Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 04 juni 2009
gepubliceerd op 22 juli 2009

Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende toepassing van het decreet van 5 maart 2009 betreffende het aanbod van ambulante diensten in het domein van de sociale actie, het gezin en de gezondheid. - Tweede lezing

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2009031410
pub.
22/07/2009
prom.
04/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/04/2009031410/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 JUNI 2009. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende toepassing van het decreet van 5 maart 2009 betreffende het aanbod van ambulante diensten in het domein van de sociale actie, het gezin en de gezondheid. - Tweede lezing


Het College, Gelet op het decreet van 5 maart 2009 betreffende het aanbod van ambulante diensten in het domein van de sociale actie, het gezin en de gezondheid;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 maart 1995 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de centra voor gezinsplanning, gewijzigd door het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 14 december 2000;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende de toepassing van het decreet betreffende de erkenning en de subsidies van diensten voor geestelijke gezondheidszorg, gewijzigd door de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 april 1997 en 31 maart 2001;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende de toepassing van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidies van diensten actief op het gebied van druggebruik, gewijzigd bij de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 november 1997 en van 24 juni 1999;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 december 1997 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 december 1997 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de diensten actief op het gebied van druggebruik;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 september 1998 betreffende de toepassing van het decreet van 7 november 1997 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning van subsidies aan de centra voor globale sociale actie;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 april 1999 betreffende de toepassing van het decreet van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en subsidiëring van de coördinatiecentra voor thuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 14 juli 2005 houdende uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 december 2003 betreffende de erkenning en de toekenning van subsidies aan diensten voor bijstand aan slachtoffers, verdachten, in vrijheid gestelde veroordeelden, ex-gedetineerden en hun naasten;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 2 oktober 2008 betreffende de erkenning en de toekenning van subsidies aan de diensten "Espaces-Rencontres";

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 juni 1998 betreffende de toepassing van het decreet van 18 juli 1996 houdende erkenning van de instellingen die bemiddelen bij schulden;

Gelet op de artikelen 16 tot 28, 29 tot 33, 72, 105 en 107 van het NM-besluit, wat betreft de bepalingen aangaande de medische huizen;

Gelet op de artikelen 34 tot 48, 73 en 108 van het NM-besluit, wat betreft de bepalingen aangaande de centra voor teleonthaal;

Gelet op artikel 2, 4° en 5° van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 23 maart 2006 houdende uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 juni 2005 betreffende de erkenning en de toekenning van subsidies aan de representatieve organisaties van de sociale actie en het gezin.

Gelet op het eenparig advies, op 2 april 2009 uitgebracht door de verenigde afdelingen "ambulante diensten" en "thuiszorg en -hulp" van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan Personen en Gezondheid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 april 2009;

Gelet op het akkoord van het Lid van het College belast met de Begroting;

Gelet op het advies 46.513/4 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2009, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Voorzitter van het College, belast met Gezondheid en van het Lid van het College, belast met de Sociale Actie, het Gezin en de Sport;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen

Artikel 1.Onderhavig besluit regelt een materie bedoeld in artikel 128 van de Grondwet, krachtens artikel 138 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van onderhavig besluit verstaat men onder : 1° Het decreet : het decreet van 5 maart 2009 betreffende het aanbod van ambulante diensten in het domein van de sociale actie, het gezin en de gezondheid;2° Het NM-besluit : het besluit van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetgevingen betreffende de toelagen toegekend in de sector van het beleid inzake gezondheid en bijstand aan personen en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de sectoren van de bijstand aan personen, de gezondheid, de gehandicapte personen en de socioprofessionele inschakeling;3° Het bevoegd lid van het College : het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie bevoegd voor Gezondheid of het lid van het College bevoegd voor de Sociale Actie en het Gezin;4° Het Bestuur : de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;5° De ploeg : de door de Franse Gemeenschapscommissie erkende ploeg;6° VTE : voltijds equivalent. TITEL II. - Erkenning, normen, toelagen, toezicht en inspectie HOOFDSTUK 1. - Programmering

Art. 3.In toepassing van artikel 32 van het decreet stelt het College, minstens om de vijf jaar en per dienst, het maximum aantal erkende ambulante diensten vast evenals het aantal nieuwe diensten die het mag erkennen.

In het kader van die programmering neemt het College, uiterlijk bij het verstrijken van het eerste legislatuurjaar, een programmeringsbesluit aan dat zowel het bestaand aanbod als de waargenomen behoeften analyseert en motiveert het zijn beslissing om het aantal ambulante diensten te vergroten. HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedure

Art. 4.In toepassing van artikel 64 van het decreet dient de ambulante dienst zijn aanvraag om erkenning d.m.v. een gewone brief in bij het bevoegd lid van het College. Het bevoegd lid onderzoekt de aanvraag om erkenning en de procedures voor de toekenning, de weigering, de wijziging en de intrekking van de erkenning of voor de gedwongen wijziging van de erkenning en de vrijwillige sluiting overeenkomstig de artikelen 64 tot 96 van het decreet. HOOFDSTUK III. - Normen en bepalingen Afdeling 1. - Algemene normen en bepalingen

Onderafdeling 1. - Algemene werkingsnormen

Art. 5.§ 1. In toepassing van artikel 97 van het decreet, bevat het dossier van elk lid van de ploeg : 1° een kopie van zijn diploma en, in voorkomend geval, de door de Minister toegekende afwijking op de kwalificaties;2° het arbeidscontract en zijn aanhangsels, met vermelding van de in de ambulante dienst beklede functie en de gepresteerde arbeidstijd;3° in voorkomend geval, een document waarop de ventilering vermeld staat van de verschillende toelagen of eigen middelen die voor het loon bestemd zijn;4° het rijksregisternummer;5° de attesten die de anciënniteit aantonen; § 2. Die documenten en hun wijzigingen moeten, d.m.v. een gewone brief, aan het Bestuur worden overgemaakt zodra zij uitwerking hebben.

Art. 6.In toepassing van artikel 99 van het decreet hangt de dienst het maximumbedrag van de raadplegingen uit in een voor het publiek toegankelijk lokaal. In voorkomend geval informeert de ambulante dienst op geschikte wijze over de kosteloosheid van zijn prestaties.

Wat betreft de ambulante diensten die een opleidingsopdracht buitenshuis vervullen, kan het zijn dat die opleidingsopdracht niet ten kosteloze titel wordt uitgevoerd. De ambulantge dienst deelt de toegepaste tarieven mee aan het Bestuur en hangt ze uit in voorkomend geval.

Art. 7.In toepassing van artikel 100 van het decreet en behoudens een met redenen omklede en door het bevoegd lid van het College toegestane afwijking, hangt de ambulante dienst, op een voor het publiek zichtbare plaats, zijn openingsuren uit evenals de gegevens van andere diensten die aan noodsituaties kunnen beantwoorden buiten zijn eigen openingsuren. Die gegevens worden eveneens verstrekt via een antwoordapparaat.

Art. 8.§ 1. In toepassing van artikel 102 van het decreet houdt de ambulante dienst, in zijn hoofd-activiteitenzetel, een administratief dossier ter beschikking van het Bestuur, dat alle in artikel 64 van het decreet voorziene stukken bevat. § 2. De wijziging van die stukken, uitgezonderd deze voorzien in artikel 77 van het decreet, zijn het voorwerp van een informatie van het bestuur d.m.v. een gewone brief.

Onderafdeling II. - Algemene personeelsnormen

Art. 9.§ 1. In toepassing van artikel 109 van het decreet komen de voor het personeel van de erkende ploeg vereiste vormingen en kwalificaties voor in bijlage III NM van het NM-besluit onder de titel : "Door de sector betoelaagde functies - vereiste diploma's en toegangsvoorwaarden". § 2. Andere kwalificaties kunnen door het bevoegd lid van het College erkend worden, na gemotiveerd advies van de adviesraad. Hiertoe dient de ambulante dienst, d.m.v. een gewone brief, een met redenen omklede aanvraag om afwijking bij het Bestuur in. Deze aanvraag is het voorwerp van een bewijs van ontvangst.

Onderafdeling III. - Algemene architectuurnormen.

