gepubliceerd op 03 april 1999
Decreet houdende de erkenning en de subsidiëring van de centra die instaan voor de coördinatie van de zorgverstrekking en de diensten voor thuisverpleging en de diensten voor palliatieve verzorging en nazorg
4 MAART 1999. - Decreet houdende de erkenning en de subsidiëring van de centra die instaan voor de coördinatie van de zorgverstrekking en de diensten voor thuisverpleging en de diensten voor palliatieve verzorging en nazorg (1)
De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft op 12 februari 1999 aangenomen en Wij, College, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikel 138 ervan.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder : 1. De Adviesraad : de afdeling « Welzijnszorg en Thuisverpleging » van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welszijnszorg en Gezondheid, opgericht bij decreet van 5 juni 1997 tot oprichting van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid;2. Het coördinatiecentrum : het centrum voor de coördinatie van de zorgenverstrekking en de diensten voor thuisverpleging dat is erkend of erkenning vraagt aan de Franse Gemeenschapscommissie;3. De behandelend arts : de algemeen geneeskundige en ieder andere geneesheer die de patiënt kiest. HOOFDSTUK II. - Centra voor de coördinatie van de zorgenverstrekking en de diensten voor thuisverpleging Afdeling 1. - Definitie en opdrachten
Art. 3.Het coördinatiecentrum wil ieder persoon thuis, in alle waardigheid en met eerbied voor de vrijheid, zijn of haar ziekte of handicap laten beleven.
Het organiseert de zorgenverstrekking en thuisverpleging. Het stelt, in overleg met de behandelend arts, de zorgenverstrekkers en diensten, de begunstigde en zijn omgeving, een steunplan op en staat in voor de regelmatige opvolging en coördinatie. Het aanvaardt de aanvragen die aan het centrum worden gericht zonder enige vorm van discriminatie.
Art. 4.Om te worden erkend, moeten de coördinatiecentra in hoofdzaak volgende opdrachten uitvoeren : 1. op verzoek van bejaarden, zieken of gehandicapten of hun vertegenwoordigers en in samenwerking met hun behandelend arts, zorgen voor de nodige zorgen en diensten zodat zij niet hoeven te worden opgenomen in een instelling; 2. op verzoek van de patiënt of zijn vertegenwoordiger en in samenwerking met de behandelend arts, zorgen voor alle zorgen en diensten zodat de continuïteit van de zorgenverstrekking en de diensten alsook een algemene bewaking 24/24 u., 7/7 dagen verzekerd is zodat hospitalisatie vermeden of verkort wordt. Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden
Onderafdeling 1. - Algemene erkenningsvoorwaarden
Art. 5.Het coördinatiecentrum wordt georganiseerd door een vereniging zonder winstoogmerk en staat onder meer in voor de coördinatie van de zorgenverstrekking en de thuisverpleging.
Art. 6.Het coördinatiecentrum heeft zijn maatschappelijke zetel en oefent zijn activiteiten in hoofdzaak uit op het Brussels Hoofdstedelijk grondgebied. Zijn activiteitengebied strekt zich uit over het hele Gewest of een deel ervan.
Art. 7.Het coördinatiecentrum valt krachtens artikel 2 van het decreet van 1 juli 1982 tot vaststelling van de criteria waarbij instellingen voor persoonsgebonden aangelegenheden in het tweetalig gewest van Brussel-Hoofdstad uitsluitend behoren tot de Franse Gemeenschap, door de interne organisatie, uitsluitend onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap.
