Etaamb.openjustice.be
Decreet van 06 mei 2019
gepubliceerd op 28 augustus 2019

Decreet betreffende milieudeliquentie

bron
waalse overheidsdienst
numac
2019203840
pub.
28/08/2019
prom.
06/05/2019
ELI
eli/decreet/2019/05/06/2019203840/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 MEI 2019. - Decreet betreffende milieudeliquentie (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in Boek I van het Milieuwetboek

Artikel 1.In Boek I van het Milieuwetboek wordt Deel VIII, dat de artikelen D.138 tot D.171 bevat, voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2019, vervangen als volgt : "Titel VIII. - Opsporing, vaststelling, vervolging en beteugeling van milieuovertredingen en schadevergoedingsmaatregelen TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied Artikel D.138. Dit deel bevat de bepalingen inzake toezicht, dwangbevel en sancties die nodig zijn voor de toepassing van de volgende wetten en decreten, alsook van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten : 1° de jachtwet van 28 februari 1882;2° de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging;3° de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;4° de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder;5° het Milieuwetboek, met inbegrip van Boek I, Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt, Boek III van het Milieuwetboek dat het Wetboek van het beheer van de ondergrondse rijkdommen inhoudt, Boek VII van het Milieuwetboek dat het Wetboek afvalstoffen-rijkdommen inhoudt en Boek IX van het Milieuwetboek dat het Wetboek van de milieuvergunning inhoudt;6° het Boswetboek;7° het decreet van 10 juli 2013 tot invoering van een kader om te komen tot een pesticidengebruik dat verenigbaar is met duurzame ontwikkeling en tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek, Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen en het decreet van 12 juli 2001 betreffende de beroepsopleiding in de landbouw;8° het Waalse Landbouwwetboek;9° het decreet van 27 maart 2014 betreffende de riviervisserij, het visbeleid en de visserijstructuren;10° het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering;11° het Waalse Dierenwelzijnwetboek;12° het decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen;13° het decreet van 31 januari 2019 betreffende de kwaliteit van de binnenlucht. Dit deel bevat ook de bepalingen inzake toezicht, dwangbevel en sancties die nodig zijn voor de toepassing van de Europese Verordeningen en Beschikkingen bedoeld bij of krachtens hoofdstuk II van titel V van dit Deel alsook bij artikel 63 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.

Art. D.139. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek zijn van toepassing op de bepalingen bedoeld in artikel D.138 en op de krachtens deze bepalingen genomen reglementaire bepalingen.

Art. D.140. Onverminderd de artikelen 5 en 7bis van het Strafwetboek kunnen de federale Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, de gemeenten, de meergemeentenzones en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn na afloop van de procedure voor administratieve sancties aansprakelijk worden gesteld voor de vastgestelde overtreding. In dit geval kan alleen een teruggavemaatregel worden opgelegd, met uitzondering van iedere andere sanctie. HOOFDSTUK II. - Begripsomschrijvingen Art. D.141. Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder : 1° Administratie: het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst; 2° vaststellende beambte : het statutaire of contractuele personeelslid aangewezen krachtens de artikelen D.146, D.149 en D.152 om de naleving van de in artikel D.138 bedoelde bepalingen te controleren en om de overtredingen krachtens dit deel op te sporen en vast te stellen; 3° waarschuwing : een informatie die mondeling of schriftelijk aan een overtreder wordt verstrekt, waarin wordt bepaald dat zijn gedrag een overtreding vormt, eventueel vergezeld van een bevel tot regularisatie binnen een bepaalde termijn;4° het Waterwetboek : Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt; 5° deskundige : een derde die waarborgen biedt inzake onafhankelijkheid en bekwaamheid, op wie de vaststellende beambten krachtens artikel D.148 een beroep kunnen doen in het kader van hun opdrachten; 6° sanctionerend ambtenaar : het statutaire of contractuele personeelslid aangewezen krachtens de artikelen D.156 tot D.158 om op administratieve wijze de krachtens dit deel vastgestelde overtredingen te vervolgen en te bestraffen; 7° overtreding : iedere misdaad, ieder misdrijf en iedere inbreuk bepaald bij de bepalingen bedoeld in artikel D.138; 8° gedeclasseerde overtreding : iedere overtreding opgenomen in een lijst vastgesteld door de Regering krachtens artikel D.192, die slechts het voorwerp kan uitmaken van een exclusieve administratieve sanctie; 9° teruggavemaatregelen : een geheel van maatregelen, met inbegrip van het herstel in de oorspronkelijke staat, uitgesproken door de rechter op grond van artikel D.185 of gelast door de sanctionerend ambtenaar op grond van artikel D.201, bestaande uit het herstel van de situatie van voor de overtreding, het vergoeden van de veroorzaakte schade of het verzachten van deze gevolgen; 10° interventieplan : het geheel van de veiligheidsmaatregelen waarmee de dreiging of de gevolgen van een vervuiling bedwongen kunnen worden (bewarend beslag) tot de gevaar- of vervuilingsbronnen drooggelegd zijn, met inbegrip van een inschatting van de sanitaire risico's; 11° recidive : de situatie waarin een persoon die eerder strafrechtelijk veroordeeld is of administratief is bestraft voor een overtreding van één van de in artikel D.138 genoemde wetgevingen, binnen vijf jaar nadat de strafrechtelijke of administratieve veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan, een overtreding van dezelfde wetgeving pleegt; 12° herstel in de oorspronkelijke staat : iedere actie of combinatie van acties die, indien van toepassing, gezamenlijk gericht zijn op : - de reïntegratie van de plaatsen in het milieu met het oog op de herbestemming ervan voor een functioneel gebruik of om terug te keren naar de situatie van voor het plegen van de overtreding of naar een staat die beantwoordt aan de doelstellingen van de geschonden regel; - de restauratie, de rehabilitatie of de vervanging van beschadigde natuurlijke rijkdommen, in voorkomend geval door middel van een gelijkwaardig alternatief voor deze rijkdommen; - de restauratie in een zodanige staat dat de situatie niet langer een gevaar vormt of overlast voor het milieu of de menselijke gezondheid oplevert; 13° de voor het dier verantwoordelijke persoon: de persoon, die een dier bezit of houdt, die zich gewoonlijk met bedoeld dier bezighoudt of op dat dier rechtstreeks toezicht uitoefent;14° de "SPAQuE" : de "Société publique d'aide à la qualité de l'environnement" (Openbare maatschappij voor hulpverlening inzake de verbetering van het leefmilieu, bedoeld in artikel 22, § 2, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen. Overeenkomstig het eerste lid, 12° is het herstel in de oorspronkelijke staat : 1° voor de overtredingen bedoeld in het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering : datgene voortvloeiend uit de verplichtingen bedoeld in artikel 19 van hetzelfde decreet;2° voor de overtredingen bedoeld in het Waalse Dierenwelzijnwetboek die het voorwerp kunnen uitmaken van een regularisatie : alle handelingen overwogen om de situatie waarop de overtredingen betrekking hebben in overeenstemming te brengen met de bepalingen van hetzelfde Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan. HOOFDSTUK III. - Doelstellingen en coördinatie van het repressieve milieubeleid Art. D.142. § 1. Het doel van dit deel van de Code is het op uniforme wijze regelen van het opsporen, vaststellen, vervolgen en beteugelen van overtredingen van de in artikel D.138 bedoelde bepalingen, teneinde coherentie, duidelijkheid en doeltreffendheid te waarborgen en het gevoel van straffeloosheid te bestrijden. § 2. Uiterlijk twaalf maanden na haar eedaflegging neemt de Regering de Waalse strategie voor een repressief milieubeleid aan. Voor de aanneming ervan maakt de Regering het ontwerpstrategie aan het parlement voor presentatie en bespreking over.

De Waalse strategie voor een repressief milieubeleid wordt uitgewerkt met inachtneming van de volgende richtsnoeren : 1° het beginsel van doeltreffendheid volgens welk de diensten van de Administratie zo doeltreffend mogelijk gebruikt worden, waarbij ervoor gezorgd wordt dat elke vaststellende beambte een zo groot mogelijke bijdrage levert aan de opsporing, de vaststelling, de vervolging, de beteugeling van overtredingen en de schadevergoedingsmaatregelen voor bedoelde overtredingen;2° het beginsel van onafhankelijkheid volgens welk de vaststellende beambten en sanctionerende ambtenaren de door dit deel toegewezen opdrachten uitvoeren zonder externe bevelen, en dit, overeenkomstig de vastgestelde actieprioriteiten. Het in het tweede lid, 2°, bedoelde beginsel doet geen afbreuk aan de bepalingen die krachtens het Wetboek van Strafvordering van toepassing zijn.

De Waalse strategie voor een repressief milieubeleid bevat minstens de volgende elementen : 1° de actieprioriteiten in het kader van het repressieve milieubeleid en de identificatie van de te bereiken doelstellingen zowel inzake controle en opsporing van de overtredingen als beteugeling en schadevergoedingsmaatregelen;2° de tussen alle betrokken openbare actoren voorgestelde coördinatie, met inbegrip van de verdeling van de opdrachten van de verschillende diensten van de Administratie die taken inzake controle, opsporing en vaststelling van de overtredingen verzekeren;3° de acties die moeten worden gevoerd om de schadevergoeding voor de vastgestelde overtredingen doeltreffend en zichtbaar te maken;4° de organisatie van de diensten van de Administratie om te zorgen voor doeltreffende opdrachten inzake controle, opsporing en vaststelling van de overtredingen op het terrein, met inbegrip van de ontwikkeling van de aanwervingen;5° de inhoud van de opleidingen, zowel basis- als voortgezette opleidingen, die aan de betrokken openbare actoren worden verstrekt. Overeenkomstig het vierde lid, 1°, worden de actieprioriteiten en de te bereiken doelstellingen beschreven voor elke dienst van de Administratie die belast is met opdrachten inzake controle, opsporing en vaststelling van de overtredingen, met inbegrip van de gespecialiseerde Onderzoekseenheid bedoeld in artikel D.155, en worden ze in operationele doelstellingen vertaald of opgenomen in de bestuursovereenkomst.

Vóór zijn definitieve aanneming door de Regering wordt het ontwerp van de Waalse strategie voor een repressief milieubeleid aan de volgende instellingen ter advies voorgelegd, die binnen minstens één maand advies moeten uitbrengen : 1° de Beleidsgroep Leefmilieu;2° de parketten van de verschillende rechtsgebieden van de hoven van beroep en rechterlijke arrondissementen;3° de plaatselijke besturen;4° de "Union des Villes et Communes de Wallonie" (Vereniging van Waalse Steden en Gemeenten);5° de vertegenwoordigers van de federale en lokale politie. § 3. Rekening houdend met de in paragraaf 2, tweede lid, bedoelde beginsels neemt de Regering indicatoren aan, waarbij bijgedragen kan worden tot de evaluatie en de opvolging van de Waalse strategie voor een repressief milieubeleid.

De beoordeling van de uitvoering van de strategie wordt minstens om de twee jaar verricht. De beoordeling wordt aan het Parlement overgemaakt binnen de maand van haar aanneming voor presentatie en bespreking.

Art. D.143. § 1. Met het oog op een gecoördineerde tenuitvoerlegging van het in artikel D.142 bedoelde repressieve milieubeleid vergadert de Administratie minstens twee keer per jaar met : 1° de parketten van de verschillende rechtsgebieden van de hoven van beroep en rechterlijke arrondissementen;2° de vertegenwoordigers van de plaatselijke besturen;3° de federale en de lokale politie;4° de vertegenwoordigers van de "Union des Villes et Communes de Wallonie";5° de personen aangewezen door de Regering. De vertegenwoordigers van de hoven en rechtbanken worden geïnformeerd over het houden van de in het eerste lid bedoelde vergadering en worden als waarnemers uitgenodigd. § 2. De Regering sluit met de "Union des Villes et Communes de Wallonie" een samenwerkingsprotocol met het oog op de coördinatie van het repressieve beleid bedoeld in artikel D.142. Dit protocol heeft betrekking op de versterkte samenwerking tussen het Waalse Gewest en de gemeenten, de taakverdeling tussen de verschillende betrokken actoren en de praktische modaliteiten van deze samenwerking.

Dit protocol wordt met dezelfde frequentie als de Waalse strategie voor een repressief milieubeleid bijgewerkt. § 3. De Regering sluit met de Procureurs des Konings, elke partij voor wat haar betreft, een samenwerkingsprotocol met het oog op de coördinatie van het repressieve beleid, bedoeld in artikel D.142. Dit protocol heeft betrekking op de praktische modaliteiten van deze samenwerking tussen het Gewest en de bevoegde Procureurs des Konings.

Dit protocol waarborgt de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie bij het verrichten van individuele opsporingen en vervolgingen en doet geen afbreuk aan de richtlijnen die op het gebied van het strafrechtelijk beleid zijn vastgesteld.

Dit protocol wordt met dezelfde frequentie als de Waalse strategie voor een repressief milieubeleid bijgewerkt. § 4. Wanneer een vaststellende beambte kennis krijgt van een overtreding van de in artikel D.138 bedoelde bepalingen die hij uit hoofde van zijn taken, actieprioriteiten of een protocol als bedoeld in lid 2 niet kan vaststellen, stelt hij de voor de vaststelling van de overtreding bevoegde vaststellende beambten daarvan onmiddellijk in kennis. De Regering kan nadere regels vastleggen voor het overmaken van de relevante gegevens.

Art. D.144. § 1. De Administratie stelt een centraal bestand van de milieucriminaliteit, hierna het "centraal bestand" genoemd, en beheert dit bestand. Het doel van dit centraal bestand is personen die krachtens paragraaf 2 behoorlijk gemachtigd zijn, in staat te stellen hun kennis over de strafrechtelijke situaties uit te wisselen met het oog op een betere coördinatie en doeltreffendheid van het repressieve milieubeleid.

Het centraal bestand wordt ingesteld in de vorm van een elektronisch platform dat uitsluitend toegankelijk is voor de in paragraaf 2 bedoelde personen. In dit centraal bestand worden voor elke overtreder die na de vaststelling van de in dit deel bedoelde strafbare feiten wordt geïdentificeerd, de verschillende handelingen, besluiten of documenten vastgesteld in het kader van de repressie van milieudelicten opgenomen.

Dit centraal bestand omvat : 1° de notulen en schriftelijke waarschuwingen die krachtens dit deel zijn ingesteld;2° de ten opzichte van de overtreders genomen dwangmaatregelen;3° de herstelmaatregelen waarom de vaststellende beambten of de Burgemeester verzoeken;4° de voorstellen voor onmiddellijke perceptie geformuleerd door de vaststellende beambten;5° de inbreuksituaties die zijn geregulariseerd na een waarschuwing of een opgelegde dwangmaatregel; 6° de beslissing van het Openbaar Ministerie bedoeld in artikel D.166; 7° de schikkingsvoorstellen die de Procureurs des Koning aan de overtreders hebben voorgelegd;8° de in kracht van gewijsde gegane vonnissen en uitspraken van de rechtbanken en hoven, met inbegrip van opgelegde vonnissen, bijkomende maatregelen en opgelegde teruggavemaatregelen;9° de schikkingsvoorstellen die de sanctionerende ambtenaren aan de overtreders hebben voorgelegd;10° de in kracht van gewijsde gegane beslissingen van de sanctionerende ambtenaren, met inbegrip van de opgelegde administratieve sancties, hun bijkomende maatregelen en de uitgesproken teruggavemaatregelen;11° de uitvoering van de beslissingen uitgesproken ofwel door de hoven en rechtbanken, ofwel door een sanctionerend ambtenaar. In afwijking van het derde lid, 1°, worden de notulen die uiteindelijk als foutief worden beschouwd, uit het centraal bestand verwijderd.

De vermelding van de overtredingen alsmede de desbetreffende punten worden tien jaar na het seponeren of de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de hoven en rechtbanken of van een sanctionerend ambtenaar automatisch uitgewist. Die termijn van tien jaar gaat in op de dag volgend op de dag waarop tegen de betrokken beslissing geen beroep meer mogelijk is. § 2. De gegevens van het centraal bestand zijn niet toegankelijk voor het publiek en mogen alleen worden gebruikt door de vaststellende beambten die de hoedanigheid hebben van officier van de gerechtelijke politie, door de burgemeesters, politieambtenaren, sanctionerende ambtenaren en magistraten van het openbaar ministerie.

De personen die uit hoofde van de bepalingen van dit hoofdstuk persoonsgegevens ontvangen, nemen maatregelen om de vertrouwelijkheid van deze gegevens en het gebruik ervan uitsluitend voor de bij of krachtens dit deel vastgestelde doeleinden of ter nakoming van hun wettelijke verplichtingen te waarborgen. § 3. Wanneer een overtreder voor de eerste keer in het bestand geregistreerd wordt, wordt hij daarover zo spoedig mogelijk ingelicht door de verantwoordelijke voor de behandeling.

Deze informatie bevat : 1° de personalia van een contactpersoon;2° de wettelijke of reglementaire grondslag van de gegevensverzameling;3° de doeleinden waarvoor de verzamelde gegevens worden gebruikt;4° de persoonsgegevens die de overtreder betreffen;5° het adres van de Gegevensbeschermingsautoriteit;6° het bestaan van het recht op toegang tot de gegevens, op verbetering van die gegevens, alsmede de nadere regelen voor de uitoefening van deze rechten;7° de termijn waarin de gegevens uit het centraal bestaand zullen worden geschrapt. § 4. Er wordt een overtreding van tweede categorie begaan door degene die toegang heeft tot de gegevens van het bestand of die daarvan gebruik maakt, met uitzondering van de overeenkomstig paragraaf 2 gemachtigde personen.

Art. D.145. § 1. De verantwoordelijke voor de verwerking van de in het bestand opgenomen gegevens is de Administratie In dit verband beheert de Administratie het centraal bestand en verzamelt ze de gegevens nuttig voor de samenstelling van het centraal bestand bij de referentiebronnen die daarover in het kader van hun activiteiten beschikken.

De in het eerste lid bedoelde referentiebronnen zijn respectievelijk : 1° de vaststellende beambten voor de inhouden bedoeld in artikel D.144, § 1, lid 3, 1°, 2°, 3°, 4°, 5° en 11°; 2° de burgemeesters voor de inhouden bedoeld in artikel D.144, § 1, lid 3, 2°, 3°, 4°, 5° en 11°; 2° de Procureurs des Konings voor de inhouden bedoeld in artikel D.144, § 1, lid 3, 6°, 7° en 8°; 4° de sanctionerende ambtenaren voor de inhouden bedoeld in artikel D.144, § 1, lid 3, 9°, 10° en 11°;

Elke referentiebron maakt de gegevens die ze bezit, aan de Administratie over volgens de technische regels opgenomen in een protocol dat de Administratie samen met de referentiebron ondertekend heeft. § 2. De Regering stelt de minimuminhoud van het protocol bedoeld in § 1 vast en legt de nadere regels vast volgens welke de referentiebronnen de gegevens aan de Administratie verstrekken.

