gepubliceerd op 16 augustus 2012
Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten
6 JULI 2012. - Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : DECREET tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in titel II van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten
Art. 2.In titel II, hoofdstuk I, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten wordt een afdeling 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 1/1. Wijziging van erkenningen ».
Art. 3.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/1.De Vlaamse Regering erkent de wijzigingen van de gebiedsomschrijvingen van de erkende parochies, op voorstel van het erkend representatief orgaan. De criteria voor de erkenning, vermeld in artikel 2, tweede lid, zijn in dit geval niet van toepassing.
De Vlaamse Regering stelt de procedureregels vast. ».
Art. 4.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/2.De Vlaamse Regering kan, op voorstel van het erkend representatief orgaan, de erkenning opheffen van een erkende annexe-kerk of kapelanij. Als aan de kapelanij een afzonderlijke kerkfabriek verbonden is, zijn evenwel artikel 4/3 tot en met 4/11 van toepassing.
De Vlaamse Regering stelt de procedureregels vast. ».
Art. 5.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/3 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/3.De Vlaamse Regering erkent de samenvoeging van twee of meer erkende parochies door het erkend representatief orgaan. Het erkend representatief orgaan stelt de betrokken kerkfabrieken en het centraal kerkbestuur onverwijld in kennis van zijn beslissing tot samenvoeging. De criteria voor de erkenning, vermeld in artikel 2, tweede lid, zijn niet van toepassing op een dergelijke samenvoegingsprocedure.
De Vlaamse Regering stelt de procedureregels vast. ».
Art. 6.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/4 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/4.De erkenning van de samenvoeging van twee of meer erkende parochies maakt een einde aan het bestaan van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies, met uitzondering van de kerkfabriek die door het representatief orgaan wordt aangeduid als de te behouden kerkfabriek.
De erkenning van de samenvoeging van twee of meer erkende parochies maakt van rechtswege een einde aan het mandaat van de leden van de kerkraden van alle samengevoegde kerkfabrieken.
Een dergelijke samenvoeging heeft geen invloed op de samenstelling van het centraal kerkbestuur waaronder de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies ressorteerden, tot de eerstvolgende verkiezing van dat centraal kerkbestuur. Als er in de gemeente een centraal kerkbestuur werd opgericht, blijft dat centraal kerkbestuur bestaan, tenzij die samenvoeging er toe leidt dat er nog slechts één erkende parochie van de rooms-katholieke eredienst is waarvan de hoofdkerk op het grondgebied van de gemeente ligt. In dat laatste geval wordt het centraal kerkbestuur van die gemeente, als dat werd opgericht, opgeheven. ».
Art. 7.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/5 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/5.De leden van de kerkraad van de te behouden kerkfabriek, worden na de samenvoeging de eerste keer aangesteld door het erkend representatief orgaan, op voorstel van de door dat orgaan aangestelde verantwoordelijke van de nieuwe parochie.
De Vlaamse Regering bepaalt bij de erkenning van de samenvoeging wanneer de eerste gedeeltelijke vernieuwing van de kerkraad plaatsvindt. Het lot wijst de leden aan die bij die eerste gedeeltelijke vernieuwing uittreden. ».
Art. 8.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/6 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/6.Vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing van het erkend representatief orgaan tot samenvoeging van twee of meer parochies, worden de bevoegdheden van de bestuursorganen van de kerkfabrieken van die parochies, behalve van de te behouden kerkfabriek, beperkt tot de handelingen die voortvloeien uit het dagelijkse beheer, die gaan over de dringende zaken of die betrekking hebben op de lopende zaken. Zo niet zijn de genomen beslissingen of de gevolgen ervan niet tegenstelbaar aan de bestuursorganen van de te behouden kerkfabriek. ».
Art. 9.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/7 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/7.Alle roerende goederen worden overgedragen aan de te behouden kerkfabriek.
De in het eerste lid bedoelde overdracht wordt van rechtswege uitgevoerd. De overdracht is zonder verdere formaliteiten tegenstelbaar aan derden op de datum van de erkenning van de samenvoeging.
De goederen, bedoeld in dit artikel, worden overgedragen in de staat waarin ze zich bevinden, met inbegrip van de lasten en de verplichtingen die eigen zijn aan de goederen.