Art. 8.§ 1. Om te worden erkend in het raam van de opdracht bedoeld in artikel 4, 1°, moet het coördinatiecentrum voor elke patiënt de volgende interventies kunnen coördineren : 1° de volgende drie voornaamste dienstverleningen, 7 dagen op 7 : a) bijstand in het dagelijkse leven door een dienst die is erkend als dienst voor bijstand aan gezinnen en bejaarden;b) thuisverpleging;c) verdeling van maaltijden aan huis;2° en de volgende dienstverlening : a) sociale begeleiding door een erkende dienst;b) kinesitherapie;c) uitlenen van materiaal;d) logopedie;e) ergotherapie;f) podologie;g) bio-monitoring;h) psychologische bijstand i) tandheelkundige verzorging j) haartooi. § 2. Het coördinatiecentrum organiseert een wachtdienst waardoor de noodoproepen van de begunstigden 24 uur op 24 beantwoord kunnen worden. Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, de voorwaarden waaraan deze wachtdienst moet voldoen. § 3. Het coördinatiecentrum kan ofwel : 1° zelf een deel of alle voormelde zorgen en diensten verstrekken, ofwel 2° samenwerken met zorgen- of dienstenverstrekkers.Dit kunnen onafhankelijke verstrekkers zijn of zorgenverstrekkers die zijn gegroepeerd in verenigingen van zorgenverstrekkers.
Het coördinatiecentrum sluit met de zorgen- of dienstenverstrekkers samenwerkingsakkoorden af. Om in aanmerking te kunnen komen, moeten deze akkoorden voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikelen 10 tot 12.
Art. 9.§ 1. Om te worden erkend voor de opdracht bedoeld in artikel 4, 2°, moet het coördinatiecentrum de voornaamste diensten bedoeld in artikel 8, § 1, 1°, organiseren en dagelijks aanpassen naargelang de intensiteit van de hulpverlening; § 2. Het centrum organiseert 7 dagen op 7 en 24 uur op 24 een waakdienst met een continue toegang tot de patiëntendossiers en met een dringende tussenkomst binnen het uur door het verplegend personeel. § 3. Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, de voorwaarden waaraan deze zorgen en diensten en waakdiensten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de vervulling van deze opdracht.
Onderafdeling 2. - Akkoorden met de zorgen- en dienstenverstrekkers
Art. 10.In de overeenkomsten die worden gesloten met de onafhankelijke zorgen- en dienstenverstrekkers worden de naam, het adres en de bekwaamheden van de verstrekkers vermeld.
De verstrekker verbindt er zich in de overeenkomst eveneens toe om de verzoeken van het coördinatiecentrum zonder enige vorm van discriminatie te aanvaarden.
De dagen en uren tijdens dewelke de verstrekkers gewoonlijk beschikbaar zijn om de zorgen of diensten te verstrekken op verzoek van het coördinatiecentrum, worden opgenomen in een uurrooster dat bij deze overeenkomst is gevoegd en bijgewerkt wordt.
Art. 11.De overeenkomsten die worden gesloten met de verenigingen van zorgen- en dienstenverstrekkers bevatten : a) de namen, het adres van de verenigingen van de verstrekkers alsook het soort zorgenverstrekking;b) de eventuele erkenningen van de verstrekkersverenigingen. De verenigingen van verstrekkers verbinden zich er toe de aanvragen van het coördinatiecentrum zonder enige vorm van discriminatie te aanvaarden.
De dagen en uren tijdens dewelke de verstrekkers gewoonlijk beschikbaar zijn om de zorgen of diensten te verstrekken op verzoek van het coördinatiecentrum, worden opgenomen in een uurrooster dat bij deze overeenkomst is gevoegd en bijgewerkt wordt.
Art. 12.De overeenkomsten voorzien in de wederzijdse uitwisseling van de informatie die noodzakelijk is voor de verdere tenlasteneming, alsook de wijzen van deze uitwisseling.
Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, de wijzen voor de overdracht van deze informatie.
Deze informatie moet, op verzoek van de patiënt, ook ter beschikking worden gelegd van de arts die vrij door de patiënt is gekozen en van de zorgenverstrekker die vrij door hem/haar is gekozen zonder inmenging van het coördinatiecentrum.
Onderafdeling 3. - Personeel van het coördinatiecentrum
Art. 13.§ 1. Om zijn taken te vervullen, beschikt het coördinatiecentrum over minstens een voltijds bediende belast met de coödinatie, hierna de coördinator genoemd.