Het protocol bevat minstens de nadere regels betreffende : 1° de volgens de overeengekomen periodiciteit bijgewerkte mededeling van de inhouden bedoeld in artikel D.144, § 1, derde lid; 2° de in acht te nemen bepalingen, met namen in termen van vertrouwelijkheid en inachtneming van Verordening (EG) 2016/79 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;3° de modaliteiten en procedures voor rechtzetting van de gegevens;4° de verbintenis van de referentiebron om de Administratie de gegevens te verstrekken volgens de procedures en standaarden inzake techniek en informatica. Het protocol bevat de elementen die voor de overgemaakte gegevens de verenigbaarheid waarborgen met de systemen ontwikkeld door de Administratie en de daaraan gekoppelde formaten en technische voorwaarden.

Het protocol wordt gezamenlijk ondertekend door de referentiebron en de Administratie.

TITEL II. - Verschillende interveniënten in het kader van de milieucriminaliteit HOOFDSTUK I. - Vaststellende beambten Afdeling 1. - Gewestelijke vaststellende beambten

Art. D.146. § 1. Onverminderd de taken van de politieambtenaren wijst de Regering de gewestelijke vaststellende beambten aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bepalingen bedoeld in artikel D.138 en de maatregelen die op grond daarvan zijn genomen, en met het opsporen en vaststellen van overtredingen van deze bepalingen.

De Regering organiseert de opleiding van de in het eerste lid bedoelde vaststellende beambten. Deze opleiding omvat een basisopleiding van minimaal vijftig uur, waarvan de inhoud ten minste als volgt is : 1° de algemene beginselen van het strafrecht;2° de gerechtelijke organisatie;3° de vaststelling van overtredingen en het opmaken van processen-verbaal;4° de grondslagen van de wetgeving inzake leefmilieu, met inbegrip van dit deel van het Wetboek;5° de grondslagen van de wetgeving inzake dierenwelzijn;6° de grondslagen van de wetgeving inzake landbouw;7° het beheer van conflicten. De Regering kan het in het tweede lid bedoelde minimale programma aanvullen met bijkomende cursussen.

Naast de in lid 2 bedoelde basisopleiding voert de Regering volgens de door haar vastgestelde modaliteiten een elektronische drager voor afstandsonderwijs in, waarmee de kennis van de in artikel D.138 bedoelde wetgevingen kan worden verdiept en bijgewerkt. Ze zorgt voor het onderbrengen, de verspreiding, met inbegrip van onlinetoegang en actualisering, ten behoeve van alle vaststellende beambten en sanctionerende ambtenaren.

De Regering bepaalt de modaliteiten volgens welke die opleidingen worden verstrekt.

Op hun verzoek kunnen de bevoegde Procureurs des Konings en vertegenwoordigers van de hoven en rechtbanken worden uitgenodigd om deel te nemen aan de in deze paragraaf bedoelde opleidingen. § 2. De bevoegdheden van gerechtelijke politie kunnen slechts door beëdigde vaststellende beambten uitgeoefend worden. De gewestelijke vaststellende beambten leggen de eed af voor de rechtbank van eerste aanleg van hun administratieve standplaats.

De hoofdgriffier maakt een afschrift van de machtiging en van de akte van eedaflegging over aan zijn collega's van de rechtbanken van eerste aanleg van Wallonië.

In geval van wijziging van hun standplaats zijn de gewestelijke vaststellende beambten niet gehouden tot een nieuwe eedaflegging. § 3. Bovendien kan de Regering, onder de gewestelijke vaststellende beambten, de officieren van gerechtelijke politie die hulpofficier zijn van de procureur des Konings aanwijzen om toezicht te houden op de naleving van de bepalingen bedoeld in artikel D.138. Als officieren van gerechtelijke politie, hulpofficieren van de Procureur des Koning, worden enkel aangewezen, de gewestelijke vaststellende beambten die volgens hun specifieke bevoegdheden verplicht zijn om handelingen te verrichten die deze hoedanigheid vereisen.

De in het eerste lid bedoelde officieren van gerechtelijke politie, hulpofficieren van de Procureur des Konings, leggen de eed af vóór de rechtbank van eerste aanleg van hun administratieve standplaats.

De hoofdgriffier maakt een afschrift van de machtiging en van de akte van eedaflegging over aan zijn collega's van de rechtbanken van eerste aanleg van het ambtsgebied waar de officier zijn functie moet uitoefenen. § 4. De in de §§ 1 tot 3 bedoelde vaststellende beambten werken samen bij de voeding van het in artikel D. 144 bedoelde centraal bestand. § 5. De gewestelijke vaststellende beambten oefenen hun bevoegdheden uit onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen. Zij beslissen zelfstandig en ontvangen geen andere instructies dan algemene instructies op dit gebied.

De Regering stelt de voorwaarden vast, waarbij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de gewestelijke vaststellende beambten wordt gewaarborgd. § 6. De Regering bepaalt de overheid die bevoegd is om de beambten aan te wijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bepalingen bedoeld in titel V van Deel II van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt, en van de krachtens dit Wetboek genomen bepalingen en met het vaststellen van de overtredingen. Deze beambten voldoen aan de door de Regering vastgestelde voorwaarden.

Art. D. 147. De Administratie beschikt over een wacht- en noodinterventiedienst die alle dagen van het jaar, 24 uur op 24, werkt.

Art. D.148. § 1. De vaststellende beambten kunnen alle nauwkeurige onderzoeken en controles aan deskundigen toevertrouwen, na instemming van de Regering over de toevertrouwde opdrachten.

De deskundigen handelen volgens de instructies van de vaststellende beambten. Ze voeren de controleopdrachten uit op een loyale en correcte wijze met inachtneming van de wets- en verordeningsbepalingen alsook de bijhorende omzendbrieven en instructies. Daartoe leggen ze vóór de uitoefening van hun opdrachten de eed af in de handen van de bevoegde rechtbank van hun administratieve standplaats.

De informatie en vaststellingen ingewonnen door de deskundige in het kader van zijn opdrachten kunnen op elk ogenblijk en in voorkomend geval zonder aanvullende vaststelling worden gebruikt door de vaststellende beambten om met name een proces-verbaal op te maken dat bewijskracht heeft, tenzij het tegendeel is bewezen.

De krachtens het eerste lid toevertrouwde opdrachten mogen geen verband houden met hoofdstuk 8 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek. § 2. De Regering : 1° legt de lijst vast van de onderzoeken en controles die aan deskundigen kunnen worden toevertrouwd alsook de overtredingen waarvoor deze deskundigen bevoegd zijn;2° bepaalt de voorwaarden en de procedure betreffende de delegatie van de opdrachten aan de in § 1 bedoelde deskundigen;3° bepaalt de vereiste vaardigheid van de deskundigen, hun rechten en plichten alsook de wijze waarop zij voor hun diensten worden bezoldigd. Voor de uitoefening van de opdrachten van deze deskundigen stelt de Regering een legitimatiekaart vast. Ze bepaalt de modaliteiten voor het gebruik van deze kaart. § 3. De Regering bepaalt de sancties die kunnen worden opgelegd in geval van niet-naleving van de rechten en wettelijke en reglementaire bepalingen, voor de uitvoering waarvan de deskundigen samenwerken. § 4. Dit artikel is niet van toepassing op de technische deskundigen op wie de vaststellende beambten en de sanctionerende ambtenaren een beroep zouden moeten doen in het kader van hun opdrachten bedoeld in de artikelen D.162, eerste lid, 7°, en D.194, § 2, eerste lid, 5°. Afdeling 2. - Gemeentelijke vaststellende beambten

Art. D.149. § 1. Onverminderd de bevoegdheden toegewezen aan de burgemeester en aan de lokale politie, kan de gemeenteraad in het kader van opdrachten met een regionaal karakter vaststellende beambten die lid zijn van de gemeente of van projectverenigingen, aanwijzen overeenkomstig het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie; die beambten zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen bedoeld in artikel D.138, en van de krachtens deze bepalingen genomen bepalingen, met uitzondering van die bedoeld in het eerste lid, 1° en 6°, en met de opsporing en vaststelling van de overtredingen.

Deze vaststellende beambten moeten de volgende voorwaarden vervullen : 1° geen strafrechtelijke veroordeling voor een misdaad, wanmisdrijf of overtreding van de eerste of tweede categorie in de zin van dit deel opgelopen hebben;2° beschikken over minstens : a) een getuigschrift van het hoger middelbaar onderwijs;b) een getuigschrift van het lager middelbaar onderwijs en een nuttige ervaring voor de uitoefening van de functie (vijf jaar) in dienst van een gemeente of een intercommunale;3° de vorming waarvan de inhoud, voor elke type vaststellende beambte door de Regering wordt bepaald, met vrucht hebben gevolgd. De bevoegdheden van gerechtelijke politie kunnen slechts door beëdigde gemeentelijke vaststellende beambten uitgeoefend worden. De beambten leggen de eed af voor de rechtbank van eerste aanleg van hun administratieve standplaats. § 2. De gemeentelijke vaststellende beambten zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen bedoeld in artikel D.138, met uitzondering van de bepalingen bedoeld in het eerste lid, 1° en 6°, en met de vaststelling van de overtredingen m.b.t. deze bepalingen. Ze worden gemachtigd om die opdrachten op het hele grondgebied van het Waalse Gewest uit te oefenen.

Naast de bevoegdheden bedoeld in het eerste lid kunnen de gemeentelijke vaststellende beambten belast zijn met de vaststelling van de overtredingen bedoeld in artikel D.197, § 3, op het grondgebied van de gemeenten die deel uitmaken van dezelfde politiezone, op voorwaarde dat daartoe een overeenkomst is gesloten tussen de betrokken gemeenten. § 3. De gemeentelijke vaststellende beambten oefenen hun bevoegdheden uit onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen. Zij beslissen zelfstandig en ontvangen geen andere instructies dan algemene instructies op dit gebied.

De Regering stelt de voorwaarden vast, waarbij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de gemeentelijke vaststellende beambten wordt gewaarborgd.

Art. D. 150. De gemeente of de projectvereniging die overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling een gemeentelijke vaststellende beambte aanwijst, verstrekt de Administratie een bewijs van deze aanstelling.

In voorkomend geval licht ze ook de Administratie in over de beëindiging van de functie van de beambte.

De in artikel D.149 bedoelde vaststellende beambten werken samen bij de voeding van het in artikel D. 144 bedoelde centraal bestand.

Art. D.151. De Regering kent binnen de perken van de beschikbare kredieten een toelage toe indien een gemeente of een projectvereniging daarom verzoekt met het oog op de indienstneming of de handhaving van de indienstneming van een beambte.

De Regering bepaalt de berekeningswijze en het maximumbedrag van de in het eerste lid bedoelde toelage. Ze kan een minimaal en een maximaal bedrag per begunstigde bepalen.

Voor de beambten van wie de aanvraag de handhaving van hun aanstelling betreft, wordt bij de overeenkomstig lid 2 vastgestelde berekeningsmethode rekening gehouden met de doeltreffendheid van de opdrachten van het personeelslid, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde criteria. Afdeling 3. - Vaststellende beambten van de instellingen van openbaar

nut Art. D. 152. Wanneer de bescherming van het milieu of het dierenwelzijn verenigbaar is met haar sociaal doel, kan een instelling van openbaar nut of een intercommunale aan de Regering voorstellen om een of meerdere vaststellende beambten aan te wijzen om toe te zien op de naleving van de bepalingen bedoeld in artikel D.138 en de maatregelen die op grond van die bepalingen zijn genomen, met uitzondering van de bepalingen bedoeld in het eerste lid, 1° en 6°, en om overtredingen van die bepalingen op te sporen en vast te stellen.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de overmaking van dit voorstel alsook de aanwijzingsprocedure. In haar beslissing tot aanwijzing bepaalt de Regering : 1° de uitgebreidheid van de bevoegdheden van de aangewezen vaststellende beambte ten opzichte van de in artikel D.138 bedoelde bepalingen rekening houdend met het maatschappelijk doel van de instelling of van de intercommunale; 2° het grondgebied waarop de vaststellende beambte bevoegd is rekening houdend met de uitgebreidheid van de opdrachten van de instelling of van de intercommunale;3° de voorwaarden die de aangewezen vaststellende beambte moet vervullen in het kader van de uitoefening van zijn opdrachten met name om de belangenconflicten te voorkomen. Deze vaststellende beambten voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° geen strafrechtelijke veroordeling voor een misdaad, wanmisdrijf of overtreding van de eerste of tweede categorie in de zin van dit deel opgelopen hebben;2° beschikken over minstens : a) een getuigschrift van het hoger middelbaar onderwijs;b) een getuigschrift van het lager middelbaar onderwijs en een nuttige ervaring voor de uitoefening van de functie (vijf jaar) in dienst van een gemeente of een intercommunale;3° een vorming waarvan de inhoud, voor elke type beambte, door de Regering wordt bepaald, met vrucht hebben gevolgd. Deze vaststellende beambten oefenen hun bevoegdheden uit onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen.

Zij beslissen zelfstandig en ontvangen geen andere instructies dan algemene instructies op dit gebied.

De Regering stelt de voorwaarden vast, waarbij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de vaststellende beambten wordt gewaarborgd.

Art. D. 153. De instelling van openbaar nut of de intercommunale die overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling een vaststellende beambte aanwijst, bezorgt de Administratie een bewijs van deze aanstelling. In voorkomend geval licht ze ook de Administratie in over de beëindiging van de functie van de beambte.

De in artikel D.152 bedoelde vaststellende beambten werken samen bij de voeding van het in artikel D. 144 bedoelde centraal bestand.

Art. D. 154. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering een subsidie toekennen wanneer een instelling van openbaar nut of een intercommunale daarom verzoekt voor de indienstneming of handhaving van de indienstneming van een beambte. HOOFDSTUK II. - Bestrijding van de milieucriminaliteit Art. D.155. § 1. De Regering richt binnen haar diensten een gespecialiseerde Onderzoekseenheid voor de bestrijding van milieucriminaliteit, hierna de "gespecialiseerde Onderzoekseenheid" genoemd, op.

Deze gespecialiseerde onderzoekseenheid heeft tot taak om, hetzij proactief, hetzij op verzoek van andere diensten, diepgaande onderzoeken te verrichten om ernstige milieudelicten op te sporen en vast te stellen en om de dagers van die milieudelicten te vervolgen.

In deze context maakt ze gebruik van politietechnieken en richt ze vooral haar acties op : 1° de activiteitensectoren of exploitanten die hermetisch gesloten zijn om het milieurecht te eerbiedigen; 2° de georganiseerde criminele netwerken die actief zijn op de in artikel D.138 bedoelde gebieden.

Wanneer de omstandigheden zulks vereisen, ondersteunt de gespecialiseerde Onderzoekseenheid de andere gewestelijke vaststellende beambten bedoeld in artikel D.146. § 2. Deze gespecialiseerde Onderzoekseenheid bestaat uit gewestelijke vaststellende beambten die de hoedanigheid van krachtens artikel D.146, § 3, aangewezen officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de Procureur des Koning, hebben.

De Eenheid wordt geleid door een beambte die als politiedeskundige wordt geïdentificeerd en de volgende opdrachten heeft : 1° zorgen voor de operationele coördinatie van de opdrachten en acties van de gespecialiseerde Onderzoekseenheid;2° zorgen voor de coördinatie van de betrekkingen tussen de gespecialiseerde Onderzoekseenheid en de andere diensten bevoegd voor of betrokken bij de bestrijding van de milieuovertredingen; 3° zorgen voor de uniformering van de interpretaties van de in artikel D.138 bedoelde bepalingen; 4° de onderzoeksprocedures verbeteren. § 3. Naast de in artikel D.146 bedoelde opleidingen zorgt de Regering voor de specifieke opleiding van de in § 2 bedoelde beambten in verband met hun opdrachten. De Regering bepaalt de inhoud en de modaliteiten volgens welke die opleidingen worden verstrekt. HOOFDSTUK III. - Sanctionerende ambtenaren Afdeling 1. - Gewestelijke sanctionerende ambtenaren

Art. D.156. § 1. De Regering wijst de gewestelijke sanctionerende ambtenaren aan die gemachtigd worden om de administratieve sancties op te leggen.

De vaststellende beambten mogen niet als sanctionerende ambtenaren worden aangewezen.

De Regering bepaalt de kwalificatievoorwaarden waaraan de gewestelijke sanctionerend ambtenaar voldoet en stelt zijn geldelijk statuut vast.

De gewestelijke sanctionerende ambtenaren nemen deel aan de in artikel D.146, § 1, bedoelde opleidingen. De Regering kan deze opleidingen aanvullen met inhouden die voor de sanctionerende ambtenaren specifiek zijn. § 2. De sanctionerende ambtenaren oefenen hun bevoegdheden uit onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen.

Zij beslissen zelfstandig en ontvangen geen andere instructies dan algemene instructies op dit gebied. Afdeling 2. - Gemeentelijke sanctionerende ambtenaren

Art. D.157. § 1. Wanneer de gemeenteraad in zijn reglementen feiten veroordeelt die aan de basis van overtredingen liggen, wijst hij de volgende personen als gemeentelijk sanctionerend ambtenaar aan : 1° ofwel de directeur-generaal van het gemeentebestuur;2° ofwel een ambtenaar met een niveau waarvoor een universitair diploma van de tweede cyclus of een gelijkwaardig diploma vereist wordt of die beschikt over een gelijkwaardige beroepservaring. Die ambtenaar is geen vaststellende beambte, noch de financieel directeur.

De gemeenteraad kan een door de provincieraad aangewezen provincieambtenaar als gemeentelijke sanctionerend ambtenaar aanwijzen. Die ambtenaar beschikt over een niveau waarvoor een universitair diploma van de tweede cyclus of een gelijkwaardig diploma vereist wordt of over een gelijkwaardige beroepservaring.

De beslissing van de gemeenteraad over de aanwijzing van een gemeentelijke sanctionerend ambtenaar wordt ter informatie aan de Administratie overgemaakt. In voorkomend geval licht de gemeenteraad ook de Administratie in over de beëindiging van de functie van de sanctionerend ambtenaar.

In het geval bedoeld in het derde lid ontvangt de provincie van de betrokken gemeente een vergoeding voor de prestaties van de provincieambtenaar die optreedt als ambtenaar belast met het opleggen van de administratieve geldboetes. Een voorafgaande overeenkomst betreffende het bedrag van die vergoeding en de betalingswijze wordt tussen de gemeenteraad en de provincieraad gesloten.