De te behouden kerkfabriek treedt op de datum van de erkenning van de samenvoeging in de rechten en plichten van de andere kerkfabrieken van de samengevoegde parochies voor de roerende goederen die aan haar werden overgedragen, met inbegrip van de rechten en plichten die voortvloeien uit de hangende en de toekomstige gerechtelijke procedures. ».
Art. 10.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/8 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/8.De onroerende goederen die eigendom zijn van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies, worden overgedragen aan de te behouden kerkfabriek, op de datum van de erkenning van de samenvoeging. De te behouden kerkfabriek neemt de rechten, plichten en lasten over van de onroerende goederen waarvan de eigendom aan haar werd overgedragen. ».
Art. 11.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/9 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/9.De te behouden kerkfabriek neemt op de datum van de erkenning van de samenvoeging de rechten, plichten en lasten over van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies, die voortvloeien uit overeenkomsten. ».
Art. 12.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/10 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/10.Met behoud van de toepassing van artikel 4/6 wordt elke procedure voor overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, gegund door een van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies, voortgezet door de te behouden kerkfabriek, vanaf de datum van de erkenning van de samenvoeging. ».
Art. 13.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/11 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4/11.De penningmeesters van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies maken hun eindrekening op met toepassing van artikel 56.
De te behouden kerkfabriek neemt van rechtswege de activa en passiva van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies over.
De eindrekeningen van de penningmeesters van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies worden ter goedkeuring voorgelegd aan de kerkraad van de te behouden kerkfabriek. ».
Art. 14.In artikel 25, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het getal « vier » vervangen door het getal « twee ».
Art. 15.In artikel 27 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de kerkraden van de kerkfabrieken in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing. ».
Art. 16.In artikel 30 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : « Bij elke tegen het centraal kerkbestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter, samen met de secretaris van het centraal kerkbestuur, als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval.
Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal kerkbestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal kerkbestuur. ».
Art. 17.In artikel 32, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan punt 5° worden de woorden « en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de kerkfabrieken » toegevoegd;2° er worden een punt 8° en een punt 9° toegevoegd, die luiden als volgt : « 8° het coördineren van het beleid van de kerkfabrieken van de gemeente, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de kerkfabrieken van de gemeente, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen;9° de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.».
Art. 18.Aan artikel 33 van hetzelfde decreet worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Het centraal kerkbestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken kerkfabrieken. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de kerkfabrieken.
Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, betrekt de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt de overige gemeente of gemeenten bij het overleg. ».
Art. 19.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 33/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 33/1.Het centraal kerkbestuur kan, ook namens de kerkfabrieken die eronder vallen, afspraken maken met de gemeenteoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal kerkbestuur, het gemeentebestuur en de betrokken kerkfabrieken. Het centraal kerkbestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken kerkfabrieken. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de kerkfabrieken die eronder vallen.
Een kerkfabriek kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.
De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan.
Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd. ».
Art. 20.In artikel 39 van hetzelfde decreet wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De kerkraad kan die bevoegdheden overdragen aan het centraal kerkbestuur. De voorwaarden van een dergelijke delegatie worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen het centraal kerkbestuur en de betrokken kerkfabriek of kerkfabrieken. ».
Art. 21.In artikel 43 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het derde lid wordt de volgende zin toegevoegd : « De gemeenteraad kan het meerjarenplan goedkeuren, niet goedkeuren of aanpassen aan wat in het overleg, vermeld in artikel 33, besproken werd.»; 2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, verstuurt de gemeenteraad van de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, zijn besluit ook onmiddellijk naar de overige gemeente of gemeenten.».
Art. 22.In artikel 44 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Tegen de beslissing van de gemeenteraad kan beroep worden ingesteld bij de provinciegouverneur binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het besluit van de gemeenteraad. »; 2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden « de goedkeuring » vervangen door de woorden « het beroep »;3° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord « niet-goedkeuringsbesluit » vervangen door het woord « beroep »;4° aan paragraaf 1, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd : « De provinciegouverneur kan het meerjarenplan goedkeuren, niet goedkeuren of aanpassen.»; 5° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden « zijn goedkeuring aan de meerjarenplannen te hebben verleend » vervangen door de woorden « het beroep te hebben ingewilligd »;6° aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De termijn, vermeld in het tweede en derde lid, wordt gestuit door de verzending van een aangetekende brief waarmee de toezichthoudende overheid aanvullende inlichtingen inwint.De dag na de ontvangst van de aanvullende inlichtingen vangt een nieuwe termijn van dertig dagen aan. »; 7° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Tegen de beslissing van de provinciegouverneur of bij ontstentenis van beslissing kan bij de Vlaamse Regering beroep worden ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het besluit of, bij ontstentenis van beslissing, op de dag na het verstrijken van de termijn, bedoeld in het derde lid.»; 8° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De termijn, vermeld in het tweede en derde lid, wordt gestuit door de verzending van een aangetekende brief waarmee de toezichthoudende overheid aanvullende inlichtingen inwint.De dag na de ontvangst van de aanvullende inlichtingen vangt een nieuwe termijn van dertig dagen aan. ».