Om de functie van coördinator te vervullen, heeft men een diploma van maatschappelijk assistent, maatschappelijk helper of gegradueerd verpleger, gegradueerd maatschappelijk verpleger of gespecialiseerd maatschappelijk verpleger in gemeenschapsgezondheid of is men houder van een buitenlands diploma waarvan het equivalent is erkend door de bevoegde dienst van de Franse Gemeenschap, behoudens afwijking toegestaan door het College.
Het coördinatiecentrum mag ook beschikken over administratief personeel. Deze moeten houder zijn van een getuigschrift hoger secundair onderwijs, behoudens afwijking toegestaan door het College.
Het coördinatiecentrum heeft ook directiepersoneel. Deze moeten houder zijn van een universitair diploma, behoudens afwijking toegestaan door het College. § 2. Het coördinatiecentrum koppelt de arbeidsduur van het gesubsidieerd personeel uitsluitend aan de activiteiten vermeld in dit decreet.
Art. 14.Het coördinatiecentrum staat in voor de voortgezette opleiding van de coördinatoren, het administratief personeel en van het directiepersoneel en dit ten belope van minstens 30 uren per jaar per equivalent voltijds bediende.
Het College kan de wijzen en de inhoud van deze opleiding vastleggen.
Onderafdeling 4. - Werking
Art. 15.§ 1. Het coördinatiecentrum houdt voor elke ten laste genomen persoon een coördinatiedossier bij bestaande uit gegevens inzake maatschappelijk statuut, gezondheid en admininstratieve gegevens van de begunstigde. De inhoud van dit dossier is toegankelijk voor de personen die zorgen en diensten verstrekken aan deze patiënt en waarvan het coördinatiecentrum de activiteit coördineert.
Deze gegevens zijn beschermd door het medisch geheim, artikel 458 van het Strafwetboek dat van toepassing is op de personeelsleden.
Het College bepaalt, op voorstel van de Adviesraad, de minimuminhoud, het model en de manier van overdracht van dit dossier. § 2. Het coördinatiecentrum stelt een verbindingsfiche op in de woonplaats van de begunstigde.
Deze fiche bevat geen enkel gegeven dat gebonden is aan het medisch geheim.
Het College bepaalt, op voorstel van de Adviesraad, de minimuminhoud en het model van deze verbindingsfiche.
Art. 16.§ 1. Het coördinatiecentrum zorgt voor de overdracht van de informatie, meer bepaald door werkvergaderingen die zijn gewijd aan de uitvoering van het steunplan zodat de verschillende actoren alle nuttige infiormatie kunnen uitwisselen voor de uitvoering van in artikelen 3 en 4 bedoelde opdrachten.
Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, het minimum aantal vergaderingen. § 2. Het coördinatiecentrum moedigt de voortgezette opleiding van alle verstrekkers aan.
Art. 17.Het coördinatiecentrum werkt samen met de ambulante, residentiële of semiresidentiële structuren die gelegen zijn in zijn activiteitengebied, om de overdracht van patiënten of gedeelde tenalsteneming te bewerkstelligen.
Art. 18.Het coördinatiecentrum wint statistische gegevens in over zijn activiteit. Deze gegevens worden ingewonnen om de behoeften, het aanbod en de aanvraag te evalueren en om de kwaliteit van de coördinatie van zorgen en thuisverpleging te evalueren zodat kwaliteitscriteria voor de coördinatie kunnen worden uitgewerkt. Deze statistieken worden bezorgd aan het bestuur waarbij de anominiteit van de begunstigde gerespecteerd blijft.
Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, de inhoud en het model van dit statistisch verslag. Afdeling 3. - Erkenningsprocedure
Art. 19.§ 1. De voorlopige erkenning wordt toegekend voor een duur van één jaar en kan worden vernieuwd. De erkenning wordt verleent door het College na advies van de Adviesraad. Bij wiegering van de voorlopige erkenning, wordt deze beslissing met reden omkleed. § 2. De definitieve erkenning wordt toegekend voor een duur van 5 jaar en kan worden vernieuwd. De erkenning wordt verleend door het College na inspectie door het bestuur en na advies van de Adviesraad.
