gepubliceerd op 20 augustus 2014
Decreet houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school
4 APRIL 2014. - Decreet houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: DECREET houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling Artikel I.1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 Art. II.1. Aan de eerste alinea van artikel 8 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, worden volgende zinnen toegevoegd: "Een school die beslist het ononderbroken leerproces van een leerling te onderbreken door deze leerling het aanbod van het afgelopen schooljaar gedurende het daaropvolgende schooljaar nogmaals te laten volgen, neemt deze beslissing na overleg met het CLB. De genomen beslissing wordt ten aanzien van de ouders schriftelijk gemotiveerd en mondeling toegelicht, waarbij de school ook aangeeft welke bijzondere aandachtspunten er in het daaropvolgende schooljaar voor de leerling zijn.".
Art. II.2. Artikel 31 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 28 juni 2002, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "
Art. 31.Bij verandering van school door een leerling worden tussen de betrokken scholen leerlingengegevens overgedragen onder de volgende gezamenlijke voorwaarden: 1° de gegevens hebben enkel betrekking op de leerlingspecifieke onderwijsloopbaan;2° de overdracht gebeurt enkel in het belang van de persoon op wie de onderwijsloopbaan betrekking heeft;3° tenzij de regelgeving de overdracht verplicht stelt, gebeurt de overdracht niet indien de ouders er zich expliciet tegen verzetten, na, op hun verzoek, de gegevens te hebben ingezien. Gegevens die betrekking hebben op schending van leefregels door de leerling zijn echter nooit tussen scholen overdraagbaar.".
Art. II.3. In hoofdstuk IV, afdeling 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, 28 juni 2002, 14 februari 2003, 10 juli 2003, 2 april 2004, 15 juli 2005, 7 juli 2006, 22 juni 2007, 6 juli 2007, 20 maart 2009, 8 mei 2009, 9 juli 2010, 1 juli 2011, 25 november 2011, 23 december 2011, 21 december 2012 en 19 juli 2013, wordt het opschrift van onderafdeling B vervangen door wat volgt: "Onderafdeling B. Preventieve schorsing, tijdelijke en definitieve uitsluiting van leerlingen".
Art. II.4. Artikel 32 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 november 2011, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 32.§ 1. Een preventieve schorsing is een uitzonderlijke maatregel die de directeur of zijn afgevaardigde voor een leerplichtige leerling in het lager onderwijs kan hanteren als bewarende maatregel om de leefregels te handhaven en om te kunnen nagaan of een tuchtsanctie aangewezen is. De leerling mag gedurende maximaal vijf opeenvolgende schooldagen de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet volgen. De directeur of zijn afgevaardigde kan, mits motivering aan de ouders, beslissen om desbetreffende periode eenmalig met maximaal vijf opeenvolgende schooldagen te verlengen indien door externe factoren het tuchtonderzoek niet binnen die eerste periode kan worden afgerond. De preventieve schorsing kan onmiddellijk uitwerking hebben en de school stelt de ouders in kennis van de preventieve schorsing. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is. § 2. De directeur of zijn afgevaardigde kan, in uitzonderlijke gevallen, een leerplichtige leerling in het lager onderwijs tijdelijk uitsluiten. Een tijdelijke uitsluiting is een tuchtsanctie die inhoudt dat de gesanctioneerde leerling gedurende minimaal één schooldag en maximaal vijftien opeenvolgende schooldagen de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet mag volgen. Een nieuwe tijdelijke uitsluiting kan enkel na een nieuw feit. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
Met betrekking tot een tijdelijke uitsluiting voorziet de school in een interne beroepsprocedure die vastgelegd is in het schoolreglement. § 3. De directeur of zijn afgevaardigde kan, in uitzonderlijke gevallen, een leerplichtige leerling in het lager onderwijs definitief uitsluiten. Een definitieve uitsluiting is een tuchtsanctie die inhoudt dat de gesanctioneerde leerling wordt uitgeschreven op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk één maand, vakantieperioden tussen 1 september en 30 juni niet inbegrepen, na de schriftelijke kennisgeving, vermeld in artikel 33, 5°. In afwachting van een inschrijving in een andere school mag de gesanctioneerde leerling de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet volgen. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
Tegen deze beslissing is beroep mogelijk zoals voorzien in artikel 37/4.".
Art. II.5. Artikel 33 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 33.Tijdelijke en definitieve uitsluitingen kunnen alleen uitgevoerd worden na een procedure die de rechten van verdediging waarborgt en waarin de volgende principes gerespecteerd worden: 1° het voorafgaandelijke advies van de klassenraad moet worden ingewonnen.In geval van een definitieve uitsluiting moet de klassenraad uitgebreid worden met een vertegenwoordiger van het CLB die een adviserende stem heeft; 2° de intentie tot een tuchtmaatregel wordt aan de ouders schriftelijk ter kennis gebracht;3° de ouders en de leerling hebben inzage in het tuchtdossier van de leerling, met inbegrip van het advies van de klassenraad, en worden gehoord, eventueel bijgestaan door een vertrouwenspersoon;4° de tuchtstraf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten;5° de genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd en ter kennis gebracht aan de ouders van de betrokken leerling.De school verwijst in de kennisgeving naar de mogelijkheid tot het instellen van het beroep en neemt de bepalingen uit het schoolreglement die hier betrekking op hebben, op in die kennisgeving.".
Art. II.6. In artikel 37 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001, 2 april 2004, 20 maart 2009, 8 mei 2009, 1 juli 2011, 25 november 2011 en 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 2 worden een punt 6° tot en met 8° toegevoegd, die luiden als volgt: "6° de wijze waarop in voorkomend geval de schoolraad en ouderraad, vermeld in artikel 10 en 46 in het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, worden samengesteld;7° het recht op inzage door de ouders en hun recht op toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, waaronder de evaluatiegegevens, die worden verzameld door de school.Indien na de toelichting blijkt dat de ouders een kopie willen van de leerlingengegevens, hebben ze kopierecht. Indien de school hiervoor een vergoeding vraagt, is deze voorzien in de bijdrageregeling van het schoolreglement. Iedere kopie dient persoonlijk en vertrouwelijk behandeld te worden, mag niet verspreid worden noch publiek worden gemaakt en mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling.
Als bepaalde gegevens ook een derde betreffen en volledige inzage in de gegevens door ouders afbreuk zou doen aan het recht van de derde op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, wordt de toegang tot deze gegevens verstrekt via een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage; 8° informatie over extra-murosactiviteiten.". 2° in paragraaf 3 wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° het reglement inzake tucht en schending van de leefregels van de leerlingen met inbegrip van een preventieve schorsing, een tijdelijke uitsluiting of een definitieve uitsluiting en inzake de beroepsprocedure zoals vermeld in artikel 32, § 2, en onderafdeling F van deze afdeling, inbegrepen het hanteren van redelijke en haalbare termijnen;"; 3° in paragraaf 3 wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° de procedure volgens dewelke het getuigschrift basisonderwijs wordt toegekend, met inbegrip van de beroepsprocedure vermeld in onderafdeling E van deze afdeling;"; 4° in paragraaf 3, 5°, wordt tussen het woord "agenda's" en het woord "en" de zinsnede ", leerlingenevaluatie" ingevoegd;5° in paragraaf 3, 8°, worden de woorden "in voorkomend geval wordt" vervangen door de zinsnede ", schoolraad en ouderraad als vermeld in artikel 10 en 46 in het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, in voorkomend geval worden" ingevoegd;6° aan paragraaf 3 worden een punt 11° en 12° toegevoegd, die luiden als volgt: "11° het recht op inzage door de ouders en hun recht op toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, waaronder de evaluatiegegevens, die worden verzameld door de school.Indien na de toelichting blijkt dat de ouders een kopie willen van de leerlingengegevens, hebben ze kopierecht. Indien de school hiervoor een vergoeding vraagt, is deze voorzien in de bijdrageregeling van het schoolreglement. Iedere kopie dient persoonlijk en vertrouwelijk behandeld te worden, mag niet verspreid worden noch publiek worden gemaakt en mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling.
Als bepaalde gegevens ook een derde betreffen en volledige inzage in de gegevens door ouders afbreuk zou doen aan het recht van de derde op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, wordt de toegang tot deze gegevens verstrekt via een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage; 12° informatie over extra-murosactiviteiten.".
Art. II.7. Aan hoofdstuk IV, afdeling 2, van hetzelfde decreet, wordt een onderafdeling E toegevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling E. Beroepsmogelijkheid tegen het niet verkrijgen van het getuigschrift basisonderwijs".
Art. II.8. In hetzelfde decreet wordt in onderafdeling E, ingevoegd bij artikel II.7, een artikel 37/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/1.Ouders die niet akkoord gaan met het niet toekennen van een getuigschrift basisonderwijs aan hun kind, hebben toegang tot een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het schoolreglement, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze onderafdeling. Ouders kunnen evenwel slechts een beroep instellen na het overleg zoals bepaald in artikel 55.
De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Het beroep wordt gedateerd en ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van het beroep met beschrijving van de feiten en motivering van de ingeroepen bezwaren. Bij deze beschrijving kunnen overtuigingsstukken worden gevoegd.".
Art. II.9. In hetzelfde decreet wordt in onderafdeling E, ingevoegd bij artikel II.7, een artikel 37/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/2.§ 1. Het beroep als vermeld in artikel 37/1 dat behandeld wordt door de beroepscommissie leidt tot: 1° hetzij de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als: a) de termijn voor indiening van het beroep, opgenomen in het schoolreglement, is overschreden;b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten opgenomen in het schoolreglement;2° hetzij de bevestiging van het niet toekennen van het getuigschrift basisonderwijs, hetzij de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs.Het schoolbestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor de beslissing van de beroepscommissie.
Het resultaat van het beroep wordt aan de ouders schriftelijk ter kennis gebracht uiterlijk op 15 september daaropvolgend.".
Art. II.10. In hetzelfde decreet wordt in onderafdeling E, ingevoegd bij artikel II.7, een artikel 37/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/3.§ 1. De beroepscommissie wordt opgericht door het schoolbestuur. § 2. Het schoolbestuur bepaalt de samenstelling van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° de samenstelling kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden van de klassenraad die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, waaronder alleszins de directeur of zijn afgevaardigde, eventueel aangevuld met een lid van het schoolbestuur; anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan dat schoolbestuur en aan de school die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet uit te reiken.
In voorkomend geval en voor de toepassing van deze bepalingen: a) wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn;b) wordt een lid van de ouderraad of, met uitzondering van het personeel, de schoolraad van de school die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, geacht een extern lid te zijn, tenzij de bepaling vermeld in punt a) van toepassing is;3° de voorzitter wordt door het schoolbestuur onder de externe leden aangeduid. § 3. Het schoolbestuur bepaalt de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn;bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend; 2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;3° een beroepscommissie hoort de ouders in kwestie;4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer leden van de klassenraad die het getuigschrift basisonderwijs niet toegekend heeft;5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van individuele personeelsleden van het onderwijs; 6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement.".
Art. II.11. Aan hoofdstuk IV, afdeling 2, van hetzelfde decreet, wordt een onderafdeling F toegevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling F. Beroepsmogelijkheid tegen definitieve uitsluiting".
Art. II.12. In hetzelfde decreet wordt in onderafdeling F, ingevoegd bij artikel II.11, een artikel 37/4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/4.§ 1. De ouders die een beslissing tot definitieve uitsluiting betwisten, hebben toegang tot een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het schoolreglement, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze onderafdeling.
De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Het verzoekschrift wordt gedateerd en ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren. Bij deze omschrijving kunnen overtuigingsstukken gevoegd worden.
Het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie. § 2. Het beroep als vermeld in § 1 door een beroepscommissie leidt tot: 1° hetzij de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als: a) de in het schoolreglement opgenomen termijn voor indiening van het beroep is overschreden;b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten opgenomen in het schoolreglement;2° hetzij de bevestiging van de definitieve uitsluiting, hetzij de vernietiging van de definitieve uitsluiting.Het schoolbestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor deze beslissing van de beroepscommissie. § 3. Het resultaat van het beroep wordt aan de ouders gemotiveerd en schriftelijk ter kennis gebracht binnen de vervaltermijn bepaald in het schoolreglement.
Bij overschrijding van deze vervaltermijn is de omstreden definitieve uitsluiting van rechtswege nietig.".
Art. II.13. In dezelfde decreet wordt in onderafdeling F, ingevoegd bij artikel II.11, een artikel 37/5 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/5.§ 1. De beroepscommissie wordt opgericht door het schoolbestuur. § 2. Het schoolbestuur bepaalt de samenstelling van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° de samenstelling van de beroepscommissie kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden intern aan het schoolbestuur of aan de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, met uitzondering van de directeur of zijn afgevaardigde die de beslissing heeft genomen;anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan het schoolbestuur en aan de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen.
In voorkomend geval en voor de toepassing van deze bepalingen: a) wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn;b) wordt een lid van de ouderraad of, met uitzondering van het personeel, de schoolraad van de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, geacht een extern lid te zijn, tenzij de bepaling vermeld in punt a) van toepassing is; 3° de voorzitter wordt door het schoolbestuur onder de externe personen aangeduid.".
Art. II.14. In dezelfde decreet wordt in onderafdeling F, ingevoegd bij artikel II.11, een artikel 37/6 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/6.§ 1. Het schoolbestuur bepaalt de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn;bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend; 2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;3° een beroepscommissie hoort de ouders in kwestie;4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer leden van de klassenraad die een advies over de definitieve uitsluiting heeft gegeven;5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden van het onderwijs;6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement. § 2. Het beroep schort de uitvoering van de beslissing tot uitsluiting niet op.".
Art. II.15. In artikel 37bis, § 4, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, worden de woorden "of verwijdering" opgeheven.
Art. II.16. In artikel 55 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen de woorden "heeft recht op een" en de woorden "verklaring met de vermelding" worden de woorden "schriftelijke motivering met inbegrip van bijzondere aandachtspunten voor de verdere schoolloopbaan, en een" ingevoegd;2° de volgende zinnen worden toegevoegd: "De beslissing omtrent het toekennen van het getuigschrift basisonderwijs wordt uiterlijk op 30 juni aan de ouders meegedeeld.De ouders worden geacht die beslissing uiterlijk op 1 juli in ontvangst te hebben genomen. Indien de ouders niet akkoord gaan met de genomen beslissing volgt er, op vraag van de ouders, een overleg met de directeur en zijn afgevaardigde, binnen een termijn vastgelegd in het schoolreglement. De school kan dit overleg niet weigeren. Van het overleg wordt een schriftelijke neerslag gemaakt. Dit overleg kan ertoe leiden dat de directeur of zijn afgevaardigde beslist om de klassenraad opnieuw te laten samenkomen om het niet toekennen van het getuigschrift basisonderwijs te bevestigen of te wijzigen. De ouders nemen de beslissing om de klassenraad niet opnieuw te laten samenkomen, dan wel de beslissing van de klassenraad die opnieuw is samengekomen schriftelijk in ontvangst. Bij het niet in ontvangst nemen van deze beslissing door de ouders op de voorziene datum wordt ze toch geacht te zijn ontvangen op de voorziene ontvangstdatum.
Indien de ouders niet akkoord gaan met de beslissing, wijst de school de ouders schriftelijk op de mogelijkheid tot beroep zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 2, onderafdeling E.".
Art. II.17. Aan artikel 57 van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd: "Het meegeven van het getuigschrift en rapport kan om geen enkele reden worden ingehouden, ook niet bij verzuim door de ouders van hun financiële verplichtingen.". HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad Art. III.1. In artikel 4 van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° de organisatie, de werking van en de deelname aan de participatieorganen te bevorderen en te ondersteunen, met inbegrip van het bevorderen van een representatieve weergave van de schoolpopulatie in de samenstelling van die organen;".
Art. III.2. In artikel 8, paragraaf 2, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "artikelen 19 en 21" vervangen door "artikel 21".
Art. III.3. In artikel 10 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt paragraaf 5 vervangen door wat volgt: " § 5. Tenzij de schoolraad aangeeft afzonderlijk te willen vergaderen voor het formuleren van een advies op eigen initiatief, worden de vergaderingen van de schoolraad bijgewoond door het schoolbestuur of zijn gemandateerde.".
Art. III.4. Artikel 12 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 12.Als een pedagogische raad, ouderraad of leerlingenraad bestaat, wordt de betrokken geleding in de schoolraad samengesteld uit afgevaardigden, aangeduid door en uit deze raad. Als een pedagogische raad, ouderraad of leerlingenraad ervoor opteert om geen gebruik te maken van hun recht om leden voor hun geleding in de schoolraad aan te duiden, of als er geen pedagogische raad, ouderraad of leerlingenraad is, zal er voor de samenstelling van die geleding(en) een verkiezing plaatsvinden. Het schoolbestuur of zijn gemandateerde bepaalt de verdere uitwerking van de verkiezingsprocedure en waarborgt daarbij dat iedereen die verkiesbaar is zich kandidaat kan stellen en dat iedereen die stemgerechtigd is kan stemmen. Indien er minder kandidaten zijn dan het aantal toe te wijzen mandaten of indien het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten, dan zijn de kandidaten die op de kandidatenlijst worden vermeld, van rechtswege verkozen en wordt de verkiezingsprocedure als beëindigd beschouwd.
In afwijking van het eerste lid kan het schoolbestuur of zijn gemandateerde in het buitengewoon secundair onderwijs gemotiveerd beslissen om in overleg met de pedagogische raad de leerlingengeleding in de schoolraad aan te duiden.".
Art. III.5. Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 15.De leden van de schoolraad hebben in functie van de uitoefening van de bevoegdheden van de schoolraad een algemeen informatierecht.
De schoolraad heeft ten behoeve van al het personeel, ouders en leerlingen een communicatie- en informatieplicht over hun activiteiten en standpunten en over de wijze waarop hij zijn bevoegdheden uitoefent.".
Art. III.6. Artikel 16 en 17 van hetzelfde decreet worden opgeheven.
Art. III.7. Artikel 18 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 18.De schoolraad kan aan het schoolbestuur uit eigen beweging een schriftelijk advies uitbrengen over alle aangelegenheden opgesomd in artikel 21. Het schoolbestuur geeft na ontvangst van dit advies binnen dertig kalenderdagen een met redenen omkleed antwoord.".
Art. III.8. In titel II, hoofdstuk II, afdeling 4, onderafdeling 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2007, wordt sectie 2, die bestaat uit artikel 19 en 20, opgeheven.
Art. III.9. Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 21.Het schoolbestuur of zijn gemandateerde legt ieder ontwerp van beslissing voor overleg aan de schoolraad voor als dat betrekking heeft op: 1° de bepaling van het profiel van de directeur;2° het studieaanbod;3° het aangaan van samenwerkingsverbanden met andere schoolbesturen en met externe instanties;4° de opstapplaatsen en de busbegeleiding in het kader van het door het schoolbestuur aangeboden vervoer;5° de vaststelling van het nascholingsbeleid;6° het beleid met betrekking tot experimenten en projecten;7° het opstellen of wijzigen van de volgende regelingen: a) het schoolreglement;b) het schoolwerkplan in het basisonderwijs;c) het beleidsplan of het beleidscontract dat de samenwerking regelt tussen de school en het centrum voor leerlingenbegeleiding;8° de infrastructuurwerken die niet onder het toepassingsgebied vallen van artikel 26, § 1, 1°, a) en c), van de wet van 15 juni 2006 betreffende de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten;9° de vaststelling van de criteria voor de aanwending van lestijden, uren, uren-leraar en punten;10° het welzijns-, veiligheids- en gezondheidsbeleid van de school ten aanzien van de leerlingen, met inbegrip van het in eigen beheer of door derden verstrekken van gezonde en evenwichtige schoolmaaltijden;11° het beleid met betrekking tot interne kwaliteitszorg, met inbegrip van de bespreking van de resultaten van een schooldoorlichting; 12° het gelijke-onderwijskansenbeleid in het secundair onderwijs.".
Art. III.10. Artikel 22 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 22.Het schoolbestuur informeert tijdig de schoolraad over de geplande beslissingen die voor overleg zullen worden voorgelegd. Op basis daarvan bepaalt de raad zijn overlegagenda. Een schoolraad kan afzien van het recht op overleg. Het overleg heeft plaats in een gezamenlijke vergadering van het schoolbestuur of zijn gemandateerde en de schoolraad.
Het overleg leidt tot een verslag waarin alle standpunten worden opgenomen. Het schoolbestuur of zijn gemandateerde neemt een gemotiveerde eindbeslissing na het overleg of na de onderhandeling zoals bepaald in artikel 30 en brengt de schoolraad in kennis van de beslissing.
Wanneer een overleg niet plaatsvindt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag nadat een geplande beslissing voor overleg wordt voorgelegd, wordt het overleg geacht te hebben plaatsgevonden.".
Art. III.11. Artikel 23 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 23.De werking van de schoolraad wordt geregeld in een huishoudelijk reglement.
Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste: 1° het aantal mandaten per geleding;2° de wijze waarop nieuwe leden tijdens de mandaatperiode kunnen toetreden tot de schoolraad en de redenen en de wijze waarop mandaten vervroegd beëindigd kunnen worden;3° de wijze waarop ervaringsdeskundigen en experten bij de werkzaamheden van de schoolraad kunnen betrokken worden;4° de wijze van bijeenroeping en de vergaderfrequentie;5° het tijdstip en de wijze waarop de agenda en de bijbehorende documenten worden bezorgd aan de leden van de schoolraad en aan de pedagogische raad, de leerlingenraad en de ouderraad;6° de taken van de voorzitter;7° de wijze van besluitvorming, inzonderheid de aanwezigheidsquota en de stemverhoudingen;8° de wijze waarop de communicatie- en informatieplicht gerealiseerd wordt;9° de modaliteiten rond het afzien van het recht op overleg; 10° de vakantieperiodes die de termijn schorsen waarbinnen het advies zoals vermeld in artikel 18 moet beantwoord worden en waarbinnen het overleg in de schoolraad dient plaats te vinden als vermeld in artikel 22, derde lid.".
Art. III.12. Artikel 27 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. III.13. In artikel 30, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zin "Wanneer een ontwerpbeslissing betrekking heeft op de in artikelen 1, 9 en 21 bedoelde aangelegenheden, wordt de ontwerpbeslissing eerst ter advies of overleg voorgelegd aan de schoolraad." vervangen door de zin "Wanneer een ontwerpbeslissing betrekking heeft op de overlegbevoegdheden van de schoolraad, wordt de ontwerpbeslissing eerst ter overleg voorgelegd aan de schoolraad.".
Art. III.14. Artikel 32 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. III.15. Artikel 35 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 35.De schoolraden bij scholen die tot dezelfde scholengemeenschap behoren, organiseren in een overeenkomst een medezeggenschapscollege bij de scholengemeenschap als ten minste één schoolraad daarom vraagt en dit motiveert.".
Art. III.16. In artikel 37 van hetzelfde decreet wordt de tweede zin vervangen door wat volgt: "Ze regelt de vertegenwoordiging van de verschillende schoolraden in het medezeggenschapscollege, de wijze waarop de toegewezen bevoegdheden worden uitgeoefend en de voorwaarden waaronder de overeenkomst vroegtijdig beëindigd kan worden.".
Art. III.17. Artikel 40 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 40.De zetelende pedagogische raad bepaalt de wijze waarop die raad voor de volgende mandaatperiode zal samengesteld worden en staat in voor de organisatie van die samenstelling. Alle personeelsleden worden op de hoogte gebracht en betrokken bij die samenstelling en kunnen zich kandidaat stellen.
Als de zetelende pedagogische raad nalaat dit te bepalen of als er geen zetelende pedagogische raad is, staat het schoolbestuur samen met de schoolraad in voor de samenstelling van de pedagogische raad via verkiezingen. Ieder personeelslid kan zich verkiesbaar stellen en is stemgerechtigd. Indien er minder kandidaten zijn dan het aantal toe te wijzen mandaten of indien het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten, dan zijn de kandidaten die op de kandidatenlijst worden vermeld, van rechtswege verkozen en wordt de verkiezingsprocedure als beëindigd beschouwd.".
Art. III.18. Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 43.In het secundair onderwijs bepaalt de zetelende leerlingenraad de wijze waarop die raad voor de volgende mandaatperiode zal samengesteld worden en staat in voor de organisatie van die samenstelling. Alle leerlingen worden op de hoogte gebracht en betrokken bij die samenstelling en kunnen zich kandidaat stellen.
Als de zetelende leerlingenraad nalaat dit te bepalen of als er geen zetelende leerlingenraad is, staat het schoolbestuur samen met de schoolraad in voor de samenstelling van de leerlingenraad via verkiezingen. Iedere leerling kan zich verkiesbaar stellen en is stemgerechtigd. Indien er minder kandidaten zijn dan het aantal toe te wijzen mandaten of indien het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten, dan zijn de kandidaten die op de kandidatenlijst worden vermeld, van rechtswege verkozen en wordt de verkiezingsprocedure als beëindigd beschouwd.".
Art. III.19. Artikel 46 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 46.De zetelende ouderraad bepaalt de wijze waarop die raad voor de volgende mandaatperiode zal samengesteld worden en staat in voor de organisatie van die samenstelling. Alle ouders worden op de hoogte gebracht en betrokken bij die samenstelling en kunnen zich kandidaat stellen.
Als de zetelende ouderraad nalaat dit te bepalen of als er geen zetelende ouderraad is, staat het schoolbestuur samen met de schoolraad in voor de samenstelling van de ouderraad via verkiezingen.
Iedere ouder kan zich verkiesbaar stellen en is stemgerechtigd. Indien er minder kandidaten zijn dan het aantal toe te wijzen mandaten of indien het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten, dan zijn de kandidaten die op de kandidatenlijst worden vermeld, van rechtswege verkozen en wordt de verkiezingsprocedure als beëindigd beschouwd.".
Art. III.20. Artikel 48 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 48.De pedagogische raad, leerlingenraad en ouderraad kunnen op vraag van de schoolraad maar ook op eigen initiatief een schriftelijk advies uitbrengen over alle aangelegenheden opgesomd in artikel 21.
Het schoolbestuur geeft na ontvangst van dit advies binnen dertig kalenderdagen een met redenen omkleed antwoord. Elk desbetreffend advies van de pedagogische raad, de leerlingenraad of de ouderraad wordt ter informatie bezorgd aan de overige voormelde raden en de schoolraad.
De leden van de pedagogische raad, leerlingenraad en ouderraad hebben in functie van de uitoefening van hun bevoegdheden een algemeen informatierecht.
Deze raden hebben ten behoeve van al het personeel, ouders en leerlingen een informatieplicht over hun activiteiten en standpunten en over de wijze waarop zij hun bevoegdheden uitoefenen.".
Art. III.21. Aan artikel 49 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste: 1° de wijze van samenstelling;2° het aantal mandaten;3° de wijze waarop nieuwe leden tijdens de mandaatperiode kunnen toetreden tot de raad en de redenen en wijze waarop mandaten vervroegd beëindigd kunnen worden;4° de wijze waarop zij hun afvaardiging bepalen voor de schoolraad;5° de wijze waarop ervaringsdeskundigen en experten bij de werkzaamheden van de raad kunnen betrokken worden;6° de wijze van bijeenroeping en de vergaderfrequentie;7° de wijze van besluitvorming;8° de wijze waarop de communicatie- en informatieplicht gerealiseerd wordt; 9° de vakantieperiodes die de termijn schorsen waarbinnen het advies zoals vermeld in artikel 48 moet beantwoord worden.".
Art. III.22. Artikel 51 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 51.Het schoolbestuur verstrekt de pedagogische raad, de leerlingenraad en de ouderraad de nodige logistieke ondersteuning. Het schoolbestuur verstrekt de leerlingenraad en de vertegenwoordigers van de leerlingen in de schoolraad de nodige begeleiding.". HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap Art. IV.1. In artikel 6 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap worden in paragraaf 4 de woorden "artikel 51, 3° " vervangen door de woorden "artikel 112, vierde lid, van de Codex Secundair Onderwijs".
Art. IV.2. In artikel 13 van hetzelfde decreet worden in het punt 1° van paragraaf 2 de woorden "artikel 50" vervangen door de woorden "artikel 111, § 1, tweede lid, van de Codex Secundair Onderwijs".
Art. IV.3. In hoofdstuk III, afdeling III, van hetzelfde decreet wordt onderafdeling II, die bestaat uit artikel 50 tot en met 56, en die werd gewijzigd bij de decreten van 8 mei 2009, 9 juli 2010 en 1 juli 2011, opgeheven. HOOFDSTUK V. - Wijziging van de Codex Secundair Onderwijs Art. V.1. In artikel 2 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011 en 25 november 2011, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. De bepalingen van deel III van de codificatie zijn van toepassing op het door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd voltijds gewoon secundair onderwijs, buitengewoon secundair onderwijs en deeltijds beroepssecundair onderwijs.
In afwijking van het eerste lid: 1° geldt artikel 123/6 niet voor het voltijds gewoon secundair onderwijs en buitengewoon secundair onderwijs;2° gelden artikel 96 tot en met 99, 110/19 tot en met 110/27, 115/1, 116 tot en met 120, en 123/6 niet voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs; 3° gelden artikel 110/1 tot en met 110/18, 111 en 112, 123/1 tot en met 123/4, en 123/6 tot en met 123/14 ook voor de leertijd.".
Art. V.2. In artikel 3 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011 en 25 november 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een punt 17° /3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "17° /3 leertijd: de opleiding, vermeld in artikel 27 tot en met 30 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen";"; 2° punt 40° wordt vervangen door wat volgt: "40° schoolbestuur: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor één of meer scholen;wat de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen betreft, kan het schoolbestuur ook worden vermeld onder de benaming centrumbestuur;"; 3° er wordt een punt 43° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "43° /1 Syntra Vlaanderen: het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen";".
Art. V.3. In artikel 111 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Elk centrumbestuur maakt voor elk van zijn centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, na advies van de centrumraad, een centrumreglement op waarin de rechten en plichten van elke leerling worden vastgelegd.Elk centrumbestuur maakt voor zijn centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen een centrumreglement op waarin de rechten en plichten van elke leerling worden vastgelegd; dit reglement kan per vestigingsplaats verschillen."; 2° paragraaf 2 en paragraaf 3 worden opgeheven. Art. V.4. Artikel 112 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2011, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 112.In het school- of centrumreglement moeten, voor zover van toepassing, minimaal de volgende onderdelen worden opgenomen: 1° de basisprincipes van het schoolbeleid met betrekking tot volgende leerlinggebonden materies: a) toelatingen;b) afwijkingen, vrijstellingen en andere flexibiliseringsmaatregelen binnen het curriculum;c) aan- en afwezigheden;d) de opzet en de procedure van de screening en trajectbegeleiding in het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de leertijd;2° de lesspreiding en de vakantie- en verlofregeling voor leerlingen;3° de krachtlijnen inzake extra-murosactiviteiten, leerlingenstages, werkplekleren en school- of centrumvervangende onderwijsprogramma's;4° de samenwerking met andere onderwijsinstellingen, vormingsinstellingen of organisaties voor zover rechtstreekse impact op leerlingen;5° het tijdelijk onderwijs aan huis voor zieke leerlingen, met vermelding dat de betrokken personen op die onderwijsvoorziening zullen worden gewezen in het geval dat de leerling aan de gestelde voorwaarden voldoet;6° de financiële bijdrageregeling voor de betrokken personen, de mogelijke afwijkingen en de contactpersoon binnen de school, het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen voor vragen of opmerkingen dienaangaande;7° de inspraakmogelijkheden voor de betrokken personen in de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs;8° de voorwaarden waaronder de betrokken leerling en de betrokken personen inzage kunnen uitoefenen in of een toelichting kunnen vragen bij of een kopie kunnen bekomen van de leerlingengegevens, waaronder de evaluatiegegevens;9° de organisatie van de leerlingenevaluatie, meer bepaald: a) de vermelding dat de school, het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen in de loop van het schooljaar op regelmatige basis of tijdig zal communiceren over: 1) de basisprincipes van het school- of centrumbeleid met betrekking tot leerlingenevaluatie, waaronder voor het secundair onderwijs de beslissing van de klassenraad wordt verstaan of de leerling in voldoende mate de doelstellingen, vastgelegd door of krachtens decreet- of regelgeving, heeft bereikt of nagestreefd, naargelang van het geval;2) de studievorderingen van de leerling;3) de voor de leerling noodzakelijke remediëring;4) de tijdstippen waarop examens en andere evaluatieopdrachten over grotere leerstofonderdelen, waardoor de lessen worden geschorst, plaatsvinden;5) de vorm waaronder examens en andere evaluatieopdrachten worden georganiseerd;6) de, met het oog op examens en andere evaluatieopdrachten, te beheersen materies;7) de regeling als de leerling door overmacht of gewettigd verlet een examen of andere evaluatieopdracht niet kan volbrengen;b) de vermelding dat de school, het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of Syntra Vlaanderen elke genomen beslissing van, naargelang van het geval, de klassenraad of Syntra Vlaanderen waarbij aan de leerling niet de beoogde studiebekrachtiging wordt toegekend, schriftelijk motiveren;de vermelding dat, op vraag van de betrokken personen, binnen een aangeduide termijn een overleg zal plaatsvinden en de vermelding van de mogelijkheid tot beroep na desbetreffend overleg; c) de mogelijkheid voor de betrokken personen tot beroep tegen een beslissing van, naargelang van het geval, de klassenraad of Syntra Vlaanderen waarbij aan de leerling niet de beoogde studiebekrachtiging wordt toegekend;worden met betrekking tot het beroep eveneens vermeld: de procedure met overeenkomstige redelijke en haalbare termijnen, de vormvereisten, de principes inzake werking, met inbegrip van de stemprocedure, en samenstelling van een beroepscommissie; 10° de lokale leefregels op materieel en immaterieel vlak, met inbegrip van: a) de tucht- of andere maatregelen die ten aanzien van de leerling kunnen worden genomen bij regelschending.Met betrekking tot tuchtmaatregelen moeten eveneens worden vermeld: 1) de regels inherent aan tuchtrechtspleging;2) de mogelijkheid voor de betrokken personen tot beroep tegen een beslissing tot definitieve uitsluiting;worden met betrekking tot het beroep eveneens vermeld: de procedure met overeenkomstige redelijke en haalbare termijnen, de vormvereisten, de principes inzake werking, met inbegrip van de stemprocedure, en samenstelling van een beroepscommissie; 3) de opvangregeling;4) de mogelijke school- of centrumuitschrijving;b) de plicht voor de leerling om zich te onthouden van iedere daad van geweld, pesterij of ongewenst seksueel gedrag;c) de afspraken met betrekking tot het decretaal aan scholen en centra opgelegde rookverbod, de controle op de naleving ervan en de sancties die opgelegd kunnen worden bij overtreding;11° de eventuele beroepsmogelijkheden voor de betrokken personen ten aanzien van betwiste beslissingen buiten beslissingen in verband met definitieve uitsluiting of leerlingenevaluatie;12° de basisprincipes van het schoolbeleid met betrekking tot reclame en sponsoring;13° een engagementsverklaring waarin wederzijdse afspraken worden opgenomen over oudercontact, regelmatige aanwezigheid en spijbelbeleid, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en het positieve engagement ten aanzien van de onderwijstaal;14° de vermelding dat bij schoolverandering leerlingengegevens worden overgedragen naar de nieuwe school tenzij, en voor zover de regelgeving de overdracht niet verplicht stelt, de betrokken personen er zich expliciet tegen verzetten na op hun verzoek deze gegevens te hebben ingezien. Met betrekking tot het positieve engagement van de betrokken personen ten aanzien van de onderwijstaal wordt alleszins vermeld dat leerlingen aangemoedigd worden om Nederlands te leren, maar kunnen andere bepalingen worden toegevoegd mits daarover een akkoord is bereikt in het bevoegde lokaal overlegplatform of, voor scholen en centra gelegen in een gemeente waar geen lokaal overlegplatform is opgericht, mits daarover een akkoord is bereikt met ten minste twee derde van de scholen en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs.
Met betrekking tot regelmatige aanwezigheid en spijbelbeleid wordt gewezen op de koppeling aan schooltoelagen en de mogelijkheid tot niet-toekenning of terugvordering ervan. Met betrekking tot regelmatige aanwezigheid en spijbelbeleid wordt bovendien in het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de leertijd ook vermeld dat de betrokken personen het principe van het voltijds engagement moeten naleven, wat enerzijds impliceert dat de leerling de gekozen opleiding daadwerkelijk en regelmatig volgt, behalve in geval van gewettigde afwezigheid, en anderzijds dat de leerling bereid is zich onvoorwaardelijk te schikken naar alle mogelijke maatregelen die door het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of Syntra Vlaanderen worden genomen om de component werkplekleren ononderbroken een zinvolle invulling te geven.".
Art. V.5. Artikel 113 en 114 van dezelfde codex worden opgeheven.
Art. V.6. In deel III, titel 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011, 25 november 2011 en 8 juni 2012, wordt het opschrift van hoofdstuk 3 vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk 3. Toelatingsvoorwaarden, evaluatie en studiebekrachtiging".
Art. V.7. Aan artikel 115, eerste lid, van dezelfde codex wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° de samenstelling, de werking en de bevoegdheden van de klassenraad.".
Art. V.8. Artikel 115/4 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011, wordt opgeheven.
Art. V.9. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt een artikel 115/6 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 115/6.§ 1. Leerlingenevaluatie strekt ertoe om, rekening houdend met het pedagogisch project van de school, na te gaan of de leerling in voldoende mate de doelstellingen, vastgelegd door of krachtens decreet- of regelgeving, heeft bereikt of nagestreefd, naargelang van het geval. De leerlingenevaluatie wordt, gespreid over het schooljaar of over de opleidingsduur, uitgevoerd door de klassenraad en resulteert in een beslissing over het al dan niet geslaagd zijn. Voor zover het regelmatige leerlingen en door de Vlaamse Gemeenschap erkende structuuronderdelen betreft, kennen, in aansluiting op de beslissingen van de klassenraad, de school- en centrumbesturen de van rechtswege geldende studiebewijzen aan de betrokken leerlingen toe. De toekenning van die studiebewijzen kan om geen enkele reden worden ingehouden, ook niet bij verzuim door de betrokken personen van hun financiële verplichtingen. § 2. De school- en centrumbesturen zijn bevoegd voor de regeling van het evaluatiestelsel.
In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering: 1° de organisatie van specifieke examens of andere evaluatieopdrachten opleggen;2° de maximumduur bepalen van schorsing van lessen wegens examens, andere evaluatieopdrachten of evaluatiegebonden activiteiten;3° bepalen onder welke voorwaarden een beslissing over het al dan niet geslaagd zijn, kan worden uitgesteld;4° het slagen voor een structuuronderdeel afhankelijk stellen van het behalen van externe certificering.Onder externe certificering wordt verstaan: het toekennen aan leerlingen, voor zover ze geslaagd zijn voor bepaalde programmaonderdelen, van studiebewijzen die buiten de onderwijsregelgeving vallen en gerelateerd zijn aan beroepsuitoefeningvoorwaarden. § 3. De betrokken personen nemen het evaluatieresultaat in ontvangst op een in het school- of centrumreglement vastgelegde datum en wijze.
Het school- of centrumbestuur wijkt af van die datum voor individuele gevallen als de beslissing tot stand komt na uitstel of na beroep; in voorkomend geval stelt het school- of centrumbestuur de betrokken personen schriftelijk in kennis van de voorziene ontvangstdatum. Bij het niet in ontvangst nemen door de betrokken personen wordt het evaluatieresultaat geacht te zijn ontvangen op de voorziene ontvangstdatum. § 4. Als het evaluatieresultaat inhoudt dat aan de leerling niet de beoogde studiebekrachtiging wordt toegekend, dan is de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs ertoe gehouden: 1° aan de betrokken personen een schriftelijke motivering te geven;2° de betrokken personen schriftelijk te verwijzen naar de mogelijkheid tot beroep met overeenkomstige procedure doch enkel mits voorafgaandelijk overleg, vermeld in 3°, te hebben gepleegd;3° met de betrokken personen te overleggen op hun vraag. Het overleg, bedoeld in 3°, vindt plaats tussen de directeur of zijn afgevaardigde en de betrokken personen binnen een redelijke termijn nadat die laatsten het evaluatieresultaat in ontvangst hebben genomen.
Die termijn wordt in het school- of centrumreglement bepaald. Van het overleg wordt een schriftelijke neerslag gemaakt. Het overleg kan ertoe leiden dat de directeur of zijn afgevaardigde beslist om de klassenraad opnieuw te laten samenkomen. Nadat de klassenraad al dan niet aan de leerling bijkomende proeven of opdrachten heeft opgelegd, beslist diezelfde klassenraad om het oorspronkelijk evaluatieresultaat te bevestigen of door een ander evaluatieresultaat te vervangen. De betrokken personen nemen de beslissing om de klassenraad niet opnieuw te laten samenkomen, dan wel de beslissing van de klassenraad die opnieuw is samengekomen in ontvangst. Bij het niet in ontvangst nemen op de voorziene datum door de betrokken personen wordt de beslissing geacht te zijn ontvangen. § 5. In afwijking van paragraaf 1 kennen de school- en centrumbesturen de van rechtswege geldende studiebewijzen eveneens toe in uitvoering van de beslissingen van beroepscommissies die worden genomen naar aanleiding van beroepen die door betrokken personen zijn ingediend.".
Art.V.10. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt een artikel 122/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 122/1.Leerlingen hebben recht op moederschapsverlof, naar rata van maximaal één week voor de vermoedelijke bevallingsdatum en maximaal negen weken na de effectieve bevalling. De schoolvakanties schorten dit verlof niet op. De uitoefening van dit recht doet geen afbreuk aan de hoedanigheid van regelmatige leerling.
Onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 117, hebben desbetreffende leerlingen recht op tijdelijk onderwijs aan huis.".
Art. V.11. Aan deel III, titel 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011, 25 november 2011 en 8 juni 2012, wordt een hoofdstuk 6 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 6. Toegang tot en verwerking van persoonsgegevens".
Art. V.12. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in hoofdstuk 6, ingevoegd bij artikel V.11, een artikel 123/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/1.Bij verandering van onderwijsinstelling door een leerling worden tussen de betrokken onderwijsinstellingen leerlingengegevens overgedragen onder de volgende gezamenlijke voorwaarden: 1° de gegevens hebben enkel betrekking op de leerlingspecifieke onderwijsloopbaan;2° de overdracht gebeurt enkel in het belang van de persoon op wie de onderwijsloopbaan betrekking heeft; 3° tenzij de regelgeving de overdracht verplicht stelt, gebeurt de overdracht niet indien de betrokken personen er zich expliciet tegen verzetten na, op hun verzoek, de gegevens te hebben ingezien.".
Art. V.13. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in hoofdstuk 6, ingevoegd bij artikel V.11, een artikel 123/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/2.De betrokken leerling en de betrokken personen hebben een recht op inzage in en toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, waaronder de evaluatiegegevens, die worden verzameld door de school, het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen of Syntra Vlaanderen, naar gelang van het geval.
Indien na de toelichting blijkt dat de betrokken leerling of de betrokken personen een kopie willen van de leerlingengegevens, in voorkomend geval tegen de door de school, het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen gevraagde vergoeding die is voorzien in het onderdeel "financiële bijdrageregeling" van het school- of centrumreglement, heb- ben ze kopierecht. Iedere kopie dient persoonlijk en vertrouwelijk behandeld te worden en mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling.
Als bepaalde gegevens ook een derde betreffen en volledige inzage in de gegevens door de betrokken leerling en de betrokken personen afbreuk zou doen aan het recht van de derde op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, wordt de toegang tot deze gegevens verstrekt via een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage.".
Art. V.14. Aan deel III, titel 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011, 25 november 2011 en 8 juni 2012, wordt een hoofdstuk 7 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 7. Maatregelen bij schending van leefregels".
Art. V.15. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in hoofdstuk 7, ingevoegd bij artikel V.14, een artikel 123/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/3.Tuchtmaatregelen worden genomen als de handelingen van de leerling de leefregels van de school, het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen zodanig schenden dat ze een gevaar of ernstige belemmering vormen voor het normale onderwijs- of vormingsgebeuren of voor de fysieke of psychische integriteit en veiligheid van een of meer leden van de school- of centrumpopulatie of van personen waarmee de leerling in het kader van de component werkplekleren of in het kader van een leerlingenstage in contact komt.
Bij schending van de leefregels die echter niet van aard is om tuchtmaatregelen te nemen, kunnen andere maatregelen worden genomen die de leerling bepaalde voorzieningen ontzeggen of bepaalde verplichtingen opleggen. Die maatregelen doen geen afbreuk aan opvang door de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en kunnen niet raken aan het recht op de studiebekrachtiging. Ze kunnen onder meer, wel inhouden dat voor maximum één lesdag, desgevallend herhaald doch niet aansluitend, het bijwonen van de gebruikelijke lessen of gelijkgestelde activiteiten door andere activiteiten wordt vervangen.
Bij het nemen van een maatregel ten aanzien van een leerling die de leefregels heeft geschonden, zal voor de onderwijsinrichter steeds het beginsel voorop staan dat een minder ingrijpende maatregel voorgaat op een meer ingrijpende maatregel indien daardoor redelijkerwijs verondersteld mag worden dezelfde remediërende of corrigerende effecten bij de leerling te bereiken.".
Art. V.16. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in hoofdstuk 7, ingevoegd bij artikel V.14, een artikel 123/4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/4.Voor een tuchtdossier gelden de volgende regels, inherent aan tuchtrechtspleging: 1° de intentie tot een tuchtmaatregel wordt aan de betrokken personen schriftelijk ter kennis gebracht;2° de betrokken personen evenals de leerling, eventueel bijgestaan door een vertrouwenspersoon, worden gehoord;3° elke genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd;bij definitieve uitsluiting wordt schriftelijk verwezen naar de mogelijkheid tot beroep met overeenkomstige procedure; 4° voordat de tuchtmaatregel van kracht wordt, wordt elke beslissing aan de betrokken personen schriftelijk ter kennis gebracht;5° er is geen mogelijkheid om tot collectieve uitsluitingen over te gaan waarbij in één beslissing meerdere leerlingen worden gevat;6° de tuchtstraf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten;7° de betrokken personen hebben inzage in het tuchtdossier van de leerling; 8° het tuchtdossier en de tuchtmaatregel zijn niet overdraagbaar naar een andere onderwijsinstelling.".
Art.V.17. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in hoofdstuk 7, ingevoegd bij artikel V.14, een artikel 123/5 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/5.§ 1. De mogelijke tuchtmaatregelen in het secundair onderwijs zijn: 1° de tijdelijke uitsluiting: waarbij de leerling het recht wordt ontnomen om in de loop van het schooljaar het geheel van de vorming werkelijk en regelmatig te volgen en dit gedurende een periode van, naargelang van het geval, minimaal één lesdag en maximaal vijftien opeenvolgende lesdagen in de school of minimaal één kalenderdag en maximaal eenentwintig opeenvolgende kalenderdagen in het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs.Een nieuwe tijdelijke uitsluiting kan enkel na een nieuw feit; 2° de definitieve uitsluiting: waarbij de leerling het recht wordt ontnomen om vanaf een bepaalde datum het geheel van de vorming werkelijk en regelmatig verder te volgen in de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs. § 2. In afwachting van een eventuele tijdelijke of definitieve uitsluiting, kan de leerling preventief worden geschorst als bewarende maatregel. Bij preventieve schorsing wordt de leerling het recht ontnomen om in de loop van het schooljaar het geheel van de vorming werkelijk en regelmatig te volgen en dit gedurende een periode van, naargelang van het geval, maximaal tien opeenvolgende lesdagen in de school of maximaal veertien opeenvolgende kalenderdagen in het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs. Het school- of centrumbestuur kan, mits motivering aan de betrokken personen, beslissen om desbetreffende periode eenmalig met maximaal tien opeenvolgende lesdagen respectievelijk veertien opeenvolgende kalenderdagen te verlengen indien door externe factoren het tuchtonderzoek niet binnen die eerste periode kan worden afgerond. De schorsing kan onmiddellijk uitwerking hebben en wordt aan de betrokken personen ter kennis gebracht. § 3. De bevoegdheid tot preventieve schorsing of tuchtmaatregelen ligt bij de directeur van de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs waar de leerling is ingeschreven, of zijn afgevaardigde. Voorafgaand aan de beslissing tot definitieve uitsluiting, moet het advies van de klassenraad worden ingewonnen. In die klassenraad zetelt, met adviesbevoegdheid, een personeelslid van het begeleidend centrum voor leerlingenbegeleiding. Het advies van de klassenraad wordt in het tuchtdossier opgenomen.
Elkeen die daartoe is gemachtigd door het school- of centrumbestuur is bevoegd tot het opleggen aan de leerling van andere maatregelen dan tuchtmaatregelen bij schending van leefregels, waaraan hij ingevolge zijn school- of centrumreglement is onderworpen, op een locatie waar hij toezicht op de leerling uitoefent. § 4. Als de school samenwerkt met een andere school voor verstrekking van een deel van de vorming en de schending van leefregels, waaraan de leerling ingevolge zijn schoolreglement is onderworpen, zich in die andere school heeft voorgedaan, dan moet bij beslissing tot definitieve uitsluiting en na overleg met de andere school, worden bepaald of die uitsluiting ook betrekking heeft op die andere school.
Als aan de school een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs is verbonden, dan moet bij beslissing tot definitieve uitsluiting en na overleg met het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, worden bepaald of die uitsluiting ook betrekking heeft op het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, en vice versa. § 5. Bij elke preventieve schorsing of tuchtmaatregel die ingaat vóór de laatste les- of gelijkgestelde dag van het schooljaar, geeft de school of het centrum aan of de leerling al dan niet aanwezig moet zijn op school. Indien de school aangeeft dat de aanwezigheid niet verplicht is, kunnen de betrokken personen een gemotiveerde vraag stellen tot opvang door de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs. Als op die vraag wordt ingegaan, dan maakt de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs afspraken met de betrokken personen en de leerling over de opvangvoorwaarden. Weigering van opvang moet door de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs schriftelijk worden gemotiveerd aan de betrokken personen. § 6. Als de tuchtmaatregel de definitieve uitsluiting behelst, dan gaat die in hetzij onmiddellijk, hetzij op 31 augustus van het lopende schooljaar dan wel, voor een opleiding die dan eindigt, op 31 januari van het lopende schooljaar. Een definitieve uitsluiting ingaand op die uiterlijke datum impliceert uitschrijving.
Als de definitieve uitsluiting ingaat vóór de datum, vermeld in het eerste lid, dan blijft de leerling ingeschreven tot op het ogenblik van inschrijving in een andere school of een ander centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs. Terwijl de inschrijving doorloopt, heeft de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs waar de leerling wordt uitgesloten de verantwoordelijkheid om, samen met het begeleidend centrum voor leerlingenbegeleiding, de leerling actief bij te staan in het zoeken naar een andere school of een ander centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs. Die zoekinspanningen zullen rekening houden met het criterium afstand ten opzichte van de verblijfplaats van de leerling en zullen zich, in eerste instantie, richten op hetzelfde onderwijsnet en dezelfde opleiding als die waaruit de leerling komt.
In afwijking van het tweede lid, kan de school waar een leerling definitief wordt uitgesloten in de volgende gevallen uitschrijven: 1° vanaf de tiende lesdag die volgt op de dag dat de definitieve uitsluiting ingaat, eventueel na uitputting van de mogelijkheid tot beroep, voor zover de leerling op laatstbedoelde dag niet meer leerplichtig is;2° als de betrokken personen blijk geven van manifeste onwil om op het aanbod van verandering van school in te gaan. In afwijking van het tweede lid, kan het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs waar een leerling definitief wordt uitgesloten in de volgende gevallen uitschrijven: 1° vanaf de tiende kalenderdag die volgt op de dag dat de definitieve uitsluiting ingaat, eventueel na uitputting van de mogelijkheid tot beroep, voor zover de leerling op laatstbedoelde dag niet meer leerplichtig is; 2° als de betrokken personen blijk geven van manifeste onwil om op het aanbod van verandering van centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs in te gaan.".
Art. V.18. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in hoofdstuk 7, ingevoegd bij artikel V.14, een artikel 123/6 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/6.§ 1. De mogelijke tuchtmaatregelen in de leertijd zijn: 1° de tijdelijke uitsluiting uit het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen: waarbij de leerling het recht wordt ontnomen om in de loop van het schooljaar gedurende een periode van minimaal één kalenderdag en maximaal eenentwintig opeenvolgende kalenderdagen het geheel van de theoretische vorming werkelijk en regelmatig te volgen in een bepaalde vestigingsplaats van het centrum.Een nieuwe tijdelijke uitsluiting kan enkel na een nieuw feit; 2° de definitieve uitsluiting uit het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen: waarbij de leerling het recht wordt ontnomen om vanaf een bepaalde datum het geheel van de theoretische vorming werkelijk en regelmatig te volgen in een bepaalde vestigingsplaats van het centrum;3° de uitsluiting uit de leertijd: waarbij de leerling het recht wordt ontnomen om, met het oog op de praktijkopleiding, een erkende leerovereenkomst te behouden of te sluiten en om de bijbehorende theoretische vorming te volgen. § 2. In afwachting van een eventuele tijdelijke of definitieve uitsluiting, kan de leerling preventief worden geschorst. Bij preventieve schorsing wordt de leerling het recht ontnomen om in de loop van het schooljaar gedurende een periode van maximaal veertien opeenvolgende kalenderdagen het geheel van de theoretische vorming werkelijk en regelmatig te volgen in een bepaalde vestigingsplaats van het centrum. Het centrumbestuur kan, mits motivering aan de betrokken personen, beslissen om desbetreffende periode eenmalig met maximaal veertien opeenvolgende kalenderdagen te verlengen indien door externe factoren het tuchtonderzoek niet binnen die eerste periode kan worden afgerond. De schorsing kan onmiddellijk uitwerking hebben en wordt aan de betrokken personen ter kennis gebracht. § 3. In de leertijd ligt de bevoegdheid tot: 1° preventieve schorsing: bij de directeur-afgevaardigd bestuurder of zijn afgevaardigde;2° tijdelijke of definitieve uitsluiting uit het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen: bij de directeur-afgevaardigd bestuurder of zijn afgevaardigde, na overleg met de leertrajectbegeleider van de leerling als vermeld in artikel 39 en 40 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, zoals gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012; 3° uitsluiting uit de leertijd: bij de praktijkcommissie als vermeld in artikel 13 tot en met 18 van hetzelfde decreet van 7 mei 2004, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012.".
Art. V.19. Aan deel III, titel 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011, 25 november 2011 en 8 juni 2012, wordt een hoofdstuk 8 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 8. Beroepsmogelijkheden".
Art. V.20. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in hoofdstuk 8, ingevoegd bij artikel V.19, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 1. Beroep tegen beslissing tot definitieve uitsluiting uit een school, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of een vestigingsplaats van een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen".
Art. V.21. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in afdeling 1, ingevoegd bij artikel V.20, een artikel 123/7 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/7.§ 1. Tegen een beslissing tot definitieve uitsluiting die door de betrokken personen wordt betwist, hebben die personen verhaalmogelijkheid overeenkomstig een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het school- of centrumreglement, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze afdeling.
De betrokken personen stellen het beroep in bij het school- of centrumbestuur door middel van een gedateerd en ondertekend verzoekschrift dat ten minste het voorwerp van beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren vermeldt. Bij deze omschrijving kunnen overtuigingsstukken gevoegd worden. § 2. Het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie en leidt tot: 1° hetzij de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als: a) de termijn voor indiening van het beroep, opgenomen in het school- of centrumreglement, is overschreden;b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten opgenomen in het school- of centrumreglement;2° hetzij de bevestiging van de definitieve uitsluiting, hetzij de vernietiging van de definitieve uitsluiting.Het school- of centrumbestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor deze beslissing van de beroepscommissie. § 3. Het resultaat van het beroep wordt aan de betrokken personen schriftelijk ter kennis gebracht binnen de termijn bepaald in het school- of centrumreglement.
Bij overschrijding van deze termijn is de omstreden definitieve uitsluiting van rechtswege nietig.".
Art. V.22. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in afdeling 1, ingevoegd bij artikel V.20, een artikel 123/8 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/8.§ 1. In het secundair onderwijs wordt een beroepscommissie ingesteld door een school- of centrumbestuur.
In de leertijd wordt een beroepscommissie ingesteld door Syntra Vlaanderen. § 2. In het secundair onderwijs bepaalt het school- of centrumbestuur de samenstelling van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° de samenstelling kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden van het school- of centrumbestuur of van de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, met uitzondering van de directeur of zijn afgevaardigde die de beslissing heeft genomen;anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan het school- of centrumbestuur en aan de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen.
In voorkomend geval en voor de toepassing van deze bepalingen: a) wordt onder lid van het school- of centrumbestuur een lid verstaan van het orgaan dat de verantwoordelijkheid voor het georganiseerde onderwijs draagt;b) wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn;c) wordt een lid van de ouderraad, de leerlingenraad of, met uitzondering van het personeel, de schoolraad van de school of het centrum waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, geacht een extern lid te zijn, tenzij de bepaling vermeld in punt b) van toepassing is;3° de voorzitter wordt door het school- of centrumbestuur onder de externe personen aangeduid. In het secundair onderwijs bepaalt het school- of centrumbestuur de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn;bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend; 2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;3° een beroepscommissie hoort de betrokken personen en de leerling in kwestie;4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer leden van de klassenraad die een advies over de definitieve uitsluiting heeft gegeven;5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden van het onderwijs;6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het school- of centrumreglement. § 3. In de leertijd bepaalt Syntra Vlaanderen de samenstelling van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° de samenstelling kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden van het centrumbestuur of het centrum waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, met uitzondering van de directeur-afgevaardigd bestuurder of zijn afgevaardigde die de beslissing heeft genomen;anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan het centrumbestuur en het centrum waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen; 3° de voorzitter wordt door Syntra Vlaanderen onder de externe personen aangeduid. In de leertijd bepaalt Syntra Vlaanderen de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn;bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend; 2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;3° een beroepscommissie hoort de betrokken personen en de leerling in kwestie;4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer leden van het begeleidingsteam dat een advies over de definitieve uitsluiting heeft gegeven;5° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het centrumreglement. § 4. Het beroep schort de uitvoering van de beslissing tot definitieve uitsluiting niet op.".
Art. V.23. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in hoofdstuk 8, ingevoegd bij artikel V.19, een afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 2. Beroep tegen beslissing tot uitsluiting uit de leertijd".
Art. V.24. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in afdeling 2, ingevoegd bij artikel V.23, een artikel 123/9 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/9.Tegen de uitsluiting uit de leertijd kan beroep worden ingediend bij de praktijkcommissie vermeld in artikel 13 tot en met 18 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen", zoals gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012. De Vlaamse Regering legt de beroepsprocedure vast.".
Art. V.25. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in hoofdstuk 8, ingevoegd bij artikel V.19, een afdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 3. Beroep tegen een evaluatiebeslissing".
Art. V.26. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel V.25, een artikel 123/10 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/10.§ 1. Tegen eindbeslissingen inzake leerlingenevaluatie die door de betrokken personen worden betwist, hebben die personen verhaalmogelijkheid overeenkomstig een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het school- of centrumreglement, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze afdeling.
In het secundair onderwijs hebben de betrokken personen slechts verhaalmogelijkheid na een overleg als vermeld in artikel 115/6, § 4.
In de leertijd nemen de betrokken personen een evaluatiebeslissing in ontvangst op een in het centrumreglement vastgelegde datum en wijze.
Bij het niet in ontvangst nemen door de betrokken personen wordt de beslissing geacht te zijn ontvangen op de voorziene ontvangstdatum.
Slechts na een overleg met Syntra Vlaanderen op vraag van de betrokken personen en binnen een redelijke termijn na ontvangst van een beslissing over de algemene vorming, hebben die betrokken personen verhaalmogelijkheid tegen de beslissing. Die termijn wordt in het centrumreglement bepaald. Van het overleg wordt een schriftelijke neerslag gemaakt. Na het overleg wordt het oorspronkelijk evaluatieresultaat bevestigd of door een ander evaluatieresultaat vervangen. § 2. De betrokken personen stellen het beroep in bij het school- of centrumbestuur door middel van een gedateerd en ondertekend verzoekschrift, dat ten minste het voorwerp van beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren vermeldt. Bij deze omschrijving kunnen overtuigingsstukken gevoegd worden. § 3. Het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie en leidt tot: 1° hetzij de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als: a) de termijn voor indiening van het beroep, opgenomen in het school- of centrumreglement, is overschreden;b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten opgenomen in het school- of centrumreglement;2° hetzij, nadat de beroepscommissie al dan niet aan de leerling bijkomende proeven of opdrachten heeft opgelegd, de bevestiging van het oorspronkelijk evaluatieresultaat of de vervanging door een ander evaluatieresultaat.Het school- of centrumbestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor de beslissing van de beroepscommissie. § 4. Het resultaat van het beroep wordt aan de betrokken personen schriftelijk ter kennis gebracht hetzij uiterlijk op 15 september, hetzij - doch uitsluitend voor een opleiding die op 31 januari eindigt - uiterlijk op 15 maart daaropvolgend.".
Art. V.27. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel V.25, een artikel 123/11 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/11.Tegen een evaluatiebeslissing over de beroepsgerichte vorming in de leertijd die door de betrokken personen wordt betwist, kan beroep worden ingediend bij de praktijkcommissie vermeld in artikel 13 tot en met 18 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen", zoals gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012. De Vlaamse Regering legt de beroepsprocedure vast.".
Art. V.28. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel V.25, een artikel 123/12 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/12.§ 1. In het secundair onderwijs wordt een beroepscommissie ingesteld door een school- of centrumbestuur.
In de leertijd wordt een beroepscommissie ingesteld door Syntra Vlaanderen indien het een evaluatiebeslissing over de algemene vorming betreft. § 2. In het secundair onderwijs bepaalt het school- of centrumbestuur de samenstelling van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° de samenstelling kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden van de klassenraad, waaronder alleszins de voorzitter van de klassenraad, die de betwiste evaluatiebeslissing heeft genomen, en eventueel een lid van het school- of centrumbestuur;anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan het school- of centrumbestuur en aan de school of het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs waar de betwiste evaluatiebeslissing is genomen.
In voorkomend geval en voor de toepassing van deze bepalingen: a) wordt onder een lid van het school- of centrumbestuur een lid verstaan van het orgaan dat de verantwoordelijkheid voor het georganiseerde onderwijs draagt;b) wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn;c) wordt een lid van de ouderraad, de leerlingenraad of, met uitzondering van het personeel, de schoolraad van de school of het centrum waar de betwiste evaluatiebeslissing is genomen, geacht een extern lid te zijn, tenzij de bepaling vermeld in punt b) van toepassing is;3° de voorzitter wordt door het school- of centrumbestuur onder de externe personen aangeduid. In het secundair onderwijs bepaalt het school- of centrumbestuur de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn;bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend; 2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;3° een beroepscommissie hoort de betrokken personen en de leerling in kwestie;4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen;onder "stappen" kan onder meer worden verstaan: a) het horen van een of meer stemgerechtigde leden van de klassenraad, voor zover niet opgenomen in het eerste lid, 2°, hiervoor, die de betwiste evaluatiebeslissing, heeft genomen;b) het horen van een of meer raadgevende leden van de klassenraad die de betwiste evaluatiebeslissing heeft genomen;c) het, in voorkomend geval, organiseren van de bijkomende proeven of opdrachten van de leerling;5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van individuele personeelsleden van het onderwijs;6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het school- of centrumreglement. § 3. In de leertijd bepaalt Syntra Vlaanderen de samenstelling van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° de samenstelling kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden van het begeleidingsteam, waaronder alleszins de voorzitter van het begeleidingsteam die de betwiste evaluatiebeslissing heeft genomen en eventueel een lid van het centrumbestuur in kwestie;anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan het centrumbestuur en aan het centrum waar de betwiste evaluatiebeslissing is genomen. Voor de toepassing van deze bepalingen, wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn; 3° de voorzitter wordt door Syntra Vlaanderen onder de externe personen aangeduid. In de leertijd bepaalt Syntra Vlaanderen de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen: 1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn;bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend; 2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;3° een beroepscommissie hoort de betrokken personen en de leerling in kwestie;4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen; 5° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het centrumreglement.".
Art. V.29. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel V.25, een artikel 123/13 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/13.Zolang een beroepsprocedure als vermeld in deze afdeling lopende is, heeft de leerling het recht om in de school, het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen waar of waarvoor de betwiste evaluatiebeslissing is genomen, verder onderwijs te volgen alsof er geen nadelige beslissing was genomen.".
Art. V.30. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in hoofdstuk 8, ingevoegd bij artikel V.19, een afdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 4. Beroep tegen andere beslissingen".
Art. V.31. In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt in afdeling 4, ingevoegd bij artikel V.30, een artikel 123/14 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 123/14.Een school- of centrumbestuur respectievelijk Syntra Vlaanderen is bevoegd om in het secundair onderwijs respectievelijk de leertijd eventuele beroepsmogelijkheden te voorzien ten aanzien van door de betrokken personen betwiste beslissingen andere dan beslissingen in verband met definitieve uitsluiting of leerlingenevaluatie.".
Art. V.32. In deel IV, titel 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011, 25 november 2011 en 29 juni 2012, wordt het opschrift van hoofdstuk 2 vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk 2. Diploma van secundair onderwijs".
Art. V.33. Artikel 254 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011 en 29 juni 2012, wordt opgeheven.
Art. V.34. Artikel 255 van dezelfde codex wordt opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling Art. VI.1. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2014.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 4 april 2014.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET _______ Nota (1) Zitting 2013-2014 Stukken.- Ontwerp van decreet : 2421 - Nr. 1. - Amendement : 2421 - Nr. 2. - Amendementen : 2421 - Nr. 3. - Amendementen : 2421 - Nr. 4. - Verslag van de hoorzitting : 2421 - Nr. 5. - Verslag : 2421 - Nr. 6. - Amendementen na indiening van het verslag : 2421 - Nr. 7. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2421 - Nr. 8.
Handelingen. - Bespreking en aanneming: Vergadering van 26 maart 2014.