Art. 23.In artikel 48 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de zinsnede « Als de gemeentelijke bijdrage in het budget binnen de grenzen blijft van het bedrag, opgenomen in het goedgekeurde meerjarenplan, » wordt vervangen door de zinsnede « Als het budget past in het goedgekeurde meerjarenplan, »;2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast waaraan het budget moet voldoen om te passen in het goedgekeurde meerjarenplan.Het exploitatiebudget past in het meerjarenplan als de gemeentelijke toelage niet meer bedraagt dan wat in het meerjarenplan is goedgekeurd als gemeentelijke toelage. ».
Art. 24.In artikel 49 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede « Als de gemeentelijke bijdrage in het budget de grenzen van het bedrag, opgenomen in het goedgekeurde meerjarenplan, overschrijdt, » vervangen door de zinsnede « Als het budget niet past in het goedgekeurde meerjarenplan, »;2° aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, verstuurt de gemeenteraad van de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, zijn besluit ook onmiddellijk naar de overige gemeente of gemeenten.»; 3° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Tegen de beslissing van de gemeenteraad kan beroep worden ingediend bij de provinciegouverneur binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het besluit bij de kerkfabriek. Het budget en het besluit van de gemeenteraad moeten bij het beroep gevoegd worden. »; 4° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De termijn, vermeld in het tweede en derde lid, wordt gestuit door de verzending van een aangetekende brief waarmee de toezichthoudende overheid aanvullende inlichtingen inwint.De dag na de ontvangst van de aanvullende inlichtingen vangt een nieuwe termijn van dertig dagen aan. ».
Art. 25.In artikel 50, eerste lid, van hetzelfde decreet worden tussen het woord « worden » en de zinsnede « voor 15 september » de woorden « na het advies van het erkend representatief orgaan » ingevoegd.
Art. 26.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 50/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 50/1.De kerkraad kan zonder voorafgaande budgetwijziging over de uitgaven beslissen die door dwingende en onvoorziene omstandigheden vereist zijn, op voorwaarde dat hij daartoe een met redenen omkleed besluit neemt.
In dezelfde omstandigheden en als het geringste uitstel onbetwistbare schade zou veroorzaken, kunnen de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, op eigen verantwoordelijkheid over de uitgaven beslissen. Zij brengen de kerkraad daarvan onmiddellijk op de hoogte.
In de gevallen, vermeld in het eerste en tweede lid, worden de nodige kredieten onmiddellijk ingeschreven door een budgetwijziging. De betaling mag evenwel worden uitgevoerd, zonder de budgetwijziging af te wachten. ».
Art. 27.In titel II, hoofdstuk III, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een afdeling 3/1 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 3/1. Gemeentelijke verplichtingen ».
Art. 28.In hetzelfde decreet wordt in afdeling 3/1, ingevoegd bij artikel 27, een artikel 52/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 52/1.§ 1. De gemeentebesturen passen de tekorten bij van de exploitatie van de kerkfabrieken en dragen bij in de investeringen in de gebouwen van de eredienst.
In afwijking van het eerste lid kan een gemeentebestuur niet verplicht worden bij te dragen in de investeringen in gebouwen van de eredienst die geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon. Voor de toepassing van dit lid wordt met eigendom gelijkgesteld een zakelijk recht dat voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° het zakelijk recht verzekert een bij de inwerkingtreding van dit decreet bestaande kerkfabriek het genot van het goed gedurende nog ten minste dertig jaar;2° bij het einde van het zakelijk recht zal de eigenaar een vergoeding verschuldigd zijn aan de kerkfabriek gelijk aan de meerwaarde die op dat tijdstip zal ontstaan door de aan de gebouwen aangebrachte verbouwingen of nieuw opgerichte gebouwen;3° het zakelijk recht kan slechts vervreemd of met een zakelijk recht bezwaard wordenmet instemming van het gemeentebestuur. In de parochies waar er een bedienaar van de eredienst, belast met de eredienst van de parochie, verblijft, stelt de gemeente de bedienaar een pastorie ter beschikking, of, als er geen pastorie is, een woning of een woonstvergoeding.