Na het verstrijken van de voorlopige of definitieve erkenningsperiode, blijft de dienst voorlopig of definitief erkend zolang er geen beslissing werd genomen voor een definitieve erkenning en een vernieuwing van de erkenning. § 3. Bij weigering van de definitieve erkenning, wordt de beslissing met reden omkleed en leidt deze tot de schorsing van de toelagen aan het coördinatiecentrum binnen de 3 maand na de betekening van de weigeringsbeslissing. § 4. Het College kan op ieder moment de erkenning van een coördinatiecentrum intrekken als deze niet langer de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikelen 5 tot 18 naleeft; § 5. Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, de procedures voor de voorlopige en definitieve erkenning van de coördinatiecentra alsook de procedures voor de weigering, de intrekking en de wijziging van de erkenning. Afdeling 4. - Categorieën voor de coördinatiecentra en programmering
Art. 20.§ 1. Er bestaan drie 3 categorieën van coördinatiecentra, ingedeeld op basis van : 1° de opdrachten bedoeld in artikel 4.a) het coördinatiecentrum categorie 1 vervult de opdracht bedoeld in artikel 4, 1°;b) de coördinatiecentra categorie 2 en 3 vervullen beide opdrachten bedoeld in artikel 4;2° de diensten bedoeld in artikelen 8 en 9. Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, de kwantiteits- en kwaliteitscriteria van de diensten die elke categorie aanbieden. 3° de organisatie van het coördinatiecentrum en van het type wachtdienst. a) het coördinatiecentrum categorie 3 is een geïntegreerd coördinatiecentrum, d.w.z. dat het samen met de belangrijkste diensten bedoeld in artikel 8, § 1, 1°, een technische uitbatingseenheid vormt in de zin van artikel 50.3 van de wet van 4 augustus 1996 aangaande het welzijn van de werknemers tijdens de uitoefening van hun werk; het coördinatiecentrum categorie 3 organiseert een wachtdienst waardoor het 24/24 u. bereikbaar is en stelt hiertoe voldoende personeel aan. § 2. Het College bepaalt, na het advies van de Adviesraad, het gesubsidieerd personeel binnen elke categorie.
Het College bepaalt de categorieën van het coördinatiecentrum die administratief en directiepersoneel krijgen.
Art. 21.§ 1. Per 175 000 inwoners kan een coördinatiecentrum worden erkend. § 2. Het College kan, binnen de perken van de budgettaire kredieten en de programmering, op verzoek van een coördinatiecentrum dat is erkend in een bepaalde categorie, en na advies van de Adviesraad, een erkenning verlenen in een andere categorie. Het coördinatiecentrum moet voldoen aan de criteria die zijn vastgesteld door het College voor de nieuwe categorie en dit binnen 6 maanden. § 3. Indien het erkend coördinatiecentrum niet langer voldoet aan de criteria van zijn categorie, kan het College, na advies van de Adviesraad, de erkenning intrekken als coördinatiecentrum of kan het een erkenning verlenen voor een andere categorie. Afdeling 5. - Toelagen
Art. 22.Het College verleent het erkend coördinatiecentrum een toelage binnen de perken van de budgettaire kredieten.
De toelage dekt de personeelskosten bedoeld in artikel 13 en de werkingskosten voor de vervulling van de opdrachten bedoeld in artikelen 3 en 4. De toelage wordt gerechtvaardigd aan de hand van de bijhorende boekhoudkundige documenten. Als het hele bedrag van de toelage niet verantwoord is, moet het coördinatiecentrum de onterechte bedragen terugbetalen.
De toelage mag niet dienen door de kosten waarvoor een andere toelage of een andere financiële tegemoetkoming krachtens een andere wet wordt toegekend.
Het coördinatiecentrum dat geniet van andere financiële middelen dan deze die zijn toegekend krachtens dit decreet, houdt een analytische boekhouding bij waarin de verschillende financiële middelen opgesplitst staan.