Meerdere gemeenten kunnen samen beslissen om een statutair of contractueel personeelslid aan te wijzen om de opdrachten van gemeentelijke sanctionerend ambtenaar uit te oefenen. Ze kunnen onderling beslissen over de verdeling van de verschillende kosten die daarmee gepaard gaan. § 2. De beambte die krachtens § 1 als gemeentelijke sanctionerend ambtenaar aangewezen wordt, volgt een opleiding waarvan de inhoud door de Regering wordt bepaald. § 3. De gemeentelijke sanctionerende ambtenaren oefenen hun bevoegdheden uit onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen. Zij beslissen zelfstandig en ontvangen geen andere instructies dan algemene instructies op dit gebied.

De Regering stelt de voorwaarden vast, waarbij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de gemeentelijke sanctionerende ambtenaren wordt gewaarborgd.

Art. D.158. Wanneer een instelling van openbaar nut of een intercommunale over krachtens artikel D.152 aangewezen vaststellende beambten beschikt, valt de bevoegdheid tot het instellen van administratieve vervolgingen voor de door deze vaststellende beambten vastgestelde overtredingen onder de bevoegdheid van de overeenkomstig artikel D.156 aangewezen sanctionerende ambtenaren.

TITEL III. - Controles, opsporing van de overtredingen en dwangmaatregelen HOOFDSTUK I. - Controle Art. D.159. § 1. Onverminderd de taken van de politieambtenaren worden de controle van de naleving van de in artikel D.138 bedoelde bepalingen en de vaststelling van de overtredingen door de in de artikelen D.146 tot D.154 bedoelde beambten gewaarborgd.

De vaststellende beambten mogen het optreden van de openbare macht vorderen in de uitoefening van hun opdracht. § 2. Voor de uitoefening van de opdrachten van de vaststellende beambten bedoeld in de artikelen D.146 tot D.154 neemt de Regering een legitimatiekaart aan. Ze bepaalt de modaliteiten voor het gebruik van deze kaart. De Regering kan een uniform bepalen dat, in voorkomend geval, specifiek is voor de hoedanigheid van de vaststellende beambten. HOOFDSTUK II. - Onderzoeksmiddelen Art. D.160. De Regering kan bepalingen betreffende de inspectiemodaliteiten vastleggen voor alle of sommige categorieën van installaties en activiteiten bedoeld in de wetgevingen vermeld in artikel D.138.

Art. D.161. Onverminderd artikel 94 van het Boswetboek kunnen de vaststellende beambten in de uitoefening van hun opdrachten en onverminderd hun voor het overige vastgelegde inspectietaken op elk ogenblik de installaties, lokalen, terreinen en andere plaatsen binnentreden, behalve als het gaat om een woonplaats in de zin van artikel 15 van de Grondwet.

Indien het gaat om een woonplaats in de zin van artikel 15 van de Grondwet, mogen die beambten er binnentreden met de voorafgaande toestemming van de onderzoeksrechter of voor zover hij de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming heeft van de persoon die het effectieve genot van de betrokken plaatsen geniet.

Art. D.162. In de uitoefening van hun opdracht kunnen de vaststellende beambten : 1° alle onderzoeken, controles, enquêtes uitvoeren en alle gegevens inwinnen die nuttig geacht worden om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen bedoeld in artikel D.138 nageleefd worden en o.a. : a) elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennisneming nuttig is voor de uitoefening van het toezicht;b) zich ter plaatse elk document, stuk of bewijsstuk laten overleggen of opsporen dat nuttig is voor de uitoefening van hun opdracht, er een fotokopie of een ander afschrift van maken, of tegen ontvangbewijs meenemen;c) de identiteit van elke persoon controleren;2° monsters nemen volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten; 3° laten overgaan tot analyses volgens de regels vastgesteld overeenkomstig artikel D.163; 4° ieder voertuig, met inbegrip van de voor het vervoer gebruikte voertuigen aanhouden, en hun lading controleren;5° elke bewarende maatregel nemen met het oog op de overlegging van het bewijs, meer bepaald gedurende een maximumtermijn van tweeënzeventig uur : a) verbieden voorwerpen te verplaatsen of de inrichtingen of installaties verzegelen waar mogelijkerwijs een overtreding werd begaan;b) de vervoermiddelen en andere tuigen die gediend zouden kunnen hebben om een overtreding te begaan aanhouden, tot stilstand brengen of verzegelen; 6° in de aanwezigheid van de betrokkene of van de behoorlijk opgeroepen betrokkene, de toestellen en voorzieningen in overtreding met de bepalingen bedoeld in artikel D.138 uittesten of laten uittesten door erkende personen, laboratoria of openbare en private instellingen; 7° zich door technische deskundigen laten bijstaan;8° administratieve politiemaatregelen nemen om voorwerpen die een overtreding in de zin van deze afdeling kunnen vormen, uit het verkeer te kunnen halen, en dit, ook via een administratieve inbeslagneming; 9° onverminderd artikel D.161, de voorwerpen opsporen tot waar ze naartoe vervoerd werden en er beslag op leggen. 10° de vaartuigen naar de oever laten komen om hun inhoud te controleren;11° overgaan tot vaststellingen door middel van audiovisuele middelen;12° tot metingen overgaan aan de hand van een sonometer;13° de nodige administratieve gegevens raadplegen en een afschrift ervan nemen, zoals de wettelijk voorgeschreven documenten die de bestuurder in zijn bezit moet hebben en in ruimere zin alle documenten die nuttig zijn voor de identificatie van het voertuig, de bestuurder of de persoon op wiens naam het voertuig staat ingeschreven. In geval van monsterneming met het oog op een analyse overeenkomstig het eerste lid, 3°, wordt de overtreder er onmiddellijk op gewezen dat hij de mogelijkheid heeft om een tegenanalyse te laten uitvoeren op zijn kosten. Indien uit het analyseprotocol blijkt dat een overtreding werd begaan, wordt overeenkomstig artikel D.165 een proces-verbaal opgemaakt.

In toepassing van het eerste lid, 8°, bepaalt de Regering de modaliteiten voor de administratieve inbeslagneming, het informeren van de overtreder en het aanduiden van de bestemming van de in beslag genomen voorwerpen, alsook de modaliteiten voor het dekken van de kosten van de inbeslagneming. In het geval van een overtreding zoals bedoeld in artikel D.397, § 1, van het Waalse Landbouwwetboek, heeft de administratieve inbeslagneming betrekking op de voorwerpen, monsters, levensmiddelen of documenten die de overtreding vormen.

Art. D.163. De Regering bepaalt de regels voor de erkenning van de laboratoria die met de officiële analyses belast worden.

De Regering kan modellen van analyseprotocollen vastleggen, analyse- en tegenanalysemethodes bepalen, regels vastleggen voor de verdeling van de analyses onder de laboratoria, alsook voor de financiering van de kostprijs van de analyses en monsternemingen.

Indien de algemene, sectorale, bijzondere of integrale voorwaarden voorzien in regels m.b.t. de analyse- en monsternemingsmethodes of indien de Regering er los daarvan opgelegd heeft, moeten de monsternemingen, analyses en tegenanalyses aan die regels voldoen. HOOFDSTUK III. - Waarschuwing en vaststelling van overtredingen Art. D.164. § 1. In geval van overtreding kunnen de vaststellende beambten een waarschuwing geven aan de vermeende pleger van de overtreding of aan de eigenaar van het goed waarop ze is gepleegd of waarvan de inbreukmakende handeling afkomstig is. Indien een aanpassing mogelijk is, bepaalt de waarschuwing de termijn voor de regularisatie.

De waarschuwing houdt geen vaststelling van de overtreding in de zin van artikel D.165 in.

Als de waarschuwing schriftelijk wordt gericht, wordt ze binnen vijftien dagen schriftelijk bevestigd door de vaststellende beambte.

De waarschuwing bevat een herinnering aan de wetgeving waarop het vastgestelde gedrag betrekking heeft en het feit dat een overtreding vormt. § 2. De vaststellende beambten geven elkaar onverwijld kennis van de waarschuwingen waarvan ze de auteur zijn en maken na afloop van de regularisatietermijn verslag op, wanneer een termijn is vastgesteld.

Art. D.165. § 1. Wanneer niet in een waarschuwing is voorzien of wanneer aan het einde van de in de waarschuwing vastgestelde regularisatieperiode blijkt dat de overtreding niet is geregulariseerd, stellen de vaststellende beambten de overtredingen bij proces-verbaal dat geldt tot bewijs van het tegendeel vast. § 2. De Regering kan een standaardmodel van proces-verbaal dat door de vaststellende beambten gebruikt moet worden, alsook zijn minimale inhoud bepalen.

De processen-verbaal kunnen, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten, worden opgesteld in elektronische vorm met elektronische handtekening of door middel van een beveiligde drager, waardoor een handgeschreven handtekening in digitale vorm kan worden gebruikt. § 3. In het proces-verbaal wordt melding gemaakt van de bepaling van de betrokken wetgeving die aan de overtreding ten grondslag ligt, alsmede van de eventuele reglementeringen die dit bepalen.

In geval van vaststelling van een overtreding door een krachtens artikel D.149 aangewezen beambte, of door een ambtenaar van de lokale politie, vermeldt het proces-verbaal, in voorkomend geval, de bepaling van het gemeentelijk reglement dat aan de overtreding ten grondslag ligt.

Art. D.166. § 1. De vaststellende beambte die overeenkomstig artikel D.165 een overtreding heeft vastgesteld, zendt een afschrift van het proces-verbaal bij aangetekend schrijven aan de overtreder. Deze zending wordt verricht : 1° indien het proces-verbaal niet na het verstrijken van de in de waarschuwing genoemde regularisatietermijn is opgesteld : binnen 30 dagen na de afsluiting van het proces-verbaal; 2° indien het proces-verbaal na het verstrijken van de in de waarschuwing krachtens artikel D.164, § 1 vastgelegde regularisatietermijn is opgesteld: binnen 30 dagen na afloop van deze regularisatietermijn.

Na de in het eerste lid bedoelde termijn kan de overtreding niet meer worden vervolgd op grond van de vaststelling uitgevoerd door de vaststellende beambte. § 2. Binnen dezelfde termijn als die bedoeld in paragraaf 1 worden het origineel van dit proces-verbaal en het bewijs van de verzending van de aangetekende brief aan de overtreder toegezonden aan de territoriaal bevoegde Procureur des Konings, tenzij de vastgestelde overtreding een in de zin van artikel D.192 opgenomen gedeclasseerde overtreding vormt.

De procureur des Konings wordt verondersteld het proces-verbaal te hebben ontvangen op de derde werkdag na de in het proces-verbaal vermelde datum van verzending.

Binnen dezelfde termijn zendt de vaststellende beambte, met inbegrip van de politieambtenaar, die de overtreding heeft vastgesteld, een afschrift van dit proces-verbaal aan de sanctionerend ambtenaar die krachtens artikel D.197 bevoegd is voor het opleggen van een eventuele administratieve sanctie. § 3. Om de bevoegde sanctionerend ambtenaar ervan in kennis te stellen dat een informatie of een onderzoek is ingesteld of dat hij het nodig acht de zaak zonder verdere actie af te sluiten, beschikt de Procureur des Konings vanaf het vermoeden van ontvangst van het proces-verbaal over een termijn van : 1° veertig dagen voor overtredingen van de vierde categorie;2° tachtig dagen voor overtredingen van de derde of tweede categorie. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt verstrekt via het door de Regering vastgestelde passende formulier.

Vóór de vervaldatum van de in het eerste lid bedoelde termijn mag in principe geen administratieve sanctie opgelegd worden, tenzij de Procureur des Konings vooraf heeft laten weten dat hij geen gevolg zou geven aan de vastgestelde feiten. Na afloop van die termijn kunnen de in het proces-verbaal vermelde feiten slechts administratief gestraft worden. § 4. Wanneer de overtreding betrekking heeft op een overtreding die overeenkomstig artikel D.192 is gedeclasseerd, worden het proces-verbaal en een bewijs van verzending van de aangetekende brief aan de overtreder binnen dezelfde termijn als die welke in lid 1 is genoemd, aan de bevoegde sanctionerend ambtenaar gezonden. In dit verband zullen de in het proces-verbaal vermelde feiten slechts administratief gestraft kunnen worden.

Binnen dezelfde termijn maakt de vaststellende beambte, met inbegrip van de politieambtenaar die de overeenkomstig artikel D.192 gedeclasseerde overtreding heeft vastgesteld, een afschrift van dit proces-verbaal ter informatie aan de territoriaal bevoegde Procureur des Konings over. § 5. Wanneer de vaststelling van de overtreding een overeenkomstig artikel D.192 gedeclasseerde overtreding en een andere overtreding bevat, zijn de paragrafen 2 en 3 van toepassing.

Art. D.167. De vaststellende beambte kan, indien hij dit passend acht, in de opgemaakte processen-verbaal of de erbij gevoegde documenten aan de Procureur des Konings voorstellen dat toepassing gemaakt wordt van de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering. In voorkomend geval vermeldt hij het bedrag van de gemaakte analyse- of expertisekosten.

Art. D. 168. Wanneer de vaststellende beambte, in geval van overtreding begaan vanuit een motorvoertuig of aan de hand van een motorvoertuig, niet de auteur van de feiten maar wel de nummerplaat van het voertuig heeft kunnen identificeren, heeft het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding en bevattende de identificering van de nummerplaat van het voertuig bewijskracht dat de overtreding werd begaan door de persoon op wiens naam het voertuig ingeschreven staat bij de voor de inschrijving verantwoordelijke instantie of bij zijn buitenlandse equivalent. Dat vermoeden kan door elk rechtsmiddel omgekeerd worden, met uitzondering van de eed.

In geval van betwisting van het vermoeden door een rechtspersoon deelt laatstgenoemde de identiteit mede van de bestuurder op het ogenblik van de betrokken feiten of, indien zij die niet kent, de identiteit van de persoon die het voertuig onder zich heeft. HOOFDSTUK IV. - Dwangmaatregelen Art. D.169. § 1. Wanneer een proces-verbaal van een overtreding van de bepalingen bedoeld in artikel D.138 is opgesteld, kan de burgemeester, onverminderd de acties waarin genoemde bepalingen voorzien, op basis van het verslag van de vaststellende beambte : 1° bevel geven tot de volledige of gedeeltelijke opheffing van een exploitatie of een activiteit voor de duur die hij bepaalt;2° de toestellen verzegelen en, desnoods, overgaan tot de onmiddellijke tijdelijke sluiting van de installatie voor de duur die hij bepaalt;3° de voor voornoemde installatie, exploitatie of activiteit verantwoordelijke persoon een interventieplan opleggen of hem verplichten binnen een bepaalde termijn een herstel- of rehabilitatieplan in te dienen en, desgevallend, ten gunste van het Gewest een zekerheid te stellen volgens één van de modaliteiten bedoeld in de wetgeving betreffende de milieuvergunning om het herstel in de oorspronkelijke staat te waarborgen;4° iedere andere nuttige maatregel nemen om een einde te maken aan een dreiging voor het leefmilieu, met inbegrip van de gezondheid van de mens, of voor het dierenwelzijn;5° de voor het dier verantwoordelijke persoon de nodige maatregelen opleggen om het dier te beschermen of zijn welzijn te waarborgen;6° de Administratie inlichten in de zin van artikel 2, 18°, van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering;7° namens de houder van de verplichtingen aangewezen krachtens artikel 26 van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering, ambtshalve laten voorzien in de uitvoering van de opvolgingsmaatregelen voorgeschreven bij artikel 26, § 1, eerste lid, van datzelfde decreet. De in het eerste lid, 3°, voorgeschreven maatregelen kunnen maatregelen omvatten om de hinder voor de bevolking en het milieu te verzachten en weg te nemen, of maatregelen die een overgangsmaatregel vormen voor de voltooiing van het interventieplan of de invoering van een herstel- of rehabilitatieplan.

De burgemeester stelt de overtreder in kennis van zijn beslissing die hij op grond van lid 1 heeft genomen, hetzij door afgifte tegen ontvangstbewijs, hetzij per aangetekende brief met ontvangstbewijs. De burgemeester zendt tegelijkertijd het afschrift van deze beslissing aan de vaststellende beambte die het verslag heeft opgesteld. § 2. Indien de burgemeester niet optreedt binnen dertig dagen met ingang van de datum van verzending van het verslag bedoeld in paragraaf 1, of als het gevaar zo dreigend is dat de minste vertraging een risico inhoudt voor het leefmilieu, met inbegrip van de gezondheid van de mens, of voor het dierenwelzijn, beschikken de in artikel D.146 bedoelde vaststellende beambten over dezelfde voorrechten als de burgemeester.

Hetzelfde geldt in geval van overtreding van de artikelen D. 135 tot en met D. 163 van het Waalse Landbouwwetboek, die onomkeerbare schade kan veroorzaken, ook al is er geen gevaar voor het milieu, met inbegrip van de menselijke gezondheid.

De vaststellende beambte stelt de overtreder in kennis van zijn beslissing die hij op grond van paragraaf 1 heeft genomen, hetzij door afgifte tegen ontvangstbewijs, hetzij per aangetekende brief met ontvangstbewijs. § 3. De overeenkomstig paragraaf 1, 1° en 2°, genomen maatregelen worden van rechtswege opgeheven zodra de administratieve vergunning die nodig is voor de exploitatie of de activiteit toegekend wordt of zodra de aangifte of de registratie die nodig is voor de exploitatie of de activiteit door de bevoegde overheid ontvankelijk is verklaard. § 4. Wanneer de overtreder verzuimt binnen de vastgelegde termijn een herstel- of rehabilitatieplan in te dienen of er de voorwaarden van niet naleeft, kan de burgemeester of, desgevallend, de Regering of haar afgevaardigde ambtshalve ten koste van de overtreder tot het herstel in de oorspronkelijke staat laten overgaan. § 5. Als de overtreder de opgelegde maatregelen niet binnen de voorgeschreven termijn neemt, kan de Regering of haar afgevaardigde, ambtshalve of op verzoek van de burgemeester, de SPAQuE belasten met de uitvoering van het herstel in de oorspronkelijke staat ambtshalve, waarbij de kosten door de overtreder gedragen worden. § 6. Naast de in de §§ 4 en 5 bedoelde maatregelen kan de Regering of haar afgevaardigde de overtreder verplichten om ten gunste van het Gewest een zekerheid te stellen volgens één van de modaliteiten bedoeld in de wetgeving betreffende de milieuvergunning om de uitvoering ervan te waarborgen.