Art. 10.In toepassing van artikel 113 van het decreet voorziet de ambulante dienst, indien hij begunstigden in zijn lokalen ontvangt : 1° een wachtkamer;2° minstens één onthaal- en luisterplaats die de vertrouwelijkheid van de gesprekken garandeert. Onderafdeling IV. - Algemene bepalingen betreffende de toelagen

Art. 11.In toepassing van de artikelen 115 en 116 van het decreet, wordt de toelage voor personeelskosten van de erkende ploeg van alle ambulante diensten berekend op basis van de in bijlage I NM van het NM-besluit vastgelegde barema's en omvat de werkgeversbijdragen en andere in bijlage V NM van het NM-besluit vastgelegde voordelen op basis van de in bijlage IV NM van het NM-besluit vastgelegde anciënniteit. De baremaschalen die overeenstemmen met elke functie worden vastgelegd in bijlage II NM van het NM-besluit. De betoelaagde functies en de toegangsvoorwaarden die specifiek zijn voor deze functies worden vastgelegd in bijlage III NM van het NM-besluit waarvan de wijziging de erkende nieuwe ambulante diensten omvat, hetzij de diensten voor schuldbemiddeling en de diensten "Ontmoetingsruimten".

Art. 12.In toepassing van artikel 126 van het decreet, worden de toelagen voor personeelskosten geïndexeerd volgens de bepalingen van artikel 112 van het NM-besluit en de toelagen voor werkingskosten worden jaarlijks aangepast op 1 januari rekening houdend met de index van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's Lands concurrentievermogen, hierna de gezondheidsindex genoemd, volgens de volgende formule : Basisbedrag x gezondheidsindex van december van het voorgaande jaar/Gezondheidsindex van december 2008

Art. 13.§ 1. De in artikel 122 van het decreet bedoelde bewijsstukken zijn conform het door het Bestuur verschafte model en moeten tenminste de volgende elementen omvatten : 1° de individuele rekening van elk lid van de ploeg;2° het attest dat de betaling van de RSZ-bijdragen aantoont;3° het attest dat de betaling van de bedrijfsvoorheffing aantoont;4° het bewijs van de betaling van de honoraria aan zelfstandigen;5° een kopie van de door de algemene vergadering goedgekeurde rekening van ontvangsten en uitgaven en van de balans;6° in voorkomend geval, het bewijs van de neerlegging van de rekeningen en de balans bij de handelsrechtbank;7° het door de algemene vergadering goedgekeurd activiteitenverslag. § 2. Het bedrag van het saldo van de toelage wordt definitief afgesloten uiterlijk aan het einde van het derde trimester van het jaar dat volgt op het jaar van de toelage. Het is het voorwerp van een schriftelijke goedkeuring van de ambulante dienst of van de instelling bij het Bestuur vóór de vereffening ervan.

Art. 14.De bepalingen van de artikelen 84, 85, § 1 en § 2, 85bis en 89 van het NM-besluit zijn van toepassing voor alle ambulante diensten. Afdeling II. - Sectorale normen en bepalingen

Onderafdeling 1. - Normen en bepalingen aangaande de diensten voor geestelijke gezondheid.

Art. 15.In toepassing van artikel 109 van het decreet, beschikt de in artikel 34 van het decreet bedoelde minimumploeg minstens over een VTE psycholoog, een VTE maatschappelijk assistent en een VTE in de psychiatrie gespecialiseerde arts. De VTE arts-specialist in de psychiatrie mag voor maximum 0.5 VTE worden ingenomen door een arts uit het 3e, 4e of 5e jaar van een aanvullende master in volwassenen-psychiatrie.

Art. 16.De dienst geestelijke gezondheid brengt, d.m.v. een gewone brief, het Bestuur op de hoogte van de naam van de arts-specialist in de psychiatrie onder wiens verantwoordelijkheid de ploeg zijn therapeutische activiteit uitoefent.

Art. 17.§ 1. In toepassing van artikel 100 van het decreet is de opvang-permanentie een gepersonaliseerde opvang in de lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheid. Zij verzekert eveneens een tele-onthaal. Het opvangpersoneel is in staat de opdrachten van de ambulante dienst uitdrukkelijk te formuleren, een eerste opvang te bieden en onverwijld, een eerste analyse- en oriëntatieraadpleging te voorzien. § 2. De dienst geestelijke gezondheid is alle werkdagen open van 10 tot 17 u., zonder onderbreking. Buiten die uren is hij minimum drie uur per week toegankelijk, te verdelen na 17 u. of op zaterdag.

Art. 18.§ 1. In toepassing van artikel 118 van het decreet zijn de berekeningswijze en de aanvaardbare minimumbedragen voor de werkingskosten : 1° 17.800 euro voor 4 VTE; 2° 19.250 euro voor 5 en 6 VTE; 3° 20.700 euro voor 7 en 8 VTE; 4° 22.150 euro voor 9 en 10 VTE; 5° 23.600 euro voor 11 VTE en meer. § 2. Een bijkomend bedrag van 3.100 euro wordt toegekend per bijkomende erkende activiteitenzetel.

Onderafdeling II. - Normen en bepalingen aangaande de actieve diensten op het vlak van de toxicomanie

Art. 19.In toepassing van artikel 109 van het decreet omvat de voor de zorgopdracht erkende actieve dienst op het vlak van de toxicomanie minstens een arts die prestaties verzekert die minstens overeenstemmen met een halftijds equivalent.

Art. 20.§ 1. In toepassing van artikel 100 van het decreet moet het opvangpersoneel van de actieve dienst op het vlak van de toxicomanie in staat zijnde opdrachten van de ambulante dienst uitdrukkelijk te formuleren en een eerste opvang te bieden. Indien de actieve dienst op het vlak van de toxicomanie erkend is voor de zorg-, begeleidings- en herinschakelingsopdrachten, voorziet het opvangpersoneel onverwijld een eerste analyse- en oriëntatieraadpleging. § 2. De openingsuren van de dienst moeten geregeld worden volgens een vast uurrooster dat rekening houdt met de behoeften van de begunstigden en de door de dienst verzekerde opdrachten.

Art. 21.In toepassing van artikel 118 van het decreet bedraagt het basisbedrag van de werkingskosten 14.750 euro.

Art. 22.In toepassing van artikel 127 van het decreet worden de bijkomende middelen voor de werkings- en voor de personeelskosten berekend in functie van de volgende criteria : 1° het aantal begunstigden : a) van 201 tot 500 + 0,5 VTE;b) van 501 tot 1000 + 1 VTE;c) meer dan 1000 + 1,5 VTE. De in de berekening van de bijkomende middelen weerhouden begunstigden zijn deze waarvoor het vervullen van minstens één opdracht gevraagd werd. 2° het aantal activiteitenzetels : Onder activiteitenzetel verstaat men de plaatsen waar minstens één van de opdrachten op halftijdse basis ten uitvoer gebracht wordt.a) twee activiteitenzetels + 0,5 VTE;b) drie activiteitenzetels en meer + 1 VTE. 3° wanneer het personeel presteert : a) op halftijdse basis in twee activiteitenzetels, opent dit het recht op 2.950 euro aan werkingskosten; b) op halftijdse basis in drie activiteitenzetels en meer, opent dit het recht op 5.900 euro aan werkingskosten; c) op voltijdse basis in twee activiteitenzetels, opent dit het recht op 5.900 euro aan werkingskosten; d) op voltijdse basis in drie activiteitenzetels en meer, opent dit het recht op 11.800 euro aan werkingskosten. 4° het gewicht van de financiële bijdragen die uitgaan van andere instellingen : het ontbreken van een financiële bijdrage van andere instellingen opent het recht op 0,5 bijkomende VTE en op 2.950 euro aan werkingskosten. 5° de specificiteit van het project en van de doelgroep, zoals de permanentie 24 uur op 24, de mobiliteit van de ploeg, de uitoefening van de opdrachten in ziekenhuizen en gevangenissen, opent het recht op maximum 2 bijkomende VTE en maximum 35.400 euro aan werkingskosten. 6° de uitoefening, gelijktijdig gecumuleerd, van verschillende opdrachten en het totaal aantal VTE van de erkende diensten openen het recht op : a) voor 4 opdrachten : 0,5 VTE;b) voor 5 opdrachten : 1 VTE;c) voor 6 opdrachten : 1,5 VTE. Wanneer de betoelaagde ploeg van twee tot drie VTE telt, bedragen de bijkomende werkingskosten 2.950 euro.

Wanneer de betoelaagde ploeg meer dan drie VTE telt, bedragen de bijkomende werkingskosten 5.900 euro.

Art. 23.De in artikel 22 van het besluit omschreven bijkomende werkingskosten zijn beperkt tot een bedrag van 44.250 euro per dienst.

Onderafdeling III. - Normen en bepalingen aangaande de centra voor globale sociale actie.

Art. 24.In toepassing van artikel 109 van het decreet, beschikt de in artikel 39 van het decreet bedoelde minimumploeg over minstens twee maatschappelijke assistenten.