Het College bepaalt de wijzen voor de uitbetaling van deze toelagen.
Art. 23.De toelage voor de personeelskosten dekt de personeelskosten die zijn voorzien voor de categorie waarin het coördinatiecentrum is erkend.
De gebruikte schalen voor de berekening van de toelagen zijn opgenomen in de bijlage.
De erkende anciënniteit van het coördinatiepersoneelslid is deze die is verworven als loontrekkende in de gezondheids- of welzijnssector.
De toelage dekt de sociale lasten en andere sociale premies of voordelen.
Art. 24.Het coördinatiecentrum krijgt een forfaitaire toelage voor de werkingskosten. Deze toelage dekt onder meer : a) de bijstandskosten voor de vergaderingen van de verstrekkers waarvan de vergaderingen niet worden gesubsidieerd krachtens een andere wet, op voorwaarde dat een register dat is ondertekend door de verstrekkers hun aanwezigheid bevestigt en dat de bedragen van de forfaitaire vergoeding direct uitbetaald worden aan de verstrekkers of groeperingen van verstrekkers die een overeenkomst hebben gesloten met het coördinatiecentrum.Het bedrag van de forfaitaire vergoeding per verstrekker in per vergadering zijn bepaald door het College, na advies van de Adviesraad; b) de kosten voor de opleiding van het coördinatiepersoneel van het coördinatiecentrum;c) de vergoeding voor de thuisbewaking van de zorgenverstrekkers van het coördinatiecentrum categorie 3 volgens de modaliteiten die zijn vastgelegd door het College na advies van de Adviesraad.d) een forfaitair bedrag dat is vastgelegd op basis van de categorie van het coördinatiecentrum. Het College bepaalt het bedrag van de toelagen die worden toegestaan voor de werkingskosten. HOOFDSTUK III. - Diensten voor palliatieve zorgen en nazorg Afdeling 1. - Definitie en Opdrachten
Art. 25.De diensten voor palliatieve zorgen en nazorg stellen als gemeenschappelijk doel de ontwikkeling en verbetering van de palliatieve zorgen en nazorg.
De diensten voor palliatieve zorgen en nazorg bestaan uit de interdisciplinaire hulp en bijstand die thuis of buiten de ziekenhuisomgeving verstrekt worden om beter in te spelen op de fysieke, psychische en morele behoeften van de patiënten die terminaal ziek zijn alsook van hun omgeving.
Art. 26.De diensten voor palliatieve zorgen en nazorg hebben volgende belangrijke opdrachten : 1° ofwel, op verzoek van de patiënt of zijn vertegenwoordiger, in samenspraak met zijn behandelend arts en onder meer het ziekenhuisteam en het coördinatiecentrum, alle zorgen en diensten thuis regelen en coördineren zodat er steeds een zorgenverstrekking alsook 24/24 u., 7/7 dagen bewaking is voor de terminale patiënten; 2° ofwel, in nauwe samenwerking met de behandelend arts en het coördinatiecentrum, palliatieve zorgen en nazorg regelen en verstrekken aan de terminale patiënten;3° ofwel, in nauwe samenwerking met de behandelend arts, psychosociale en psychiatrische opvang verzekeren die een terminale patiënt behoeft alsook de ondersteuning van zijn omgeving;4° de theoretische of praktische opleiding, de voortgezette opleiding of het toezicht van de beroepsmensen of vrijwilligers die niet tot de dienst behoren en de terminale patiënten en hun omgeving moeten behandelen of ondersteunen, ingang doen vinden en verzekeren. Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden
Onderafdeling 1. - Algemene erkenningsvoorwaarden
Art. 27.De dienst voor palliatieve zorgen en nazorg wordt georganiseerd door een v.z.w. die zich als doel stelt de ontwikkeling en de verbetering van de palliatieve zorgen en nazorg.
Art. 28.De dienst voor palliatieve zorgen en nazorg heeft zijn maatschappelijke zetel en oefent zijn activiteiten uit op het Brussels Hoofdstedelijk grondgebied.