De Regering of haar afgevaardigde verwittigt de persoon of personen die een zekerheid moet/moeten stellen bij aangetekend schrijven en wijst ze op het bedrag en de mogelijke wijzen van betaling.

Indien binnen acht dagen geen zekerheid gesteld wordt, laat de Regering of haar afgevaardigde een opdracht tot betaling binnen vierentwintig uur aan de overtreder betekenen, op straffe van tenuitvoerlegging bij wijze van beslag.

Het stellen van een zekerheid vormt geen beletsel voor de voortzetting van de vervolgingen.

Na afloop van de termijn van de opdracht tot betaling kan de Regering of haar afgevaardigde laten overgaan tot een inbeslagneming, die uitgevoerd wordt op de wijze waarin het Gerechtelijk wetboek voorziet. § 7. De kosten gebonden aan de maatregelen genomen op basis van dit artikel zijn ten laste van de in de §§ 1 en 2 bedoelde vermeende overtreder.

Indien de in het eerste lid bedoelde kosten door het Waalse Gewest worden voorgeschoten, worden zij gevorderd van de vermeende overtreder.

Art. D.170. § 1. Wanneer een overtreding wordt of vooraf is vastgesteld en de overtreding betrekking heeft op een of meerdere levende dieren, kan de administratieve inbeslagneming van de dieren worden besloten door een vaststellende beambte of door de burgemeester van de gemeente op het grondgebied waarvan de dieren zich in het algemeen bevinden. Tenzij het doden onmiddellijk noodzakelijk is, moet de vaststellende beambte of de burgemeester de dieren dan op een geschikte plaats van ontvangst laten onderbrengen.

Dieren die worden gehouden ondanks een verbod opgelegd krachtens de artikelen D.180, D.189, D.198, D.198, § 5, en D.199 kunnen te allen tijde in beslag worden genomen door een vaststellende beambte of door de burgemeester van de gemeente op het grondgebied waarvan de dieren zich in het algemeen bevinden. § 2. Wanneer een vaststellende beambte of een burgemeester tot een inbeslagneming overgaat of laat overgaan overeenkomstig paragraaf 1, wordt een afschrift van de beslissing tot inbeslagneming toegezonden aan de bevoegde dienst die door de Regering wordt aangewezen op de door haar vastgestelde modaliteiten. De beambte voegt bij zijn zending een afschrift van het proces-verbaal waarbij de overtreding wordt of is vastgesteld.

Wanneer de overtreding die tot de inbeslagneming heeft geleid door een politieambtenaar is vastgesteld, wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling van de feiten een afschrift van het proces-verbaal toegezonden aan de door de Regering aangewezen bevoegde dienst, overeenkomstig de door haar vastgestelde modaliteiten. § 3. De Regering of de burgemeester bepaalt de bestemming van de overeenkomstig paragraaf 1 in beslag genomen dieren. Deze bestemming bestaat in : 1° de teruggave aan de eigenaar onder bepaalde voorwaarden;2° de schenking in volle eigendom aan een natuurlijke of rechtspersoon, indien nodig onder bepaalde voorwaarden;3° of het doden van de dieren onmiddellijk wanneer dat nodig is tijdens of aan het einde van de periode van onderbrenging. Overeenkomstig het eerste lid, 1° en 2°, zijn de voorwaarden bedoeld om het welzijn van het in beslag genomen dier te waarborgen. De Regering kan de aard van de bedoelde voorwaarden bepalen. De voorwaarden kunnen specifiek zijn voor het gebruik van de dieren of voor de omstandigheden waaronder zij worden vastgehouden. Wanneer het dier aan de eigenaar wordt teruggegeven, kan een van de voorwaarden ook bestaan in de verplichting om het dier over te dragen.

De Regering bepaalt de te volgen procedure om de bestemming van de dieren vast te stellen. § 4. Wanneer een inbeslagneming overeenkomstig de §§ 1 tot 3 wordt verricht, richt de vaststellende beambte of de burgemeester de volgende elementen aan de voor de in beslag genomen dieren verantwoordelijke persoon : 1° een afschrift van de akte van inbeslagneming; 2° de nuttige inlichtingen m.b.t. de onderbrenging en de bestemming van de dieren; 3° in voorkomend geval, een afschrift van de veterinaire rechtvaardiging waaruit blijkt dat het onmiddellijk doden overeenkomstig paragraaf 3, eerste lid, 3°, noodzakelijk is. § 5. De in paragraaf 1 bedoelde inbeslagneming wordt van rechtswege opgeheven door de in paragraaf 3 bedoelde beslissing of, bij gebreke daarvan, na een termijn van 60 dagen na de datum van ontvangst door de Administratie van het in paragraaf 2 bedoelde rapport en de beslissing tot inbeslagneming.

Voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde termijn wordt de dag van ontvangst van de in het eerste lid bedoelde documenten niet meegerekend. De vervaldatum wordt meegerekend. Als die dag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag evenwel naar de volgende werkdag verschoven.

Bij gebrek aan beslissing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn stelt de Regering of de burgemeester de voor de dieren verantwoordelijke persoon in kennis van de automatische opheffing van de inbeslagneming en van de mogelijkheid om de dieren in ontvangst te nemen op het adres waar zij zijn ondergebracht. De dieren worden binnen vijftien dagen na de kennisgeving gehaald. Na afloop van die termijn wordt de eigendom van de dieren automatisch overgedragen aan de natuurlijke of rechtspersoon die bedoelden dieren onderbrengt. § 6. De kosten gebonden aan de maatregelen genomen op basis van de §§ 1 en 3 zijn ten laste van de voor de dieren verantwoordelijke persoon.

Indien de in het eerste lid bedoelde kosten door het Waalse Gewest worden voorgeschoten, worden zij gevorderd van de voor de dieren verantwoordelijke persoon.

Art. D.171. Onverminderd artikel 94 van het Boswetboek kunnen de vaststellende beambten voor de uitvoering van de dwangmaatregelen elk ogenblik de installaties, lokalen, terreinen en andere plaatsen binnentreden, behalve als het gaat om een woonplaats in de zin van artikel 15 van de Grondwet.

Indien het gaat om een woonplaats in de zin van artikel 15 van de Grondwet, mogen die vaststellende beambten er binnentreden met de voorafgaande toestemming van de onderzoeksrechter of voor zover hij de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming heeft van de persoon die het effectieve genot van de betrokken plaatsen geniet.

Art. D.172. Er kan beroep bij de Regering ingesteld worden door de bestemmelingen van elke beslissing aangenomen overeenkomstig artikel D.169.

Op straffe van nietigheid wordt het beroep d.m.v. een verzoekschrift bij de Regering ingediend binnen dertig dagen na de kennisgeving van deze beslissing. Het beroep schorst de aangevochten beslissing niet.

De dag van inontvangstname van de akte, die het startpunt van de beroepstermijn is, wordt niet meegerekend. De vervaldatum wordt meegerekend. Als die dag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag evenwel naar de volgende werkdag verschoven.

De Regering zendt haar beslissing binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de eerste dag volgend op de datum van ontvangst van het beroep. Als die dag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag van deze termijn evenwel naar de volgende werkdag verschoven.

Bij gebrek aan beslissing binnen de termijn voorgeschreven in het derde lid wordt de beslissing die het voorwerp van het beroep heeft uitgemaakt, geacht bevestigd te zijn.

De Regering bepaalt de modaliteiten van het beroep.

TITEL IV. - Eventueel verval van de strafvordering mits een schikking Art. D. 173. In het kader van hun respectievelijke prerogatieven en vóór de instelling van strafrechtelijke of administratieve vervolgingen kan een schikking worden voorgesteld door de procureur des Konings of door de sanctionerend ambtenaar : 1° indien het feit de anderen geen rechtstreekse schade heeft toegebracht;2° mits toestemming van de overtreder. De betaling van de in het eerste lid bedoelde som doet : 1° de strafrechtelijke en administratieve vervolgingen vervallen wanneer ze door de Procureur des Konings wordt uitgesproken;2° de administratieve vervolgingen vervallen wanneer ze door de sanctionerend ambtenaar wordt uitgesproken. Het bedrag van de schikking mag niet hoger zijn dan maximum de geldboete bedoeld : 1° in artikel D.178, § 2, wanneer ze door de rechter wordt uitgesproken; 2° in artikel D.198, § 1, tweede lid, wanneer ze door de sanctionerend ambtenaar wordt uitgesproken.

Art. D.174. § 1. Tijdens de vaststelling van één van de in § 2 bedoelde overtredingen kan een onmiddellijke inning voorgesteld worden door de vaststellende beambte onder dezelfde voorwaarden als de in artikel D.173, eerste lid, bedoelde schikking.

Het voor onmiddellijke inning gelaste bedrag wordt onmiddellijk of binnen vijf werkdagen na de vaststelling van de feiten geïnd. De vaststellende beambte kan bovendien het herstel aan de overtreder opleggen. In voorkomend geval vermeldt hij het bedrag van de gemaakte analyse- of expertisekosten.

Wanneer de vaststellende beambte overeenkomstig het tweede lid het herstel in de oorspronkelijke staat oplegt, kan hij ook maatregelen om de hinder voor de bevolking en het milieu te verzachten en weg te nemen, of maatregelen die een overgangsmaatregel vormen voor de voltooiing van het herstel in de oorspronkelijke staat uitspreken.

De Regering bepaalt het bedrag van die som, dat niet hoger mag zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bedoeld in artikel D.198, § 1, tweede lid, voor die overtreding, alsook de inningsmodaliteiten.

De vaststellende beambten zijn belast met de toepassing van dit artikel en van de voor de uitvoering ervan genomen maatregelen. § 2. De in dit artikel bedoelde overtredingen zijn : 1° de verbranding van huisafval in de openlucht of in installaties die niet voldoen aan de wetgeving betreffende de afvalstoffen, met uitzondering van de verbranding van droge natuurlijke afval afkomstig van bossen, velden en tuinen, zoals geregeld bij het Veldwetboek en het Boswetboek;2° het achterlaten van afval, zoals verboden krachtens de wetgeving betreffende de afvalstoffen, met inbegrip van gestorte afval die de waterlopen schade toebrengt;3° het gebrek aan milieuvergunning of aan aangifte of de niet-naleving van de exploitatievoorwaarden overeenkomstig de wetgeving betreffende de milieuvergunning; 4° de overtredingen van derde en vierde categorie van de wetgevingen bedoeld in artikel D.138; 5° de overtredingen van de wet van 28 februari 1882 op de jacht;6° de overtredingen van het decreet van 27 maart 2014 betreffende de riviervisserij, het visbeleid en de visserijstructuren;7° de overtredingen bedoeld in artikel 102 van het Boswetboek;8° de overtredingen van het Waals Dierenwelzijnwetboek;9° het niet-verkrijgen van de krachtens de wetgeving betreffende de afvalstoffen vereiste erkenning of registratie, of het niet-naleven van deze erkenning of registratie;10° het niet-naleven van Verordening (EG) nr.1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen en van Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is; 11° de overtredingen van het decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen;12° de overtredingen van het decreet van 31 januari 2019 betreffende de kwaliteit van de binnenlucht. § 3. De betaling van de in paragraaf 1 bedoelde som doet : 1° de strafrechtelijke of administratieve vervolgingen vervallen tenzij de bevoegde Procureur des Konings binnen dertig dagen na de dag van de betaling aan de betrokkene in kennis stelt dat hij voornemens is de strafrechtelijke vervolgingen in te stellen; 2° de administratieve vervolgingen vervallen voor wat betreft een overtreding gedeclasseerd overeenkomstig artikel D.192, tenzij de sanctionerend ambtenaar de betrokkene binnen 30 dagen na de betaling in kennis stelt dat hij voornemens is administratieve vervolgingen in te stellen.

De in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde kennisgeving wordt bij aangetekend schrijven verricht. Ze wordt geacht gedaan te zijn op de eerstkomende kalenderdag na die van de indiening bij de post. § 4. In afwijking van paragraaf 1 betaalt, de overtreder die geen vaste woon- of verblijfplaats in België heeft, de voorgestelde som onmiddellijk. In geval van betwisting consigneert hij in de handen van de vaststellende beambten een som die de geldboete, de analyse- of expertisekosten en de eventuele gerechtskosten moet dekken. Het bedrag van de te consigneren som en de modaliteiten voor de inning ervan worden door de Regering vastgelegd. § 5. Indien de uitoefening van de strafrechtelijke of administratieve vervolgingen tot de veroordeling van de betrokkene leidt, wordt het geïnde of gedeponeerde bedrag in mindering gebracht op de aan de staat verschuldigde gerechtskosten en op de opgelegde geldboete, respectievelijk op de administratieve geldgeldboete. Het eventuele overschot wordt terugbetaald.

In geval van vrijspraak wordt de krachtens paragraaf 4 geïnde of geconsigneerde som terugbetaald.

De krachtens paragraaf 4 geconsigneerde som wordt terugbetaald wanneer de Procureur des Konings beslist geen vervolging in te stellen of wanneer de strafvordering vervallen of verjaard is.

Art. D. 175. In geval van recidive wordt het bedrag van de schikking verdubbeld.

Art. D.176. De krachtens artikel D.174 geïnde som wordt gestort aan het bij artikel D.220 opgericht Fonds voor de milieubescherming, afdeling milieuwangedrag of aan de gemeente, al naar gelang de overtreding is vastgesteld door een personeelslid bedoeld in de artikelen D.146, D.149 en D.152.

Art. D.177. De krachtens deze titel genomen maatregelen worden in het centraal bestand opgenomen overeenkomstig de bepalingen die door de Regering vastgelegd worden.

TITEL V. - Strafrechtelijke vervolging van de overtredingen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Art. D.178. § 1. Met uitzondering van de overeenkomstig artikel D.192 gedeclasseerde overtredingen zijn de overtredingen van de in artikel D.138 bedoelde bepalingen het voorwerp van strafvervolgingen, tenzij het openbaar ministerie overweegt gebruik te maken of gebruik maakt van de bevoegdheden die hem krachtens de artikelen 216bis en 216ter van het Gerechtelijk wetboek toegewezen worden. § 2. De overtredingen van de in artikel D.138 bedoelde bepalingen worden in vier categorieën ingedeeld.

De overtredingen van eerste categorie worden gestraft met een gevangenisstraf van tien tot vijftien jaar en met een geldboete van minimum 100.000 euro en maximum 10.000.000 euro of met slechts één van beide straffen.

De overtredingen van tweede categorie worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een geldboete van minimum 100 euro en maximum 1.000.000 euro of met slechts één van beide straffen.

De overtredingen van derde categorie worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van minimum 100 euro en maximum 100.000 euro of met slechts één van beide straffen.

De overtredingen van vierde categorie worden gestraft met een geldboete van minimum 1 euro en maximum 1.000 euro.

In afwijking van het eerste lid zijn de strafrechtelijke sancties voorzien voor de overtredingen van de in artikel D.138, eerste lid, 1° en 6° bedoelde bepalingen de sancties die bij de betrokken wetgevingen voorzien zijn. § 3. De overtredingen van tweede, derde en vierde categorie kunnen beurtelings het voorwerp uitmaken van hetzij een schikking, hetzij een administratieve sanctie.

Art. D.179. De overtredingen van eerste categorie vereisen cumulatief de volgende bestanddelen : 1° een materieel element dat aanleiding zou hebben gegeven tot een overtreding van tweede categorie;2° een moreel element waardoor de overtreding met winstoogmerk werd begaan;3° een materieel element waardoor de gezondheid van de mens in gevaar werd of zou kunnen worden gebracht. In afwijking van het eerste lid vereisen de overtredingen van eerste categorie, inzake dierenwelzijn, cumulatief de volgende bestanddelen : 1° een materieel element dat aanleiding zou hebben gegeven tot een overtreding van tweede categorie;2° een moreel element waardoor de overtreding werd begaan met de bedoeling om het dier bewust te laten lijden;3° een materieel element dat bestaat uit het feit dat het leven van het dier ernstig in gevaar is gebracht. Art. D. 180. In geval van recidive kunnen de straffen worden verhoogd tot tweemaal het maximum van artikel D.178, § 2. Bovendien mag de minimumgeldboete in dit geval niet minder dan driemaal het minimum bedragen.

In geval van recidive voor een overtreding: 1° bedoeld in het Waalse Dierenwelzijnwetboek verbiedt de rechter het houden van het dier dat het voorwerp uitmaakt van de overtreding of de intrekking van de vergunning om een dier bedoeld in artikel D.6 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek definitief of voor een periode van één maand tot tien jaar te houden; 2° gepleegd in de uitoefening van zijn beroep, kan de rechter de overtreder verbieden om gedurende een periode van één tot vijf jaar persoonlijk of via een persoon een specifieke beroepsactiviteit uit te oefenen die verband houdt met de overtreding. Art. D. 181. Indien de exploitant een rechtspersoon is die het voorwerp heeft uitgemaakt van een opheffing, een concordaat of een faillissement en die gecontroleerd was door één of verschillende andere rechtspersonen in de zin van de artikelen 5 en volgende van het Wetboek van vennootschappen of die een consortium vormen in de zin van artikel 10 van het Wetboek van vennootschappen, moet (en) de moedervennootschap(pen) die het consortium vormt (vormen) in de plaats van de niet-verschenen exploitant instaan voor de strafgeldboetes, de administratieve geldboetes, de schikkingsmaatregelen, de dwingende maatregelen bedoeld in de artikelen D.169 tot D.172 of voor de teruggavemaatregelen bedoeld in de artikelen D.185 tot D.201.

Art. D.182. § 1. De dagvaarding m.b.t. een overtreding van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering wordt overgeschreven op de hypotheekbewaring van de toestand van de goederen, op benaarstiging van de gerechtsdeurwaarder.

De dagvaarding bevat de kadastrale aanduiding van het onroerend goed waarop de overtreding betrekking heeft en identificeert de eigenaar ervan.

