gepubliceerd op 12 augustus 2019
Decreet houdende de gemeentewegen
3 MEI 2019. - Decreet houdende de gemeentewegen (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende de gemeentewegen HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder: 1° aangelanden: de eigenaars van percelen die palen aan een gemeenteweg of die door een gemeenteweg worden doorkruist;2° beheer van een gemeenteweg: het onderhoud, de vrijwaring van de toegankelijkheid en de verbetering van een gemeenteweg, alsook de nodige maatregelen tot herwaardering van in onbruik geraakte gemeentewegen;3° beveiligde zending: een van de hierna volgende betekeningswijzen: a) een aangetekend schrijven;b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;c) elke andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;4° departement: het Departement Mobiliteit en Openbare Werken;5° gemeentelijk rooilijnplan: grafisch verordenend plan waarbij de huidige en toekomstige grenzen van een of meer gemeentewegen worden bepaald.Het gemeentelijk rooilijnplan geeft een openbare bestemming aan de gronden die in de gemeenteweg opgenomen zijn of opgenomen zullen worden; 6° gemeenteweg: een openbare weg die onder het rechtstreekse en onmiddellijke beheer van de gemeente valt, ongeacht de eigenaar van de grond;7° overtreder: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de overtreding heeft begaan, er opdracht toe heeft gegeven of er zijn medewerking aan heeft verleend;8° projectbesluit: een besluit als vermeld in artikel 2, 10°, van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten;9° rooilijn: de huidige of de toekomstige grens tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen, vastgelegd in een rooilijnplan.Als een rooilijnplan ontbreekt, is de rooilijn de huidige grens tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen; 10° trage weg: een gemeenteweg die hoofdzakelijk bestemd is voor niet-gemotoriseerd verkeer;11° verplaatsing van een gemeenteweg: de vervanging van een af te schaffen gemeenteweg of een gedeelte daarvan door een nieuwe gemeenteweg of een nieuw wegdeel;12° wijziging van een gemeenteweg: de aanpassing van de breedte van de bedding van een gemeenteweg, met uitsluiting van verfraaiings-, uitrustings- of herstelwerkzaamheden.
Art. 3.Dit decreet heeft tot doel om de structuur, de samenhang en de toegankelijkheid van de gemeentewegen te vrijwaren en te verbeteren, in het bijzonder om aan de huidige en toekomstige behoeften aan zachte mobiliteit te voldoen.
Om de doelstelling, vermeld in het eerste lid, te realiseren voeren de gemeenten een geïntegreerd beleid, dat onder meer gericht is op: 1° de uitbouw van een veilig wegennet op lokaal niveau;2° de herwaardering en bescherming van een fijnmazig netwerk van trage wegen, zowel op recreatief als op functioneel vlak.
Art. 4.Bij beslissingen over wijzigingen van het gemeentelijk wegennet wordt minimaal rekening gehouden met de volgende principes: 1° wijzigingen van het gemeentelijk wegennet staan steeds ten dienste van het algemeen belang;2° een wijziging, verplaatsing of afschaffing van een gemeenteweg is een uitzonderingsmaatregel die afdoende wordt gemotiveerd;3° de verkeersveiligheid en de ontsluiting van aangrenzende percelen worden steeds in acht genomen;4° wijzigingen aan het wegennet worden zo nodig beoordeeld in een gemeentegrensoverschrijdend perspectief;5° bij de afweging voor wijzigingen aan het wegennet wordt rekening gehouden met de actuele functie van de gemeenteweg, zonder daarbij de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen.
Art. 5.Binnen de perken van de begroting kan de Vlaamse Regering subsidies verlenen aan gemeenten voor de opmaak van een gemeentelijk beleidskader en gemeentelijke actieplannen als vermeld in hoofdstuk 2. HOOFDSTUK 2. - Gemeentelijk beleidskader en actieplannen
Art. 6.§ 1. De gemeenten nemen bij beslissingen over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentelijke wegen de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4, in acht. Ze kunnen die doelstellingen en principes binnen het decretale kader verfijnen, concretiseren en aanvullen in een gemeentelijk beleidskader. Dat gemeentelijk beleidskader omvat een visie en operationele beleidskeuzes voor de gewenste ruimtelijke structuur van het gemeentelijk wegennet. Het omvat minstens ook een afwegingskader voor wijzigingen aan het netwerk van gemeentewegen. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen over de inhoud van een beleidskader.
De gemeente kan in het gemeentelijk beleidskader verschillende categorieën van gemeentewegen onderscheiden. § 2. Het college van burgemeester en schepenen besluit tot het opmaken van een beleidskader en neemt daarvoor de nodige maatregelen. Het college van burgemeester en schepenen besluit daarnaast ook tot het opmaken van een voorstel van participatietraject, waarin ten minste één participatiemoment en een openbaar onderzoek is opgenomen.
De gemeenteraad stelt het ontwerp van gemeentelijk beleidskader voorlopig vast en keurt het voorstel van participatietraject goed.
Na de voorlopige vaststelling wordt het ontwerp van gemeentelijk beleidskader onmiddellijk opgestuurd naar het departement en de deputatie van de provincie waarin de gemeente ligt. Uiterlijk de laatste dag van het openbaar onderzoek bezorgen het departement en de deputatie hun advies over het ontwerp van gemeentelijk beleidskader aan de gemeente.
Na afloop van het participatietraject stelt de gemeenteraad het gemeentelijk beleidskader definitief vast. Bij de definitieve vaststelling kunnen ten opzichte van het voorlopig vastgestelde beleidskader alleen wijzigingen worden aangebracht die zijn gebaseerd op of voortvloeien uit de adviezen, de opmerkingen en bezwaren van het openbaar onderzoek of andere vormen van participatie.
Het vaststellingsbesluit wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de gemeentelijke website. § 3. De regels voor de opmaak en de vaststelling van een gemeentelijk beleidskader zijn van toepassing op de herziening ervan. De herziening kan gedeeltelijk zijn. § 4. Het beleidskader kan geïntegreerd worden in het gemeentelijk mobiliteitsplan, het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan of het gemeentelijk ruimtelijk beleidsplan. In dat geval volgt de vaststelling de procedureregels voor de opmaak van het mobiliteitsplan, het ruimtelijk structuurplan of het ruimtelijk beleidsplan.
Art. 7.§ 1. Ter uitvoering van het gemeentelijk beleidskader, vermeld in artikel 6, kunnen gemeenten een of meer actieplannen opmaken en alle nodige beheersmaatregelen als vermeld in hoofdstuk 4, nemen.
Een actieplan omvat de operationalisering van de beleidskeuzes aan de hand van concrete acties en programma's voor de volledige gemeente of voor een deel ervan. Die actieplannen kunnen generieke of gebiedspecifieke acties bevatten. § 2. De gemeenteraad keurt het gemeentelijk actieplan goed na advies van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening en maakt het actieplan bekend via de gemeentelijke website. HOOFDSTUK 3. - Aanleg, wijziging, verplaatsing en opheffing van gemeentewegen Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art. 8.Niemand kan een gemeenteweg aanleggen, wijzigen, verplaatsen of opheffen zonder voorafgaande goedkeuring van de gemeenteraad.
Art. 9.Bij verplaatsing van een gemeenteweg geldt dat het bestaande tracé een gemeenteweg blijft totdat het nieuwe tracé openstaat voor het publiek.
Art. 10.Bij beslissingen over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen wordt rekening gehouden met de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4, en in voorkomend geval met het gemeentelijk beleidskader en afwegingskader, vermeld in artikel 6.
Art. 11.§ 1. De gemeenten leggen de ligging en de breedte van de gemeentewegen op hun grondgebied vast in gemeentelijke rooilijnplannen, ongeacht de eigenaar van de grond.
De gemeentelijke rooilijnplannen komen tot stand op de wijze, vermeld in afdeling 2. De procedure voor het tot stand komen van gemeentelijke rooilijnplannen is ook van toepassing op het wijzigen ervan. § 2. De opheffing van een gemeenteweg gebeurt door een besluit tot opheffing van de rooilijn, in voorkomend geval met inbegrip van het daartoe vastgestelde rooilijnplan, op de wijze, vermeld in afdeling 3.
Art. 12.§ 1. In afwijking van artikel 11 kan een gemeentelijk rooilijnplan, de wijziging van een gemeentelijk rooilijnplan of de opheffing van een gemeenteweg ook opgenomen worden in een ruimtelijk uitvoeringsplan of in het herkenbare onderdeel van een projectbesluit dat geldt als ruimtelijk uitvoeringsplan als vermeld in artikel 2.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Het rooilijnplan, de wijziging ervan of de opheffing van de gemeenteweg wordt dan tegelijk met dat ruimtelijk uitvoeringsplan of projectbesluit onderworpen aan de procedureregels voor het opstellen van dat ruimtelijk uitvoeringsplan of het vaststellen van het projectbesluit. § 2. In afwijking van artikel 11 kan de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg met overeenkomstige toepassing van artikel 31 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning opgenomen worden in een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, voor zover die wijziging past in het kader van de realisatie van de bestemming van de gronden. Die mogelijkheid geldt voor zover het aanvraagdossier een ontwerp van rooilijnplan bevat dat voldoet aan de bij en krachtens dit decreet gestelde eisen op het vlak van de vorm en inhoud van gemeentelijke rooilijnplannen of voor zover het een grafisch plan met aanduiding van de op te heffen rooilijn bevat.
Als de beoogde wijziging, verplaatsing of opheffing betrekking heeft op een gemeentelijk rooilijnplan dat niet in een ruimtelijk uitvoeringsplan is opgenomen, neemt de gemeenteraad eerst een beslissing over het al dan niet wijzigen of opheffen van het gemeentelijk rooilijnplan, alvorens te beslissen over de goedkeuring, vermeld in artikel 31 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt niet als de beoogde wijziging, verplaatsing of opheffing betrekking heeft op een gemeenteweg die in een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd is, of op een gemeentelijk rooilijnplan dat in een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan is opgenomen. In dat geval gelden de procedureregels voor het opstellen van een ruimtelijk uitvoeringsplan.
Art. 13.§ 1. Grondstroken waarvan met enig middel van recht bewezen wordt dat ze gedurende de voorbije dertig jaar door het publiek werden gebruikt, kunnen in aanmerking komen als gemeenteweg.
De toegankelijkheid van private wegen, vermeld in artikel 12septies, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, geldt niet als bewijs van een dertigjarig gebruik door het publiek. § 2. De gemeenteraad die op eigen initiatief of op grond van een verzoekschrift vaststelt dat een grondstrook gedurende de voorbije dertig jaar door het publiek gebruikt werd, belast het college van burgemeester en schepenen met de opmaak van een rooilijnplan, en met de vrijwaring en het beheer van de weg overeenkomstig de in dit decreet opgenomen instrumenten en handhavingsbevoegdheden.
De vaststelling door de gemeenteraad van een dertigjarig gebruik door het publiek heeft van rechtswege de vestiging van een publiek recht van doorgang tot gevolg. § 3. Voor de toepassing van paragraaf 2 kan eenieder een verzoekschrift indienen bij de voorzitter van de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen. Dat verzoekschrift wordt schriftelijk ingediend, en bevat een toelichting en de nodige bewijsmiddelen over het dertigjarige gebruik door het publiek. § 4. Als het dertigjarige gebruik door het publiek is vastgesteld in een uitvoerbare rechterlijke uitspraak, vloeien de verplichting tot de opmaak van een rooilijnplan en de vestiging van een publiek recht van doorgang rechtstreeks uit die uitspraak voort. § 5. Als de gemeente met betrekking tot een grondstrook al dertig jaar bezitshandelingen heeft gesteld waaruit de wil van de gemeente om eigenaar te worden van de wegbedding duidelijk tot uiting komt, dan is de gemeenteraad ertoe gerechtigd om de grondstrook zonder financiële vergoeding op te nemen in het openbaar domein, zonder toepassing van artikel 28.
Voor de toepassing van het eerste lid worden onder meer het aanbrengen van een duurzame wegverharding over het geheel of over een substantieel deel van de weg of het aanbrengen van openbare verlichting als bezitshandelingen beschouwd.
Art. 14.§ 1. Gemeentewegen kunnen alleen opgeheven worden door een bestuurlijke beslissing ter uitvoering van dit decreet en kunnen niet verdwijnen door niet-gebruik. § 2. Eenieder heeft het recht om een verzoekschrift in te dienen bij de gemeente waarin gemotiveerd wordt dat een gemeenteweg, of een deel ervan, getroffen is door een dertigjarig niet-gebruik door het publiek. Het bewijs wordt geleverd door een rechterlijke uitspraak of met alle middelen van recht.
De gemeenteraad die op grond van een verzoekschrift als vermeld in het eerste lid vaststelt dat er sprake is van een dertigjarig niet-gebruik door het publiek, oordeelt over de wenselijkheid van de opheffing van de gemeenteweg of het deel ervan, rekening houdend met de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4, en in voorkomend geval het gemeentelijk beleidskader en afwegingskader, vermeld in artikel 6. Een eventuele opheffingsprocedure verloopt overeenkomstig afdeling 3.
Als de gemeenteraad vaststelt dat er geen sprake is van een dertigjarig niet-gebruik door het publiek, geeft de gemeenteraad aan het college van burgemeester en schepenen de opdracht om de publieke doorgang te vrijwaren overeenkomstig de in dit decreet opgenomen instrumenten en handhavingsbevoegdheden.
Art. 15.De gemeente kan met de eigenaars en gebruikers van percelen een overeenkomst sluiten om grondstroken permanent of tijdelijk als gemeenteweg te bestemmen. Die overeenkomsten worden gesloten voor een bepaalde duur van maximaal negenentwintig jaar en eindigen van rechtswege na verloop van de vastgelegde duur. Die wegen verliezen bij het einde van de overeenkomst het statuut van gemeenteweg. Die overeenkomsten kunnen alleen door een uitdrukkelijke overeenkomst worden hernieuwd.
De overeenkomsten, vermeld in het eerste lid, kunnen geen afbreuk doen aan bestaande wettelijke of conventionele erfdienstbaarheden, noch aan de wettelijke verantwoordelijkheden van de eigenaars en gebruikers.
De overeenkomsten worden verleden voor een instrumenterende ambtenaar en worden binnen de termijn van zestig dagen na het verlijden ervan overgeschreven op het hypotheekkantoor van het arrondissement waar de weg gelegen is. De akte vermeldt de kadastrale omschrijving van de goederen, identificeert de eigenaars en geeft hun titel van eigendom aan. Afdeling 2. - Procedurele bepalingen over gemeentelijke
rooilijnplannen
Art. 16.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen neemt de nodige maatregelen voor de opmaak van de gemeentelijke rooilijnplannen. § 2. Het gemeentelijk rooilijnplan bevat minstens de volgende elementen: 1° de actuele en toekomstige rooilijn van de gemeenteweg;2° de kadastrale vermelding van de sectie, de nummers en de oppervlakte van de getroffen kadastrale percelen en onroerende goederen;3° de naam van de eigenaars van de getroffen kadastrale percelen en onroerende goederen volgens kadastrale gegevens of andere gegevens die voor het gemeentebestuur beschikbaar zijn. Een gemeentelijk rooilijnplan kan ook een achteruitbouwstrook vastleggen. § 3. In voorkomend geval bevat het rooilijnplan de volgende aanvullende elementen: 1° een berekening van de eventuele waardevermindering of waardevermeerdering van de gronden ten gevolge van de aanleg, wijziging of verplaatsing van een gemeenteweg overeenkomstig artikel 28;2° de nutsleidingen die door de wijziging of verplaatsing van de gemeenteweg op private eigendom zullen liggen. § 4. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de vorm en de inhoud van een gemeentelijk rooilijnplan.
Art. 17.§ 1. De gemeenteraad stelt het ontwerp van gemeentelijk rooilijnplan voorlopig vast. § 2. Het college van burgemeester en schepenen onderwerpt het ontwerp van gemeentelijk rooilijnplan aan een openbaar onderzoek dat binnen een ordetermijn van dertig dagen na de voorlopige vaststelling, vermeld in paragraaf 1, minstens wordt aangekondigd door: 1° aanplakking aan het gemeentehuis en ter plaatse, minstens aan het begin- en eindpunt van het nieuwe, gewijzigde of verplaatste wegdeel;2° een bericht op de website van de gemeente of in het gemeentelijk infoblad;3° een bericht in het Belgisch Staatsblad;4° een afzonderlijke mededeling die met een beveiligde zending wordt gestuurd naar de woonplaats van de eigenaars van de onroerende goederen die zich bevinden in het ontwerp van gemeentelijk rooilijnplan;5° een afzonderlijke mededeling aan de aanpalende gemeenten, als de weg paalt aan de gemeentegrens en deel uitmaakt van een gemeentegrensoverschrijdende verbinding;6° een afzonderlijke mededeling aan de deputatie en het departement;7° een afzonderlijke mededeling aan de beheerders van aansluitende openbare wegen;8° een afzonderlijke mededeling aan de maatschappijen van openbaar vervoer. De aankondiging, vermeld in het eerste lid, vermeldt minstens: 1° de locatie waar de beslissing tot voorlopige vaststelling en het ontwerp van gemeentelijk rooilijnplan ter inzage liggen;2° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;3° het adres waar de opmerkingen en bezwaren naartoe gestuurd moeten worden of worden afgegeven, en de te volgen formaliteiten. § 3. Na de aankondiging wordt het ontwerp van gemeentelijk rooilijnplan gedurende dertig dagen ter inzage gelegd in het gemeentehuis en gepubliceerd op de gemeentelijke website. § 4. De opmerkingen en de bezwaren worden uiterlijk de laatste dag van het openbaar onderzoek schriftelijk of digitaal aan het gemeentebestuur bezorgd.
De deputatie en het departement bezorgen het gemeentebestuur binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, een advies over de overeenstemming van het ontwerp van gemeentelijk rooilijnplan met de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4. Als er geen advies is verleend binnen die termijn, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. § 5. De gemeenteraad stelt binnen zestig dagen na het einde van het openbaar onderzoek het gemeentelijk rooilijnplan definitief vast.
Bij de definitieve vaststelling van het gemeentelijk rooilijnplan kunnen ten opzichte van het voorlopig vastgestelde gemeentelijk rooilijnplan alleen wijzigingen worden aangebracht die gebaseerd zijn op de bezwaren en opmerkingen die tijdens het openbaar onderzoek zijn geformuleerd, of eruit voortvloeien.
De definitieve vaststelling van het gemeentelijk rooilijnplan kan geen betrekking hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde gemeentelijk rooilijnplan. § 6. Als het rooilijnplan niet definitief wordt vastgesteld binnen de termijn, vermeld in paragraaf 5, vervalt het ontwerp van gemeentelijk rooilijnplan.
Art. 18.Het besluit van de gemeenteraad tot definitieve vaststelling van het gemeentelijk rooilijnplan wordt onmiddellijk na de definitieve vaststelling gepubliceerd op de gemeentelijke website, en aangeplakt bij het gemeentehuis en ter plaatse, minstens aan het begin- en eindpunt van het nieuwe, gewijzigde of verplaatste wegdeel.
Het college van burgemeester en schepenen brengt iedereen die in het kader van het openbaar onderzoek een standpunt, opmerking of bezwaar heeft ingediend met een beveiligde zending op de hoogte van het besluit van de gemeenteraad tot definitieve vaststelling van het gemeentelijk rooilijnplan.
Het rooilijnplan wordt samen met het besluit van de gemeenteraad tot definitieve vaststelling van het gemeentelijk rooilijnplan onmiddellijk na de definitieve vaststelling met een beveiligde zending bezorgd aan het departement en aan de deputatie van de provincie waarin de gemeente ligt.
Art. 19.Als de gemeente niet binnen een termijn van dertig dagen op de hoogte is gebracht van een georganiseerd administratief beroep als vermeld in artikel 24, wordt het besluit tot definitieve vaststelling van het gemeentelijk rooilijnplan bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en gepubliceerd op de gemeentelijke website.
Het besluit heeft uitwerking veertien dagen na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, tenzij het vaststellingsbesluit een ander tijdstip van inwerkingtreding bepaalt. Het vaststellingsbesluit kan in het bijzonder bepalen dat het gemeentelijk rooilijnplan pas wordt uitgevoerd vanaf een bepaalde datum of naarmate de aanvragen voor een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of tot verkavelen worden ingediend. Afdeling 3. - Procedurele bepalingen over de opheffing van
gemeentewegen
Art. 20.§ 1. Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen besluit de gemeenteraad tot opheffing van een gemeenteweg. § 2. Het besluit tot opheffing van een gemeenteweg bevat een grafisch plan waarop minstens de volgende elementen zijn aangeduid: 1° de op te heffen rooilijn, het op te heffen rooilijnplan of het desbetreffende deel daarvan;2° de kadastrale vermelding van de sectie, de nummers en de oppervlakte van de aanpalende kadastrale percelen en onroerende goederen;3° de naam van de eigenaars van de aanpalende kadastrale percelen en onroerende goederen volgens kadastrale gegevens of andere gegevens die voor het gemeentebestuur beschikbaar zijn. § 3. In voorkomend geval bevat het grafisch plan de volgende aanvullende elementen: 1° een berekening van de eventuele waardevermeerdering van de gronden ten gevolge van de opheffing van de gemeenteweg overeenkomstig artikel 28;2° de nutsleidingen die als gevolg van de opheffing van de gemeenteweg op private eigendom zullen liggen;3° de op te heffen achteruitbouwstroken. § 4. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de toepassing van dit artikel.
Art. 21.§ 1. De gemeenteraad stelt het ontwerp van grafisch plan tot opheffing van een gemeenteweg voorlopig vast. § 2. Het college van burgemeester en schepenen onderwerpt het ontwerp van grafisch plan tot opheffing van een gemeenteweg aan een openbaar onderzoek dat binnen een ordetermijn van dertig dagen na de voorlopige vaststelling, vermeld in paragraaf 1, minstens wordt aangekondigd door: 1° aanplakking aan het gemeentehuis en ter plaatse, minstens aan het begin- en eindpunt van het op te heffen wegdeel;2° een bericht op de website van de gemeente of in het gemeentelijk infoblad;3° een bericht in het Belgisch Staatsblad;4° een afzonderlijke mededeling die met een beveiligde zending wordt gestuurd naar de woonplaats van de aanpalende bewoners van het op te heffen wegdeel;5° een afzonderlijke mededeling aan de aanpalende gemeenten, als de op te heffen weg paalt aan de gemeentegrens en deel uitmaakt van een gemeentegrensoverschrijdende verbinding;6° een afzonderlijke mededeling aan de deputatie en het departement;7° een afzonderlijke mededeling aan de beheerders van aansluitende openbare wegen;8° een afzonderlijke mededeling aan de maatschappijen van openbaar vervoer. De aankondiging, vermeld in het eerste lid, vermeldt minstens: 1° de locatie waar de beslissing tot voorlopige vaststelling en het ontwerp van grafisch plan tot opheffing van de gemeenteweg ter inzage liggen;2° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;3° het adres waar de opmerkingen en bezwaren naartoe gestuurd moeten worden of kunnen worden afgegeven, en de te volgen formaliteiten. § 3. Na de aankondiging wordt het ontwerp van grafisch plan tot opheffing van een gemeenteweg gedurende dertig dagen ter inzage gelegd in het gemeentehuis en gepubliceerd op de gemeentelijke website. § 4. De opmerkingen en de bezwaren worden uiterlijk de laatste dag van het openbaar onderzoek schriftelijk of digitaal aan het gemeentebestuur bezorgd.
De deputatie en het departement bezorgen het gemeentebestuur binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, een advies over de overeenstemming van het ontwerp van grafisch plan tot opheffing van een gemeenteweg met de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4. Als er geen advies is verleend binnen die termijn, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. § 5. De gemeenteraad stelt binnen zestig dagen na het einde van het openbaar onderzoek het grafisch plan tot opheffing van een gemeenteweg definitief vast.
Bij de definitieve vaststelling van het grafisch plan tot de opheffing van een gemeenteweg kunnen ten opzichte van het voorlopig vastgestelde grafisch plan alleen wijzigingen worden aangebracht die gebaseerd zijn op de bezwaren en opmerkingen die tijdens het openbaar onderzoek zijn geformuleerd, of eruit voortvloeien.
De definitieve vaststelling van het grafisch plan tot opheffing van een gemeenteweg kan geen betrekking hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde grafisch plan tot opheffing van een gemeenteweg. § 6. Als het grafisch plan tot de opheffing van een gemeenteweg niet definitief wordt vastgesteld binnen de termijn, vermeld in paragraaf 5, vervalt het ontwerp van grafisch plan tot opheffing van een gemeenteweg.
Art. 22.Het besluit van de gemeenteraad tot opheffing van een gemeenteweg wordt onmiddellijk na de definitieve vaststelling gepubliceerd op de gemeentelijke website en aangeplakt aan het gemeentehuis en ter plaatse, minstens aan het begin- en eindpunt van het op te heffen wegdeel.
Het college van burgemeester en schepenen brengt iedereen die in het kader van het openbaar onderzoek een standpunt, opmerking of bezwaar heeft ingediend, met een beveiligde zending op de hoogte van het besluit van de gemeenteraad tot opheffing van een gemeenteweg.
Het grafisch plan wordt samen met het besluit van de gemeenteraad tot opheffing van een gemeenteweg onmiddellijk na de definitieve vaststelling met een beveiligde zending bezorgd aan het departement en aan de deputatie van de provincie waarin de gemeente ligt.
Art. 23.Als de gemeente niet binnen een termijn van dertig dagen op de hoogte is gebracht van een georganiseerd administratief beroep als vermeld in artikel 24, wordt het besluit tot definitieve vaststelling van het grafisch plan tot opheffing van een gemeenteweg bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en gepubliceerd op de gemeentelijke website. Het besluit heeft uitwerking veertien dagen na bekendmaking. Afdeling 4. - Beroepsprocedure tegen een gemeentelijk rooilijnplan en
tegen de opheffing van een gemeenteweg
Art. 24.§ 1. Tegen het besluit van de gemeenteraad tot definitieve vaststelling van het gemeentelijk rooilijnplan overeenkomstig artikel 17, § 5, of tegen het besluit van de gemeenteraad tot opheffing van een gemeenteweg overeenkomstig artikel 21, § 5, kan een georganiseerd administratief beroep worden ingesteld bij de Vlaamse Regering.
Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de beslissing in beroep.
Het beroep leidt tot de annulatie van het bestreden besluit of tot de afwijzing van het beroep op grond van de onontvankelijkheid of de ongegrondheid ervan. § 2. Het beroep, vermeld in paragraaf 1, kan door de volgende belanghebbenden worden ingesteld: 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, of elke vereniging, organisatie of groep met rechtspersoonlijkheid die gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van of belanghebbende is bij de beslissing tot definitieve vaststelling van het gemeentelijk rooilijnplan of de opheffing van de gemeenteweg;2° het college van burgemeester en schepenen van de aanpalende gemeenten, op voorwaarde dat het nieuwe, gewijzigde, verplaatste of op te heffen wegdeel paalt aan de gemeentegrens en deel uitmaakt van een gemeentegrensoverschrijdende verbinding, en voor zover de gemeente in kwestie tijdig advies heeft verstrekt of ten onrechte niet om advies werd verzocht;3° de deputatie en de leidend ambtenaar van het departement of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde, op voorwaarde dat ze tijdig advies hebben verstrekt of ten onrechte niet om advies werden verzocht. § 3. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid met een beveiligde zending ingediend bij de Vlaamse Regering binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat de dag nadat de beslissing overeenkomstig artikel 22, tweede en derde lid, werd betekend.
De indiener van het beroep bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en met een beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan het college van burgemeester en schepenen. § 4. In de gevallen, vermeld in paragraaf 2, 1°, is bij het beroepschrift op straffe van onontvankelijkheid het bewijs gevoegd dat een dossiervergoeding van 100 euro betaald werd. § 5. Het college van burgemeester en schepenen bezorgt het volledige dossier of een afschrift daarvan onmiddellijk na de ontvangst van het afschrift van het beroepschrift aan het departement.
Art. 25.§ 1. De Vlaamse Regering neemt een beslissing over het beroep binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het dossier, vermeld in artikel 24, § 5. Die termijn is een termijn van orde.
De Vlaamse Regering brengt de indiener van het beroepschrift en de gemeente onmiddellijk op de hoogte van haar beslissing. § 2. Het besluit van de gemeenteraad tot definitieve vaststelling van het rooilijnplan of het besluit tot opheffing van de gemeenteweg kan alleen worden vernietigd: 1° wegens strijdigheid met dit decreet, in het bijzonder de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4;2° wegens strijdigheid met het eventuele gemeentelijk beleidskader en afwegingskader, vermeld in artikel 6 van dit decreet;3° wegens de niet-naleving van een substantiële vormvereiste. § 3. Als de Vlaamse Regering het beroep heeft verworpen, wordt het besluit van de gemeenteraad tot definitieve vaststelling van het rooilijnplan of het besluit tot opheffing van de gemeenteweg bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het besluit heeft uitwerking veertien dagen na bekendmaking. Afdeling 5. - Realisatie van gemeentewegen
Art. 26.§ 1. De vastlegging van een gemeenteweg heeft tot gevolg dat op de gemeente de rechtsplicht rust om over te gaan tot de realisatie, de vrijwaring en het beheer van de gemeenteweg overeenkomstig de in dit decreet opgenomen instrumenten en handhavingsmaatregelen. § 2. In het geval van nieuwe gemeentewegen gaat de gemeente over tot verwerving van de onroerende goederen, vereist voor de realisatie van de gemeenteweg.
In afwijking van het eerste lid kan de gemeente met de eigenaars van de gronden waarop de gemeenteweg gelegen is, een overeenkomst sluiten waarbij een erfdienstbaarheid van openbaar nut vastgelegd wordt. Die overeenkomst wordt binnen de termijn van zestig dagen na het verlijden ervan overgeschreven op het hypotheekkantoor van het arrondissement waar de goederen zijn gelegen. § 3. Bij wijziging of verplaatsing van een gemeenteweg op privaat domein geldt de definitieve vaststelling van het rooilijnplan, zoals bedoeld in artikel 17, § 5, als titel voor de vestiging van een publiekrechterlijke erfdienstbaarheid van doorgang.
Art. 27.Elke verwerving van onroerende goederen, vereist voor de aanleg, wijziging of verplaatsing van gemeentewegen en de realisatie van de rooilijnplannen, kan door onteigening tot stand worden gebracht.
De onteigeningen, vermeld in het eerste lid, worden uitgevoerd conform de bepalingen van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017.
Art. 28.§ 1. De aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg geeft aanleiding tot een waardevermindering of waardevermeerdering van de gronden waarop de gemeenteweg gesitueerd is.
De vergoeding voor waardevermindering is verschuldigd door de gemeente aan de eigenaar van de grond in kwestie. De vergoeding voor waardevermeerdering is verschuldigd door de eigenaar van de betrokken grond en komt ten goede aan de gemeente.
Het eerste en het tweede lid gelden met behoud van de toepassing van artikel 13, § 5. § 2. De waardevermindering of de waardevermeerdering wordt vastgesteld door een landmeter-expert, aangesteld door de gemeente. Bij betwisting door de eigenaar wordt de waardevermindering of de waardevermeerdering vastgesteld door een college dat bestaat uit de landmeter-expert die de gemeente heeft aangesteld en een landmeter-expert die de eigenaar aanstelt.
Bij de berekening van de waardevermindering of de waardevermeerdering wordt onder meer rekening gehouden met het verschil in venale waarde, de gelijke behandeling van burgers voor de openbare lasten opgelegd in het kader van het algemeen belang, de bestaande openbare en private erfdienstbaarheden, en de vigerende overheidsbesluiten over het grondgebruik.
De waardevermeerdering wordt geacht nihil te zijn als de gemeenteweg in de feiten verdwenen is, omdat infrastructuren door of in opdracht van de overheid zijn aangelegd of omdat de gemeenteweg werd bebouwd krachtens een rechtsgeldige, niet-vervallen vergunning die werd verleend vóór 1 september 2019.
Waardeverminderingen en waardevermeerderingen ingevolge wijzigingen of verplaatsingen van een gemeenteweg op een goed van dezelfde eigenaar door de toepassing van dit decreet worden geacht elkaar te neutraliseren. § 3. De gemeenteraad kan de principes en bepalingen van paragraaf 2 verder verfijnen en aanvullen in een algemeen reglement of richtkader, waarbij het recht op tegenspraak wordt gewaarborgd. § 4. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor vergunningverlenende overheden tot het opleggen van de last tot gratis overdracht van in een vergunningsaanvraag vermelde openbare wegen en aanhorigheden en van de gronden waarop die worden of zullen worden aangelegd, vermeld in artikel 75, derde lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Art. 29.Met behoud van de toepassing van het recht van wederoverdracht, vermeld in artikel 65 van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017, kan een ongebruikt deel van de gemeenteweg ten gevolge van de wijziging, verplaatsing of opheffing ervan, in volle eigendom bij voorkeur teruggaan naar de aangelanden.
Het college van burgemeester en schepenen brengt de aangelanden met een beveiligde zending op de hoogte van de wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg met het oog op het uitoefenen van het voorkeursrecht.
De aangelanden die dat ongebruikte deel van de weg willen kopen, maken binnen zes maanden, te rekenen vanaf de betekening, hun voornemen kenbaar aan het college van burgemeester en schepenen. Ze verbinden zich tot de betaling, hetzij van de eigendom, hetzij van de meerwaarde als ze eigenaars van de grond zijn. De meerwaarde wordt begroot op de wijze, vermeld in artikel 28, § § 2 en 3.
Als de aangelanden afzien van hun voorkeursrecht of hun verzoek niet binnen de wettelijke termijn hebben ingediend, kan de wegbedding worden vervreemd op de wijzen, opgelegd voor de verkoop van de gemeentelijke gronden. HOOFDSTUK 4. - Afpaling en beheer van gemeentewegen Afdeling 1. - Afpaling van de gemeenteweg
Art. 30.Het college van burgemeester en schepenen kan op eigen initiatief, of op verzoek van de gemeenteraad of van derden overgaan tot afpaling van de gemeenteweg, met tussenkomst van een landmeter-expert.
Alle aangelanden worden dertig dagen vooraf met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de afpaling.
Art. 31.Voor de afpaling van de gemeenteweg wordt een plan en een proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal en het plan vermelden minstens de breedte van de gemeentewegen, de ligging ten opzichte van de eigendomsgrenzen en alle punten waar palen, hetzij zichtbaar, hetzij mediaan, werden geplaatst.
Het plan en het proces-verbaal worden ondertekend door: 1° een ambtenaar van de gemeente die het college van burgemeester en schepenen heeft aangesteld;2° de aangelanden. Als een of meer personen niet aanwezig waren tijdens de afpaling of geweigerd hebben de stukken te ondertekenen, wordt daarvan melding gemaakt in het proces-verbaal.
Een afschrift van het proces-verbaal en van de plannen wordt binnen een termijn van veertien dagen met een beveiligde zending betekend aan de aangelanden.
Gedurende een termijn van zestig dagen na betekening van het proces-verbaal kan elke aangelande verzet aantekenen bij het college van burgemeester en schepenen.
Art. 32.Als er een geschil rijst over de afpaling, brengt de betrokken partij dat geschil, na de afpaling, voor de bevoegde rechtbank.
Art. 33.De kosten voor de afpaling zijn ten laste van de gemeente. Afdeling 2. - Beheer van gemeentewegen
Art. 34.§ 1. De gemeente is belast met het beheer van de gemeentewegen en het vrijwaren van de publieke doorgang over de volledige breedte van de gemeenteweg. § 2. De gemeente kan, met toepassing van de relevante regelgeving, te allen tijde onderhouds- en herstelwerkzaamheden uitvoeren aan gemeentewegen. Daarin zijn het herstel van het wegdek, het snoeien van overhangende takken, het garanderen van een adequate waterhuishouding en het herstellen van wegzakkende bermen begrepen.
De gemeente kan te allen tijde versperringen of andere belemmeringen die de toegang, het gebruik of het beheer van de gemeenteweg hinderen of verhinderen, verwijderen of laten verwijderen.
In voorkomend geval kan de gemeente de kosten terugvorderen van de aansprakelijke. § 3. Gemeenten kunnen met derden of met andere overheden een beheerovereenkomst sluiten over de volledige of gedeeltelijke uitvoering van beheerstaken.
De beheerovereenkomsten, vermeld in het eerste lid, kunnen een vergoeding vaststellen voor de kosten die gemaakt worden voor het beheer van de gemeenteweg. De beheerovereenkomsten kunnen geen afbreuk doen aan de wettelijke beheers- en veiligheidsverantwoordelijkheid van de gemeente.
Art. 35.Eenieder heeft het recht om een verzoekschrift tot vrijwaring en herwaardering van een in onbruik geraakte gemeenteweg in te dienen bij de gemeente. Het verzoekschrift is gemotiveerd op grond van de doelstellingen, vermeld in artikel 3, en in voorkomend geval van het gemeentelijk beleidskader, vermeld in artikel 6.
De gemeenteraad oordeelt op welke manier gevolg gegeven wordt aan het verzoekschrift, hetzij door een opdracht aan het college van burgemeester en schepenen om de publieke doorgang over de volledige breedte van de gemeenteweg te vrijwaren, hetzij door het college van burgemeester en schepenen te belasten met het opstarten van een procedure tot wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg.
Art. 36.Gemeenten kunnen een gemeentelijk reglement opmaken voor de toegang, het gebruik of het beheer van de gemeentewegen. De gemeenten kunnen daarbij differentiëren naar categorie, zoals is opgenomen in het gemeentelijk beleidskader.
Met het oog op de vrijwaring van het goede gebruik van de gemeenteweg of vanuit veiligheidsoverwegingen kunnen in het reglement regels worden opgelegd met betrekking tot de waterhuishouding, en de hoogte en de aard van de afscheidingen tussen de gemeentewegen en de erven van de aangelanden. HOOFDSTUK 5. - Gemeentelijk wegenregister
Art. 37.§ 1. Het gemeentelijk wegenregister is een gemeentelijk gegevensbestand waarin voor het grondgebied van de gemeente ten minste de volgende gegevens zijn opgenomen: 1° administratieve en gerechtelijke beslissingen over de huidige en toekomstige rooilijnen en rooilijnplannen voor gemeentewegen;2° administratieve en gerechtelijke beslissingen over de aanleg, de wijziging, de verplaatsing of de opheffing van gemeentewegen, met inbegrip van de algemene rooiplannen, de rooilijnplannen en de plannen voor de begrenzing van de buurtwegen in de zin van de wet van 10 april 1841 op de buurtwegen. § 2. Elke gemeente is verplicht om een gemeentelijk wegenregister op te maken, te actualiseren en ter inzage te leggen volgens de bepalingen van dit decreet. § 3. De administratieve rechtscolleges en bevoegde rechtbanken sturen ambtshalve een afschrift van de gerechtelijke beslissingen en elke informatie in hun bezit die de uitwerking en bijwerking van het gemeentelijk wegenregister mogelijk maken, naar het college van burgemeester en schepenen, uiterlijk binnen vijfenveertig dagen na de beslissing. § 4. Het gemeentelijk wegenregister wordt beschouwd als een bestuursdocument als vermeld in artikel I.4, 3°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
Het gemeentelijk wegenregister is voor het publiek raadpleegbaar in het gemeentehuis en op de website van de gemeente. § 5. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de digitale geografische ontsluiting van het gemeentelijk wegenregister. HOOFDSTUK 6. - Handhaving Afdeling 1. - Verbodsbepalingen
Art. 38.Het is verboden: 1° een gemeenteweg te wijzigen, te verplaatsen of op te heffen zonder voorafgaand akkoord van de gemeenteraad;2° een gemeenteweg volledig of gedeeltelijk in te nemen op een wijze die het gewone gebruiksrecht overstijgt;3° de toegang tot een gemeenteweg of het gebruik en beheer ervan te belemmeren, te hinderen of onmogelijk te maken;4° op of in gemeentewegen werkzaamheden uit te voeren of gemeentewegen op welke wijze ook te beschadigen zonder voorafgaande toestemming van het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde. Afdeling 2. - Bestraffing
Art. 39.De gemeenten kunnen overtredingen van de verbodsbepalingen, vermeld in artikel 38, en op het reglement, vermeld in artikel 36, bestraffen overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
De bestraffingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, doet op geen enkele wijze afbreuk aan de mogelijkheid tot het opleggen van bestuurlijke maatregelen overeenkomstig afdeling 3. Afdeling 3. - Bestuurlijke maatregelen
Onderafdeling 1. - Last tot herstel
Art. 40.Het college van burgemeester en schepenen kan aan elke overtreder een last opleggen tot herstel van een overtreding van verbodsbepalingen als vermeld in artikel 38, of van het reglement, vermeld in artikel 36.
De last tot herstel omvat: 1° de te nemen herstelmaatregelen;2° het tijdskader voor het nemen van de herstelmaatregelen;3° de gevolgen van het niet of niet tijdig uitvoeren van de herstelmaatregelen, namelijk ofwel de uitoefening van bestuursdwang in de zin van onderafdeling 2, ofwel de verplichting tot betaling van een dwangsom in de zin van onderafdeling 3;4° in voorkomend geval de kosten die verhaald worden bij de toepassing van bestuursdwang. Het besluit tot het opleggen van de last tot herstel wordt met een beveiligde zending bekendgemaakt aan de overtreder.
Art. 41.Een college van burgemeester en schepenen kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang in de zin van onderafdeling 2 zal worden toegepast zonder voorafgaande last tot herstel. Dat besluit is gemotiveerd en vermeldt de te nemen herstelmaatregelen, vermeld in artikel 40, tweede lid. Het wordt aan de overtreder afgegeven of opgestuurd met een beveiligde zending.
Art. 42.Eenieder die door overtredingen van verbodsbepalingen als vermeld in artikel 38 of van het reglement, vermeld in artikel 36, benadeeld wordt, kan het college van burgemeester en schepenen verzoeken om over te gaan tot het opleggen van een last tot herstel als vermeld in artikel 40, tweede lid.
Het college van burgemeester en schepenen beslist binnen de termijn van dertig dagen over het verzoek.
Onderafdeling 2. - Bestuursdwang
Art. 43.Het college van burgemeester en schepenen heeft de bevoegdheid om een opgelegde last tot herstel in de zin van onderafdeling 1 bij wijze van bestuursdwang door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, als de overtreder die last niet of niet tijdig heeft uitgevoerd. Het college van burgemeester en schepenen kan ook bestuursdwang toepassen zonder voorafgaande last tot herstel in de gevallen, vermeld in artikel 41.
Art. 44.§ 1. De kosten voor de toepassing van bestuursdwang komen voor rekening van de overtreder.
Het college van burgemeester en schepenen stelt de kosten voor de bestuursdwang vast. Het gaat zowel om de kosten van de uitvoering van bestuursdwang als de kosten van de voorbereiding ervan, voor zover de kosten van de voorbereiding zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last tot herstel uitgevoerd moest worden.
De kosten worden gewaarborgd door een wettelijke hypotheek, die zich uitstrekt tot alle zakelijke rechten die aan de overtreder toebehoren en die wordt ingeschreven, vernieuwd, verminderd of geheel of gedeeltelijk doorgehaald overeenkomstig boek III, titel XVIII, van het Burgerlijk Wetboek. § 2. Het college van burgemeester en schepenen dat bestuursdwang heeft toegepast, kan van de overtreder bij dwangbevel de verschuldigde kosten, verhoogd met de invorderingskosten, invorderen. Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen, en wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of met een beveiligde zending. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing.
Binnen een termijn van dertig dagen na de betekening van het dwangbevel kan de overtreder bij gerechtsdeurwaarderexploot een met redenen omkleed verzet aantekenen, houdende dagvaarding van de gemeente, bij de rechtbank van eerste aanleg van de gemeente. Dat verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel niet.
Art. 45.Om bestuursdwang toe te passen hebben personen die het college van burgemeester en schepenen heeft aangewezen, toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Als die verrichtingen de kenmerken van een huiszoeking dragen, mogen ze alleen worden uitgevoerd op voorwaarde dat de politierechter daartoe een machtiging heeft verstrekt.
Art. 46.§ 1. Tot de bevoegdheid voor de toepassing van bestuursdwang behoort het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken, voor zover de toepassing van bestuursdwang dat vereist. Die bevoegdheid geldt, met behoud van de toepassing van de wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting.
Als zaken op grond van de bevoegdheid, vermeld in het eerste lid, worden meegevoerd en opgeslagen, maakt naar gelang van het geval de gerechtsdeurwaarder of het college van burgemeester en schepenen daarvan een proces-verbaal op. Een afschrift van dat proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had en de rechthebbende, voor zover het om een andere persoon gaat en die bekend is. § 2. Het college van burgemeester en schepenen draagt namens de gemeente zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft die zaken terug aan de rechthebbende. Als de rechthebbende ook de overtreder is, kan het college van burgemeester en schepenen de afgifte opschorten totdat de kosten van bestuursdwang zijn voldaan. § 3. Als de rechthebbende de meegevoerde en opgeslagen zaken niet binnen een termijn van negentig dagen na de meevoering heeft opgeëist, is het college van burgemeester en schepenen gerechtigd die te verkopen of, als verkoop naar zijn oordeel niet mogelijk is, de zaak om niet aan een derde in eigendom over te dragen of te laten vernietigen.
Gedurende één jaar na het tijdstip van verkoop van de zaken, vermeld in het eerste lid, heeft degene die op dat tijdstip de eigenaar was, recht op de opbrengst van de zaak, na aftrek van de kosten van bestuursdwang als de eigenaar ook de overtreder is, en de kosten van de verkoop. Na het verstrijken van die termijn vervalt het eventuele batige saldo aan de gemeente.
Onderafdeling 3. - Dwangsom
Art. 47.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen heeft de bevoegdheid om te bepalen dat door het niet of niet tijdig uitvoeren van de opgelegde last tot herstel in de zin van onderafdeling 1 een dwangsom verschuldigd is.
Het is niet mogelijk om te kiezen voor een dwangsom in plaats van voor bestuursdwang als, gelet op het belang dat geschonden wordt door de overtreding, het risico bestaat dat de overtreding ondanks de last tot herstel onder dwangsom nog zou worden voortgezet of herhaald. § 2. Het college van burgemeester en schepenen stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last.
Het college van burgemeester en schepenen stelt ook een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.
De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
Art. 48.§ 1. Een dwangsom wordt door de overtreder van rechtswege verbeurd op het ogenblik waarop de in de last gegeven termijn om de illegale situatie of handeling te beëindigen verstrijkt zonder dat aan de last uitvoering is gegeven, dan wel wanneer na het verstrijken van voormelde termijn een herhaling van de overtreding plaatsvindt.
Verbeurte vindt plaats van rechtswege. § 2. Verbeurde dwangsommen komen toe aan de gemeente. § 3. Een verbeurde dwangsom wordt betaald binnen dertig dagen nadat ze van rechtswege is verbeurd. § 4. Het college van burgemeester en schepenen kan van de overtreder bij dwangbevel het verschuldigde bedrag, verhoogd met de invorderingskosten, invorderen. Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen, en wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of met een beveiligde zending. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing.
Binnen een termijn van dertig dagen na de betekening van het dwangbevel kan de overtreder bij gerechtsdeurwaardersexploot een met redenen omkleed verzet aantekenen, houdende dagvaarding van de gemeente, bij de rechtbank van eerste aanleg van de gemeente. Dat verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel niet.
Art. 49.Het college van burgemeester en schepenen dat een last tot herstel onder dwangsom heeft opgelegd, kan op verzoek van de overtreder de last opheffen, de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn of de dwangsom verminderen als de overtreder blijvend of tijdelijk, volledig of gedeeltelijk in de onmogelijkheid verkeert om aan zijn verplichtingen te voldoen.
Het college van burgemeester en schepenen dat een last tot herstel onder dwangsom heeft opgelegd, kan op verzoek van de overtreder de last opheffen als het besluit een jaar van kracht is geweest zonder dat een dwangsom is verbeurd.
Art. 50.§ 1. De bevoegdheid tot invordering van verbeurde bedragen verjaart na verloop van zes maanden na de dag waarop die bedragen zijn verbeurd.
De verjaring wordt geschorst door faillissement en door ieder wettelijk beletsel voor de invordering van de dwangsom. § 2. Als uit een besluit tot intrekking of wijziging van de last tot herstel voortvloeit dat een al genomen besluit tot invordering van de dwangsom niet in stand kan blijven, vervalt dat invorderingsbesluit.
Het college van burgemeester en schepenen kan een nieuw besluit tot invordering nemen dat in overeenstemming is met de gewijzigde last tot herstel.
Onderafdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 51.De uitvoerbare besluiten van het college van burgemeester en schepenen, vermeld in deze afdeling, zijn onderworpen aan het bestuurlijk toezicht, vermeld in titel 7 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, en kunnen overeenkomstig artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, worden bestreden met een verzoekschrift tot nietigverklaring bij de Raad van State. HOOFDSTUK 7. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 22 juli 1970 op de
ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet
Art. 52.Aan artikel 61 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet, ingevoegd bij wet van 11 augustus 1978, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De procedures voor de opmaak, wijziging of opheffing van rooilijnplannen, of de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen, georganiseerd met toepassing van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen, zijn niet van toepassing in het kader van de ruilverkavelingsverrichtingen die het voorwerp uitmaken van deze wet.". Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 12 juli 1976 houdende
bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken
Art. 53.Aan artikel 1 van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De procedures voor de opmaak, wijziging of opheffing van rooilijnplannen, of de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen, georganiseerd met toepassing van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen, zijn niet van toepassing in het kader van de ruilverkavelingsverrichtingen die het voorwerp uitmaken van deze wet.". Afdeling 3. - Wijzigingen van het decreet van 8 mei 2009 houdende
vaststelling en realisatie van de rooilijnen
Art. 54.In het opschrift van het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen wordt tussen de woorden "van de" en "rooilijnen" het woord "gewestelijke" ingevoegd.
Art. 55.Artikel 3 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 3.De rooilijnplannen, vermeld in dit decreet, hebben betrekking op de gewestelijke rooilijnplannen voor de gewestwegen, met uitzondering van de autosnelwegen in de zin van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autosnelwegen.
Dit decreet is niet van toepassing op de gemeentewegen. De rooilijnplannen voor die gemeentewegen worden vastgesteld met toepassing van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen.".
Art. 56.Artikel 6 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 4 april 2014, wordt opgeheven.
Art. 57.In hoofdstuk II van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt afdeling 2, die bestaat uit artikel 9 en 10, opgeheven.
Art. 58.In artikel 11, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 maart 2012 en 24 februari 2017, worden de woorden "en de gemeenten kunnen" vervangen door het woord "kan".
Art. 59.In artikel 15 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 24 februari 2017, worden de woorden "of de gemeente" opgeheven.
Art. 60.Artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 maart 2012, 15 juli 2016 en 25 april 2014, wordt opgeheven.
Art. 61.In artikel 17, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zinsnede "gewest- en gemeentewegen" vervangen door het woord "gewestwegen".
Art. 62.Hoofdstuk IV van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018, dat bestaat uit artikel 18 en 19, wordt opgeheven. Afdeling 4. - Wijzigingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
van 15 mei 2009
Art. 63.In artikel 1.1.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een punt 9° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "9° /2 rooilijn: de scheiding tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen, vermeld in het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de gewestelijke rooilijnen en het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen;"; 2° er wordt een punt 9° /3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "9° /3 rooilijnplan: een plan houdende de vaststelling van de rooilijn als vermeld in het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de gewestelijke rooilijnen en het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen;".
Art. 64.In artikel 2.2.5, § 1, eerste lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 1 juli 2016 en gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, wordt een punt 15° toegevoegd, dat luidt als volgt: "15° in voorkomend geval het rooilijnplan, vermeld in het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de gewestelijke rooilijnen en het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen.".
Art. 65.Aan artikel 4.3.1, § 1, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017 en het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2018, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° als de aanvraag onverenigbaar is met een voorlopig vastgestelde ontwerp van rooilijnplan. Die weigeringsgrond vervalt als het plan niet definitief werd vastgesteld binnen de termijn die in de procedure is vastgesteld.".
Art. 66.In artikel 4.3.8 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 8 december 2017, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. Onverminderd andersluidende wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, kan geen vergunning verleend worden voor het bouwen, verbouwen, herbouwen of uitbreiden van een constructie op een stuk grond dat door een rooilijn of een achteruitbouwstrook is getroffen, met uitzondering van de gevallen waarin voldaan is aan een van volgende voorwaarden: 1° de aanvraag heeft louter betrekking op onderhouds- of stabiliteitswerken aan een vergunde of vergund geachte constructie;2° de aanvraag heeft louter betrekking op sloop- of aanpassingswerken die tot gevolg hebben dat de constructie aan de rooilijn of achteruitbouwstrook wordt aangepast;3° de aanvraag heeft betrekking op de verbouwing van een monument dat bij een decreet definitief of voorlopig beschermd is, of een constructie die deel uitmaakt van een stads- of dorpsgezicht of een cultuurhistorisch landschap dat bij een decreet definitief of voorlopig beschermd is;4° de aanvraag heeft louter betrekking op het aanbrengen van gevelisolatie aan een bestaande vergunde of vergund geachte constructie, met een overschrijding van ten hoogste veertien centimeter. In afwijking van het eerste lid mag een vergunning worden verleend: 1° die afwijkt van de rooilijn als uit het advies van de wegbeheerder blijkt dat de rooilijn niet binnen vijf jaar na de afgifte van de vergunning zal worden gerealiseerd.Als er na het verstrijken van die termijn wordt onteigend, wordt bij het bepalen van de vergoeding geen rekening gehouden met de waardevermeerdering die uit de vergunde handelingen voortvloeit; 2° die afwijkt van de achteruitbouwstrook als de wegbeheerder een gunstig advies heeft gegeven. Werkzaamheden en handelingen waarvoor geen vergunning is vereist, mogen onder dezelfde voorwaarden als vermeld in het eerste en tweede lid worden uitgevoerd na machtiging van de wegbeheerder.
Als het bij het aanbrengen van gevelisolatie als vermeld in het eerste lid, 4°, gaat om de overschrijding van een rooilijn die wordt gevormd door de huidige grens tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen, kan na een gunstig advies van de wegbeheerder die gevelisolatie ook tot veertien centimeter toegestaan worden. In dat geval is, in afwijking van artikel 40 van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993, geen vergunning vereist voor het privatieve gebruik van het openbaar domein.
De Vlaamse Regering kan nadere formele en procedurele regels voor de toepassing van dit artikel bepalen.".
Art. 67.In artikel 7.4.2/3, § 2, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017, wordt het woord "worden" vervangen door de woorden "zijn of worden". Afdeling 5. - Wijziging van het decreet van 28 maart 2014 betreffende
de landinrichting
Art. 68.Aan artikel 1.1.4 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting wordt een vierde paragraaf toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. De procedures voor de opmaak, wijziging of opheffing van rooilijnplannen, of de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen, georganiseerd met toepassing van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen, zijn niet van toepassing in het kader van de ruilverkavelingsverrichtingen die het voorwerp uitmaken van dit decreet.". Afdeling 6. - Wijzigingen van het decreet van 25 april 2014
betreffende de omgevingsvergunning
Art. 69.Aan artikel 17 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. De vereenvoudigde vergunningsprocedure is niet van toepassing voor projecten waarvoor met toepassing van artikel 31 een beslissing van de gemeenteraad vereist is over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg.".
Art. 70.Artikel 31 van het hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 31.§ 1. Als de aanvraag de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg omvat, roept het college van burgemeester en schepenen, in voorkomend geval op verzoek van de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, de gemeenteraad samen om te beslissen over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg.
De gemeenteraad spreekt zich uit over de ligging, de breedte en de uitrusting van de gemeenteweg, en over de eventuele opname in het openbaar domein. Hierbij wordt rekening gehouden met de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen, en in voorkomend geval met het gemeentelijk beleidskader en afwegingskader, vermeld in artikel 6 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen. De gemeenteraad kan daarbij voorwaarden opleggen en lasten verbinden, die de bevoegde overheid in de eventuele vergunning opneemt. § 2. Als het college van burgemeester en schepenen niet de bevoegde overheid is die in eerste aanleg over de aanvraag beslist, dan bezorgt de gemeente de beslissing van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg binnen zestig dagen na het verzoek aan de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15.".
Art. 71.In hoofdstuk 2, afdeling 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2018, wordt een onderafdeling 2/1 ingevoerd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 2/1. Beroep tegen de beslissing van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg".
Art. 72.In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 2/1, ingevoegd bij artikel 71, een artikel 31/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 31/1.§ 1. Tegen het besluit van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg kan in het kader van een schorsend administratief beroep tegen de vergunningsbeslissing een georganiseerd administratief beroep worden ingesteld bij de Vlaamse Regering door de personen of instanties, vermeld in artikel 53. De vereiste, vermeld in artikel 53, tweede lid, is ook van toepassing op het beroep tegen het besluit van de gemeenteraad.
Het beroep leidt tot de vernietiging van het bestreden besluit of tot de afwijzing van het beroep op grond van de onontvankelijkheid of de ongegrondheid ervan. § 2. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid met een beveiligde zending ingediend bij de Vlaamse Regering binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op: 1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen. De indiener van het beroep bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig met de beveiligde zending van het beroep aan de Vlaamse Regering, een afschrift van het beroepschrift met een beveiligde zending aan het college van burgemeester en schepenen en aan de bevoegde beroepsinstantie, vermeld in artikel 52. § 3. Het college van burgemeester en schepenen bezorgt het volledige dossier of een afschrift daarvan onmiddellijk na de ontvangst van het afschrift van het beroepschrift, aan het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. § 4. De Vlaamse Regering neemt een beslissing over het beroep binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het dossier, vermeld in paragraaf 3. Die termijn is een termijn van orde.
De Vlaamse Regering brengt de indiener van het beroepschrift, de bevoegde overheid en de gemeente onmiddellijk op de hoogte van haar beslissing. § 5. Het besluit van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg kan alleen worden vernietigd: 1° wegens strijdigheid met het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen;2° wegens strijdigheid met de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen, en in voorkomend geval het gemeentelijk beleidskader en afwegingskader, vermeld in artikel 6 van hetzelfde decreet; 3° wegens de niet-naleving van een substantiële vormvereiste.".
Art. 73.In artikel 32 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 7 juli 2017, 8 december 2017 en 13 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, 3°, wordt het woord "wegenwerken" vervangen door de zinsnede "de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg";2° er worden een paragraaf 6 en een paragraaf 7 toegevoegd, die luiden als volgt: " § 6.Een vergunning voor aanvragen met aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg kan pas verleend worden na goedkeuring over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg door de gemeenteraad overeenkomstig artikel 31.
Als de gemeenteraad de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing niet heeft goedgekeurd, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd. § 7. Als de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, geen beslissing kan nemen binnen de vastgestelde of in voorkomend geval verlengde termijn doordat de gemeenteraad geen beslissing heeft genomen over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg, is de gemeente aan de aanvrager van de vergunning een eenmalige vergoeding van 5000 euro verschuldigd.
Binnen negentig dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, vraagt de vergunningsaanvrager met een beveiligde zending de betaling van de eenmalige vergoeding aan de gemeente. Hij verwijst daarbij naar het dossier en naar zijn IBAN- en BIC-gegevens.
De gemeente betaalt zonder verdere formaliteiten de eenmalige vergoeding aan de aanvrager.
Als de vergunningsaanvrager de betaling van de eenmalige vergoeding niet vraagt binnen de termijn van negentig dagen, vermeld in het tweede lid, wordt de aanvrager geacht afstand gedaan te hebben van zijn recht op de eenmalige vergoeding.".
Art. 74.In artikel 56 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Als met toepassing van artikel 31/1 bij de Vlaamse Regering een georganiseerd administratief beroep werd ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg, bevat het beroep op straffe van onontvankelijkheid een afschrift van het beroepschrift bij de Vlaamse Regering.".
Art. 75.Artikel 65 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 65.Als de aanvraag de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg omvat en de bevoegde overheid vaststelt dat de gemeenteraad daarover geen beslissing heeft genomen, roept de gouverneur op verzoek van de deputatie, de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar, de gemeenteraad samen om te beslissen over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg.
De gemeenteraad spreekt zich uit over de ligging, de breedte en de uitrusting van de gemeenteweg, en over de eventuele opname in het openbaar domein. De gemeenteraad kan daarbij voorwaarden opleggen en lasten verbinden, die de bevoegde overheid in de eventuele vergunning opneemt. De rechtsbescherming met betrekking tot die voorwaarden en lasten is dezelfde als die met betrekking tot de vergunning.
De gemeente bezorgt de beslissing van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg aan de bevoegde overheid binnen zestig dagen na de samenroeping door de gouverneur.".
Art. 76.In artikel 66 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2015, 7 juli 2017, 8 december 2017 en 13 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, 3°, wordt het woord "wegenwerken" vervangen door de zinsnede "de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg";2° er wordt een paragraaf 2/2 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 2/2.Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 of paragraaf 2/1 wordt de beslissingstermijn van rechtswege opgeschort zolang de Vlaamse Regering geen beslissing heeft genomen over het georganiseerde administratieve beroep tegen de beslissing van de gemeenteraad, vermeld in artikel 31/1."; 3° er worden een paragraaf 6 en paragraaf 7 toegevoegd, die luiden als volgt: " § 6.Een vergunning voor aanvragen met aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg kan in beroep pas verleend worden na de goedkeuring van de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg door de gemeenteraad, met toepassing van artikel 31.
Als de gemeenteraad de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing niet heeft goedgekeurd, of als de Vlaamse Regering de beslissing heeft vernietigd met toepassing van artikel 31/1, wordt de omgevingsvergunning in beroep geweigerd. § 7. Als de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, geen beslissing kan nemen binnen de vastgestelde of in voorkomend geval verlengde termijn doordat de gemeenteraad geen beslissing heeft genomen over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg, is de gemeente aan de aanvrager van de vergunning een eenmalige vergoeding van 5000 euro verschuldigd.
Binnen negentig dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, vraagt de vergunningsaanvrager met een beveiligde zending de betaling van de eenmalige vergoeding aan de gemeente. Hij verwijst in zijn aanvraag naar het dossier en vermeldt zijn IBAN- en BIC-gegevens. De gemeente betaalt zonder verdere formaliteiten de eenmalige vergoeding aan de aanvrager.
Als de vergunningsaanvrager de betaling van de eenmalige vergoeding niet vraagt binnen de termijn van negentig dagen, vermeld in het tweede lid, wordt de aanvrager geacht afstand gedaan te hebben van zijn recht op de eenmalige vergoeding.".
Art. 77.Aan artikel 71 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De bevoegde overheid neemt de voorwaarden die de gemeenteraad heeft opgelegd bij de beslissing over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg, vermeld in artikel 31, integraal op in de vergunning.".
Art. 78.In artikel 75 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 8 december 2017, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De bevoegde overheid neemt de lasten die de gemeenteraad heeft opgelegd bij de beslissing over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg, vermeld in artikel 31, integraal op in de vergunning.". Afdeling 7. - Wijziging van het decreet van 25 april 2014 betreffende
complexe projecten
Art. 79.In artikel 40, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, gewijzigd bij decreet van 18 december 2015, wordt punt 7° vervangen door wat volgt: "7° de machtigingen, vermeld in artikel 4.3.8, § 1, derde lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;". Afdeling 8. - Wijziging van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24
februari 2017
Art. 80.In artikel 31 van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017 wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° de procedure tot vaststelling of wijziging van een rooilijnplan, conform het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen of het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen.". Afdeling 9. - Wijzigingen van het decreet van 22 december 2017 over
het lokaal bestuur
Art. 81.In artikel 56, § 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wordt punt 12° vervangen door wat volgt: "12° de afpaling van de gemeentewegen, met inachtneming van de rooilijnplannen en eventuele andere plannen als die bestaan, volgens de bepalingen van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen;".
Art. 82.In artikel 139, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: "2° de afpaling van de rooilijnen;"; 2° punt 4° wordt vervangen door wat volgt: "4° het doen onderhouden van gemeentewegen en waterlopen.". HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffings- en overgangsbepalingen
Art. 83.De volgende regelingen worden opgeheven: 1° de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, laatst gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2014 tot vaststelling van nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek inzake buurtwegen.
Art. 84.De provinciale reglementen, aangenomen ter uitvoering van de wet van 10 april 1841 op de buurtwegen, worden van rechtswege opgeheven.
Art. 85.Alle gemeentelijke wegen en buurtwegen in de zin van de wet van 10 april 1841 op de buurtwegen die bestaan op 1 september 2019, worden voor de toepassing van dit decreet geacht een gemeenteweg te zijn.
Art. 86.De algemene rooiplannen, de rooilijnplannen en de plannen voor de begrenzing van de buurtwegen in de zin van de wet van 10 april 1841 op de buurtwegen worden opgenomen in het gemeentelijk wegenregister, vermeld in artikel 37. Ze behouden hun verordenende kracht tot ze worden vervangen door rooilijnplannen ter uitvoering van dit decreet.
Art. 87.Rooilijnen die zijn vastgesteld of goedgekeurd op grond van andere wetgeving, blijven geldig tot ze worden opgeheven of vervangen door rooilijnplannen ter uitvoering van dit decreet.
Art. 88.De administratieve procedures voor de opmaak van gemeentelijke rooilijnplannen of de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van buurtwegen in de zin van de wet van 10 april 1841 op de buurtwegen die lopen op 1 september 2019, worden voortgezet overeenkomstig het vroegere recht.
Art. 89.Bestaande beleidskaders die voor 1 september 2019 opgenomen zijn in goedgekeurde gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen of mobiliteitsplannen, worden geacht te fungeren als gemeentelijk beleidskader als vermeld in artikel 6, voor zover de inhoud ervan voldoet aan alle bepalingen van artikel 6, § 1.
Art. 90.Artikel 69 tot en met 78 zijn pas van toepassing op omgevingsvergunningsaanvragen die in eerste bestuurlijke aanleg bij de vergunningverlenende overheid worden aangevraagd vanaf 1 september 2019. Afdeling 2. - Inwerkingtredingsbepaling
Art. 91.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2019, met uitzondering van artikel 67, dat in werking treedt op de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 3 mei 2019.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS _______ Nota (1) Zitting 2018-2019 Stukken: - Voorstel van decreet : 1847 - Nr.1 - Amendementen : 1847 - Nrs. 2 en 3 - Verslag van de hoorzitting : 1847 - Nr. 4 - Verslag : 1847 - Nr. 5 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1847 - Nr. 6 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 24 april 2019.