Art. 29.De dienst voor palliatieve zorgen en nazorg valt, door de interne organisatie, uitsluitend onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap krachtens artikel 2 van het decreet van 1 juli 1982 tot vaststelling van de criteria waarbij instellingen voor persoonsgebonden aangelegenheden in het tweetalig gewest van Brussel-Hoofdstad uitsluitend behoren tot de Franse Gemeenschap.
Art. 30.De dienst voor palliatieve zorgen en nazorg werkt samen met de vereniging(en) op het vlak van de erkende palliatieve zorgen.
Art. 31.De dienst voor palliatieve zorgen en nazorg eerbiedigt de filosofische of religieuze overtuigingen van de personen die zich ertoe richten.
Onderafdeling 2. - Specifieke erkenningsvoorwaarden per opdracht
Art. 32.Om te worden erkend moet de dienst voor palliatieve zorgen en nazorg beschikken over een interdisciplinair team waarvan de leden ervaring hebben op het vlak van de palliatieve zorgen en nazorg.
Het College bepaalt de criteria die vereist zijn om aan deze voorwaarde te voldoen.
Art. 33.§ 1. Om te worden erkend voor de opdracht bedoeld in artikel 26, 1°, regelt en verstrekt de dienst voor palliatieve diensten en nazorg dagelijks de volgende diensten, naargelang de intensiteit van de noodzakelijk hulp : a) verpleegkundige zorgen;b) wacht- en permanentiedienst 7/7 dagen 24/24 uur waardoor binnen het uur snel en gepast kan worden opgetreden. De dienst voor palliatieve zorgen en nazorg beschikt minstens in zijn team over verpleegkundig personeel en werkt samen met een referentie-geneesheer die een specifieke opleiding in palliatieve zorgen heeft gekregen. § 2. Om de opdrachten bedoeld in artikel 26, 2° en 3°, te vervullen, moet de dienst palliatieve zorgen en nazorg zijn patiënten 7/7 dagen kunnen opvangen, naargelang hun behoeften. § 3. Om de opdrachten bedoeld in artikel 26, 3° en 4°, te vervullen, beschikt de dienst palliatieve zorgen en nazorg over minstens een psycholo(o)g(e) in zijn team.
Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, aan welke criteria de wachtdiensten bedoeld in §§ 1 en 2 moeten beantwoorden.
Art. 34.Naast het toezicht op het personeel zorgt de dienst palliatieve zorgen en nazorg ook voor de voortgezette opleiding van zijn personeel, naar rato van minstens 30 uren per jaar en per voltijds equivalent persoon.
Onderafdeling 3. - Werking
Art. 35.De dienst palliatieve zorgen en nazorg die één van de in artikel 26, 1°, 2° en 3°, bedoelde opdrachten vervult, houdt een individueel dossier bij met daarin de sociale en administratieve gegevens en desgevallend de medische gegevens.
Deze gegevens worden beschermd door het medisch geheim, artikel 458 van het Strafwetboek dat van toepassing is op de personeelsleden.
Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, de minimuminhoud en het model van dit dossier.
Art. 36.De diensten palliatieve zorgen en nazorg die één van de in artikel 26, 1°, 2° en 3°, bedoelde opdrachten vervult organiseert groepsvergaderingen die handelen over de patiënten zodat de teamleden alle nuttige informatie kunnen uitwisselen voor de uitvoering van hun opdracht.
De personen die niet horen bij dit team en die de patiënten ten laste nemen, worden op deze vergaderingen uitgenodigd.
Art. 37.De dient palliatieve zorgen en nazorg werkt samen met de ambulante, residentiële of semiresidentiële structuren die gelegen zijn in zijn activiteitengebied om een betere overdracht of gedeelde tenlasteneming van de patiënt bewerkstellingen.