Elke terzake gegeven beslissing wordt aan de zelfkant van de overschrijving van de dagvaarding of van het exploot vermeld volgens de procedure bepaald bij artikel 84 van de wet van 16 december 1851. § 2. De griffier van het burgerlijke of strafrechtelijke rechtsgebied bezorgt de Administratie en, desgevallend, de SPAQuE een afschrift van de dagvaardingen m.b.t. overtredingen van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering voor de bodemrechtbanken, zowel in eerste instantie als in beroep. HOOFDSTUK II. - Sommige overtredingen Art. D.183. Krachtens de wetgevingen bedoeld in artikel D.138 wordt een overtreding van tweede categorie begaan door : 1° degene die zich tegen de dwingende maatregelen bedoeld in artikel D.169 tot D172, ze overtreedt of niet in acht neemt; 2° degene die zich tegen de opdrachten van de vaststellende beambten verzet of ze belemmert of die niet voldoet aan een bevel;3° degene die zich tegen de opdrachten van de sanctionerende ambtenaren verzet of ze belemmert; 4° degene die zich verzet tegen de sancties of teruggavemaatregelen uitgesproken door de rechter krachtens artikel D.185, ze belemmert, niet in acht neemt of niet uitvoert; 4° degene die zich verzet tegen de sancties of teruggavemaatregelen opgelegd door een sanctionerend ambtenaar krachtens artikel D.201, behalve in geval van beroep krachtens de artikelen D.217 en D.218, ze belemmert, niet in acht neemt of niet uitvoert; 6° degene die een beroepsactiviteit uitoefent ondanks een verbod dat door een rechter of een sanctionerend ambtenaar is opgelegd. Art. D.184. § 1. Er wordt een overtreding van de tweede categorie begaan door degene die de volgende bepalingen van Verordening 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (hierna REACH-Verordening) overtreedt : 1° artikel 5;2° artikel 6, §§ 1 en 3;3° artikel 7, § 1;4° artikel 9, §§ 5 en 6;5° artikel 14, §§ 1, 6 en 7;6° artikel 37, §§ 4, 5, 6 en 7;7° artikel 38, §§ 1, 3 en 4;8° artikel 39, §§ 1 en 2;9° artikel 40, § 4;10° artikel 50, § 4;11° artikel 56, §§ 1 en 2;12° artikel 60, § 10;13° artikel 67. Hetzelfde geldt voor overtredingen van een beschikking van het Europees Agentschap van chemische stoffen of van de Europese Commissie betreffende één van de bepalingen van verordening van 18 december 2006. § 2. Er wordt een overtreding van tweede categorie begaan door al wie de volgende bepalingen van Verordening (EU) nr. 517/204 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 overtreedt: 1° artikel 3, §§ 2 tot 4;2° artikel 4, §§ 1 tot 4;3° artikel 5, § 1;4° artikel 6, §§ 1 en 2;5° artikel 8, §§ 1 tot 3;6° artikel 10, § 3;7° artikel 11, § 4;8° artikel 13, §§ 1 en 2. § 3. Er wordt een overtreding van tweede categorie begaan door degene die: 1° op onwettelijke wijze afvalstoffen overbrengt in de zin van artikel 2, 35), van Verordening 1013/2006 van het Europees Parlement en van de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, hierna "Verordening van 14 juni 2006" genoemd;2° de artikelen 3, 4, 5, 9, § 6, 10 tot 13, 15, 16, 17, 18, 19, 22, 27, 31, 32, 34, 35, § 4, 36, § 1, 37, 38, 39, 40, 41, 42, §§ 3, c) en 4, 45, 46, 47, 48 en 49 van Verordening van 4 juni 2006 overtreedt. § 4. Er wordt een overtreding van de tweede categorie begaan door degene die de bepalingen overtreedt van artikel 1 van, en de bijlage bij Verordening 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is. § 5. Een overtreding van de tweede categorie van Verordening 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen wordt begaan door : 1° degene die gereglementeerde stoffen produceert in overtreding van de verbodsbepalingen of de productiebeperkingen opgelegd bij of overeenkomstig de artikelen 4, 7, 8 en 11;2° degene die gereglementeerde stoffen gebruikt in overtreding van de verbodsbepalingen of de productiebeperkingen opgelegd bij of overeenkomstig de artikelen 5, 7, 8, 11, 12 en 13;3° degene die gereglementeerde stoffen recupereert of vernietigt in overtreding van de voorschriften opgelegd bij of overeenkomstig artikel 22;4° elk bedrijf dat de preventieve maatregelen opgelegd bij of overeenkomstig artikel 23 miskent;5° degene die artikel 17 overtreedt. § 2. Er wordt een overtreding van tweede categorie begaan door degene die de bepalingen van de volgende artikelen van Verordening (EU) nr. 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008 of de overeenkomstig deze artikelen genomen bepalingen overtreedt : 1° artikel 3, §§ 1, 2 en 4;2° artikel 4, §§ 1 en 4;3° artikel 5;4° artikel 7;5° artikel 8, §§ 1 tot 3;6° artikel 9, § 1;7° artikel 10, §§ 4 tot 6;8° artikel 11;9° artikel 13, §§ 1 en 3. § 7. Er wordt een overtreding van tweede categorie begaan door degene die artikel 4, §§ 1 tot 3, 5, 6 en 8, of artikel 7, §§ 1, 2 en 3 van Verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende voor gebruikers bestemde nalevingsmaatregelen uit het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit hun gebruik in de Unie overtreedt. § 8. Een overtreding van tweede categorie van artikel 24 van Verordening nr. 1069/2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) begaan door degene die : 1° een inrichting en/of installaties zonder erkenning exploiteert;2° de voorschriften vermeld in zijn erkenning niet naleeft. § 9. Er wordt een overtreding van derde categorie begaan door degene die de volgende bepalingen van Verordening van 18 december 2006 overtreedt : 1° artikel 6, § 4;2° artikel 7, § 2;3° artikel 9, § 2;4° artikel 12, §§ 2 en 3;5° artikel 17, § 1;6° artikel 18, § 1;7° artikel 22, §§ 1, 2 en 4;8° artikel 24, § 2;9° artikel 36, §§ 1 en 2;10° artikel 41, § 4;11° artikel 46, § 2;12° artikel 49;13° artikel 50, § 2;14° artikel 61, §§ 1 en 3;15° artikel 63, § 3;16° artikel 66, § 1;17° artikel 105. Hetzelfde geldt voor overtredingen van een beschikking van het Europees Agentschap van chemische stoffen of van de Europese Commissie betreffende één van de bepalingen bedoeld in het eerste lid. § 10. Er wordt een overtreding van derde categorie begaan door degene die artikel 19 van Verordening (EU) nr. 517/204 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006, of van de krachtens bedoeld artikel aangenomen bepalingen overtreedt. § 11. Er wordt een overtreding van derde categorie begaan door degene die de bepalingen van de volgende artikelen van Verordening (EU) nr. 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008 of de overeenkomstig deze artikelen genomen bepalingen overtreedt. HOOFDSTUK III. - Bijkomende maatregelen die door de rechter uitgesproken kunnen worden Art. D.185. § 1. Naast de straf kan de rechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de door de Regering aangewezen persoon, hetzij op verzoek van het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de overtreding is gepleegd, hetzij op verzoek van de burgerlijke partij, op kosten van de overtreder, de volgende teruggavemaatregelen gelasten: 1° het herstel in de oorspronkelijke staat;2° de uitvoering van de maatregelen om aan de overtreding een einde te maken;3° de uitvoering van maatregelen ter bescherming van de bevolking of het milieu tegen de veroorzaakte hinder of maatregelen die erop gericht zijn de toegang tot de plaatsen van de overtreding te verhinderen;4° de uitvoering van maatregelen die erop gericht zijn de veroorzaakte hinder en de gevolgen daarvan te beperken;5° de uitvoering van inrichtingswerken die erop gericht zijn de situatie op een voorlopige manier op te lossen vóór het herstel in de oorspronkelijke staat;6° de uitvoering van een studie om de geschikte veiligheids- of schadevergoedingsmaatregelen te bepalen;7° het opnieuw uitzetten van vis bij overtreding van het decreet van 27 maart 2014 betreffende de riviervisserij, het visbeleid en de visserijstructuren. Overeenkomstig het eerste lid, 2°, kunnen de maatregelen die erop gericht zijn een einde te maken aan de overtreding, met name bestaan in : 1° de stillegging van elke exploitatie of deel van een exploitatie, gedurende de door de rechter bepaalde termijn, op de plaats waar de overtreding werd begaan;2° de sluiting, voor een periode van één maand tot drie jaar, van de vestiging waar de overtreding is begaan. Om de aard en de omvang van de teruggavemaatregel die hij voornemens is uit te spreken, te bepalen, kan de rechter eerst de door hem daartoe aangewezen derden horen.

In zijn beslissing stelt de rechter de termijn vast waarbinnen de teruggavemaatregelen door de dader moeten zijn voltooid. § 2. Onverminderd de toepassing van hoofdstuk XXIII van Boek IV van het vierde deel van het Gerechtelijk wetboek, kan de rechter, wanneer de plaats niet hersteld wordt of de werken niet uitgevoerd worden binnen de voorgeschreven termijn, bevelen dat de Regering of de burgemeester ambtshalve tot de uitvoering ervan zal kunnen overgaan.

De veroordeelde wordt gedwongen tot de terugbetaling van alle uitvoeringskosten op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de overheid die voor de uitvoering heeft gezorgd.

Art. D.186. De rechter kan bevelen dat de veroordeelde, op straffe van een dwangsom, binnen acht dagen na de datum waarop de veroordeling definitief is geworden, ten gunste van de Regering een zekerheid stelt volgens de modaliteiten bedoeld in de wetgeving betreffende de milieuvergunning, ten belope van een bedrag gelijk aan de geraamde kostprijs van de bevolen maatregelen.

Art. D. 187. Onverminderd de toepassing van hoofdstuk XXIII van Boek IV van deel IV van het Gerechtelijk Wetboek, kan de Regering of het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de overtreding is begaan, in geval van niet-naleving van de door de rechter opgelegde teruggavemaatregelen van rechtswege voorzien in de tenuitvoerlegging ervan.

De veroordeelde wordt gedwongen tot de terugbetaling van alle uitvoeringskosten op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de overheid die voor de uitvoering heeft gezorgd.

Art. D.188. De rechter kan de overtreder veroordelen tot het storten van een som geld gelijk aan de kosten die de gemeente of het Waalse Gewest gemaakt heeft om het schaderisico of de door de overtreding aan het milieu, met inbegrip van de gezondheid van de mens, gerichte schade te voorkomen, te beperken, te verhelpen of om er een einde aan te maken. Hij moet die som storten aan de gemeente of aan het bij artikel D.220 ingesteld Fonds voor de milieubescherming, afdeling "milieuwangedrag". Die bepaling belet elke betrokken overheid niet om voor het gerecht schadevergoeding te vorderen, incluis via een burgerlijke geldboete.

Art. D.189. § 1. Naast de straf kan de rechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de door de Regering aangewezen persoon, hetzij op verzoek van het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de overtreding is gepleegd, hetzij op verzoek van de burgerlijke partij, de overtreder veroordelen: 1° om een of meerdere dieren van een of meerdere soorten niet permanent of gedurende een periode van drie maanden tot tien jaar te houden;2° het aantal gehouden dieren of soorten te beperken; 3° tot de intrekking van zijn vergunning voor het houden van een dier als bedoeld in artikel D.6 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek.

Overeenkomstig het eerste lid, 3°, kan de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier voor een bepaalde termijn of definitief worden uitgesproken. De bepaalde termijn mag niet kleiner zijn dan drie maanden.

Het verbod op het houden of de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier, die door de rechter krachtens het eerste lid is uitgesproken, houdt in dat de overtreder, onder de vastgestelde voorwaarden, niet langer gemachtigd is om, rechtstreeks, onrechtstreeks of via een tussenpersoon, een of meerdere dieren te houden.

De beslissingen m.b.t. de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier worden in het in artikel D.144 bedoelde centraal bestand opgenomen. § 2. In de in artikel D.170, § 1, bedoelde gevallen kan de rechter de inbeslagneming gelasten. De inbeslagneming wordt altijd gelast in de gevallen bedoeld in artikel D.170, § 1, tweede lid. Hetzelfde geldt in het geval van gevechten of het afschieten van dieren, voor inzet, het bedrag van de toegangsrechten en de voorwerpen of installaties die voor deze gevechten of schietpartijen worden gebruikt.

Art. D.190. De rechter kan bevelen dat het veroordelingsvonnis op de kosten van de veroordeelde bekendgemaakt wordt volgens de modaliteiten die hij bepaalt.

Art. D. 191. De griffier van de burgerlijke of strafrechtbank bezorgt de directeur-generaal van de Administratie en, in voorkomend geval, het gemeentecollege, een afschrift van de verzoekschriften of van de dagvaardingen tot verschijning voor de feitenrechter, zowel in eerste aanleg als in beroep, betreffende overtredingen bedoeld in de artikelen D.185 en D.187.

De arresten en beslissingen waarvoor een afschrift van de verzoekschriften of dagvaardingen tot verschijningen overeenkomstig het eerste lid is bezorgd, worden door de griffier van de rechtbank tegelijk met de veroordeelde ter kennis gebracht van de directeur-generaal van de Administratie en, in voorkomend geval, van het gemeentecollege.

TITEL VI. - Administratieve vervolging van de overtredingen HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen Art. D.192. § 1. Voor zover de vastgestelde overtredingen geen overtredingen van de eerste categorie vormen, kunnen de krachtens § 2 gedeclasseerde overtredingen overeenkomstig deze titel het voorwerp uitmaken van exclusieve administratieve sancties, met uitzondering van iedere strafvervolging.

De onmiddellijke inning die krachtens artikel D.174 door de vaststellende beambte voorgesteld kan worden, blijft van toepassing. § 2. De Regering kan, mits het advies van de vertegenwoordigers van de parketten van de verschillende rechtsgebieden van de hoven van beroep en de gerechtelijke arrondissementen, een lijst van gedeclasseerde overtredingen opstellen. Deze declassering mag niet worden toegepast wanneer het gedrag dat nodig is voor het plegen van de overtreding : 1° door een georganiseerde structuur wordt gepleegd;2° het vervoer van afvalstoffen in de zin van de vigerende wetgeving inzake afvalstoffen betreft;3° het milieu, met inbegrip van de menselijke gezondheid, ernstige schade toebrengt of het welzijn van dieren of de dood veroorzaakt;4° erin bestaat niet in het bezit te zijn van een milieuvergunning of geen veiligheidsrapport of een milieueffectrapport op te stellen. Art. D. 193. Onverminderd artikel D.192 worden de vastgestelde overtredingen d.m.v. een administratieve geldboete vervolgd, tenzij : 1° het openbaar ministerie oordeelt dat strafvervolgingen nodig zijn of overweegt gebruik te maken of gebruik maakt van de bevoegdheden die hem toegewezen worden krachtens de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering; 2° een schikking krachtens artikel D.173 gesloten en uitgevoerd is.

De strafvervolgingen en de schikking sluiten de toepassing van de administratieve vervolgingen door een sanctionerend ambtenaar uit. HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden van de sanctionerend ambtenaar Art. D.194. § 1. Indien de Procureur des Konings afziet van vervolgingen of verzuimt zijn beslissing binnen de in artikel D.166, § 3, vastgelegde termijn of voor de krachtens artikel D.192 gedeclasseerde overtredingen mee te delen, beslist de bevoegde sanctionerend ambtenaar of de administratieve vervolgingen opgestart moeten worden. § 2. De sanctionerend ambtenaar kan: 1° iedere persoon vragen stellen over alle informatie waarvan de kennis nuttig kan zijn;2° zich ter plaatse alle nuttige inlichtingen, documenten, stukken of bewijsstuk laten overleggen er een fotokopie of een ander afschrift van maken, of tegen ontvangbewijs meenemen;3° de vaststellende beambten om aanvullende werken verzoeken;4° de griffiers van de rechterlijke instanties verzoeken om de in beslag genomen voorwerpen voor te leggen;5° een beroep doen op een technisch deskundige;6° zich ter plaatse begeven;7° de feiten opnieuw kwalificeren. Voor de toepassing van het eerste lid, 1° en 2°, kan de sanctionerend ambtenaar aan andere personen dan de betrokken persoon persoonsgegevens vragen die nodig zijn voor de voortzetting van de opdrachten die hem toevertrouwd worden. In zijn aanvraag toont ze aan dat het noodzakelijk is om deze gegevens te bezitten. De opgevraagde gegevens worden dan door de persoon bij wie de gegevens worden opgevraagd, overgemaakt aan de sanctionerend ambtenaar die verantwoordelijk is voor de verwerking van deze persoonsgegevens onmiddellijk van hun ontvangst.

Voor de toepassing van het eerste lid, 7°, bestaat de herkwalificatie van de feiten in de beoordeling van de feiten die de door de vaststellende beambte vastgestelde overtreding vormen, zo nodig na de overtreder te hebben gehoord, en in het vaststellen van het bestaan van een of meerdere andere overtredingen van de in artikel D.138 bedoelde wetgevingen, in voorkomend geval, in plaats van de aanvankelijk vastgestelde overtreding, of in het vaststellen of aan de voorwaarden van een overtreding van eerste categorie in de zin van artikel D.179 kan worden voldaan.

Art. D.195. § 1. Alvorens een beslissing te nemen, deelt de sanctionerend ambtenaar per aangetekende brief of op iedere andere door de Regering vastgestelde wijze waarbij een vaste datum aan de zending wordt verleend, de volgende elementen aan de overtreder mee : 1° de feiten waarvoor de procedure is opgestart;2° een uittreksel uit de overtreden wetgeving alsook, in voorkomend geval, een uittreksel uit het overtreden gemeentelijk reglement;3° de administratieve sancties en de eventuele teruggavemaatregelen die voor de vastgestelde feiten worden opgelegd;4° het feit dat de overtreder de mogelijkheid heeft om schriftelijk, bij aangetekend schrijven of via elke andere door de Regering bepaalde modaliteit, waarbij vaste datum aan de zending wordt verleend, zijn verweermiddelen te laten gelden binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de datum van kennisgeving van het aangetekend schrijven, en dat hij bij die gelegenheid het recht heeft om aan de sanctionerend ambtenaar te vragen of hij zijn verweermiddelen mondeling mag voordragen;5° het feit dat de overtreder zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door de persoon van zijn keuze;6° het feit dat de overtreder het recht heeft om zijn dossier in te kijken; 7° een afschrift van het proces-verbaal van vaststelling bedoeld in artikel D.165.

De sanctionerend ambtenaar bepaalt, in voorkomend geval, de dag en het uur waarop de overtreder erom verzocht wordt zijn verweermiddelen mondeling voor te dragen. § 2. Bij het verstrijken van de in paragraaf 1, eerste lid, 4°, bedoelde termijn, of vóór het verstrijken daarvan, kan de sanctionerend ambtenaar, indien de overtreder de feiten niet betwist of, in voorkomend geval, na het mondeling verweer van de overtreder of de daartoe gemachtigde persoon, een administratieve sanctie als bedoeld in artikel D.198 opleggen en een teruggavemaatregel als bedoeld in artikel D.201 opleggen.

Geen enkele administratieve sanctie en geen enkele teruggavemaatregel kan worden bevolen meer dan twee jaar na ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal. HOOFDSTUK III. - Administratieve sancties en alternatieve maatregelen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. D. 196. De administratieve sanctie staat in verhouding tot de ernst van de feiten waarop zij is gebaseerd.

Art. D.197. § 1. Onverminderd paragraaf 2 wordt de administratieve sanctie door de gewestelijke sanctionerend ambtenaar opgelegd. § 2. Indien de overtreding door een krachtens artikel D.149 aangewezen beambte of door een ambtenaar van de lokale politie vastgesteld is en indien ze voorgeschreven is bij het gemeentelijke reglement overeenkomstig paragraaf 3, wordt de sanctie opgelegd door de gemeentelijke of provinciale sanctionerend ambtenaar die overeenkomstig artikel D.157, § 1, derde lid, door de gemeenteraad is aangewezen. § 3. De gemeenteraad kan via het gemeentelijk reglement geheel of gedeeltelijk de feiten veroordelen die aan de basis liggen van de volgende overtredingen : 1° de verbranding van huisafval in de openlucht of in installaties die niet voldoen aan de bepalingen van de wetgeving betreffende de afvalstoffen, met uitzondering van de verbranding van droge natuurlijke afval afkomstig van bossen, velden en tuinen, zoals geregeld bij het Veldwetboek en het Boswetboek;2° het achterlaten van afval, zoals verboden krachtens de wetgeving betreffende de afvalstoffen, met inbegrip van gestorte afval die de waterlopen schade toebrengt; 3° de overtredingen van derde en vierde categorie van de bepalingen bedoeld in artikel D.138, met uitzondering van de bepalingen bedoeld in artikel D.138, eerste lid, 1° en 6°; 4° de overtredingen van het decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen; De in het gemeentelijk reglement bedoelde overtredingen zijn strafbaar met een administratie sanctie of teruggavemaatregelen bedoeld in artikel D.201.

Art. D.198. § 1. De sanctionerend ambtenaar kan één of meerdere van de volgende maatregelen uitspreken : 1° een administratieve geldboete waarvan het bedrag in het tweede lid vastgesteld wordt;2° de gemeenschapsdienst gedefinieerd als een dienst van algemeen belang die door de overtreder ten behoeve van de gemeenschap wordt verleend;3° de bemiddeling bepaald in artikel D.202.

De opgelopen administratieve bedraagt : 1° 150 tot 200.000 euro voor een overtreding van tweede categorie; 2° 50 tot 15.000 euro voor een overtreding van derde categorie; 3° 1 tot 2.000 euro voor een overtreding van vierde categorie.

Voor de overtredingen die op grond van artikel D.192 zijn gedeclasseerd, gelden de in lid 2 genoemde bedragen naar gelang van de categorie van de betrokken overtreding. § 2. Enkel de gewestelijke sanctionerend ambtenaar kan de intrekking of de administratieve schorsing van een erkenning, registratie, vergunning of afwijking, afgegeven overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel D.138 en hun uitvoeringsbesluiten, opleggen, na raadpleging van de autoriteit die deze heeft verleend.

De overheid die een erkenning, registratie, vergunning of afwijking heeft afgegeven, deelt haar advies aan de sanctionerend ambtenaar mede binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de adviesaanvraag ingediend door de sanctionerend ambtenaar. Bij gebrek aan advies binnen de voorgeschreven termijn wordt dit advies geacht voor intrekking of schorsing te zijn.

De intrekking van de in het eerste lid bedoelde handelingen kan ertoe leiden dat het de beheerder van de betrokken inrichting voor een periode van één maand tot vijf jaar verboden wordt een nieuwe erkenning, registratie of vergunning aan te vragen.

De milieuvergunning en de verklaring in de zin van de wetgeving betreffende de milieuvergunning worden niet onderworpen aan de in het eerste lid bedoelde sanctie. § 3. De sanctionerend ambtenaar kan bij wijze van bijkomende sanctie overgaan tot inbeslagneming van : 1° de dingen die het voorwerp van de overtreding uitmaken en de zaken die gediend hebben of die bestemd zijn om bedoelde overtreding te plegen, wanneer de goederen aan de overtreder toebehoren;2° de dingen die door de overtreding zijn geproduceerd;3° de geldelijke voordelen die rechtstreeks voortvloeien uit de overtreding, de eigendommen en activa die daarvoor in de plaats zijn gekomen en de inkomsten uit deze belegde voordelen. Voor de toepassing van het eerste lid stelt de Regering de procedure vast voor het beheer en de toezending van in beslag genomen stukken die in het bezit zijn van de griffiers der rechterlijke orde aan de bevoegde sanctionerend ambtenaar.

In voorkomend geval bepaalt de sanctionerend ambtenaar de bestemming van de in beslag genomen goederen. § 4. De sanctionerend ambtenaar kan bij wijze van bijkomende sanctie de bekendmaking van zijn beslissing op kosten van de overtreder en volgens de door hem vastgestelde modaliteiten bevelen. § 5. Wanneer een overtreding van het Waalse Dierenwelzijnwetboek of van de maatregelen die op grond daarvan zijn genomen, wordt vastgesteld, kan de sanctionerend ambtenaar: 1° verbieden een of meerdere dieren van een of meerdere soorten gedurende een periode van één maand tot vijf jaar te houden;2° het aantal dieren of soorten die gehouden kunnen worden, beperken; 3° tot de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier als bedoeld in artikel D.6 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek overgaan.

Overeenkomstig het eerste lid, 3°, kan de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier voor een bepaalde termijn of definitief worden uitgesproken. De bepaalde termijn mag niet kleiner zijn dan één maand.

Het verbod op het houden of de intrekking van de door de sanctionerend ambtenaar overeenkomstig het eerste lid afgegeven vergunning om een dier te houden, houdt in dat de overtreder, onder de vastgestelde voorwaarden, niet langer gemachtigd is om, rechtstreeks, onrechtstreeks of via een tussenpersoon, een of meerdere dieren te houden.

De beslissingen m.b.t. de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier worden in het in artikel D.144 bedoelde centraal bestand opgenomen.

Art. D.199. In geval van recidive : § 1. Wordt het maximumbedrag van de opgelopen administratieve geldboete verdubbeld; 2° beveelt de sanctionerend ambtenaar voor een overtreding bedoeld in het Waalse Dierenwelzijnwetboek een verbod op het houden van het dier dat het voorwerp uitmaakt van de overtreding of de intrekking van de vergunning voor het houden van een dier bedoeld in artikel D.6 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek definitief of voor een periode van één maand tot vijf jaar; 3° kan de sanctionerend ambtenaar voor een overtreding gepleegd in de uitoefening van zijn beroep de overtreder verbieden om gedurende een periode van één maand tot drie jaar persoonlijk of via een persoon een specifieke beroepsactiviteit uit te oefenen die rechtstreeks verband houdt met de overtreding. Art. D.200. § 1. Bij de vaststelling van een administratieve sanctie kan de sanctionerend ambtenaar: 1° de overtreder maatregelen tot uitstel van de uitvoering van het geheel of een deel van de in artikel D.198 bedoelde sancties toestaan; 2° in geval van verzachtende omstandigheden het bedrag, de administratieve geldboete verlagen tot onder het in artikel D.198 voorziene minimum.

Wanneer een maatregel tot uitstel van de uitvoering overeenkomstig het eerste lid, 1°, wordt opgelegd, mag de termijn voor het uitstel niet korter zijn dan één jaar en niet langer dan vier jaar, te rekenen vanaf de datum van de beslissing. Dit uitstel van de uitvoering kan: 1° een probatie-uitstel zijn, wanneer het vergezeld gaat van bijzondere voorwaarden die overeenkomstig paragraaf 2 zijn vastgesteld;2° een gewoon uitstel zijn wanneer geen enkele bijzondere voorwaarde wordt vastgesteld. Het uitstel van de uitvoering is in ieder geval afhankelijk van de voorwaarde dat geen enkele overtreding van één van de bepalingen van artikel D.138 en hun uitvoeringsbesluiten wordt gepleegd binnen de door de sanctionerend ambtenaar vastgestelde termijn. § 2. Het in paragraaf 1, tweede lid, 1°, bedoelde probatie-uitstel gaat altijd vergezeld van de volgende voorwaarden : 1° een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, het adres van zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan de sanctionerend ambtenaar of aan de door de Regering aangewezen dienst;2° gevolg geven aan de oproepingen van de sanctionerend ambtenaar of van de door de Regering aangewezen dienst. Deze voorwaarden kunnen worden aangevuld met bijzondere voorwaarden vastgesteld door de sanctionerend ambtenaar. Deze bijzondere voorwaarden houden rekening met de vastgestelde feiten en de aan de overtreder eigen situatie en zijn gericht op het voorkomen van recidive en op de begeleiding van de omkadering.

Deze bijzondere voorwaarden kunnen met name bestaan in de verplichting om: 1° een gemeenschapsdienst te verlenen zoals bedoeld in artikel D.203 en volgende; 2° een bepaalde opleiding te volgen. De in het tweede lid bedoelde omkaderingsmodaliteiten worden door de Regering bepaald. Deze modaliteiten hebben tot doel recidive te voorkomen door de opvolging en het toezicht op de naleving van de krachtens deze paragraaf vastgestelde voorwaarden. § 3. De uitvoering van de krachtens paragraaf 2 vastgestelde voorwaarden wordt door de sanctionerend ambtenaar of door de door de Regering aangewezen dienst gecontroleerd. De Regering bepaalt de modaliteiten en de periodiciteit van deze controle. § 4. Het uitstel wordt door de sanctionerend ambtenaar van rechtswege herroepen in geval van nieuwe overtreding van één van de in artikel D.138 bedoelde bepalingen of van de uitvoeringsbesluiten ervan begaan gedurende de proeftijd en die de toepassing meebrengt van een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke of administratieve geldgeldboete.

Het probatie-uitstel kan herroepen worden indien de persoon die het voorwerp uitmaakt van deze maatregel, de krachtens § 2 vastgestelde voorwaarden niet naleeft. In dit geval wordt de herroepingsprocedure door de sanctionerend ambtenaar ingeleid uiterlijk drie maanden nadat hij heeft vastgesteld dat niet aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.

Alvorens een beslissing tot herroeping te nemen, deelt de sanctionerend ambtenaar per aangetekende brief of op iedere andere door de Regering vastgestelde wijze die een bepaalde datum aan de zending verleent, volgende elementen aan de overtreder mee : 1° de feiten op grond waarvan de herroepingsprocedure is ingeleid en de mogelijkheid om het uitstel te herroepen;2° het feit dat de overtreder de mogelijkheid heeft om schriftelijk, bij aangetekend schrijven of via elke andere door de Regering bepaalde modaliteit, waarbij vaste datum aan de zending wordt verleend, zijn verweermiddelen te laten gelden binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de datum van kennisgeving van het aangetekend schrijven, en dat hij bij die gelegenheid het recht heeft om aan de sanctionerend ambtenaar te vragen of hij zijn verweermiddelen mondeling mag voordragen;3° het feit dat de overtreder zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door de persoon van zijn keuze;4° het feit dat de overtreder het recht heeft om zijn dossier in te kijken. De sanctionerend ambtenaar bepaalt, in voorkomend geval, de dag en het uur waarop de overtreder erom verzocht wordt zijn verweermiddelen mondeling voor te dragen.

Bij het verstrijken van de termijn van dertig dagen, of, in voorkomend geval, na het mondeling verweer van de overtreder of de daartoe gemachtigde persoon, beslist de sanctionerend ambtenaar over de herroeping van het herstel. Wanneer hij het uitstel niet herroept, kan de sanctionerend ambtenaar nieuwe voorwaarden verbinden met het probatie-uitstel.

De sanctionerende ambtenaar stelt de overtreder binnen drie maanden na het begin van de procedure tot herroeping van het uitstel in kennis van zijn beslissing. § 5. Tegen de beslissing tot herroeping en de beslissing tot vaststelling van nieuwe voorwaarden voor het probatie-uitstel kan door de overtreder binnen dertig dagen, op straffe van verval, beroep worden aangetekend, te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing.

Dat beroep schorst de uitvoering van de beslissing.

Het beroep wordt ingediend : 1° in geval van overtredingen van tweede categorie, d.m.v. een verzoekschrift bij de correctionele rechtbank; 2° in geval van overtredingen van derde en vierde categorie, d.m.v. een verzoekschrift bij de politierechtbank.

Een afschrift van het verzoek wordt door de aanvrager op de dag van de indiening ervan toegezonden aan de sanctionerend ambtenaar die de procedure voor de herroeping van het uitstel heeft ingeleid.

Op straffe van niet-ontvankelijkheid bevat het verzoekschrift de identiteit en het adres van de overtreder, de omstreden beslissing, de redenen voor het aanvechten van deze beslissing.

De beslissingen van de politierechtbank en de correctionele rechtbank zijn niet vatbaar voor beroep.

Art. D. 201. Naast de administratieve sancties kan de sanctionerend ambtenaar, hetzij ambtshalve, op verzoek van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de door de Regering aangewezen persoon, hetzij op verzoek van het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de overtreding is gepleegd, hetzij op verzoek van de burgerlijke partij, op kosten van de overtreder, de volgende teruggavemaatregelen gelasten : 1° het herstel in de oorspronkelijke staat;2° de uitvoering van de maatregelen om aan de overtreding een einde te maken;3° de uitvoering van maatregelen ter bescherming van de bevolking of het milieu tegen de veroorzaakte hinder of maatregelen die erop gericht zijn de toegang tot de plaatsen van de overtreding te verhinderen;4° de uitvoering van maatregelen die erop gericht zijn de veroorzaakte hinder en de gevolgen daarvan te beperken;5° de uitvoering van inrichtingswerken die erop gericht zijn de situatie op een voorlopige manier op te lossen vóór het herstel;6° de uitvoering van een studie om de geschikte veiligheids- of schadevergoedingsmaatregelen te bepalen. Overeenkomstig het eerste lid, 2°, kunnen de maatregelen die erop gericht zijn de overtreding te laten beëindigen, met name bestaan in 1° de stillegging van iedere exploitatie of ieder deel van een exploitatie, gedurende een periode van één maand tot vijf jaar, op de plaats waar de overtreding werd begaan;2° de sluiting, voor een periode van één maand tot drie jaar, van de vestiging waar de overtreding is begaan. Om de aard en de omvang van de teruggavemaatregel die hij voornemens is uit te spreken, te bepalen, kan de sanctionerend ambtenaar eerst de door hem daartoe aangewezen derden horen.

In zijn beslissing stelt de sanctionerend ambtenaar de termijn vast waarbinnen de teruggavemaatregelen door de overtreder moeten zijn voltooid.

Art. D.202. § 1. De sanctionerend ambtenaar kan de overtreder een bemiddelingsprocedure voorstellen die wordt georganiseerd door een bemiddelaar die bevoegd is om administratieve strafzaken te behandelen. De Regering bepaalt de machtigingsvoorwaarden van de bemiddelaars.

Bemiddeling is een opvoedkundige en herstellende maatregel die de overtreder in staat stelt om, via de tussenkomst van een bemiddelaar, verbeterings-, schadevergoedings-, of compensatiemaatregelen te treffen, of een gemeenschapsdienst als bedoeld in de artikelen D.203 tot en met D.208.

De overtreder deelt zijn instemming of zijn weigering om deel te nemen aan deze bemiddelingsprocedure mee binnen 20 dagen na het voorstel van de sanctionerend ambtenaar. § 2. Wanneer de overtreder instemt met het voorstel om een bemiddelingsprocedure in te stellen, zendt de sanctionerend ambtenaar binnen 30 dagen na de in § 1, derde lid, bedoelde beslissing het volledige dossier betreffende de strafbare feiten toe aan de door hem aangewezen bemiddelaar. Binnen dezelfde termijn stelt de sanctionerend ambtenaar alle bij de administratieve procedure betrokken partijen, met inbegrip van eventuele slachtoffers van de inbreuken, in kennis van de organisatie van een bemiddelingsprocedure. § 3. In alle onpartijdigheid praat de bemiddelaar met de overtreder en eventuele slachtoffers van de strafbare feiten. Indien mogelijk probeert de bemiddelaar ze tijdens de bemiddeling bij elkaar te brengen.

Tijdens de bemiddeling analyseert de bemiddelaar de redenen en de gevolgen van de strafbare feiten, alsook de verwachtingen van de partijen om tot een wederzijds bevredigende overeenkomst te komen.

Wanneer de verschillende partijen overeenstemming hebben bereikt, stelt de bemiddelaar een voorstel van overeenkomst op dat hij ter ondertekening aan de partijen voorlegt. In dit voorstel van overeenkomst wordt het doel van de overeenkomst gespecificeerd en worden de concrete maatregelen en procedures voor de uitvoering ervan uiteengezet. Na ondertekening door de verschillende partijen stuurt de bemiddelaar het ter goedkeuring naar de sanctionerend ambtenaar.

Naast de goedkeuring van de overeenkomst kan de sanctionerend ambtenaar op aanvullende wijze een teruggavemaatregel overeenkomstig artikel D.201 gelasten.

Wanneer de overeenkomst wordt goedgekeurd, kan de sanctionerend ambtenaar, niet langer administratieve procedures tegen de betrokken overtreder inleiden.

De uitvoering van de goedgekeurde overeenkomst wordt na afloop van de in de overeenkomst bepaalde termijn gecontroleerd door de bemiddelaar of de door de Regering aangewezen dienst. De Regering bepaalt de modaliteiten van deze controle. § 4. Indien de overtreder het in § 1 bedoelde voorstel weigert of indien de bemiddelaar vaststelt dat de bemiddelingsprocedure is mislukt, kan de sanctionerend ambtenaar een of meerdere van de in artikel D.198 bedoelde sancties opleggen. Zodra de bemiddeling is ingeleid, beëindigt de sanctionerend ambtenaar met zijn besluit de bemiddelingsprocedure.

Het mislukken van de bemiddelingsprocedure wordt vastgesteld wanneer de bemiddelaar tijdens de besprekingen van mening is dat het onmogelijk is om een akkoord tussen de partijen te bereiken of wanneer hij vaststelt dat de overtreder niet actief deelneemt aan de besprekingen. Wanneer de bemiddelaar of de door de Regering aangewezen dienst overeenkomstig § 3, zesde lid, bovendien vaststelt dat de overeenkomst niet wordt nageleefd, wordt het mislukken van de bemiddelingsprocedure bovendien door de sanctionerend ambtenaar uitgesproken. § 5. De in het kader van de bemiddelingsprocedure opgestelde documenten en gedane mededelingen zijn vertrouwelijk, met uitzondering van wat de partijen ter kennis van de sanctionerend ambtenaar willen geven. Zij mogen niet worden gebruikt in strafrechtelijke, burgerlijke, administratieve, arbitrale of andere geschillenbeslechtingsprocedures en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis.

Vertrouwelijke documenten die niettemin openbaar worden gemaakt of waarop een partij zich baseert in strijd met de geheimhoudingsplicht, worden automatisch uit de debatten uitgeweerd.

Onverminderd de verplichtingen die de wet hem oplegt, mag de bemiddelaar de feiten waarvan hij uit hoofde van zijn functie kennis krijgt, niet openbaar maken. Hij mag niet worden opgeroepen als getuige in een strafrechtelijke, burgerlijke, administratieve of arbitrale procedure of in een andere procedure die verband houdt met de feiten waarvan hij tijdens een bemiddelingsprocedure kennis heeft gekregen. § 6. De Regering kan de modaliteiten van de bemiddelingsprocedure bepalen. Afdeling 2. - Gemeenschapsdienst voor de meerderjarigen

Art. D.203. § 1. Onverminderd de teruggavemaatregelen kan de sanctionerend ambtenaar, wanneer hij dit passend acht, de meerderjarige overtreder, met zijn toestemming of op verzoek van laatstgenoemde, een gemeenschapsdienst voorstellen ter vervanging van de administratieve geldboete.

In geval van weigering van de overtreder behoudt de sanctionerend ambtenaar de middelen van de administratieve sancties bedoeld in artikel D.198. § 2. De gemeenschapsdienst mag niet meer dan dertig uur bedragen en moet worden uitgevoerd binnen een jaar na de kennisgeving van de beslissing van de sanctionerend ambtenaar.

De gemeenschapsdienst bestaat, in voorkomend geval gezamenlijk, in : 1° een opleiding;2° een kosteloze dienst omkaderd door van de Administratie, de gemeente, de intercommunale of een door de Administratie of de gemeente aangewezen bevoegde rechtspersoon, en verricht ten behoeve van een gewestelijke of gemeentelijke dienst of een publiekrechtelijke rechtspersoon, een stichting of een vereniging zonder winstoogmerk aangewezen door de Administratie, de gemeente of de intercommunale. Krachtens het tweede lid, 2°, kan de Regering, met hun voorafgaande toestemming, de omkadering van de gemeenschapsdienst toevertrouwen aan de milieuverenigingen die erkend zijn krachtens titel II/1, deel III, van dit Wetboek of aan de toevluchtsoorden en verenigingen die erkend zijn krachtens de artikelen D.28 en D.32 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek. In dit geval bepaalt de Regering de modaliteiten en de organisatie van deze begeleiding.

Art. D.204. § 1. Wanneer de sanctionerend ambtenaar vaststelt dat de gemeenschapsdienst binnen de voorgeschreven termijn is uitgevoerd, kan hij de administratieve geldboete niet meer opleggen.

Bij gehele of gedeeltelijke niet-naleving binnen een jaar na kennisgeving van de beslissing van de sanctionerend ambtenaar kan deze laatste, onverminderd § 2, derde lid, een administratieve geldboete opleggen. § 2. De uitvoering van de gemeenschapsdienst wordt na afloop van de in artikel D.203, § 2, bedoelde termijn gecontroleerd door de dienst van de Regering die door haar is aangewezen voor de omkadering van de dienst. De Regering bepaalt de modaliteiten van deze controle.

Indien de in het eerste lid bedoelde instelling vaststelt dat de gemeenschapsdienst niet of niet volledig is uitgevoerd overeenkomstig de beslissing van de sanctionerend ambtenaar of dat ze niet binnen de gestelde termijn is uitgevoerd, meldt zij dit binnen 30 dagen na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn aan de sanctionerend ambtenaar.

Wanneer de gestelde termijn niet in acht is genomen en de overtreder een naar behoren gemotiveerde motivering geeft, kan de sanctionerend ambtenaar de in artikel D.203, § 2, bedoelde termijn van één jaar met maximaal 60 dagen verlengen. Afdeling 3. - Maatregelen die van toepassing zijn op de minderjarigen

van veertien jaar en meer Art. D.205. § 1. Een minderjarige die op het ogenblik van de feiten de volle leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, kan het voorwerp uitmaken van een administratieve vervolging. Daartoe stelt de Regering de begeleidende maatregelen voor de betrokken minderjarigen vast om hun adequate bescherming tijdens het administratieve repressieproces te waarborgen. Indien hij het opportuun acht de vastgestelde feiten administratief te vervolgen, moet de sanctionerend ambtenaar een bemiddelingsprocedure als bedoeld in artikel D.202 voorstellen aan de minderjarige die op het moment van de feiten de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt.

De vader en moeder, de voogd of de personen die de hoede hebben over de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige tijdens de bemiddelingsprocedure vergezellen.

Wanneer de bemiddelingsprocedure wordt afgesloten met een voorstel voor gemeenschapsdienst, is dit in overeenstemming met de artikelen D.206 en volgende. § 2. In geval van weigering van de minderjarige en zijn ouders, zijn voogd of degene die de hoede heeft over de minderjarige, of in geval van mislukking van de bemiddelingsprocedure, en indien de sanctionerend ambtenaar de burger geen gemeenschapsdienst voorstelt overeenkomstig artikel D.206, § 1, kan de sanctionerend ambtenaar overeenkomstig artikel D.208 een administratieve geldboete opleggen.

Art. D.206. § 1. In geval van weigering door de minderjarige en zijn ouders, voogd of de personen die de hoede hebben over de minderjarige, in geval van mislukking van de bemiddelingsprocedure, of wanneer de sanctionerend ambtenaar van mening is dat de bemiddelingsprocedure niet geschikt is wegens de omstandigheden van de overtreding of wegens de persoonlijkheid van de overtreder, stelt de sanctionerend ambtenaar de minderjarige die op het moment van de feiten de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, een gemeenschapsdienst als bedoeld in deze afdeling aan.

De gemeenschapsdienst wordt georganiseerd op basis van zijn leeftijd en vaardigheden.

De vader en moeder, de voogd of de personen die de hoede hebben over de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige tijdens de gemeenschapsdienst vergezellen.

In afwijking van artikel D.203 duurt de gemeenschapsdienst niet meer dan vijftien uur. § 2. In geval van weigering van de minderjarige en zijn ouders, zijn voogd of de personen die de minderjarige onder zijn bewaring hebben, kan de sanctionerend ambtenaar overeenkomstig artikel D.208 een administratieve geldboete opleggen.

Art. D. 207. Een procedure van ouderlijke betrokkenheid kan worden voorzien voorafgaand aan het voorstel van bemiddeling en van gemeenschapsdienst.

In het kader van deze procedure informeert de sanctionerend ambtenaar per aangetekende brief de vader en moeder, voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, over de vastgestelde feiten en verzoekt hen om, onmiddellijk na het ontvangen van het proces-verbaal bedoeld in artikel D.165, hun mondelinge of schriftelijke opmerkingen mee te delen over deze feiten en de eventueel te nemen opvoedkundige maatregelen. Hij kan hiertoe een ontmoeting vragen met de vader en moeder, de voogd of de personen die de minderjarige onder hun hoede hebben en de minderjarige.

Na de in het tweede lid bedoelde opmerkingen te hebben ingewonnen of de minderjarige overtreder evenals zijn vader, moeder, voogd of personen die er de hoede over uitoefenen, te hebben ontmoet, en indien hij tevreden is over de educatieve maatregelen die door deze laatsten werden voorgesteld, kan de sanctionerend ambtenaar hetzij de zaak in dit stadium van de procedure afsluiten, hetzij de administratieve vervolgingen bedoeld in deze afdeling opstarten.

Art. D.208. § 1. Wanneer de sanctionerend ambtenaar een administratieve sanctie oplegt, zijn de vader en moeder, voogd of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben, burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete. § 2. Wanneer de sanctionerend ambtenaar beslist een minderjarige die op het tijdstip van de overtreding de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, administratief te vervolgen, wordt een aangetekende brief of document met een vaste datum aan de minderjarige en aan zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die er de hoede over uitoefenen, toegezonden. Die partijen beschikken over dezelfde rechten als de overtreder.

De sanctionerend ambtenaar geeft daarvan kennis aan de stafhouder van de orde van advocaten, zodat hij nagaat of de minderjarige wordt bijgestaan door een advocaat. Die kennisgeving wordt samen met de in het eerste lid bedoelde zending verstuurd. Uiterlijk binnen twee werkdagen, te rekenen van de datum van die kennisgeving, wordt een advocaat aangewezen door de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand. Een afschrift van de kennisgeving waarmee de stafhouder in kennis van de aanhangigmaking gesteld wordt, wordt bij het proceduredossier gevoegd.

Indien er een belangenconflict is, ziet de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand erop toe dat betrokkene bijgestaan wordt door een andere advocaat dan diegene op wie zijn vader en moeder, voogden of personen die er de hoede over uitoefenen of die een vorderingsrecht hebben. HOOFDSTUK IV. - Beslissing van de sanctionerend ambtenaar Art. D. 209. De sanctionerend ambtenaar stelt de overtreder per aangetekende brief of op een wijze die een vaste datum kan verlenen, in kennis van zijn beslissing en brengt deze binnen twee jaar ter kennis van de betrokken gemeente. Die termijn gaat in op de datum van ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal. Die beslissing vermeldt de beroepsmogelijkheden.

De sanctionerend ambtenaar ziet toe op de tenuitvoerlegging van zijn beslissingen, onverminderd artikel D.201.

De sanctionerend ambtenaar maakt tegelijkertijd met de overtreder een afschrift van zijn beslissing aan de directeur-generaal van de Administratie over.

De sanctionerend ambtenaar kan een afschrift van zijn beslissing overmaken aan elke belanghebbende partij die hem vooraf een geschreven en gemotiveerde aanvraag heeft toegestuurd.

Art. D.210. - De beslissing waarbij een administratieve sanctie of een teruggavemaatregel wordt opgelegd, heeft uitvoerende kracht op de vervaldatum van een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum van kennisgeving ervan, krachtens de artikelen D.217 en D.218.

Art. D.211. Wanneer hij een teruggavemaatregel krachtens artikel D.201 uitvaardigt, kan de sanctionerend ambtenaar de overtreder gelasten om binnen de acht dagen na de datum waarop zijn beslissing definitief is geworden, een zekerheid te stellen ten gunste van het Waals Gewest of het gemeentecollege, overeenkomstig de procedures voorzien in de wetgeving betreffende de milieuvergunning, ten belope van een bedrag dat gelijk is aan de geraamde kosten van de opgelegde maatregelen.

Art. D. 212. § 1. De sanctionerend ambtenaar kan een dwangsom opleggen indien de sancties opgelegd krachtens de artikelen D.198, § 1, eerste lid, 2° en 3°, §§ 2 tot en met 5, en D.199 of de teruggavemaatregelen opgelegd krachtens artikel D.201 niet worden nageleefd binnen de door hem gestelde termijn.

De sanctionerend ambtenaar kan de dwangsom vaststellen op een totaal bedrag of op een bedrag per tijdseenheid of per overtreding. In de laatste twee gevallen kan hij ook een bedrag vaststellen waarboven geen dwangsom wordt opgelegd.

De dwangsom kan niet worden opgelegd voordat de beslissing van de sanctionerend ambtenaar definitief wordt. De bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot inbeslagneming en tenuitvoerlegging zijn ook van toepassing op de tenuitvoerlegging van de beslissing van de sanctionerend ambtenaar tot oplegging van een dwangsom. § 2. De sanctionerend ambtenaar die de dwangsom heeft opgelegd, kan op verzoek van de overtreder de dwangsom vernietigen, de uitvoering ervan gedurende een door hem te bepalen periode opschorten of de dwangsom verminderen indien de overtreder permanent, tijdelijk of gedeeltelijk niet in staat is de opgelegde maatregelen na te leven. Op voorwaarde dat de dwangsom is opgelopen voordat deze onmogelijkheid zich voordoet, kan de sanctionerend ambtenaar deze niet vernietigen of verminderen. § 3. De op een vast bedrag per tijdseenheid vastgestelde dwangsom vervalt vanaf het overlijden van de overtreder, maar de dwangsommen die vóór het overlijden zijn opgelegd, blijven verschuldigd. De betaling van de dwangsom aan de erfgenamen en andere rechthebbenden van de overtreder wordt pas hervat nadat de sanctionerend ambtenaar die deze dwangsom heeft bevolen, daartoe heeft besloten. Hij kan het bedrag en de modaliteiten daarvan wijzigen. Andere dwangsommen kunnen op verzoek van de erfgenamen en andere rechthebbenden worden kwijtgescholden of verminderd door de sanctionerend ambtenaar die ze tijdelijk of definitief heeft bevolen en, in voorkomend geval, met ingang van de dag van het overlijden van de dader.

Art. D.213.Wanneer de sanctionerend ambtenaar opdracht heeft gegeven tot een onderzoek om de passende veiligheids- of schadevergoedingsmaatregelen vast te stellen, kan hij binnen 180 dagen na ontvangst van het onderzoek opdracht geven tot het herstellen in de oorspronkelijke staat overeenkomstig artikel D.201, eerste lid, 1°. Zo niet wordt er geen herstel in de oorspronkelijke staat bevolen.

Art. D. 214. Wanneer het in artikel D.201, eerste lid, 1°, bedoelde herstel in de oorspronkelijke staat niet binnen de voorgeschreven termijn wordt uitgevoerd, kan de sanctionerend ambtenaar de uitvoering ervan bepalen door de directeur-generaal van de Administratie of het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de overtreding werd begaan, aan te wijzen.

De termijn begint te lopen op de dag waarop de beslissing van de sanctionerend ambtenaar definitief wordt. De overtreder wordt gedwongen tot de terugbetaling van alle uitvoeringskosten op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de overheid die voor de uitvoering heeft gezorgd.

De vaststellende beambten kunnen voor de uitvoering van het herstel in de oorspronkelijke staat elk ogenblik de installaties, lokalen, terreinen en andere plaatsen binnentreden, behalve als het gaat om een woonplaats in de zin van artikel 15 van de Grondwet.

Indien het gaat om een woonplaats in de zin van artikel 15 van de Grondwet, mogen die beambten er binnentreden met de voorafgaande toestemming van de onderzoeksrechter of voor zover hij de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming heeft van de persoon die het effectieve genot van de betrokken plaatsen geniet. HOOFDSTUK V. - Bestemming van de administratieve geldboetes en van de dwangsommen Art. D. 215. De administratieve geldboete opgelegd door de gewestelijke sanctionerend ambtenaar wordt op het Fonds voor de milieubescherming, afdeling milieuwangedrag gestort binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum waarop de beslissing uitvoerende kracht heeft verworven.

De administratieve geldboete opgelegd door de sanctionerend ambtenaar die krachtens artikel D.157 door de gemeenteraad aangewezen is, wordt ten gunste van de gemeente betaald binnen een termijn van dertig dagen die ingaat na de datum waarop de beslissing uitvoerende kracht heeft verworven. Het bedrag wordt door overschrijving op een rekening van de gemeentelijke administratie gestort d.m.v. een stortings- of overschrijvingsformulier.

Art. D.216. De door de gewestelijke sanctionerend ambtenaar opgelegde dwangsom wordt bestemd voor het Fonds voor de milieubescherming, afdeling milieuwangedrag.

De dwangsom opgelegd door de gemeentelijke sanctionerend ambtenaar door de sanctionerend ambtenaar die krachtens artikel D.157 door de gemeenteraad aangewezen is, wordt ten gunste van de gemeente bestemd door overschrijving op een rekening van de gemeentelijke administratie. HOOFDSTUK VI. - Beroep Art. D. 217. De overtreder, de directeur-generaal van de Administratie tegen de beslissing van de in artikel D.157 bedoeld sanctionerend ambtenaar of de gemeente tegen de beslissing van de in artikel D.156 bedoelde sanctionerend ambtenaar, betreffende overtredingen die het voorwerp hebben uitgemaakt van een gemeentelijk reglement bedoeld in artikel D.197, § 3, kunnen een beroep instellen binnen een termijn van dertig dagen - op straffe van verval - die begint te lopen vanaf : 1° de kennisgeving van de in artikel D.209, eerste lid, bedoelde kennisgeving; 2° of, bij gebrek aan beslissing, het vestrijken van de termijn bedoeld in artikel D.195, § 2, tweede lid, of in artikel D.213.

Dat beroep schorst de uitvoering van de beslissing.

Voor overtredingen van derde en vierde categorie wordt het beroep d.m.v. een verzoekschrift bij de politierechtbank ingediend.

Voor overtredingen van tweede categorie wordt het beroep d.m.v. een verzoekschrift bij de correctionele rechtbank ingediend.

Een afschrift van het verzoekschrift wordt door de aanvrager op de dag van de indiening ervan toegezonden aan de sanctionerend ambtenaar die de administratieve sanctie heeft uitgesproken.

Op straffe van niet-ontvankelijkheid bevat het verzoekschrift de identiteit en het adres van de aanvrager, de aangevochten beslissing, de redenen waarom de beslissing wordt aangevochten.

De beslissingen van de politierechtbank en de correctionele rechtbank zijn niet vatbaar voor beroep. Het Wetboek van strafvordering is toepasselijk op de procedures en beslissingen van dit hoofdstuk.

Art. D. 218. § 1. In afwijking van artikel D.217 wordt het beroep, indien de beslissing van de sanctionerend ambtenaar betrekking heeft op minderjarigen, altijd door middel van een gratis verzoekschrift bij de jeugdrechter ingediend. In dat geval kan het beroep ook ingediend worden door de vader en moeder, de voogden of de personen die het toezicht op hem uitoefenen. De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de overtreder meerderjarig is wanneer zij zich uitspreekt.

Dat beroep schorst de uitvoering van de beslissing.

Een afschrift van het verzoekschrift wordt door de aanvrager op de dag van de indiening ervan toegezonden aan de sanctionerend ambtenaar die de administratieve sanctie heeft uitgesproken.

Op straffe van niet-ontvankelijkheid bevat het verzoekschrift de identiteit en het adres van de aanvrager, de aangevochten beslissing en de redenen waarom de beslissing wordt aangevochten. § 2. Wanneer een beroep tegen een administratieve sanctie aanhangig wordt gemaakt bij de jeugdrechtbank, kan deze de sanctie vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding zoals die wordt bepaald in artikel 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. In dat geval is artikel 60 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming van toepassing. § 3. De beslissingen van de politierechtbank zijn niet vatbaar voor beroep.

Wanneer de jeugdrechtbank evenwel beslist tot de vervanging van de administratieve sanctie door een bewakings-, beschermings- of opvoedingsmaatregel bedoeld in artikel 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, is zijn beslissing voor beroep vatbaar. In dat geval zijn de procedures waarin de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming voorziet voor de feiten die als overtredingen beschouwd worden van toepassing. HOOFDSTUK VII. - Inning en invordering Art. D. 219. § 1. Op grond van een betalingsbevel betreffende een beslissing tot het opleggen van een uitvoerbare administratieve geldgeldboete overeenkomstig artikel D.210 of een vonnis in hoger beroep van de in de artikelen D.217 en D.218 bedoelde bevoegde rechtbank dat in kracht van gewijsde is gegaan, dan wel een vonnis op grond van de artikelen D.185 en D.187. dat in kracht van gewijsde is gegaan, en met het oog op de invordering van de administratieve geldboetes, van de dwangsom, van de geldsom bedoeld in artikel D.188 en de kosten van het herstel in de oorspronkelijke staat genieten het Waalse Gewest en de gemeente op het grondgebied waarvan de overtreding is begaan een algemeen bevoorrecht op alle goederen van de betrokken persoon en kunnen zij alle goederen van de betrokkene die eraan onderworpen kunnen zijn en die zich op het grondgebied van het Waals Gewest bevinden, met een wettelijke hypotheek bezwaren.

Dat voorrecht neemt rang in onmiddellijk na de voorrechten die vermeld zijn in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 en in artikel 23 van boek II van het Wetboek van Koophandel.

De rangorde van de wettelijke hypotheek wordt bepaald door de datum van inschrijving die is toegekend na de betekening van het betalingsbevel.

De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de sanctionerend ambtenaar of van de bevoegde autoriteit die de krachtens de artikelen D.185 en D.187 gelaste maatregelen uitvoert. § 2. Artikel 19 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 is niet van toepassing op de wettelijke hypotheek inzake ten onrechte gestorte steun en administratieve geldgeldboetes waarvoor een dwangbevel werd uitgevaardigd en waarvan betekening aan betrokkene is gedaan voor het vonnis van faillietverklaring.

TITEL VII. - Fonds voor de milieubescherming Art. D. 220. Er wordt binnen de ontvangstenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van het Gewest een Begrotingsfonds voor de milieubescherming, hierna "het Fonds" genoemd, ingesteld dat uit vier afdelingen bestaat, met name : 1° de afdeling "milieuwangedrag";2° de afdeling "waterbescherming";3° de afdeling "bodembescherming";4° de afdeling "bescherming van de luchtkwaliteit". Art. D. 221. § 1. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de spijzing en het beheer van het Fonds.

Dat fonds wordt gespijsd door het geheel van de volgende opbrengsten : 1° de geldsommen bedoeld in de artikelen D.174, D.185, D.18 en D.188; 2° de opbrengst van de administratieve geldboetes die door de in artikel D.156 bedoelde sanctionerende ambtenaren worden opgelegd en die krachtens artikel D.198 worden geïnd; 3° de giften en legaten gedaan ten voordele van het Waalse Gewest voor de ondersteuning van de milieubescherming; 4° de geldsommen ingevorderd door de bevoegde overheid overeenkomstig artikel D.123; 5° de dossiersrechten bepaald bij de wetgeving betreffende de milieuvergunning en bij het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering en de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging. § 2. In afwijking van paragraaf 1 : 1° wordt het Begrotingsfonds voor de kwaliteit van dierlijke en plantaardige producten gespijsd door de opbrengst van de dwangsommen uitgesproken voor overtredingen vermeld in de artikelen D.396, eerste lid, 1° en 2°, D. 397, § § 1 tot 3 en D.398 van het Waalse Landbouwwetboek en van de administratieve geldboetes opgelegd in geval van overtreding van het Waalse Landbouwwetboek; 2° wordt het Begrotingsfonds voor de financiering van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem gespijsd door de opbrengst van de dwangsommen uitgesproken voor de overtreding vermeld in artikel D.396, lid 1, 3°, van het Landbouwwetboek; 3° wordt het Begrotingsfonds inzake het landbouwgrondbeleid gespijsd door de opbrengst van de dwangsommen uitgesproken voor de overtreding vermeld in artikel D.397, § 4, van het Landbouwwetboek; 4° wordt het Begrotingsfonds ten gunste van het visserij- en hengelbeheersplan in Wallonië gespijsd door de opgelegde administratieve geldboetes en de gesloten schikkingen in geval van overtreding van het decreet van 27 maart 2014 betreffende de riviervisserij, het visbeleid en de visserijstructuren;5° wordt het Begrotingsfonds voor Dierenwelzijn gespijsd door de opgelegde administratieve geldboetes en de gesloten schikkingen in geval van overtreding van het Waalse Dierenwelzijnwetboek alsook door de opbrengst van de door de sanctionerend ambtenaar bevolen inbeslagnemingen; 6° wordt het Begrotingsfonds voor Biodiversiteit gespijsd door de opgelegde administratieve geldboetes en de gesloten schikkingen in geval van overtreding van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud of van artikel D.184, § 7.

Art. D. 222. § 1. De ontvangsten van het Begrotingsfonds voor de milieubescherming, afdeling "milieuwangedrag" worden bestemd voor de uitvoering van de volgende opdrachten : 1° de teruggavemaatregelen, met inbegrip van het herstel in de oorspronkelijke staat;2° de acties inzake milieu-gezondheid; 3° de bevordering van preventie door de controle en de zelfcontrole op de naleving van de bepalingen bedoeld in artikel D.138; 4° de projecten inzake milieuopleiding en -bewustmaking.5° allerhande uitgaven betreffende de uitvoering van dit deel, met inbegrip van de uitgaven voor de prestaties, werking en investering;6° de organisatie van de begeleiding, de opvolging en de controle van de gemeenschapsdienst;7° allerhande uitgaven betreffende de basis- en voortgezette opleiding van de verschillende interveniënten in het kader van het repressieve milieubeleid. Onverminderd het eerste lid worden de ontvangsten van het Fonds, afdeling "milieuwangedrag", bestemd voor de kosten die voortvloeien uit de indienstneming van personeel binnen de Administratie dat belast is met het opsporen, het vaststellen, het vervolgen, het bestraffen of het opleggen van teruggavemaatregelen in geval van overtredingen inzake leefmilieu. § 2. De ontvangsten van het Fonds, afdeling "bodembescherming", worden bestemd voor de financiering van de uitgaven betreffende het beleid inzake bodembescherming en- beheer. § 3. De ontvangsten van het Fonds, afdeling "bescherming van de luchtkwaliteit", worden bestemd voor de financiering van de uitgaven betreffende het beleid inzake de bescherming, de verbetering en de handhaving van de luchtkwaliteit. HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen

Art. 2.Artikel 51 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, vervangen bij het decreet van 5 juni 2008 en gewijzigd bij het decreet van 10 mei 2012, wordt vervangen als volgt : "

Art. 51.Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die : 1° afvalstoffen achterlaat in het kader van de gewoonlijke uitoefening van een activiteit;2° afvalstoffen van zodanige omvang achterlaat dat het milieu en, in voorkomend geval, de menselijke gezondheid in gevaar zijn of kunnen worden gebracht;3° afvalstoffen in een andere context dan die bedoeld in 1° en met een andere omvang dan die bedoeld in 2° achterlaat;4° artikel 13, §§ 1 en 2 overtreedt;5° artikel 6 overtreedt;6° onverminderd de punten 1° tot 3°, artikel 7, §§ 1, 2 en 3 overtreedt;7° artikel 8 overtreedt;8° artikel 10 overtreedt;9° artikel 14 overtreedt;10° artikel 19, § 3, overtreedt; 11° artikel 23 overtreedt.".

Art. 3.In artikel 58, § 2, 3°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden de woorden "in artikel 1 D. 146, 1°, 2° en 3°, van het Milieuwetboek" vervangen door de woorden "in artikel D.162 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 4.In artikel 71, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 juli 2010, worden de woorden "artikel D.149, § 5, van het Milieuwetboek" vervangen door de woorden "artikel D.169 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 5.In artikel D.28-19 van Boek I van het Milieuwetboek, ingevoegd bij het programmadecreet van 17 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt : "De Regering stort maximum 80 % van de onvoorwaardelijke jaarlijkse schijf van de subsidie op de vijfde werkdag van de maand januari aan de aanvrager die aan de volgende voorwaarden voldoet : ";2° de §§ 3 en 4 worden opgeheven.

Art. 6.Artikel D.28-20, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2018, wordt opgeheven.

Art. 7.In hoofdstuk VII, Titel IV, Deel II van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt wordt een artikel D.177bis ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.177bis. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de opvolging door middel van metingen van potentieel uitspoelbare stikstof, voor de overeenstemming van de in kwetsbare gebieden gelegen landbouwbedrijven met de goede landbouwpraktijken die nodig zijn om het water te beschermen tegen nitraatverontreiniging uit agrarische bronnen.".

Art. 8.In artikel D.263, § 1, van hetzelfde Boek, ingevoegd bij het decreet van 12 december 2014 en gewijzigd bij het decreet van 23 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "artikel D.147" vervangen door de woorden "artikel D.163"; 1° in het derde lid worden de woorden "artikel D.147" vervangen door de woorden "artikel D.163";

Art. 9.Artikel D.396 van hetzelfde Boek, voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 juni 2016, wordt het eerste lid aangevuld met een punt 4°, luidend als volgt : "4° de landbouwer wiens landbouwbedrijf gedurende ten minste drie jaar, al dan niet na elkaar, tijdens eenzelfde programma voor de waarneming van de metingen van potentieel uitspoelbare niet-conform wordt verklaard.

Art. 10.Artikel D.398 van hetzelfde Boek wordt opgeheven.

Art. 11.In artikel 33 van het decreet van 27 maart 2014 betreffende de riviervisserij, het visbeleid en de visserijstructuren worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "Onverminderd artikel D.154, van Boek I van het Milieuwetboek, wordt er een overtreding van derde categorie in de zin van artikel D. 151 van dit Boek begaan door" vervangen door de woorden "Onverminderd artikel D. 183, van Boek I van het Milieuwetboek, wordt er een overtreding van derde categorie in de zin van Boek I van het Milieuwetboek begaan door"; 2° in het tweede lid worden de woorden "van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek" vervangen door de woorden "van artikel D.178 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 12.In artikel 34 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "Onverminderd artikel D.152 van Boek I van het Milieuwetboek " vervangen door de woorden "Onverminderd artikel D.180 van Boek I van het Milieuwetboek"; 2° in het tweede lid worden de woorden "van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek" vervangen door de woorden "van artikel D.178 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 13.In artikel 35, derde lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden "artikel D.159, § 1, tweede lid," vervangen door de woorden "artikel D.174".

Art. 14.Artikel D.390 van het Landbouwwetboek wordt vervangen als volgt : "Art. D. 390. De personeelsleden belast met de controle op de naleving van de bepalingen van dit Wetboek en de krachtens dit Wetboek genomen bepalingen zijn de personeelsleden en deskundigen bedoeld in de artikelen D.146 en D.148 en in de artikelen D.149 en D.152 van Boek I van het Milieuwetboek.".

Art. 15.In artikel 391, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "overeenkomstig artikel D.147 van deel VIII van het decreetgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel D.163 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 16.In artikel 395 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "in artikel D.148 van deel VIII van het decreetgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel D.164 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 17.In artikel 399, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "overeenkomstig artikel D.159, § 1, van deel VIII van het decreetgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel D.174 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 18.In artikel 400 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "In afwijking van artikel D.165, lid 3, van deel VIII van het decreetgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek" vervangen door de woorden "In afwijking van artikel D.216 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 19.In artikel 37 van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de geologische opslag van kooldioxide worden de woorden "artikel D.151, deel VIII, van het decretale gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek" telkens vervangen door de woorden "artikel D.178 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 20.In artikel 124, eerste lid, van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering, wordt een punt 4° ingevoegd, luidend als volgt : "4° worden, voor artikel 99 van dit decreet, de administratieve procedures betreffende een verontreinigde bodem in situ, vóór de inwerkingtreding van dit decreet door de Regering op basis van artikel 43 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen of door de Burgemeester of het toezichthoudend personeelslid op basis van artikel D.149 van Boek I van het Milieuwetboek besloten en worden de desbetreffende beroepen behandeld volgens de regels die van kracht zijn op de dag van deze beslissing.".

Art. 21.In artikel D.12, § 3, van het Waalse Dierenwelzijnwetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het cijfer "20" vervangen door het cijfer "10" en worden de woorden "Na afloop van die termijn" vervangen door de woorden "Na afloop van die termijn en bij gebrek aan verlenging bedoeld in het tweede lid"; 2° er wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt : "De in het eerste lid bedoelde termijn kan op verzoek van de voor het dier verantwoordelijke persoon met tien dagen worden verlengd, wanneer hij bepaalt dat hij het dier niet binnen de bedoelde termijn kan terugnemen.".

Art. 22.In het Waalse Dierenwelzijnwetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel D.20, § 2, eerste lid, 4°, a) worden de woorden "artikel D.149bis" vervangen door de woorden "artikel D.170"; 2° in artikel D.29, § 2, worden de woorden "artikel D.163bis" vervangen door de woorden "artikel D.198, § 2"; 3° in artikel D.58, § 2, tweede lid, 3°, worden de woorden "artikel D.140bis" vervangen door de woorden "artikel D.148"; 4° in artikel D.101, eerste lid, 2°, worden de woorden "D.170, § 3, vierde lid", vervangen door de woorden "artikel D.221, § 2, eerste lid, 5°"; 5° in artikel D.101, eerste lid, 3°, worden de woorden "artikel D.149bis" vervangen door de woorden "artikel D.170"; 6° in artikel D.104, § 1, worden de woorden "artikel D.140" vervangen door de woorden "de artikelen D.146 tot D.155"; 7° in artikel D.104, § 3, worden de woorden "artikel D.140, § 1" vervangen door de woorden "artikel D.146".

Art. 23.Artikel D.38 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een derde lid, luidend als volgt : "In afwijking van het eerste en het tweede lid blijft de bij deze interventie betrokken paardachtige gemachtigd om deel te nemen aan een tentoonstelling, keuring of wedstrijd en kan hij er worden toegelaten, wanneer kan worden aangetoond dat de staart vóór de inwerkingtreding van dit Wetboek is geamputeerd.".

Art. 24.In artikel D.105 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, wordt 10° aangevuld met de woorden "of een activiteit die krachtens dit Wetboek onderworpen is aan een erkenning of een vergunning uitoefent zonder de vastgestelde voorwaarden daarvan na te leven";2° in paragraaf 1, punt 32°, wordt het punt vervangen door een puntkomma; 3° paragraaf 1 wordt aangevuld met een punt 33° luidend als volgt : "33° zich verzet tegen, verhindert of niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, bij het teruggeven van het dier of bij de schenking van het dier op grond van artikel D.170 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 25.In artikel 15 van het decreet van 17 januari 2019 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging gebonden aan het verkeer van de voertuigen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : "Het eerste lid is niet van toepassing op de volgende voertuigen : 1° de in artikel 37 van de Wegcode bedoelde prioritaire voertuigen;2° de voertuigen van de krijgsmacht;3° de voertuigen die in noodsituaties of bij reddingswerken worden gebruikt op verzoek van de brandweer, de politie, het leger, de civiele bescherming of de wegenautoriteiten;4° de voertuigen die speciaal uitgerust zijn voor het onderhoud en de controle van infrastructuren en installaties van algemeen nut;5° de voertuigen uitgerust met een koelapparatuur;6° de speciaal uitgeruste voertuigen die door de werking van de motor autonoom elektrische energie leveren aan de uitrustingen van het voertuig; 7° de voertuigen met een technisch probleem waarbij het noodzakelijk is de motor draaiende te houden."; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "De Regering kan de lijst van de in het tweede lid bedoelde voertuigen die afwijken van de toepassing van het eerste lid, aanvullen.".

Art. 26.Artikel 19 van het decreet van 31 januari 2019 betreffende de kwaliteit van de binnenlucht wordt vervangen als volgt : "Met uitzondering van artikel 4 treedt dit decreet in werking op de door de Regering bepaalde datum.

Artikel 4 treedt in werking op 1 september 2019.". HOOFDSTUK III. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 27.De personeelsleden bedoeld in artikel D.139, 1°, van Boek I van het Milieuwetboek, in de versie vóór de wijziging voorzien bij dit decreet, worden geacht te zijn aangewezen in overeenstemming met dit decreet.

De sanctionerende ambtenaren bedoeld in artikel D.137, 4°, van Boek I van het Milieuwetboek, in de versie vóór de wijziging voorzien bij dit decreet, worden geacht te zijn aangewezen in overeenstemming met dit decreet.

Art. 28.Onverminderd artikel D.138 van Boek I van het Milieuwetboek bevat Deel VIII van Boek I van het Milieuwetboek de bepalingen m.b.t. toezicht, dwang en sancties die nodig zijn voor de toepassing van de volgende wetten en decreten en hun uitvoeringsbesluiten : 1° het decreet van 9 mei 1985 met betrekking tot de ontsluiting van steenbergen;2° de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren;3° het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen;4° het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;5° het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;6° het decreet van 3 april 2009 betreffende de bescherming tegen de eventuele schadelijke effecten en de hinder van de niet-ioniserende stralingen die door stationaire zendantennes gegenereerd worden;7° het decreet van 10 juli 2013 betreffende de geologische opslag van kooldioxide. De in het eerste lid bedoelde verschillende opsommingen worden door de Regering opgeheven op de datum die zij bepaalt.

Art. 29.Opgeheven worden : 1° artikel 13 van het decreet van 3 april 2009 betreffende de bescherming tegen de eventuele schadelijke effecten en de hinder van de niet-ioniserende stralingen die door stationaire zendantennes gegenereerd worden;2° de artikelen 413 en 414 van het Waalse Landbouwwetboek;3° artikel 40 van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de geologische opslag van kooldioxide;4° artikel 17 van het decreet van 31 januari 2019 betreffende de kwaliteit van de binnenlucht.

Art. 30.§ 1. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2021.

In afwijking van het eerste lid bepaalt de Regering de datum van inwerking van artikel 29, eerste lid, 4°. § 2. In afwijking van paragraaf 1 : 1° hebben de artikelen 20 en 24 van dit decreet uitwerking met ingang van 1 januari 2019;2° heeft artikel 25 van dit decreet uitwerking met ingang van 1 maart 2019;3° treden de artikelen 7, 9, 10, 21, 23 en 26 van dit decreet in werking op 1 juli 2019. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 6 mei 2019.

De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastructuren, V. DE BUE (1) Zitting 2018-2019. Stukken van het Waals Parlement, 1333 (2018-2019) Nrs 1, 1bis tot 11.

Volledig verslag, plenaire vergadering van 3 mei 2019.

Bespreking.

Stemming.

^