In de parochies waar er geen bedienaar van de eredienst, belast met de eredienst van de parochie, verblijft, stellen de gemeenten aan de kerkfabriek een ruimte ter beschikking waar de gelovigen ontvangen kunnen worden, waar de kerkraad kan vergaderen en waar het archief van de kerkfabriek kan worden bewaard, of betalen de kerkfabriek een secretariaatsvergoeding. Die verplichting geldt ook voor de parochies waar er wel een bedienaar van de eredienst, belast met de eredienst van de parochie, verblijft, als zijn woning niet geschikt is om die functies te vervullen. § 2. De roerende en onroerende eigendommen en financiële beleggingen van de kerkfabriek, met uitzondering van de erkende gebouwen van de eredienst, vormen de reserves van de kerkfabriek en worden beheerd met het oog op het realiseren van een zo hoog mogelijk jaarlijks rendement, tenzij in het overleg, vermeld in artikel 33, andere afspraken gemaakt worden. Wat betreft de financiële beleggingen zijn enkel beleggingsvormen in euro met volledige kapitaalsgarantie bij erkende instellingen toegestaan.
De gemeente kan de kerkfabriek niet verplichten om die reserves te gebruiken voor investeringen in het kerkgebouw. § 3. Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, worden de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1 gedeeld gedragen door alle betrokken gemeenten.
Als de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, de overige gemeenten niet betrekt bij het overleg, vermeld in artikel 33, of de overige gemeenten niet in kennis stelt van de beslissingen van de gemeenteraad over het meerjarenplan en het budget, overeenkomstig artikel 43, vijfde lid, en artikel 49, § 1, vierde lid, komen die verplichtingen alleen ten laste van de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt. ».
Art. 29.In artikel 54 van hetzelfde decreet wordt de datum « 1 april » vervangen door de datum « 1 maart ».
Art. 30.In artikel 55, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de datum « 1 juni » wordt vervangen door de datum « 1 mei »;2° tussen de woorden « gemeenteoverheid en » en de woorden « bij de provinciegouverneur » wordt het woord « tegelijkertijd » ingevoegd.
Art. 31.Artikel 56 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 56.Als de functie van penningmeester eindigt, wordt een eindrekening opgesteld binnen een termijn van twee maanden door de penningmeester of zijn rechtverkrijgenden. Nadat de kerkraad heeft kennisgenomen van de eindrekening, wordt de eindrekening door de penningmeester of zijn rechtverkrijgenden ter goedkeuring aan de provinciegouverneur gezonden.
Binnen tweehonderd dagen na de ontvangst van de eindrekeningen spreekt de provinciegouverneur zich uit over de goedkeuring van de rekening en stelt hij de bedragen ervan vast. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van die termijn. Als binnen de voormelde termijn geen besluit naar de penningmeester of zijn rechtverkrijgenden is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht zijn goedkeuring te hebben verleend. Hij deelt zijn beslissing ook mee aan de kerkfabriek, de gemeenteoverheid, het centraal kerkbestuur en het erkend representatief orgaan.
Verder wordt de procedure, vermeld in artikel 55, § 3, eerste tot en met derde lid, gevolgd. ».
Art. 32.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 57/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 57/1.Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de kerkfabriek en de toezichthoudende overheid en tussen het centraal kerkbestuur en de toezichthoudende overheid gebeuren op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering. ».
Art. 33.In artikel 62 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 60 is van overeenkomstige toepassing.»; 2° aan paragraaf 2 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 60 is van overeenkomstige toepassing.».
Art. 34.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 71/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 71/1.Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de kathedrale kerkfabriek en de toezichthoudende overheid gebeuren op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering. ».
Art. 35.In artikel 76 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 74 is van overeenkomstige toepassing.»; 2° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 74 is van overeenkomstige toepassing.». HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in titel III van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten
Art. 36.In artikel 105 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op voorstel van het erkend representatief orgaan, machtiging verlenen tot de oprichting van een centraal kerkbestuur in een gemeente waar twee of drie kerkgemeenten van de protestantse eredienst erkend zijn waarvan de hoofdkerk op het grondgebied van de gemeente ligt. ».
Art. 37.In artikel 107 van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : « In een gemeente waarin met toepassing van artikel 105 een centraal kerkbestuur wordt of werd opgericht, worden om de drie jaar de afgevaardigden van de bestuursraden van de kerkgemeenten gekozen bij geheime en afzonderlijke stemming door de vergadering van alle aangestelde of verkozen leden van de bestuursraden van de kerkgemeenten in kwestie. Ze worden verkozen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Na elke erkenning van een bijkomende kerkgemeente worden de afgevaardigden van de bestuursraden van de kerkgemeenten opnieuw gekozen voor een periode van drie jaar.
Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de bestuursraden van de kerkgemeenten in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing. ».
Art. 38.In artikel 110 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : « Bij elke tegen het centraal kerkbestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter, samen met de secretaris van het centraal kerkbestuur, als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval.
Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal kerkbestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal kerkbestuur. ».
Art. 39.In artikel 112, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan punt 5° worden de woorden « en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de kerkgemeenten » toegevoegd;2° er worden een punt 8° en een punt 9° toegevoegd, die luiden als volgt : « 8° het coördineren van het beleid van de kerkgemeenten van de gemeente, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de kerkgemeenten van de gemeente, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen;9° de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.».
Art. 40.Aan artikel 113 van hetzelfde decreet worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Het centraal kerkbestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken kerkgemeenten. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de kerkgemeenten.
Als de gebiedsomschrijving van een kerkgemeente zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, betrekt de gemeente waar de hoofdkerk van de kerkgemeente zich bevindt, de overige gemeente of gemeenten bij het overleg. ».
Art. 41.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 113/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 113/1.Het centraal kerkbestuur kan, ook namens de kerkgemeenten die eronder vallen, afspraken maken met de gemeenteoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal kerkbestuur, het gemeentebestuur en de betrokken kerkgemeenten. Het centraal kerkbestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken kerkgemeenten. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de kerkgemeenten die eronder vallen.
Een kerkgemeente kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken, binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.
De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de kerkgemeente, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan.
Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de kerkgemeente, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd. ».
Art. 42.In artikel 114 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden « bepalingen van » en het woord « hoofdstukken » wordt de zinsnede « hoofdstuk I, afdeling 1/1, en van » ingevoegd;2° de zinsnede « en dat de parochie moet worden gelezen als de kerkgemeente » wordt toegevoegd.
Art. 43.In artikel 141 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op voorstel van het erkend representatief orgaan, machtiging verlenen tot de oprichting van een centraal kerkbestuur in een gemeente waar twee of drie parochies van de anglicaanse eredienst erkend zijn waarvan de hoofdkerk op het grondgebied van de gemeente ligt. ».
Art. 44.In artikel 143 van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : « In een gemeente waarin met toepassing van artikel 141 een centraal kerkbestuur wordt of werd opgericht, worden om de drie jaar de afgevaardigden van de kerkraden van de anglicaanse kerkfabrieken gekozen bij geheime en afzonderlijke stemming door de vergadering van alle aangestelde of verkozen leden van de kerkraden van de anglicaanse kerkfabrieken in kwestie. Ze worden verkozen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Na elke er- kenning van een bijkomende anglicaanse parochie worden de afgevaardigden van de kerkraden van de anglicaanse kerkfabrieken opnieuw gekozen voor een periode van drie jaar.
Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de kerkraden van de anglicaanse kerkfabrieken in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing. ».
Art. 45.In artikel 146 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : « Bij elke tegen het centraal kerkbestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter, samen met de secretaris van het centraal kerkbestuur, als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval.
Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal kerkbestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal kerkbestuur. ».
Art. 46.In artikel 148, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan punt 5° worden de woorden « en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de anglicaanse kerkfabrieken » toegevoegd;2° er worden een punt 8° en een punt 9° toegevoegd, die luiden als volgt : « 8° het coördineren van het beleid van de anglicaanse kerkfabrieken van de gemeente, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de anglicaanse kerkfabrieken van de gemeente, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen;9° de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.».
Art. 47.Aan artikel 149 van hetzelfde decreet worden een paragraaf 3 en een paragraaf 4 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 3. Het centraal kerkbestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken anglicaanse kerkfabrieken. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de anglicaanse kerkfabrieken. § 4. Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, betrekt de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, de overige gemeente of gemeenten bij het overleg. ».
Art. 48.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 149/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 149/1.Het centraal kerkbestuur kan, ook namens de anglicaanse kerkfabrieken die eronder vallen, afspraken maken met de gemeenteoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal kerkbestuur, het gemeentebestuur en de betrokken anglicaanse kerkfabrieken. Het centraal kerkbestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken anglicaanse kerkfabrieken. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de anglicaanse kerkfabrieken die eronder vallen.
Een anglicaanse kerkfabriek kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken, binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.
De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de anglicaanse kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan.
Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de anglicaanse kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd. ».
Art. 49.In artikel 150 van hetzelfde decreet wordt tussen de woorden « bepalingen van » en het woord « hoofdstukken » de zinsnede « hoofdstuk I, afdeling 1/1, en van » ingevoegd.
Art. 50.In artikel 177 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op voorstel van het erkend representatief orgaan, machtiging verlenen tot de oprichting van een centraal bestuur in een gemeente waar twee of drie gemeenten van de israëlitische eredienst erkend zijn waarvan de synagoge op het grondgebied van de gemeente ligt. ».
Art. 51.In artikel 179 van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : « In een gemeente waarin met toepassing van artikel 177 een centraal bestuur wordt of werd opgericht, worden om de drie jaar de afgevaardigden van de bestuursraden van de israëlitische gemeenten gekozen bij geheime en afzonderlijke stemming door de vergadering van alle aangestelde of verkozen leden van de bestuursraden van de israëlitische gemeenten in kwestie. Ze worden verkozen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Na elke erkenning van een bijkomende israëlitische gemeente worden de afgevaardigden van de bestuursraden van de israëlitische gemeenten opnieuw gekozen voor een periode van drie jaar.
Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de bestuursraden van de israëlitische gemeenten in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing. ».
Art. 52.In artikel 182 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : « Bij elke tegen het centraal bestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter samen met de secretaris van het centraal bestuur als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval.
Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal bestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal bestuur. ».
Art. 53.In artikel 184, § 1, van hetzelfde decreet wordende volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan punt 5° worden de woorden « en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de israëlitische gemeenten » toegevoegd;2° er worden een punt 8° en een punt 9° toegevoegd, die luiden als volgt : « 8° het coördineren van het beleid van de israëlitische gemeenten van de gemeente, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de israëlitische gemeenten van de gemeente, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen;9° de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.».
Art. 54.Aan artikel 185 van hetzelfde decreet worden een paragraaf 3 en een paragraaf 4 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 3. Het centraal bestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken israëlitische gemeenten. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal bestuur en de israëlitische gemeenten. § 4. Als de gebiedsomschrijving van een israëlitische gemeente zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, betrekt de gemeente waar de synagoge van de israëlitische gemeente zich bevindt, de overige gemeente of gemeenten bij het overleg. ».
Art. 55.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 185/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 185/1.Het centraal bestuur kan, ook namens de israëlitische gemeenten die eronder vallen, afspraken maken met de gemeenteoverheid.
Die afspraken zijn bindend voor het centraal bestuur, het gemeentebestuur en de betrokken israëlitische gemeenten. Het centraal bestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken israëlitische gemeenten. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal bestuur en de israëlitische gemeenten die eronder vallen.
Een israëlitische gemeente kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken, binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.
De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de israëlitische gemeente, het centraal bestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan.
Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de israëlitische gemeente, het centraal bestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd. ».
Art. 56.In artikel 186 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden « bepalingen van » en het woord « hoofdstukken » wordt de zinsnede « hoofdstuk I, afdeling 1/1, en van » ingevoegd;2° de zinsnede « en dat de hoofdkerk en de parochie moeten worden gelezen als de hoofdsynagoge en de israëlitische gemeente » wordt toegevoegd. HOOFSTUK 4. - Wijzigingen in titel IV van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten
Art. 57.In artikel 213 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op voorstel van het erkend representatief orgaan, machtiging verlenen tot de oprichting van een centraal kerkbestuur in een provincie waar twee of drie parochies van de orthodoxe eredienst erkend zijn, waarvan de hoofdkerk op het grondgebied van de provincie ligt. ».
Art. 58.In artikel 215 van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : « In een provincie waarin met toepassing van artikel 213 een centraal kerkbestuur wordt of werd opgericht, worden om de drie jaar de afgevaardigden van de kerkfabriekraden van de orthodoxe kerkfabrieken gekozen bij geheime en afzonderlijke stemming door de vergadering van alle aangestelde of verkozen leden van de kerkfabriekraden van de orthodoxe kerkfabrieken in kwestie. Ze worden verkozen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Na elke erkenning van een bijkomende orthodoxe parochie worden de afgevaardigden van de kerkfabriekraden van de orthodoxe kerkfabrieken opnieuw gekozen voor een periode van drie jaar.
Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de kerkfabriekraden van de orthodoxe kerkfabrieken in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing. ».
Art. 59.In artikel 218 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : « Bij elke tegen het centraal kerkbestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter, samen met de secretaris van het centraal kerkbestuur, als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval.
Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal kerkbestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal kerkbestuur. ».
Art. 60.In artikel 220, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan punt 5° worden de woorden « en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de orthodoxe kerkfabrieken » toegevoegd;2° er worden een punt 8° en een punt 9° toegevoegd, die luiden als volgt : « 8° het coördineren van het beleid van de orthodoxe kerkfabrieken van de provincie, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de orthodoxe kerkfabrieken van de provincie, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen;9° de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.».
Art. 61.Aan artikel 221 van hetzelfde decreet worden een paragraaf 3 en een paragraaf 4 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 3. Het centraal kerkbestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken orthodoxe kerkfabrieken. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de orthodoxe kerkfabrieken. § 4. Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één provincie, betrekt de provincie waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, de overige provincie of provincies bij het overleg. ».
Art. 62.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 221/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 221/1.Het centraal kerkbestuur kan, ook namens de orthodoxe kerkfabrieken die eronder vallen, afspraken maken met de provincieoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal kerkbestuur, het provinciebestuur en de betrokken orthodoxe kerkfabrieken. Het centraal kerkbestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken orthodoxe kerkfabrieken. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de orthodoxe kerkfabrieken die eronder vallen.
Een orthodoxe kerkfabriek kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken, binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.
De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de orthodoxe kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de provincieoverheid en het erkend representatief orgaan.
Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de orthodoxe kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de provincieoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd. ».
Art. 63.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 222/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 222/1.Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de orthodoxe kerkfabriek en de toezichthoudende overheid en tussen het centraal kerkbestuur en de toezichthoudende overheid gebeuren op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering. ».
Art. 64.In artikel 227 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 225 is van overeenkomstige toepassing.»; 2° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 225 is van overeenkomstige toepassing.».
Art. 65.In artikel 229 van hetzelfde decreet wordt het woord « hoofstukken » vervangen door de zinsnede « hoofdstuk I, afdeling 1/1, en van hoofdstukken ».
Art. 66.In artikel 256 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op voorstel van het erkend representatief orgaan, machtiging verlenen tot de oprichting van een centraal bestuur in een provincie waar twee of drie gemeenschappen van de islamitische eredienst erkend zijn waarvan de moskee op het grondgebied van de provincie ligt. ».
Art. 67.In artikel 258 van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : « In een provincie waarin met toepassing van artikel 256 een centraal bestuur wordt of werd opgericht, worden om de drie jaar de afgevaardigden van de comités van de islamitische gemeenschappen gekozen bij geheime en afzonderlijke stemming door de vergadering van alle aangestelde of verkozen leden van de comités van de islamitische gemeenschappen in kwestie. Ze worden verkozen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Na elke erkenning van een bijkomende islamitische gemeenschap worden de afgevaardigden van de comités van de islamitische gemeenschappen opnieuw gekozen voor een periode van drie jaar.
Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de comités van de islamitische gemeenschappen in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing. ».
Art. 68.In artikel 261 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : « Bij elke tegen het centraal bestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter, samen met de secretaris van het centraal bestuur, als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval.
Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal bestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal bestuur. ».
Art. 69.In artikel 263, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan punt 5° worden de woorden « en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de islamitische gemeenschappen » toegevoegd;2° er worden een punt 8° en een punt 9° toegevoegd, die luiden als volgt : « 8° het coördineren van het beleid van de islamitische gemeenschappen van de provincie, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de islamitische gemeenschappen van de provincie, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen;9° de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.».
Art. 70.Aan artikel 264 van hetzelfde decreet worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Het centraal bestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken islamitische gemeenschappen. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal bestuur en de islamitische gemeenschappen.
Als de gebiedsomschrijving van een islamitische gemeenschap zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één provincie, betrekt de provincie waar de moskee van de islamitische gemeenschap zich bevindt de overige provincie of provincies bij het overleg. ».
Art. 71.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 264/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 264/1.Het centraal bestuur kan, ook namens de islamitische gemeenschappen die eronder vallen, afspraken maken met de provincieoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal bestuur, het provinciebestuur en de betrokken islamitische gemeenschappen. Het centraal bestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken islamitische gemeenschappen. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal bestuur en de islamitische gemeenschappen die eronder vallen.
Een islamitische gemeenschap kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.
De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de islamitische gemeenschap, het centraal bestuur, de provincieoverheid en het erkend representatief orgaan.
Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de islamitische gemeenschap, het centraal bestuur, de provincieoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd. ».
Art. 72.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 265/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 265/1.Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de islamitische gemeenschap en de toezichthoudende overheid en tussen het centraal bestuur en de toezichthoudende overheid gebeuren op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering. ».
Art. 73.In artikel 270 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 268 is van overeenkomstige toepassing.»; 2° aan paragraaf 2 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 268 is van overeenkomstige toepassing.».
Art. 74.In artikel 272 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « hoofstukken » wordt vervangen door de zinsnede « hoofdstuk I, afdeling 1/1, en van hoofdstukken »;2° de zinsnede « en dat de hoofdkerk en de parochie moeten worden gelezen als de hoofdmoskee en de islamitische geloofsgemeenschap » wordt toegevoegd aan punt 2°. HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen in titel V van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten
Art. 75.Artikel 275 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 275.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° wet van 18 germinal jaar X « relative à l'organisation des cultes », met uitzondering van artikel 9, 10, 11, 13, 14, 15, 20, 21, 22, 23, 28, 31, 34, 36, 37, 38, 41, 52, 53, 54, 55,57 en 63;2° keizerlijk decreet van 30 december 1809 op de kerkbesturen, met uitzondering van hoofdstuk V voor zover dit betrekking heeft op de bisschoppelijke paleizen en seminaries;3° koninklijk besluit van 16 augustus 1824 houdende dat de kerkbesturen en kerkelijke administraties geen beschikkingen kunnen nemen omtrent ontwerpen, waarvan de bezorging hen niet uitdrukkelijk bij de bestaande wetten, reglementen of verordeningen is opgedragen;4° koninklijk besluit van 12 maart 1849 « over de herinrigting en de gedeeltelijke vernieuwing der kerkfabryken »;5° wet van 4 maart 1870 op het tijdelijke der erediensten, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1974, 17 april 1985, 18 juli 1991 en 10 maart 1999 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, met uitzondering van artikel 19, voor zover het betrekking heeft op de federale bevoegdheden, en artikel 19bis, tweede lid;6° koninklijk besluit van 7 februari 1876 houdende inrichting der bestuursraden bij deprotestantse kerken;7° koninklijk besluit van 7 februari 1876 houdende inrichting der bestuursraden bij desynagogen;8° besluit van de regent van 28 december 1944 waarbij aan de minister van Justitie opdracht wordt gegeven om tot de uitvoering van werken aan de kerken machtiging te verlenen;9° koninklijk besluit van 3 mei 1978 tot inrichting van de comités belast met het beheer van de temporaliën van de erkende islamitische gemeenschappen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;10° koninklijk besluit van 15 maart 1988 tot organisatie van de raden van de kerkfabrieken van de orthodoxe eredienst, met uitzondering van artikel 1;11° de koninklijke besluiten houdende goedkeuring van de bisschoppelijke verordeningen tot inrichting van de kathedrale kerken. ».
Art. 76.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 275/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 275/1.De presbyteria en de kerken die met toepassing van artikel 72 en 75 van de wet van 18 germinal jaar X « relative à l'organisation des cultes » opnieuw ter beschikking zijn gesteld van de eredienst, kunnen pas een nieuwe bestemming krijgen nadat ze zijn gedesaffecteerd door de Vlaamse Regering, na advies van de bisschoppelijke overheid. ». HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding
Art. 77.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2013, met uitzondering van artikel 14, dat in werking treedt op 1 april 2014.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 6 juli 2012.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, G. BOURGEOIS _______ Nota (1) Zitting 2011-2012 Stukken.- Ontwerp van decreet : 1553 - Nr. 1. - Amendementen : 1553 - Nrs. 2 tot 4. - Verslag : 1553 - Nr. 5. - Amendement : 1553 - Nr. 6. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1553 - Nr. 7.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : middagvergadering van 27 juni 2012.