Art. 38.De dienst voor palliatieve zorgen en nazorg wint alle statistische inlichtingen in over zijn activiteit. Deze gegevens worden verzameld met het oog op de evaluatie van de behoeften inzake vraag en aanbod en de opmaak van kwaliteitscriteria op het vlak van palliatieve zorgen en nazorg. Deze statistieken worden bezorgd aan het bestuur en de anonimiteit van de patiënten worden gerespecteerd.
Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, de inhoud en het model van dit statistisch verslag. Afdeling 3. - Categorieën diensten en programmering
Art. 39.Er bestaan 5 categorieën diensten voor palliatieve zorgen en nazorg naargelang het aantal en soort vervulde opdrachten. 1° De dienst categorie 1 vervult de opdracht bedoeld in artikel 26, 4°;2° De dienst categorie 2 vervult de opdrachten bedoeld in artikel 26, 3° en 4°;3° De dienst categorie 3 vervult de opdrachten bedoeld in artikel 26, 2° en 3°;4° De dienst categorie 4 vervult de opdracht bedoeld in artikel 26, 1°;5° De dienst categorie 5 vervult alle opdrachten bedoeld in artikel 26.
Art. 40.§ 1. Per 125 000 inwoners kan een dienst voor palliatieve zorgen en nazorg erkend worden. § 2. Het College kan, binnen de perken van de budgettaire kredieten en de programmering, op verzoek van een dienst die is erkend in een bepaalde categorie, en na advies van de Adviesraad, een erkenning verlenen in een andere categorie. De dienst moet voldoen aan de criteria die zijn vastgesteld door het College voor de nieuwe categorie en dit binnen 6 maanden. § 3. Indien de dienst niet langer voldoent aan de criteria van zijn categorie, kan het College, na advies van de Adviesraad, de erkenning intrekken als dienst voor palliatieve zorgen en nazorg of kan het een erkenning verlenen voor een andere categorie. Afdeling 4. - Erkenningsprocedure
Art. 41.§ 1. De voorlopige erkenning wordt toegekend voor een duur van één jaar en kan worden vernieuwd. De erkenning wordt verleent door het College na advies van de Adviesraad. Bij wiegering van de voorlopige erkenning, wordt deze beslissing met reden omkleed. § 2. De definitieve erkenning wordt toegekend voor een duur van 5 jaar en kan worden vernieuwd. De erkenning wordt verleend door het College na inspectie door het bestuur en na advies van de Adviesraad.
Na het verstrijken van de voorlopige of definitieve erkenningsperiode, blijft de dienst voor palliatieve zorgen en nazorg voorlopig of definitief erkend zolang er geen beslissing werd genomen voor een definitieve erkenning en een vernieuwing van de erkenning. § 3. Bij weigering van de difinitieve erkenning, wordt de beslissing met reden omkleed en leidt deze tot de schorsing van de toelagen aan dienst voor palliatieve zorgen en nazorg binnen de 3 maand na de betekening van de weigeringsbeslissing. § 4. Het College kan op ieder moment de erkenning van een dienst voor palliatieve zorgen en nazorg intrekken als deze niet langer de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikelen 27 tot 38 naleeft; § 5. Het College bepaalt, na advies van de Adviesraad, de procedures voor de voorlopige en definitieve erkenning van de diensten voor palliatieve zorgen en nazorg alsook de procedures voor de weigering, de intrekking en de wijziging van de erkenning. Afdeling 5. - Toelagen
Art. 42.Het College verleent de erkende dienst palliatieve zorgen en nazorg een toelage binnen de perken van de budgettaire kredieten. De toelage dekt geheel of deels de personeels- en werkingskosten voor de vervulling van de opdrachten.
De toelage wordt gerechtvaardigd aan de hand van de bijhorende boekhoudkundige documenten. Als het hele bedrag van de toelage niet verantwoord is, moet de dienst de onterechte bedragen terugbetalen.
De dienst voor palliatieve zorgen en nazorg die geniet van andere financiële middelen dan deze die zijn toegekend krachtens dit decreet, houdt een analytische boekhouding bij waarin de verschillende financiële middelen opgesplitst staan.
