijdelijk aangestelde

personeelsleden

Artikel 417.§ 1. Wanneer het belang van de dienst of van het onderwijs zulks vereist, kan een procedure van preventieve schorsing worden ingesteld ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid : 1° indien hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra de inrichtende macht hem, bij aangetekend schrijven, kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voordat een maatregel tot preventieve schorsing wordt getroffen, moet het personeelslid uitgenodigd zijn om gehoord te worden door de inrichtende macht.

De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen tot staving van de preventieve schorsing van het personeelslid worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending uitwerking heeft, ofwel door de overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft op de datum die op dat ontvangstbewijs vermeld staat, aan het personeelslid meegedeeld.

Gedurende die hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een vertegenwoordiger van een erkende representatieve vakorganisatie of door een verdediger gekozen uit de personeelsleden die in dienstactiviteit zijn of in ruste gesteld uit het vrij gesubsidieerd onderwijs.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag bepaald voor de hoorzitting, wordt de beslissing meegedeeld aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven, zelfs indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich niet voor de hoorzitting hebben aangemeld zonder overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen.

Indien het personeelslid of diens vertegenwoordiger overmacht kunnen inroepen die hun afwezigheid bij de hoorzitting kan wettigen, wordt het personeelslid voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen overeenkomstig het tweede lid.

In dat geval, ook al hebben het personeelslid of diens vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de beslissing aan het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld binnen de drie werkdagen die volgen op de dag van de hoorzitting.

Indien deze beslissing tot een preventieve schorsing leidt, heeft ze uitwerking met ingang van de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending ervan. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2, kan het personeelslid onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd wegens een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem worden verweten zo zwaar zijn dat het, in het belang van de dienst of van het onderwijs, wenselijk is dat het personeelslid niet meer in de instelling aanwezig is.

De verwijderingsmaatregele moet worden genomen binnen de drie werkdagen volgend op de dag waarop de voormelde zware tekortkoming of grieven worden vastgesteld.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd getroffen, moet de procedure tot preventieve schorsing worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Zo niet, dan eindigt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering op het einde van voormelde termijn en kan het personeelslid uit de instelling wegens dezelfde zware tekortkoming of dezelfde grieven pas opnieuw worden verwijderd mits naleving van de procedure voor de preventieve schorsing zoals inzonderheid bedoeld in § 2 van dit artikel.

Het onmiddellijk verwijderde personeelslid blijft in de administratieve stand dienstactiviteit. § 4. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 418 kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan zes maanden in het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid; in het kader van een strafvervolging, is de duur van de preventieve schorsing niet tot zes maanden beperkt.

Artikel 417bis.Ieder preventief geschorst tijdelijk aangesteld personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het eerste lid, wordt de wedde van ieder preventief geschorst personeelslid : 1° dat verdacht of beklaagd wordt in het kader van een strafvervolging;2° tegen wie een niet definitieve veroordeling tot straf is uitgesproken tegen welke het personeelslid gebruik heeft gemaakt van zijn gewone beroepsrechten, op de helft van zijn activiteitswedde vastgesteld. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verminderd wordt tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Die weddevermindering heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het personeelslid verdacht of beklaagd wordt of waarop een niet definitieve veroordeling tegen hem is uitgesproken.

Artikel 417ter.Op het einde van de strafrechtelijke vordering, wordt de maatregel tot weddevermindering ingetrokken, behalve indien : 1° naargelang van het geval, artikel 451, 2°, b) of 5° of artikel 453, 2°, b) of 5° worden toegepast;2° het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf ondergaat. Wanneer de maatregel tot weddevermindering met toepassing van het eerste lid wordt ingetrokken, ontvangt het personeelslid het aanvankelijk afgehouden aanvullend bedrag van zijn wedde, vermeerderd met de verwijlintresten, berekend volgens de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de eerste dag waarop de vermindering werd verricht.

De bedragen die door het personeelslid gedurende de preventieve schorsing werden ontvangen, blijven hem vervallen.

Artikel 418.Onverminderd de toepassing van het tweede lid eindigen de procedure voor de preventieve schorsing alsook de maatregelen die door de inrichtende macht werden genomen ten aanzien van een tijdelijk aangesteld personeelslid met toepassing van de bepalingen van deze afdeling van rechtswege op de datum waarop de aanstelling eindigt.

Indien het bij deze afdeling bedoelde personeelslid de hoedanigheid van in vast verband benoemd personeelslid krijgt, zijn de bepalingen van afdeling 2 van dit hoofdstuk op hem van toepassing. ». HOOFDSTUK VI. - Bezoldigingsregeling

Art. 61.In artikel 17, § 1, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, laatst gewijzigd bij het decreet van 19 februari 2009, worden de woorden « sociale wetenschappen » vervangen door de woorden « sociale dienst ». HOOFDSTUK VII. - Samenstelling van de raad van bestuur van de hogescholen van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde hogescholen

Art. 62.In artikel 66 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, laatst gewijzigd door het decreet van 19 februari 2009, wordt het derde lid vervangen door de volgende leden : « De leden bedoeld in 3° en 6° worden door de Regering voor een periode van vijf jaar aangesteld. Elk van die leden heeft een plaatsvervanger die door de Regering volgens dezelfde nadere regels wordt aangesteld. Deze vervangt het werkend lid bij afwezigheid, overlijden, ontslag of verlies van de hoedanigheid die zijn mandaat wettigde.

De in 5° bedoelde leden worden door de Regering voor een periode van vijf jaar aangesteld. ». HOOFDSTUK VIII. - Universiteiten

Art. 63.Het opschrift van het decreet van 17 december 2003 tot automatische verlenging van de mandaten van de vorsers die een pre- of postnatale rust nemen, wordt vervangen door het volgende opschrift : « Decreet van 17 december 2003 betreffende de verlenging van de mandaten en arbeidsovereenkomsten in verband met de onderzoeksactiviteiten na een pre- of postnatale rust ».

Art. 64.In artikel 1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° de volgende universitaire instellingen : « Université de Liège », « Université de Mons », « Université libre de Bruxelles », « Université Catholique de Louvain », « Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix » te Namen, « Facultés universitaires Saint-Louis » te Brussel, « Faculté universitaire catholique de Mons »;2° punt 3° wordt afgeschaft.

Art. 65.In artikel 2, 2° van hetzelfde decreet, wordt het eerste streepje vervangen door wat volgt : « - ofwel aangeworven te zijn met een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd door een bij artikel 1 bedoelde instelling en er onderzoeksactiviteiten uit te oefenen of daar in hoofdzaak aangesteld te zijn ter ondersteuning van de onderzoeksactiviteiten als administratief, technisch of beheerspersoneel; ».

Art. 66.In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « voor een gelijkwaardige periode » vervangen door de woorden « voor een periode die minstens gelijk is aan die van die schorsing, waarbij de verlenging, boven de periode overeenstemmend met die van de schorsing van de uitvoering, niet langer dan één jaar kan zijn »;2° in § 1, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De verlenging moet ten minste één maand vóór het einde van het mandaat worden meegedeeld aan de instelling waarin de werknemer zijn activiteiten voor onderzoek of ondersteuning van onderzoek uitoefent. »; 3° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De uitkering verkregen van het ziekenfonds wordt door de instelling waarin de werknemer zijn activiteiten voor onderzoek of ondersteuning van onderzoek uitoefent, aangevuld met een bedrag dat hem toelaat een ongewijzigde bezoldiging te bekomen, volgens door de Regering nader te bepalen regels. ».

Art. 67.In hetzelfde decreet wordt tussen artikel 3 en artikel 4 een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 3bis.In afwijking van artikel 2, 2°, zijn de bepalingen van artikel 3, § 2 eveneens van toepassing op de werknemer die bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt aangeworven door een in artikel 1 bedoelde instelling en daar onderzoeksactiviteiten uitoefent of daar in hoofdzaak aangesteld wordt ter ondersteuning van de onderzoeksactiviteiten als administratief, technisch of beheerspersoneel. ». HOOFDSTUK IX. - Inwerkingtreding

Art. 68.Dit decreet treedt in werking 10 dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 36, dat uitwerking heeft met ingang van het academiejaar 2011-2012 en artikel 61, dat uitwerking heeft met ingang van 15 september 2009.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 12 juli 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-C. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET _______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 379- 1. - Verslag, nr. 379-2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 12 juli 2012.

^