Art. 25.In toepassing van artikel 38, 2°, van het decreet, zijn de modaliteiten voor de samenwerking tussen centra de volgende : 1° elk centrum voor globale sociale actie vaardigt twee vertegenwoordigers af, waaronder de algemene coördinator, in een vergadering, de "samenwerking tussen centra" genaamd;2° de leden van de vergadering komen minstens tweemaal per jaar samen;3° de agenda wordt aan het Bestuur overgemaakt voor informatie, uiterlijk tien werkdagen vóór de datum van de vergadering.Het Bestuur kan eraan deelnemen en de agenda aanvullen; 4° Er wordt een proces-verbaal opgemaakt van de genomen beslissingen en aan het Bestuur overgemaakt.

Art. 26.In toepassing van artikel 38 van het decreet wordt de betoelaagde arbeidstijd voor de algemene coördinatie en administratieve functie gekoppeld aan de betoelaagde arbeidstijd van de sociale functie. Hij evolueert op de volgende wijze : 1° minstens 2 VTE voor de sociale functie, waarvan 0.25 VTE voor de algemene coördinatie en 0.50 VTE voor de administratieve functie; 2° minstens 3 VTE voor de sociale functie, waarvan 0.50 VTE voor de algemene coördinatie en 0.50 VTE voor de administratieve functie; 3° minstens 4 VTE voor de sociale functie, waarvan 0.75 VTE voor de algemene coördinatie en 0.50 VTE voor de administratieve functie; 4° minstens 5 VTE voor de sociale functie, waarvan 1 VTE voor de algemene coördinatie en 0.75 VTE voor de administratieve functie; 5° minstens 6 VTE voor de sociale functie, waarvan 1 VTE voor de algemene coördinatie en 1 VTE voor de administratieve functie;

Art. 27.In toepassing van artikel 100 van het decreet wordt de opvangpermanentie verzekerd voor minstens 20 uur per week, in voorkomend geval verdeeld over het geheel van de activiteitenzetels.

Deze permanentie wordt gedurende minstens 46 weken per jaaar verzekerd.

Art. 28.In toepassing van artikel 118 van het decreet wordt het bedrag van de toelage betreffende de werkingskosten van het centrum voor globale sociale actie berekend in functie van het erkend kader en wordt als volgt beperkt : 1° 14.000 euro vanaf 2.50 VTE; 2° 15.850 euro vanaf 3.50 VTE; 3° 17.700 euro vanaf 4.50 VTE; 4° 19.450 euro vanaf 5.50 VTE; 5° 21.450 euro vanaf 7.00 VTE.

Art. 29.In toepassing van artikel 128 van het decreet worden de bedragen aangaande de kosten van de samenwerking tussen de centra voor globale sociale actie beperkt tot 250 euro per centrum en per jaar.

Onderafdeling IV. - Normen en bepalingen aangaande de centra voor gezinsplanning

Art. 30.In toepassing van artikel 109 van het decreet, beschikt de onder artikel 41 van het decreet bedoelde minimumploeg over minstens 0.16 VTE psycholoog, 0.16 VTE maatschappelijk assistent, 0.16 VTE jurist en 0.16 VTE arts.

Art. 31.In toepassing van artikel 100 van het decreet : § 1. De opvangpermanentie wordt verzekerd gedurende alle openingsuren van het centrum voor gezinsplanning, door de leden van de ploeg.

De betoelaagde personen die de opvang verzekeren en die niet in het bezit zijn van een van de vereiste kwalificaties op het ogenblik van de inwerkingtreding van onderhavig besluit, mogen hun betrekking behouden. § 2. Het centrum voor gezinsplanning verzekert minstens 19 uur per week opvang-permanentie tijdens dewelke de raadplegingen plaats moeten vinden. Buiten deze uren is het centrum minstens drie uren per week toegankelijk, te verdelen na 17 uur of op zaterdag.

Art. 32.§ 1. In toepassing van artikel 118 van het decreet wordt de toelage betreffende de werkingskosten vastgelegd op 5.104 euro per betoelaagde VTE-werknemer. Evenwel, een minimum jaarbedrag van 24.230 euro wordt gewaarborgd voor elk centrum voor gezinsplanning. § 2. Om de vijf jaar wordt aan elk centrum voor gezinsplanning een tussenkomst toegekend om de kosten te dekken van de aankoop van informaticamaterieel, ten belope van een maximumbedrag van 3.850 euro.

Art. 33.Er wordt een toelage van 21 euro per uur toegekend voor de raadplegingen geen medische raadplegingen zijn, evenals voor de uren vergadering, opvang en preventie die gepresteerd worden door de leden van de ploeg van het centrum voor gezinsplanning die onder het statuut van zelfstandige werken.

Art. 34.Met uitzondering van de medische en de juridische functie, moeten alle functies uitgeoefend worden onder het statuut van loontrekkende. Het bevoegd lid van het College kan een afwijking toestaan mits een bij het Bestuur ingediende met redenen omklede aanvraag. De leden van de ploegen met een zelfstandigenstatuut die op dit ogenblik in de erkende ploeg zijn toegelaten, mogen hun statuut behouden.

Onderafdeling V. - Normen en bepalingen aangaande de medische huizen

Art. 35.In toepassing van artikel 100 van het decreet is het medisch huis minstens 38 uren per week open tijdens dewelke de opvangpermanentie verzekerd wordt. Die 38 uren kunnen gespreid worden over 5 of 6 werkdagen.

Art. 36.In toepassing van artikel 118 van het decreet is het bedrag van de toelage betreffende de werkingskosten vastgelegd op 9.640 euro.

Onderafdeling VI. - Normen en bepalingen aangaande de diensten voor schuldbemiddeling

Art. 37.In toepassing van artikel 109 van het decreet mag er niet worden afgeweken van de kwalificaties en de gespecialiseerde opleidingen die geëist worden voor de in artikel 47 van het decreet bedoelde minimumploeg.

Art. 38.In de diensten worden in artikel 99 § 1 van het decreet bedoelde maximumkosten voor de bemiddeling als volgt vastgelegd : 1° initiële instelling van de globale financiële balans van de aanvrager : 9 euro;2° onderhandeling van een aanzuiveringsplan met de schuldeisers : 16 euro;3° voorbereiding van de conclusies met het oog op een verschijning in de rechtszaal : 42 euro. Onderafdeling VII. - Normen en bepalingen aangaande de diensten voor forensisch welzijnswerk

Art. 39.In toepassing van artikel 99, § 2, van het decreet kan een financiële bijdrage aan de begunstigde enkel worden gevraagd wanneer die onontbeerlijk is voor een therapeutische relatie. Deze financiële tussenkomst mag niet hoger liggen dan 17 euro per raadpleging, geïndexeerd volgens de in artikel 12 van het besluit voorziene modaliteiten.

Art. 40.In toepassing van artikel 109 van het decreet beschikt de in artikel 50 van het decreet bedoelde minimumploeg over minstens een psycholoog op halftijdse basis en een maatschappelijk assistent op halftijdse basis. Deze ploeg kan worden uitgebreid tot de universitaire en niet-universitaire aanvullende functies zoals hernomen in bijlage III NM van het NM-besluit.

Art. 41.In toepassing van artikel 118 van het decreet, bedragen de toelagen toegekend voor de werkingskosten 13.300 euro voor de in artikel 50 van het decreet bedoelde ploeg en 1.140 euro per VTE-personeel erkend en betoelaagd bovenop de 1,5 basis VTE. Onderafdeling VIII. - Normen en bepalingen aangaande de "Ontmoetingsruimten"

Art. 42.In toepassing van artikel 109 van het decreet beschikt de in artikel 51 van het decreet bedoelde minimumploeg minstens over 0.50 VTE psycholoog of master in de gezinswetenschappen en de seksualiteit.

Art. 43.§ 1. In toepassing van artikel 100 van het decreet is de dienst "Ontmoetingsruimten" toegankelijk voor het voorbereidende onderhoud op het ontmoetingsproces, de opvang, de begeleiding en de opvolging van de kinderen en de ouders en dit, minstens twintig uren per week buiten de uurregelingen voor de ontmoetingen en ten minste zesenveertig uren per week. De dienst "Ontmoetingsruimten" streeft ernaar de ontmoetingen te laten plaatsvinden op woensdagnamiddag en op zaterdag om alzo de in artikel 21 van het decreet voorziene opdrachten te vervullen. § 2. De dienst "Ontmoetingsruimten" die over een betoelaagd personeelskader van 2,5 VTE beschikt, organiseert minstens 24 uren ontmoetingen per maand buiten de schooluren, voornamelijk op woensdagnamiddag en zaterdag. § 3. Tijdens de ontmoetingen moeten minstens drie interveniënten aanwezig zijn.