Art. 43.De forfaitaire toelage die is toegekend aan de dienst voor palliatieve zorgen en nazorg is vastgelegd door het College op basis van de categorie, de omvang van de activiteiten en het eventueel bestaan van een toelage die krachtens een andere wet toegestaan is voor activiteiten van hetzelfde type dan die waarvoor de dienst erkend is. HOOFDSTUK IV. - Controle
Art. 44.Het College duidt de ambtenaren aan van het bestuur die instaan voor de inspectie van de erkenningsvoorwaarden, de controle van de opdrachten alsook van de boekhouding van de coördinatiecentra en de diensten voor palliatieve zorgen en nazorg en van de controle voor de aanwending van de toelagen.
Het erkend coördinatiecentrum of de erkende dienst voor palliatieve zorgen en nazorg garandeert een vrije toegang tot de lokalen en de mogelijkheid om ter plaatse de dossiers in te kijken van het personeel dat toelagen, verslagen, overeenkomsten boekhoudkundige documenten en andere bewijsstukken die door dit decreet vereist zijn, kan inkijken. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen
Art. 45.De door de Franse Gemeenschapscommissie op 31 december 1997 erkende coördinatiecentra en de diensten voor palliatieve zorgen en nazorg die in 1997 een overeenkomst hebben gesloten met de Franse Gemeenschapscommissie als verenigingen die werkzaam zijn op het vlak van de palliatieve zorgen en nazorg, zijn voorlopig erkend voor een duur van 1 jaar.
De categorieën waarin de coördinatiecentra en de diensten voor palliatieve zorgen en nazorg zijn erkend tijdens deze voorlopige erkenningsperiode zijn vastgesteld door het College, na advies van de Adviesraad, op basis van gegevens die zijn verstrekt in de activiteitenverslagen van 1997 en van een gemotiveerde aanvraag van de coördinatiecentra of van de diensten voor palliatieve zorgen en nazorg.
Het College bepaalt het bedrag van de toelagen die worden toegekend tijdens deze voorlopige erkenningsperiode van 1 jaar op grond van dezelfde gegevens.
De coördinatiecentra en de diensten behouden, ten voorlopige titel tijdens deze periode, minstens het bedrag van de toelagen die hen in 1997 werden uitgekeerd, tenzij hun activiteiten met meer dan 20 % afnemen. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 46.Worden opgeheven : - het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 houdende de erkenning en de subsidiëring van de verzorgingscentra en diensten voor thuisverpleging gewijzigd bij decreet van 26 juni 1992 en het besluit van de Franse Gemeenschapscommissie van 26 september 1996 betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan de verenigingen die werkzaam zijn op het vlak van de palliatieve zorgen en nazorg.
Art. 47.Dit decreet treedt in werking op 1 april 1999.
Art. 48.Het Lid van het College, belast met Gezondheid, is belast met de uitvoering van dit ontwerpdecreet.
Verkondigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 4 maart 1999.
H. HASQUIN, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met Begroting, Betrekking met de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, alsook met Internationale Betrekkingen Ch. PICQUE, Lid van he College, belast met Bijstand aan Personen D. GOSUIN, Lid van het College, belast met Cultuur, Sporrt en Toerisme E. ANDRE, Lid van het College, belast met Beroepsopleiding en Permanente Opleiding en met Middenklasse E. TOMAS, Lid van het College, belast met Gezondheid, Beroepsomscholing en -Bijscholing, Onderwijs, Sociale Promotie, Leerlingenvervoer en Ambtenarenzaken. _______ Nota (1) Gewone zitting 1998-1999. Documenten van de Vergadering. - Ontwerpdecreet, doc. 69 (1998-1999) nr. 1. - Verslag, doc. 69 (1998-1999) nr. 2.
Integraal verslag. - Discussie en aanneming. Zitting van 12 februari 1999.
Bijlage Jaarbasis van de loonschalen (100 % niet-geïndexeerd) die van toepassing zijn op de Franse Gemeenschapscommissie voor de coördinatiecentra Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld