Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 29 juni 2006
gepubliceerd op 08 augustus 2006

Besluit van de Waalse Regering betreffende de verlaagde tarieven van de successie- en de schenkingsrechten, meer bepaald bij overdracht van ondernemingen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2006027130
pub.
08/08/2006
prom.
29/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/29/2006027130/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JUNI 2006. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de verlaagde tarieven van de successie- en de schenkingsrechten, meer bepaald bij overdracht van ondernemingen


De Waalse Regering, Gelet op het Wetboek der successierechten, meer bepaald op artikel 60, vervangen bij het programmadecreet van 18 december 2003 en gewijzigd bij het decreet van 15 december 2005, en op artikel 60bis, § 1bis, 3°, § 3, lid 1, 4° en 5°, ingevoegd bij het programmadecreet van 17 december 1997 en gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005 en bij het decreet van 15 december 2005;

Gelet op het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, meer bepaald op artikel 140, lid 5, ingevoegd bij het programmadecreet van 18 december 2003 en gewijzigd bij het decreet van 15 december 2005, op artikel 140bis, § 2, 3°, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005 en bij het decreet van 15 december 2005, en op artikel 140quinquies, § 1, lid 1, 5°, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005 en bij het decreet van 15 december 2005;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2005 betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van ondernemingsoverdracht;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 27 maart 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 maart.2006;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 mei 2006, overeenkomstig artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de de Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, Besluit : HOOFDSTUK I. - Overdracht van ondernemingen Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient te worden verstaan onder : 1° Minister : de gewestelijke Minister bevoegd voor Financiën;2° onderneming : de natuurlijke of rechtspersoon bedoeld in artikel 60bis, § 1, van het Wetboek der successierechten of in artikel 140bis, § 1, van het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten;3° bestuur : het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest;4° voortzetters : de personen die een zakelijk recht op goederen, effecten of schuldvorderingen zoals bedoeld in artikel 60bis van het Wetboek der successierechten of in artikel 140bis, § 1, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten verkrijgen;5° tussenpersoon : de gemachtigde aangewezen door de voortzetters die op rechtsgeldige wijze elke betekenis en mededeling vanwege het bestuur kan krijgen;6° werkdagen : alle dagen behalve, zaterdag, zondag en de wettelijke feestdagen, waarbij artikel 53 van het Gerechtelijk Wetboek geldt bij het verstrijken van de termijn. Afdeling 2. - Overdracht van ondernemingen op het vlak van de

successierechten

Art. 2.De directeur-generaal van het bestuur is ertoe gemachtigd : - de attesten bedoeld bij de artikelen 4 en 6 te verstrekken; - van de voortzetters de aanvraag te krijgen om afgifte van het attest bepaald bij artikel 60bis, § 1bis, 3°, van het Wetboek der successierechten, en de verklaring in ontvangst te nemen waarmee de handhaving van het verlaagde tarief bevestigd wordt na afloop van de periode van vijf jaar na het overlijden, zoals bepaald in artikel 60bis, § 3, lid 1, 4, van hetzelfde Wetboek; - van de voortzetters de bewijsstukken eisen voor de handhaving van het verlaagde tarief tijdens de periode van vijf jaar na het overlijden van de erflater, zoals bepaald in artikel 60bis, § 3, lid 1, 5°, van hetzelfde Wetboek.

Hij kan die bevoegdheden overdragen aan de ambtenaren van het bestuur.