Art. 44.In toepassing van artikel 105 van het decreet houdt de dienst "Ontmoetingsruimten" een register van de bezoeken bij. Het register wordt een maal per week ondertekend door de algemeen coördinator.

Art. 45.Het personeel van de basisploeg, houder van een kwalificatie die niet deze is van psycholoog of assistent-psycholoog en dat de in artikel 21 van het decreet bedoelde opdrachten uitvoert, volgt een opleiding die gelinkt is aan de in het decreet bedoelde opdrachten of is het voorwerp van een intervisie, met een minimum van dertig uren in het eerste jaar van zijn indienstneming.

De dienst "Ontmoetingsruimten" organiseert de voortgezette opleiding, de supervisie of de intervisie van het geheel van zijn personeel dat toegewezen is aan de in artikel 21 van het decreet bedoelde opdrachten.

Art. 46.In het kader van de organisatie van het ploegwerk, belegt de algemeen coördinator minstens tweemaal per maand een overlegvergadering waarop de leden van het personeel die de in het decreet bedoelde opdrachten vervullen, aanwezig zijn.

Art. 47.Het loonsupplement dat toegekend wordt voor de prestaties van het personeel dat de zaterdag-ontmoetingen omkadert overeenkomstig bijlage V van het NM-besluit, 11, a), 1°, is van toepassing op de ambulante dienst "Ontmoetingsruimten".

Art. 48.§ 1. In toepassing van artikel 118 van het decreet omvat het bedrag van de toelagen voor werkingskosten : 1° een forfait van 12.45 euro voor de betoelaagde basisploeg; 2° een bedrag van 1.040 euro per bijkomende VTE; 3° een variabel gedeelte, geplafonneerd op 12.450 euro voor de reële huurkosten of voor de terugbetaling van leningen ten laste van de dienst "Ontmoetingsruimten". § 2. De kosten voor de opleidingen die gelinkt zijn aan de in artikel 21 van het decreet bedoelde opdrachten en die gevolgd worden door de niet-betoelaagde of vrijwillige leden van de ploeg zijn aanvaardbaar als werkingskosten.

Onderafdeling IX. - Normen en bepalingen aangaande de centra voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten.

Art. 49.In toepassing van artikel 54 van het decreet zijn de dossiers die in aanmerking komen voor het bepalen van de categorie : 1° het jaargemiddelde van het aantal begunstigden waarvoor een steunplan werd opgemaakt;2° het percentage van de prestaties buiten de werkuren en -dagen (per type prestatie);3° de keuze van de menu's en de mogelijkheid van aangepaste menu's;4° het gebruik van een vragenlijst ten dienste van de begunstigde of van zijn omgeving over de verstrekte zorgen en diensten.Deze vragenlijst wordt aan het individueel dossier van de begunstigde toegevoegd na drie maanden dienstverlening of aan het einde van de dienstverlening wanneer die korter is.

Jaargemiddelde van het aantal begunstigden van een steunplan

80

160

240

Percentage prestaties buiten de werkuren, per verpleegkundige dienst : gezinshulp en maaltijden

3 %

6 %

9 %

Keuze van de menu's en speciale diëten

facultatief

facultatief

verplicht

Gebruik van de vragenlijst

verplicht

verplicht

verplicht


Art. 50.§ 1. In toepassing van artikel 54, 3°, a, 2), van het decreet, sluit het Centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten samenwerkingsakkoorden af met zorg- of dienstenverstrekkers of de in een verstrekkersvereniging gegroepeerde verstrekkers. § 2. Om in overweging genomen te worden, beantwoorden die overeenkomsten aan de hieronder voorziene voorwaarden : 1° De met de verstrekkers afgesloten overeenkomsten vermelden hun naam, adres en kwalificaties.Zij omvatten de verbintenis van de verstrekker om de aanvragen van het Centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten op zich te nemen zonder de minste discriminatie, op de dagen en uren tijdens dewelke de verstrekker doorgaans beschikbaar is en de eventuele erkenningen van de verstrekkersverenigingen; 2° De overeenkomsten voorzien de wederzijdse mededeling van de informatie die nodig is voor de continuïteit van de zorgverstrekking voor de begunstigde, evenals de modaliteiten van die mededeling.Op verzoek van de begunstigde moet die informatie eveneens ter beschikking gesteld worden van de arts en van elke andere, vrij door hem gekozen verstrekker.

De wederzijdse mededeling van de informatie gebeurt met de volgende middelen : a) via elke vorm van telecommunicatie;b) via krachtens artikel 57 van het decreet door het centrum georganiseerde vergaderingen;c) door gebruik te maken van de in artikel 56, 2°, van het decreet bedoelde verbindingsfiche.

Art. 51.In toepassing van artikel 55, § 2, van het decreet 1° beschikt het centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten van categorie 1 over 2 VTE-coördinatoren.De werkduur die in overweging genomen wordt voor de berekening van de toelage mag niet minder zijn dan 0.5 VTE; 2° beschikt het Centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten van categorie 2 over 4 VTE-coördinatoren en 1 administratieve VTE evenals over 0.5 VTE-directiepersoneel. De werkduur die in overweging genomen wordt voor de berekening van de toelage mag niet minder zijn dan 0.5 VTE; 3° beschikt het Centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten van categorie 3 over 3 VTE-dagcoördinatoren en 4 VTE-nachtcoördinatoren, over 1 administratieve VTE evenals over 1 VTE-directiepersoneel.De werkduur die in overweging genomen wordt voor de berekening van de toelage mag niet minder zijn dan 0.5 VTE;

Art. 52.§ 1. In toepassing van artikel 56 van het decreet is het coördinatiedossier samengesteld uit het in artikel 101 van het decreet voorziene individueel dossier. § 2. Het coördinatiedossier omvat met name een analyse van de behoeften van de begunstigde op het vlak van zorgen en diensten, aangevuld met de kenmerken van de verblijfplaats en met het steunplan dat door het centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten ten uitvoer gebracht wordt in overleg met de verstrekkers. § 3. De verbindingsfiche bevat minimum de volgende elementen : 1° een document waarop de verstrekking van verpleegkundige zorgen vermeld staat;2° een document waarop de kinesitherapie-verstrekkingen vermeld staan;3° een document waarop de gezins-, senioren- en huishoudhulp vermeld staan;4° een document waarop de andere prestaties vermeld staan;5° een document bestemd voor het overmaken van berichten onder verstrekkers.

Art. 53.§ 1. In toepassing van artikel 57 van het decreet organiseert het het Centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten de vergaderingen die nodig zijn voor de uitvoering van het steunplan. De behandelende geneesheer wordt op die vergaderinge uitgenodigd. § 2. de verstrekkers ondertekenen een aanwezigheidslijst. Die lijst bevat een beknopt verslag van de vergadering.

Art. 54.In toepassing van artikel 100 van het decreet, beantwoordt het wachtssysteem aan de volgende voorwaarden : 1° verzekerd zijn door een persoon die over de vereiste informatie beschikt om een geschikt antwoord te kunnen geven op de vraag van de begunstigde;2° Wanneer het het Centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten zelf niet de volledige wacht verzekert, sluit hij een overeenkomst af met de dienst die voor hem zijn verplichtingen verzekert waarin gepreciseerd wordt op welke manier dit gebeurt.

Art. 55.In toepassing van artikel 118 van het decreet wordt het totaal jaarlijks forfaitair bedrag voor werkingskosten als volgt vastgelegd : 1° 17.700 euro voor een centrum van categorie 1; 2° 35.400 euro voor een centrum van categorie 2; 3° 66.650 euro voor een centrum van categorie 3.

Art. 56.§ 1. In toepassing van artikel 129 van het decreet, wordt de in artikel 57 van het decreet bedoelde forfaitaire vergoeding per verstrekker en per vergadering vastgelegd op 15 euro.

Het laarlijks maximumbedrag van die vergoedingen wordt vastgelegd op : 1° 2.950 euro voor een dienst van categorie 1; 2° 5.900 euro voor een dienst van categorie 2; 3° 8.850 euro voor een dienst van categorie 3.

Dit bedrag is inbegrepen in het in artikel 55 van het besluit vastgelegd totaal forfaitair bedrag. § 2. De wachtvergoeding thuis voor het verplegend personeel van de dienst van categorie 3 wordt vastgelegd op 26 euro per nacht of per feestdag tijdens dewelke de verstrekker oproepbaar is. Deze vergoeding dekt de tijdens deze perioden uitgevoerde prestaties niet en is inbegrepen in het in artikel 55 van het besluit vastgelegd totaal forfaitair bedrag.

Onderafdeling X. - Normen en bepalingen aangaande de diensten voor palliatieve verzorging en nazorg

Art. 57.In toepassing van artikel 115 van het decreet is de erkende en betoelaagde ploeg als volgt samengesteld : 1° voor categorie 1 : 0,25 VTE universitair en 0,5 VTE secretaresse;2° voor categorie 2 : 0,75 VTE universitair en 0,5 VTE secretaresse;3° voor categorie 3 : 0,5 VTE universitair en 1 VTE gegradueerde;4° voor categorie 4 : 1,5 VTE gegradueerde e, 0,5 VTE secretaresse;5° voor categorie 5 : 0,75 VTE universitair, 3,5 VTE gegradueerde en 1 VTE secretaresse.

Art. 58.In de diensten voor palliatieve verzorging en nazorg die de in artikel 26, 1°, van het decreet voorziene opdrachten vervullen, komt een verpleger vierentwintig uur op vierentwintig tussen in dringende gevallen.

Art. 59.In toepassing van artikel 118 van het decreet bedraagt het basisbedrag van de toelage betreffende de werkingskosten van de dienst minimum 11.910 euro, waaraan 8.960 euro toegevoegd wordt per bijkomende opdracht. Een deel van de werkingskosten kan besteed worden aan de wachtkosten.

Onderafdeling XI. - Normen en bepalingen aangaande de diensten voor thuishulp

Art. 60.§ 1. In toepassing van artikel 61 van het decreet worden de statuten van de gezins-, bejaarden- en huishoudhelpers aangenomen bij besluit van het College. § 2. De gezins- en bejaardenhelpers werken onder het bediendenstelsel.

Vanaf 1 januari 2010 werken de gezinshelpers onder het arbeidersstelsel gedurende hun eerste twee dienstjaren in een door de Franse Gemeenschapscommissie erkende dienst voor thuishulp en onder het bediendenstelsel vanaf het begin van hun derde dienstjaar.

Art. 61.In toepassing van artikel 130 van het decreet worden de modaliteiten betreffende de organisatie van de dienst voor thuishulp in ploegen op de volgende manier vastgelegd : 1° Per schijf van 5 VTE helpers, moeten de diensten voor thuishulp minstens 0,25 VTE-personeel maatschappelijk assistent of gelijkgesteld, ploegverantwoordelijke, tewerkstellen.Naast de in 2° van artikel 130 van het decreet bedoelde opdrachten, vervult deze de opdrachten van algemeen coördinator zoals omschreven in artikel 111 van het decreet, wanneer de dienst voor thuishulp niet voldoet aan de noodzakelijke voorwaarde voor de aanstelling van een dienstverantwoordelijke. 2° De ploegverantwoordelijke verzekert de omkadering van de begunstigden door de volgende taken te vervullen : a) Hij maakt de sociale enquête thuis.De rapporten van de sociale enquêtes die betrekking hebben op de begunstigden moeten opgemaakt worden, telkens de situatie van de begunstigde dit vereist en minstens eenmaal per jaar; b) Hij draagt de verantwoordelijkheid voor de toekenning, de onderbreking of de weigering van hulp. In het geval van toekenning, werkt hij een tussenkomstproject uit, verzekert hij de sociale opvolging van de begunstigde en maakt hij een sociaal rapport op voor elke geholpen persoon. In het geval van onderbreking of weigering van hulp, maakt hij een met redenen omkleed rapport op dat hij bij het dossier van de begunstigde voegt; c) Hij informeert, in strikte naleving van de deontologie, de naaste familieleden van de begunstigde, de behandelende geneesheer, de vertrouwenspersoon of het coördinatiecentrum die hem ten laste heeft, over elke evolutie van de fysieke of psychische gezondheidstoestand of over elk feit dat de begunstigde of een ander in gevaar kan brengen;d) Hij regelt, in samenwerking met de gezins- en bejaardenhelpers, de administratieve stappen die nodig zijn voor het herstel van de rechten van de begunstigde;e) Hij neemt deel aan de externe coördinatievergaderingen waarop één of meerdere externe interveniënten en één of meerdere helpers aanwezig zijn.Die vergaderingen dienen om de situatie van de begunstigde te evalueren. Zij mogen gemiddeld niet meer dan twintig uren per jaar en per helper in beslag nemen. 3° De omkadering van de helpers door de ploegverantwoordelijke omvat met name : a) de organisatie van de wekelijkse werkroosters;b) de dagelijkse opvolging van de werkroosters en de controle van de door het Bestuur opgelegde documenten;c) de organisatie en animatie van de wekelijkse interne coördinatievergaderingen van de ploeg waarvan de duur niet minder mag bedragen, voor elke helper, dan een uur per week en niet meer dan gemiddeld twee uur per helper en per week, behoudens een door het Bestuur toegekende afwijking.4° De ploegverantwoordelijke is minstens houder van een diploma professionele bachelor in de psycho-medische-sociale richting.5° De jaarlijkse rapporten van sociale enquêtes betreffende de begunstigden moeten conform het door het Bestuur bepaald model zijn.6° a) In de diensten voor thuishulp met meer dan 20 VTE-helpers, duidt de dienst een dienstverantwoordelijke aan die de ploegen coördineert in samenwerking met de ploegverantwoordelijken;b) In de diensten voor thuishulp die meer dan 20 en minder dan 100 helpers voltijds tewerkstellen, kan de dienstverantwoordelijke eveneens de functies van een ploegverantwoordelijke uitoefenen.De dienstverantwoordelijke verzekert de opdrachten van de algemeen coördinator; c) In de diensten voor thuishulp met meer dan 100 VTE helpers, duidt de dienst voor thuishulp een directeur aan die de functie van algemeen coördinator verzekert en de dienst- en ploegverantwoordelijke coördineert.7° De dienstverantwoordelijke is minstens houder van een diploma professionele master of bachelor in de juridische, sociale, medische of paramedische richting.8° De coördinatie en de overdracht van de informatie die nodig is voor het goed beheer van de ploegen vereisen, vanwege de ploegverantwoordelijken, dat zij de dienstverantwoordelijke elk feit mededelen dat de organisatie van de hulp kan heroriënteren, met name : a) in het geval van vooropzeg, zwangerschapsverlof of arbeidsongeval evenals de andere omstandigheden die het goed verloop van de aan de begunstigde te geven hulp zouden kunnen storen;b) elke wijziging van de situatie van de begunstigde, zoals zijn hospitalisatie of overlijden.9° a) Voor de diensten voor thuiszorg met minder dan 100 VTE-helpers, is de dienst voor thuiszorg ertoe gehouden een bijkomende omkadering te voorzien wanneer het aantal helpers in actieve dienst met vijf eenheden een veelvoud van twintig overschrijdt gedurende een periode van twee opeenvolgende trimesters;b) voor de diensten voor thuishulp met meer dan 100 VTE-helpers, is de dienst voor thuiszorg ertoe gehouden een bijkomende omkadering te voorzien wanneer het totaal aantal helpers in actieve dienst de in artikel 130 van het decreet voorziene norm met 10 % overschrijdt;c) Zijn niet inbegrepen in het personeel in actieve dienst : de helpers in loopbaanonderbreking, de in langdurig ziekenverlof, in verwijderingsverlof of in verlof zonder wedde.

Art. 62.§ 1. De werktijd die in overweging genomen wordt voor het berekenen van de vergoeding van de helpers is vastgesteld op achtendertig uren per week. Dit personeel geniet een verlofkrediet dat overeenstemt met twee uren per week wegens de zwaarte van het werk. § 2. De werktijd die in overweging genomen wordt voor de berekening van de toelagen voor de vergoeding van de werknemers die ouder zijn dan 55 jaar wordt verminderd tot tweeëndertig uren per week voor een voltijdse kracht, met inbegrip van het in § 1 bedoeld verlofkrediet.

Die werktijd voor werknemers tussen de 50 en de 54 jaar oud wordt verminderd tot vierendertig uren per week voor een voltijdse kracht, met inbegrip van het in § 1 bedoeld verlofkrediet.

Die werktijd voor werknemers tussen de 45 en de 49 jaar oud die geen helpers zijn, wordt herleid tot zesendertig uren per week voor een voltijdse kracht. § 3. De in § 2 bedoelde werknemers die deeltijds werken genieten de in § 2 bedoelde maatregelen naar rato van hun prestaties.

Art. 63.In toepassing van artikel 99 van het decreet, wordt de uurbijdrage van de begunstigde vastgelegd overeenkomstig het geldend barema. De tabel van de barema's van de begunstigden wordt door het College aangenomen en aan de index aangepast per administratieve rondzendbrief. Voor de toepassing van het barema wordt er rekening gehouden met : 1° de aan de begunstigde toegekende code volgens het aantal personen waaruit het gezin is samengesteld. Die code wordt op de volgende manier bepaald : a) code 1 : een alleenstaande persoon;b) code 2 : een gezin of een voor meer dan 66 % gehandicapt verklaard persoon;c) code 3 : een gehandicapt verklaard persoon met één of meerdere kinderen ten laste. De code wordt met een eenheid opgetrokken voor elke persoon ten laste die deel uitmaakt van het gezin.

Onder persoon ten laste verstaat men : a) alle andere gezinsleden die geen eigen inkomsten hebben;b) het kind dat in de loop van het trimester geboren zal worden;c) de gehandicapte personen die jonger zijn dan 25 jaar en over geen eigen inkomsten beschikken kunnen in rekening genomen worden als twee personen ten laste. De code wordt met een eenheid verhoogd voor elke persoon die onder hetzelfde dak leeft en een gemeenschappelijk leven heeft, maar niet over eigen inkomsten beschikt. 2° het gezinsinkomen volgens de in de artikelen 66 tot 69 vastgelegde bepalingen.

Art. 64.§ 1. Het gezinsinkomen dat in overweging genomen wordt voor de toepassing van het barema zijn alle belastbare netto-inkomsten van elke persoon die van het gezin deel uitmaakt onder voorbehoud van de in de paragrafen 2 en 3 van onderhavig artikel aangehaalde bepalingen.

Er wordt met name rekening gehouden met de totaliteit van het ontvangen alimentatiegeld. § 2. De volgende inkomsten komen slechts voor 60 % van hun bedrag in aanmerking : 1° de lijfrente uit de verkoop van vastgoed;2° huurgelden van gebouwen en terreinen. Die inkomsten worden in overweging genomen op maandbasis. § 3 Volgende inkomsten worden niet in overweging genomen : 1° kinderbijslag en geboortepremies;2° studiebeurzen;3° de tegemoetkoming voor hulp aan derden, de integratietegemoetkoming en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;4° het kadastraal inkomen van het door de eigenaar gebruikt gebouw;5° de herstelpensioenen voor oorlogsfeiten aan burgers en militairen, de frontvergoeding;6° de ontvangen alimentatie voor kinderen.

Art. 65.§ 1. Voor hulp verstrekt aan een persoon die woont in het huis van één of meerdere van zijn kinderen worden alle inkomsten van de bejaarde en 1/3 van de inkomsten van de overige personen waaruit het gezin bestaat in aanmerking genomen. § 2. Voor hulp verstrekt aan een gehandicapte van ouder dan 25 jaar die bijzondere of gewone toelagen ontvangt en die woont in het huis van zijn ouders of één van hen worden alle inkomsten van de gehandicapte en 1/3 van de inkomsten van de overige personen waaruit het gezin bestaat in aanmerking genomen. § 3. Voor hulp verstrekt aan één of meerdere ouders die inwonen bij één of meerdere van hun kinderen die over eigen middelen beschikken, wordt het hele inkomen van de ouder(s) en 1/3 van de inkomens van de overige personen waaruit het gezin bestaat in aanmerking genomen. § 4. Voor individuele hulp verstrekt aan een persoon of een koppel dat leeft in een erkend gemeenschapshuis of in begeleid wonen, worden enkel de inkomens van de persoon of van het koppel in aanmerking genomen. § 5. Voor hulp verstrekt aan het geheel van personen dat leeft in een erkend gemeenschapshuis of in begeleid wonen, wordt het gemiddelde van de inkomens van de bewoners van die woning in aanmerking genomen.

Art. 66.§ 1. De volgende kosten ten laste van de persoon of de personen van wie de inkomsten in aanmerking worden genomen, worden afgetrokken van de overeenkomstig artikel 63 van het besluit berekende inkomens : 1° de inkomensbelasting;2° de maatschappelijke bijdragen van zelfstandigen;3° de betaalde alimentatiegelden in verhouding tot wat niet werd afgetrokken voor de berekening van het nettobelastbaar inkomen;4° de kosten verbonden aan de gezondheidstoestand of de handicap. § 2. De onderstaande kosten worden afgetrokken van de totale inkomsten : 1° 50 % van de huurgelden en -lasten;2° 50 % van de terugbetaling van de hypothecaire lening.

Art. 67.De in artikel 66 § 1 en § 2 bedoelde verminderingen mogen gecumuleerd worden.

Art. 68.De ploegverantwoordelijke kan aan de hand van een zorgvuldig gemotiveerd verslag dat naar het Bestuur wordt doorgestuurd verzoeken om afwijking van de bepalingen bedoeld in de artikelen 64 tot 67 van het besluit. Het bevoegd lid van het College beslist over de toekenning, de aanpassing of de weigering van de afwijking. Deze beslissing wordt aan de dienst medegedeeld binnen dertig dagen na de indiening van het verzoek. Bij gebrek aan een antwoord binnen de opgelegde termijn wordt de afwijking als toegestaan aanzien.

Art. 69.Als de begunstigde afwezig is wanneer de helper zich op het afgesproken tijdstip bij hem aanmeldt en de betrokkene de dienst voor thuishulp niet minstens achtenveertig uur op voorhand op de hoogte heeft gesteld van zijn afwezigheid, dan is de uurbijdrage, eventueel verhoogd met het door het College krachtens artikel 73, § 1, van het besluit toegekende subsidies en met de subsidietoeslagen op uurbasis, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, verschuldigd ten belope van een uurprestatie.

Art. 70.Het bedrag dat de begunstigde verschuldigd is aan de dienst voor thuishulp stemt overeen met het bedrag van diens uurbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal uurprestaties dat verricht wordt.

De duur van de prestatie wordt verhoogd met de verplaatsingsduur van de helper, die forfaitair werd vastgesteld op een kwartier per prestatie.

Art. 71.Hulp die aan een begunstigde wordt verstrekt op zaterdag, zondag, een officiële feestdag vóór 7 uur 's morgens en 's avonds na 18 uur geeft aanleiding tot een verhoging van de uurbijdrage met 20 %.

Art. 72.De artikelen 63 tot 71 zijn niet van toepassing op de door de diensten voor thuishulp georganiseerde verdeling van maaltijden.

Art. 73.In toepassing van artikel 133 van het decreet, zijn de modaliteiten voor de toekenning van de toelagen aan de diensten voor thuishulp de volgende : 1° De toelage aangaande de activiteiten van de gezins- en bejaardenhelpers omvat : a) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de loonlasten van de gezins- en bejaardenhelpers.De bijdrage van de begunstigde wordt van dit bedrag afgetrokken.

Voor de verdeling van maaltijden aan huis, wordt een enkel bedrag van 1,24 euro per gepresteerd uur afgetrokken van het forfaitair bedrag.

De verdeling van maaltijden mag niet langer duren dan 4 uur per dag; b) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de loonlasten van het administratief personeel;c) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de werkingskosten;d) een forfaitair bedrag per prestatie ten titel van tussenkomst in de loonlasten van de dienstverantwoordelijke (of van de algemeen coördinator) en van de ploegverantwoordelijken;e) een forfaitair bedrag voor een VTE ten titel van tussenkomst in de loonlasten voor het directiepersoneel wanneer de dienst meer dan 100 VTE telt.2° Een bijkomend forfaitair bedrag per prestatie van gezins- of bejaardenhelper wordt toegekend ten titel van tussenkomst in de loonlasten van de dienstverantwoordelijke (of van de algemeen coördinator) en van de ploegverantwoordelijken voor de prestaties op zaterdagen, zondagen, wettelijke feestdagen en voor elke prestatie vóór 7 uur en 's avonds na 18 uur, voor zover die uren minstens 4 % van het totaal aantal thuis gepresteerde uren betreft.3° De toelage aangaande de activiteiten van de huishoudhelpers omvat : a) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de loonlasten van de huishoudhelpers.De bijdrage van de begunstigde wordt van dit bedrag afgetrokken.

Voor de verdeling van maaltijden aan huis, wordt een enkel bedrag van 1,24 euro per gepresteerd uur afgetrokken van het forfaitair bedrag.

