gepubliceerd op 04 augustus 1998
Decreet tot wijziging van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs voor sociale promotie
2 JUNI 1998. - Decreet tot wijziging van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs voor sociale promotie (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van de Franse Gemeenschap van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs
Artikel 1.In artikel 4, 2°, van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, wordt, tussen lid 1 en lid 2, een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « Nochtans, voor de toepassing van dit decreet, zijn de ambten uitgeoefend in het onderwijs voor sociale promotie verschillend van deze uitgeoefend in het onderwijs met volledig leerplan ».
Art. 2.In artikel 24 van het voornoemd decreet van 6 juni 1994 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, lid 2, wordt een derde littera toegevoegd, luidend als volgt : « - in het onderwijs voor sociale promotie, wordt opgenomen in de rangschikking van de prioritairen, elk personeelslid dat, in de 360 vereiste dagen, 240 dienstdagen telt in het betrokken ambt.»; 2° In § 2 wordt volgend lid toegevoegd : « In het onderwijs voor sociale promotie dient het bij lid 1 bedoeld personeelslid vastbenoemd te zijn in dat onderwijs en 180 dienstdagen te tellen in het betrokken ambt.».
Art. 3.In artikel 28, lid 1, van het voornoemd decreet van 6 juni 1994 worden de volgende woorden ingevoegd voor de woorden « de inrichtende macht » : « Onverminderd, voor het onderwijs voor sociale promotie, artikel 2 van het decreet van 10 april 1995 houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs voor sociale promotie en artikel 111bis van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie. ».
Art. 4.In artikel 31 van het voornoemd decreet van 6 juni 1994 worden de volgende wijzigingen aangebracht 1° tussen lid 2 en 3 wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van lid 2, in het onderwijs voor sociale promotie, worden in vast verband toegekend op de eerste dag van de maand die volgt op de eerste dag van inrichting van genoemde betrekking, de vakant verklaarde betrekkingen voorgedragen door de Inrichtende macht, na raadpleging van de plaatselijke paritaire commissie bedoeld bij artikel 85, mits inachtneming van de bepalingen bedoeld bij artikel 2 van het decreet van 10 april 1995 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs voor sociale promotie en bij artikel 111bis van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, en voor zover de vakant gebleven betrekking ingericht wordt tijdens het schooljaar gedurende hetwelk de benoeming plaats vindt »;2° in lid 8 worden de woorden « in lid 7 » vervangen door de woorden « in lid 8 ».
Art. 5.In artikel 33 van het voornoemd decreet van 6 juni 1994 wordt lid 2 door de volgende bepaling vervangen : « In het onderwijs met volledig leerplan en in het secundair onderwijs met beperkt leerplan dient het in een ambt vastbenoemd personeelslid dat een vaste aanwijzing vraagt binnen dezelfde Inrichtende macht voor een vacante betrekking van hetzelfde ambt of van een ander ambt uit dezelfde categorie, waarvoor hij over de vereiste titel bedoeld bij artikel 101 beschikt, te antwoorden op de oproeping tot vaste benoeming in dit ambt.
In het onderwijs voor sociale promotie dient het in een ambt vastbenoemd personeelslid dat een vaste aanwijzing vraagt binnen dezelfde Inrichtende macht voor een vacante betrekking van hetzelfde ambt of van een ander ambt uit dezelfde categorie, waarvoor hij over de vereiste titel bedoeld bij artikel 101 beschikt, te antwoorden op de oproeping tot vaste benoeming in dit ambt.
In het kunstonderwijs met beperkt leerplan dient het in een ambt vastbenoemd personeelslid dat een vaste aanwijzing vraagt binnen dezelfde Inrichtende macht voor een vacante betrekking van hetzelfde ambt of van een ander ambt uit dezelfde categorie, waarvoor hij over de vereiste titel bedoeld bij artikel 101 beschikt, te antwoorden op de oproeping tot vaste benoeming in dit ambt.
Voor de toepassing van de leden 2, 3 en 4 wordt de betrekking in vast verband toegekend aan het personeelslid dat de hoogste anciënniteit telt, waarbij de anciënniteit berekend wordt overeenkomstig artikel 34. ».
Art. 6.In artikel 34 van het voornoemd decreet van 6 juni 1994 wordt tussen lid 6 en lid 7 het volgend lid ingevoegd : « In het onderwijs voor sociale promotie, in afwijking van de leden 2, 5 en 6, voor zover de verrichte diensten minstens 40 lestijden per jaar tellen, is het aantal dagen verworven als tijdelijke in een ambt : 1° 300 dagen indien de verrichte diensten minstens 50 % van het aantal lestijden per jaar noodzakelijk om een volledige opdracht in dit ambt te hebben, vertegenwoordigen;2° 150 dagen indien de verrichte diensten minder dan 50 % van het aantal lestijden per jaar noodzakelijk om een volledige opdracht in dit ambt te hebben, vertegenwoordigen.».
Art. 7.In het voornoemd decreet van 6 juni 1994 wordt een artikel 101ter, luidend als volgt, toegevoegd : « Bij wijze van overgangsmaatregel, behouden de personeelsleden die de hoedanigheid van prioritaire tijdelijke hadden verworven in een ambt van het onderwijs voor sociale promotie voor het schooljaar 1997-1998 deze hoedanigheid als prioritaire tijdelijke voor het schooljaar 1998-1999, voor zover ze zich kandidaat stellen voor het bedoeld ambt volgens de voor het schooljaar 1998-1999 bepaalde voorwaarden. ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van de Franse Gemeenschap van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs
Art. 8.Artikel 3, § 2, van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, wordt aangevuld met een lid 2, luidend als volgt : « Nochtans zijn de ambten uitgeoefend in het onderwijs voor sociale promotie verschillend van deze uitgeoefend in het onderwijs met volledig leerplan. ».
Art. 9.In artikel 40 van het voornoemd decreet van 1 februari 1993 worden vóór de woorden « de Inrichtende macht » de volgende woorden ingevoegd : « Onverminderd, voor het onderwijs voor sociale promotie, artikel 2 van het decreet van 10 april 1995 houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs voor sociale promotie en artikel 111bis van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie. ».
Art. 10.In artikel 43 van het voornoemd decreet van 1 februari 1993 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van lid 2, in het onderwijs voor sociale promotie, worden in vast verband toegekend op de eerste dag van de maand die volgt op de eerste dag van inrichting van genoemde betrekking, de vakant verklaarde betrekkingen voorgedragen door de Inrichtende macht, mits inachtneming van de bepalingen bedoeld bij artikel 2 van het decreet van 10 april 1995 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs voor sociale promotie en bij artikel 111bis van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, en voor zover de vakant gebleven betrekking ingericht wordt tijdens het schooljaar gedurende hetwelk de benoeming plaats vindt. ».
Art. 11.In het voornoemd decreet van 1 februari 1993 wordt een artikel 47bis, luidend als volgt, toegevoegd : « In het onderwijs voor sociale promotie, voor zover de verrichte diensten minstens 40 lestijden per jaar tellen, in afwijking van artikel 47, voor de berekening van de anciënniteit, is het aantal dagen verworven als tijdelijke in een ambt : 1° 360 dagen indien de verrichte diensten minstens 50 % van het aantal lestijden per jaar noodzakelijk om een volledige opdracht in dit ambt te hebben, vertegenwoordigen;2° 180 dagen indien de verrichte diensten minder dan 50 % van het aantal lestijden per jaar noodzakelijk om een volledige opdracht in dit ambt te hebben, vertegenwoordigen.».
In de anciënniteit worden het ontspanningsverlof alsmede het Kerstverlof en het Paasverlof, het bevallingsverlof, het onthaalverlof bij adoptie en het verlof voor pleegvoogdij of de uitzonderlijke verloven toegekend overeenkomstig de geldende reglementering meegeteld. HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepaling
Art. 12.Artikel 7 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot vaststelling van de overgangsbepalngen betreffende de opdrachten en betrekkingen, toepasselijk op de leden van het personeel van het onderwijs voor sociale promotie, gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling
Art. 13.Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 2 juni 1998.
De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Onderwijs, de Audiovisuele Sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J-Cl. VAN CAUWENBERGHE
(1) Zitting 1997-1998. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 222-1.
Commissieamendementen, nrs. 222-2. Verslag, nr. 222-3.
Integrale verslagen. - Bespreking. Vergadering van 28 april 1998.
Aanneming : vergadering van 19 mei 1998.