De verdeling van maaltijden mag niet langer duren dan 4 uur per dag; b) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de loonlasten van het administratief personeel;c) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de werkingskosten;d) een forfaitair bedrag per prestatie ten titel van tussenkomst in de loonlasten van de dienstverantwoordelijke (of van de algemeen coördinator) en van de ploegverantwoordelijken;4° De toelagen voor de door de gezins-, bejaarden- en huishoudhelpers gepresteerde uren op zondagen, wettelijke feestdagen of 's morgens vóór 7 uur en 's avonds na 18 uur worden vermeerderd met een uursupplement van 50 %, de toelagen voor de op zaterdagen gepresteerde uren worden vermeerderd met een uursupplement van 35 %.Voor de huishoudhelpers worden deze toelagen slechts toegekend voor de verdeling van maaltijden aan huis. 5° De duur van de verplaatsing wordt in aanmerking genomen in de berekening van de toelagen naar rato van een kwartier per prestatie. Wanneer een intensieve hulp is toegekend wordt, per prestatie, de toelage die voorzien is voor het dekken van de bezoldiging van de dienstverantwoordelijke en van de ploegverantwoordelijken met twee vermenigvuldigd voor een prestatie van zes uren en met 3 voor een prestatie van acht uren. 6° De in de punten 1 tot 4 vermelde forfaitaire bedragen zijn deze die zijn vastgelegd in bijlage I van het NM-besluit.7° De indexering van de forfaitaire bedragen gebeurt op de volgende manier : Telkens wanneer het gemiddelde van de viermaandelijkse indexen van de consumptieprijzen van twee opeenvolgende maanden een van de spilindexen bereikt of tot een ervan herleid wordt, worden de forfaitaire bedragen berekend, waarbij er een coëfficiënt van 1,02n op toegepast wordt die de rang van de bereikte spilindex vertegenwoordigt.De bedragen wordt steeds aangepast aan het begin van een trimester.

Art. 74.De toelage aangaande de prestaties van de gezins- en bejaardenhelpers is geplafonneerd op 4/5 van het maximumaantal betoelaagde prestatie-uren dat jaarlijks door het College van de Franse Gemeenschapscommissie wordt vastgelegd. Voor de huishoudhelpers is ze geplafonneerd op 2/5 van die uren.

Art. 75.§ 1. De door de helpers gepresteerde vakbondsvergaderingsuren kunnen gelijkgesteld worden met prestatie-uren ten belope van : 1° vier uren per maand en per afgevaardigde bestemd voor de vergaderingen van de Ondernemingsraad;2° vier uren per maand en per afgevaardigde bestemd voor de vergaderingen van het Comité voor Preventie en Bescherming van de Arbeid (CPBA);3° vier uren per maand en per afgevaardigde bestemd voor de vergaderingen van de vakbondsdelegatie. De dienst voor thuishulp moet driemaandelijks het aantal door effectieve of plaatsvervangende afgevaardigden (gezins- bejaarden- en huishoudhelpers) voor elk type vergadering aan het Bestuur overmaken.

Dit document zal ondertekend moeten zijn door de persoon die ertoe gemachtigd is de werkgever te vertegenwoordigen bij bovengenoemde instanties, met de vermelding "oprecht en juist verklaard".

De uren voor vakbondsvergaderingen van een plaatsvervangend lid worden slechts in aanmerking genomen in de mate dat dit lid zetelt ter vervanging van een effectief lid. § 2. De uren bestemd voor medisch onderzoek overeenkomstig de wet op het welzijn op het werk kunnen gelijkgesteld worden met prestatie-uren.

De dienst voor thuishulp moet driemaandelijks een overzicht van die uren per helper aan het Bestuur overmaken. § 3. De interne coördinatievergaderingen worden slechts ten belope van een gemiddelde van twee uren per week en per helper in aanmerking genomen voor de berekening van de toelage. § 4. De externe coördinatievergaderingen worden slechts ten belope van een gemiddelde van twintig uren per week en per helper in aanmerking genomen voor de berekening van de toelage.

Art. 76.In toepassing van artikel 131 van het decreet, wordt het minimumaantal voortgezette opleidingsuren van de dienst voor thuishulp vastgelegd op twintig uren per helper en per jaar. Een maximum van dertig uren opleiding per jaar en per helper wordt betoelaagd.

In afwijking van artikel 89 van het NM-besluit, wordt de 1 % bestemd voor de voortgezette opleiding van de helpers geïntegreerd in de in bijlage I van het NM-besluit vastgelegde uur-forfaits.

Art. 77.In toepassing van artikel 132 van het decreet, reikt het Lid van het College het in voorgaand artikel bedoeld inschrijvingsbewijs uit op voorlegging van een van de volgende getuigschriften, attesten of diploma's : 1° het bekwaamheidsattest van een erkend opleidingscentrum voor gezinshelpers waaruit blijkt dat de belanghebbende een volledige opleidingscyclus met vrucht heeft doorlopen;2° een inschrijvingsbewijs of een gelijkwaardige titel;3° een bekwaamheidsattest van gezins- of bejaardenhelper van vóór 1 juli 1990;4° een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs afdeling aspirant verpleegkunde;5° een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs afdeling opvoeder gerontologie;6° een studiegetuigschrift van het hoger secundair onderwijs voor sociale promotie van polyvalente hulpkracht voor thuishulp en collectiviteiten;7° een studiegetuigschrift van het hoger secundair onderwijs voor sociale promotie, afdeling Gezinshulp;8° een studiegetuigschrift van het zesde jaar van het beroepsonderwijs, afdeling gezins- en gezondheidshelper;9° een studiegetuigschrift van het zesde jaar van het beroepsonderwijs, onderafdeling kinderverzorging;10° een registratiegetuigschrift uitgereikt door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering - RIZIV - voor verplegingshulp;11° een door het Lid van het College gelijkwaardig geacht diploma, attest of getuigschrift. Onderafdeling XII. - Normen en bepalingen aangaande de centra voor teleonthaal.

Art. 78.In toepassing van artikel 138 van het decreet, bedragen de werkings-, uitrustings-, opleidings- en rekruteringskosten van de vrijwilligers en van de promotie van de dienst voor teleonthaal : 1° 29.510 euro voor het centrum met meer dan 60 vrijwillige medewerkers; 2° 13.310 euro voor het centrum met 40 à 60 vrijwillige medewerkers; 3° 7.400 euro voor het centrum met minder dan 40 vrijwillige medewerkers.

Art. 79.In toepassing van artikel 138 kunnen de in artikel 78 van het decreet bedoelde bedragen verhoogd worden op basis : 1° van het aantal oproepen : a) van 15 000 tot 25 000 oproepen : 73.750 euro; b) van 25 000 tot 40 000 oproepen : 103.250 euro; c) meer dan 40 000 oproepen : 147.500 euro. 2° het aantal vrijwillige medewerkers : a) van 40 tot 60 vrijwillige medewerkers : 29.500 euro; b) meer dan 80 vrijwillige medewerkers : 56.150 euro.

TITEL III. - De coördinatie-instellingen en de representatieve en coördinatie-instellingen en de intersectorale coordinatie-instelling HOOFDSTUK I. - Erkenningsprocedure

Art. 80.§ 1. In toepassing van artikel 147, § 1, van het decreet, dient de instelling die op het vlak van Gezondheid erkende diensten coördineert of, in voorkomend geval vertegenwoordigt, een aanvraag om erkenning in, door middel van een gewone brief gericht aan het bevoegd lid van het College. § 2. De instelling die op het vlak van de Sociale Actie en het Gezin erkende diensten coördineert of vertegenwoordigt, dient een aanvraag om erkenning in, door middel van een gewone brief gericht aan het bevoegd lid van het College. § 3. De intersectorale coördinatie-instelling dient gelijktijdig een aanvraag om erkenning in, door middel van een gewone brief gericht aan de hogerop bedoelde bevoegde leden van het College.

Art. 81.Het Lid van het College onderzoekt de aanvraag om erkenning en de procedures tot toekenning, weigering, wijziging, intrekking of gedwongen wijziging van de erkenning en de vrijwillige sluiting overeenkomstig de artikelen 148 tot 162 van het decreet.

Art. 82.§ 1. De intersectorale coördinatie-instelling waarvan alle erkende ambulante diensten van rechtswege lid kunnen zijn, op voorwaarde dat zij dit aanvragen, verzamelt en steunt, in toepassing van artikel 144 van het decreet, minstens 50 % van de erkende ambulante diensten en minstens 9 sectoren zoals omschreven in artikel 2, 5°, van het decreet. § 2. De intersectorale coördinatie-instelling ontwikkelt een coördinatie met de sectoren van de bijstand aan gehandicapte personen, van de sociale cohesie en van de socio-professionele inschakeling. § 3. Hij kan daarenboven coördinaties ontwikkelen met elke andere sector die te maken heeft met de Brusselse bevolking. HOOFDSTUK II. - Normen en bepalingen aangaande de toelagen

Art. 83.Het in artikel 163, § 1, van het decreet bedoeld rapport wordt door de representatieve instelling voor de eerste maal overgemaakt 3 jaar na de inwerkingtreding van onderhavig decreet.

Het in § 2 van hetzelfde artikel bedoeld rapport wordt overgemaakt binnen een termijn van zes maanden na het in § 1 bedoeld rapport.

Art. 84.De bedragen die voorkomen in artikel 86 worden geïndexeerd volgens de in artikel 12 van het besluit voorziene formule. De in artikel 164 van het decreet bedoelde minimumbedragen worden volgens de volgende formule geïndexeerd : Basisbedrag x gezondheidsindex van december van het voorgaande jaar/Gezondheidsindex van december 2007

Art. 85.De in artikel 165, § 2, van het decreet bedoelde bewijsstukken zijn conform het door het Bestuur geleverd model en moeten minstens de volgende stukken omvatten : 1° de individuele rekening van elke ploeglid;2° het attest waaruit blijkt dat de RSZ-bijdragen betaald zijn;3° het attest waaruit blijkt dat de bedrijfsvoorheffing betaald is;4° het bewijs van de betaling van de honoraria aan de zelfstandigen;5° een kopie van de door de algemene vergadering goedgekeurde rekening van de ontvangsten en uitgaven en van de balans;6° in voorkomend geval, het bewijs van de neerlegging van de rekeningen en balans bij de griffie van de handelsrechtbank;7° het door de algemene vergadering goedgekeurd activiteitenverslag.

Art. 86.In toepassing van artikel 164 van het decreet, kent het College de erkende instellingen een forfaitaire toelage toe die op de volgende manier wordt vastgelegd : 1° voor de coördinatie-instelling van de diensten voor geestelijke gezondheid, een toelage van 236.700 euro; 2° voor de coördinatie-instelling van de diensten die actief zijn op het vlak van de toxicomanie, een toelage van 128.900 euro; 3° voor de coördinatie-instelling van de medische huizen, een toelage van 91.420 euro.

TITEL IV. - Kwalitatieve evaluatie HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 87.De door elke ambulante dienst of instelling gevoerde kwalitatieve evaluatie heeft betrekking op een à drie werkthema's gekozen uit een lijst van tien door de bevoegde leden van het College vastgelegde thema's. HOOFDSTUK II. - Selectie van de werkthema's en van de kwalitatieve evaluatie

Art. 88.Binnen de maand die volgt op de inwerkingtreding van onderhavig decreet en, vervolgens, om de drie jaar, vragen de bevoegde leden van het College de ambulante diensten en instellingen hen, binnen een termijn van twee maanden, maximum tien voorstellen van werkthema's aangaande de kwalitatieve evaluatie te laten geworden, die eigen zijn aan hun sectoren en die verband houden met de opdrachten van die sectoren. De voorstellen van werkthema's zullen het voorwerp zijn van een beknopte uiteenzetting.

Art. 89.§ 1. Na het verstrijken van de termijn voor de inzending van de werkthema's door de ambulante diensten en instellingen, maken de bevoegde leden van het College die aanhangig bij de Adviesraad opdat die een selectievoorstel van tien werkthema's per sector zou uitwerken. § 2. In toepassing van artikel 171, § 2, van het decreet, motiveert de Adviesraad zijn voorstel en maakt het over aan de bevoegde leden van het College, binnen een termijn van een maand na de aanhangigmaking. § 3. In toepassing van artikel 171, § 3, bepalen de bevoegde leden van het College, op basis van het advies van de Adviesraad, de lijst van tien werkthema's per sector en maken die over aan de ambulante diensten en instellingen evenals aan de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie. HOOFDSTUK III. - Uitwerking van de projecten betreffende de kwalitatieve evaluatie

Art. 90.Van zodra onderhavig besluit in werking is getreden, vatten de ambulante diensten en instellingen de kwalitatieve evaluatie aan.

Art. 91.Uiterlijk vijf maanden vóór de datum van neerlegging van het in artikel 172 van het decreet bedoelde project, ontmoet de begeleidingscel van de kwalitatieve evaluatie de ambulante dienst of instelling om die op de hoogte te brengen van de begeleiding die ze voorstelt. Indien hij dit wenst, maakt de ambulante dienst of instelling gebruik van de voorgestelde begeleiding. In dat geval komen de begeleidingscel van de kwalitatieve evaluatie en de ambulante dienst of instelling de modaliteiten van de begeleiding overeen, eventueel schriftelijk indien de ambulante dienst of instelling dit wenst.

Art. 92.In toepassing van artikel 173 van het decreet, kent het College de ambulante diensten en instellingen elk jaar een forfaitair bedrag van 1.000 euro toe. Dit forfaitair bedrag wordt voor de eerste maal toegekend in het jaar waarin de ambulante dienst of instelling zijn project aangaande de kwalitatieve evaluatie indient. Het is inbegrepen in de in artikel 119 van het decreet bedoelde driemaandelijkse voorschotten en wordt gerechtvaardigd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 13 en 85 van het besluit.

Art. 93.In toepassing van artikel 173 van het decreet, kent het College de intersectorale coördinatie-instelling elk jaar een forfaitair bedrag van 40.000 euro toe. Dit forfaitair bedrag wordt voor de eerste maal toegekend in 2010. Het is inbegrepen in de in artikel 119 van het decreet bedoelde driemaandelijkse voorschotten en wordt gerechtvaardigd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 13 en 85 van het besluit.

TITEL V. - De netten HOOFDSTUK I. - Erkenningsprocedure

Art. 94.§ 1. In toepassing van artikel 187 van het decreet,dient de netpromotor een erkenningsaanvraag in, door middel van een gewone brief, bij het bevoegd lid van het College volgens de oorsprong van zijn erkenning of van de facultatieve toelagen die hij geniet. § 2. Het bevoegd lid van het College onderzoekt de erkenningsaanvraag en de procedures voor de erkenning, de hernieuwing, de weigering, de wijziging en de intrekking van de erkenning of de gedwongen wijziging van de erkenning overeenkomstig de artikelen 185 tot 193 van het decreet. HOOFDSTUK II. - Bepalingen aangaande de toelagen

Art. 95.In toepassing van artikel 194 van het decreet bedraagt de aan het erkend net toegekende minimum forfaitaire toelage 20.810 euro.

TITEL VI. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 96.Worden opgeheven : 1° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 maart 1995 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de centra voor gezinsplanning, gewijzigd bij besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 14 december 2000;2° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende de toepassing van het decreet betreffende de erkenning en de subsidies van diensten voor geestelijke gezondheidszorg, gewijzigd bij de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 april 1997 en van 31 mei 2001;3° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende de toepassing van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidies van diensten actief op het gebied van druggebruik, gewijzigd bij de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 november 1997 en van 24 juni 1999;4° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 december 1997 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;5° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 december 1997 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de diensten actief op het gebied van druggebruik;6° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 september 1998 betreffende de toepassing van het decreet van 7 november 1997 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning van subsidies aan de centra voor globale sociale actie;7° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 april 1999 betreffende de toepassing van het decreet van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en subsidiëring van de coördinatiecentra voor thuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg;8° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp;9° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 14 juli 2005 houdende uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 december 2003 betreffende de erkenning en de toekenning van subsidies aan diensten voor bijstand aan slachtoffers, verdachten, in vrijheid gestelde veroordeelden, ex-gedetineerden en hun naasten;10° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 2 oktober 2008 betreffende de erkenning en de toekenning van subsidies aan de diensten "Espaces-Rencontres";11° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 juni 1998 betreffende de toepassing van het decreet van 18 juli 1996 houdende erkenning van de instellingen die bemiddelen bij schulden;12° de artikelen 16 tot 28, 29 tot 33, 72, 105 en 107 van het NM-besluit, wat betreft de bepalingen aangaande de medische huizen;13° de artikelen 34 tot 48, 73 en 108 van het NM-besluit, wat betreft de bepalingen aangaande de centra voor teleonthaal;14° artikel 2, 4° en 5°, van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 23 maart 2006 houdende uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 juni 2005 betreffende de erkenning en de toekenning van subsidies aan de representatieve organisaties van de sociale actie en het gezin.

Art. 97.Onderhavig besluit treedt in werking op 31 december 2009.

Art. 98.Het College belast de Voorzitter van het College, bevoegd voor Gezondheid en het Lid van het College, bevoegd voor de Sociale Actie, het Gezin en de Sport, met de uitvoering van onderhavig besluit.

Brussel, 4 juni 2009.

Door het College : De Voorzitter van het College, belast met Gezondheid, B. CEREXHE Het Lid van het College, belast met de Sociale Actie, het Gezin en de Sport, E. KIR

^