Art. 3.§ 1. De aanvraag om afgifte van het attest bedoeld bij artikel 60bis, § 1bis, van het Wetboek der successierechten wordt door de voortzetters of hun tussenpersoon naar het bestuur gezonden bij elk middel dat die zending kan bewijzen. § 2. In het verzoek om afgifte van het attest worden vermeld : 1° naam en voornamen, geboorte- en overlijdensdatum van de erflater en diens laatste woonplaats;2° het volledige adres van het inningskantoor van de successierechten waarbij de aangifte van nalatenschap wordt ingediend krachtens artikel 38 van het Wetboek der successierechten;3° naam, voornamen en woonplaats van alle voortzetters;4° de benaming of de firmanaam, de activiteiten, de hoofdactiviteiten, het ondernemingsnummer en het adres van de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 60bis van het Wetboek der successierechten aangevraagd wordt;5° indien de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 60bis van het Wetboek der successierechten aangevraagd is, dochterondernemingen heeft, de benaming of de firmanaam, de activiteit of de hoofdactiviteiten, het ondernemingsnummer en het adres van die dochterondernemingen; 6° - ofwel, in het geval van artikel 60bis, § 1bis, 1°, eerste streepje, van het Wetboek der successierechten, het aantal werknemers die de onderneming en haar dochterondernemingen in Wallonië in dienst hebben met arbeidsovereenkomst en onderworpen aan de R.S.Z., uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan het kwartaal waarin de erflater overleden is. Dat geldt niet voor de werknemers bedoeld in artikel 5 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; - ofwel, in het geval van artikel 60bis, § 1bis, 1°, tweede streepje, van het Wetboek der successierechten, het aantal zelfstandigen bedoeld bij die bepaling, die in Wallonië hoofdzakelijk aan de onderneming en haar dochter ondernemingen verbonden zijn en die hun bijdragen in verband met het sociale statuut der zelfstandigen hebben betaald, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan het kwartaal waarin de erflater overleden is; 7° de netto-waarde van de zakelijke rechten op de goederen bedoeld in artikel 60bis, § 1, 1°, van het Wetboek der successierechten of op alle effecten en schuldvorderingen bedoeld in artikel 60bis, § 1, 2°, van het Wetboek der successierechten, berekend de dag van het overlijden overeenkomstig artikel 60bis, § 2, van het Wetboek der successierechten, en het aantal en soort effecten die in het bezit zijn van de erflater of de voortzetters voor en na het overlijden;8° in het geval van artikel 60bis, § 1, 1°, van het Wetboek der successierechten, indien de erfopvolging of de vereffening van het huwelijksstelsel ten gevolge van het overlijden van de erflater een zakelijk recht bevat op een onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk als woning wordt gebruikt op het ogenblik van het overlijden, de lijst en de juiste ligging van die onroerende goederen, het percentage ervan dat als woning is gebruikt en de netto-waarde ervan;9° in het geval van artikel 60bis, § 1, 2°, van het Wetboek der successierechten, de verdeling van de opbrengsten van de resultatenrekening van de onderneming en haar dochterondernemingen op geconsolideerde basis tussen haar verschillende activiteiten tijdens het lopende boekjaar van de vennootschap en voor beide laatste, op het ogenblik van het overlijden van de erflater afgesloten boekjaren van de vennootschap;10° indien het verlaagde tarief van artikel 60bis van het Wetboek der successierechten aangevraagd wordt voor schuldvorderingen in de zin van artikel 60bis, § 1quater, van datzelfde Wetboek : - het nominale bedrag van die schuldvorderingen; - de verklaring dat laatstgenoemden rechtstreeks in verband staan met de behoeften van de industriële, handels-, ambachtelijke, landbouw- of bosbouwactiviteit, het zelfstandige beroep, het ambt of de post die ofwel door de onderneming zelf ofwel door de onderneming en haar dochterondernemingen worden uitgeoefend; - het bedrag van het werkelijk volgestort maatschappelijk kapitaal dat noch verminderd noch terugbetaald is in hoofde van de erflater op de datum van diens overlijden. § 3. Bij de aanvraag om afgifte van het attest worden volgende stukken gevoegd : 1° - ofwel, voor de rechtspersonen, het oprecht verklaarde afschrift van de jaarrekeningen van de onderneming en haar dochterondernemingen, met inbegrip van de maatschappelijke balans, voor de beide laatste, voor het overlijden van de erflater afgesloten boekjaren, opgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 januari 2001 houdende uitvoering van het Wetboek der vennootschappen of krachtens de wetgeving die van toepassing is daar waar de zetel van de werkelijke leiding van de onderneming, de jaarrekeningen van de onderneming en haar dochterondernemingen kunnen vervangen worden door hun geconsolideerde rekeningen voor dezelfde boekjaren indien de onderneming dergelijke geconsolideerde rekeningen in de zin van het Wetboek van vennootschappen voor die boekjaren heeft opgesteld; - ofwel, voor de natuurlijke personen, het oprecht verklaarde afschrift van de bijlage bij de laatste aangifte inzake de personenbelasting die de erflater heeft ingediend, en de lijst van de goederen die voor de exploitatie worden gebruikt zoals bedoeld in artikel 60bis, § 1, 1°, van het Wetboek der successierechten, met in die lijst een bijzondere vermelding tot aanwijzing van de zakelijke rechten op goederen die gedeeltelijk als woning worden gebruikt op het ogenblik van het overlijden; 2° - ofwel, in het geval van artikel 60bis, § 1bis, 1°, eerste streepje, van het Wetboek der successierechten, het oprecht verklaarde afschrift van de statistische R.S.Z.-aangiften en de individuele staten of de multifunctionele aangiften bij de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid die betrekking hebben op de vier kwartalen voor het kwartaal waarin de erflater overleden is, waaruit het aantal werknemers van de onderneming en haar dochterondernemingen in Wallonië, uitgedrukt in voltijds equivalenten, opgemaakt kan worden; - ofwel, in het geval van artikel 60bis, § 1bis, 1°, tweede streepje, van het Wetboek der successierechten, het oprecht verklaarde afschrift van de door het R.S.V.Z. afgeleverde attesten waaruit opgemaakt kan worden dat de bij die bepaling bedoelde zelfstandige personen die hoofdzakelijk aan die onderneming en haar dochterondernemingen in Wallonië verbonden zijn, hun bijdragen hebben betaald in verband met het sociale statuut der zelfstandigen; 3° het oprecht verklaarde afschrift van het register der effecten op naam en, in voorkomend geval, de lijst der aanwezigen op de laatste algemene vergadering;4° in voorkomend geval, het oprecht verklaarde afschrift van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 60bis, § 1bis, 2°, tweede streepje, van het Wetboek der successierechten;5° indien de effecten bedoeld in artikel 60bis, § 1, 2°, van het Wetboek der successierechten, certificaten uitmaken die verband houden met aandelen, winstbewijzen, intekeningsrechten en aandelen van de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 60bis van het Wetboek der successierechten wordt aangevraagd, een door een notaris, een bedrijfsrevisor of een accountant ondertekend attest waarbij bevestigd wordt dat die certificaten de voorwaarden verwoord in artikel 60bis, § 1ter, b), van het Wetboek der successierechten vervullen. § 4. De aanvraag om afgifte van het attest wordt ondertekend en gedagtekend door de voortzetters of hun tussenpersoon. De voortzetters of hun tussenpersoon verklaren op erewoord dat de overgemaakte gegevens en de bijgevoegde stukken juist en volledig zijn.

Art. 4.Het bestuur levert bij elk middel dat een zending kan bewijzen een attest af binnen een termijn van niet meer dan 30 werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 3.

Indien de aanvraag niet alle gegevens bevat bedoeld in artikel 3, § 2, of indien de bewijsstukken bedoeld in artikel 3, § 3, niet bijgevoegd zijn, begint bovenbedoelde termijn pas te lopen vanaf de datum waarop het bestuur de ontbrekende gegevens of stukken ontvangt. In dat geval brengt het bestuur de voortzetters of hun tussenpersoon, binnen de tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag, op de hoogte dat hun aanvraag onvolledig is en deelt het mee welke gegevens of stukken ontbreken.

Indien de beslissing gunstig is, wordt het attest in drie originele exemplaren afgeleverd, gedagtekend en ondertekend door de directeur-generaal van het bestuur of diens afgevaardigde. Van het eerste origineel wordt kennis gegeven aan de voortzetters of hun tussenpersoon; het moet bij de aangifte van nalatenschap worden gevoegd; het tweede origineel wordt overgemaakt aan de bevoegde ontvanger der successierechten terwijl het derde origineel bewaard wordt door de voortzetters of hun tussenpersoon.

Indien de beslissing ongunstig is, wordt het attest in drie originele exemplaren afgeleverd, gedagtekend en ondertekend door de directeur-generaal van het bestuur of diens afgevaardigde. Van het eerste origineel wordt kennis gegeven aan de voortzetters of hun tussenpersoon; het tweede origineel wordt overgemaakt aan de bevoegde ontvanger der successierechten terwijl het derde origineel bewaard wordt door de voortzetters of hun tussenpersoon.

Art. 5.§ 1. De voortzetters die van het verlaagde tarief op de successierechten genoten hebben en niet voorgesteld hebben om het recht zoals bedoeld in artikel 60bis, § 5, van het Wetboek der successierechten te betalen, zijn ertoe gehouden het bestuur uiterlijk op het einde van de zesde maand na de maand waarin de periode van vijf jaar na het overlijden als bedoeld in artikel 60bis, § 3, lid 1, 1° tot en met 3°, en lid 2 van het Wetboek der successierechten verstreken is, de aangifte bedoeld in artikel 60bis, § 3, lid 1, 4°, van het Wetboek der successierechten te verstrekken en aldus te bevestigen dat de voorwaarden bedoeld in artikel 60bis, § 3, lid 1, 1° tot en met 3°, en lid 2, van het Wetboek der successierechten vervuld blijven. § 2. De aangifte bedoeld in § 1 wordt door de voortzetters of hun tussenpersoon naar het bestuur gezonden bij elk middel dat die zending kan bewijzen. § 3. In de aangifte bedoeld in § 1 worden opgegeven : 1° naam en voornamen, geboorte- en overlijdensdatum van de erflater en diens laatste woonplaats, alsmede het nummer van het attest afgegeven krachtens artikel 4;2° het volledige adres van het inningskantoor van de successierechten waarbij de aangifte van nalatenschap wordt ingediend krachtens artikel 38 van het Wetboek der successierechten;3° naam, voornamen en woonplaats van alle voortzetters;4° de benaming of de firmanaam, de activiteiten, de hoofdactiviteiten, het ondernemingsnummer en het adres van de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 60bis van het Wetboek der successierechten aangevraagd wordt, tijdens de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 60bis, § 3, lid 1, 1° tot en met 3°, van het Wetboek der successierechten;5° indien de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 60bis van het Wetboek der successierechten aangevraagd wordt, dochterondernemingen heeft gehad tijdens de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 60bis, § 3, lid 1, 1° tot en met 3°, van het Wetboek der successierechten, de benaming of de firmanaam, de activiteit of de hoofdactiviteiten, het ondernemingsnummer en het adres van die dochterondernemingen; 6° - ofwel, in het geval van artikel 60bis, § 1bis, 1°, eerste streepje, van het Wetboek der successierechten, het aantal werknemers die de onderneming en haar dochterondernemingen in Wallonië in dienst hebben met arbeidsovereenkomst en onderworpen aan de R.S.Z., uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vijf jaar vanaf het kwartaal waarin de erflater overleden is. Dat geldt niet voor de werknemers bedoeld in artikel 5 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; - ofwel, in het geval van artikel 60bis, § 1bis, 1°, tweede streepje, van het Wetboek der successierechten, het aantal zelfstandigen bedoeld bij die bepaling, die in Wallonië hoofdzakelijk aan de onderneming en haar dochterondernemingen verbonden zijn en die hun bijdragen in verband met het sociale statuut der zelfstandigen hebben betaald, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vijf jaar vanaf het kwartaal waarin de erflater overleden is; 7° de netto-waarde van de zakelijke rechten op de goederen bedoeld in artikel 60bis, § 1, van het Wetboek der successierechten of op alle effecten bedoeld in artikel 60bis, § 1, 2°, van het Wetboek der successierechten, berekend na afloop van de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 60bis, § 3, lid 1, 1° tot en met 3°, van het Wetboek der successierechten, alsmede het aantal en het soort effecten die in het bezit van de voortzetters zijn na afloop van die periode van vijf jaar bedoeld in artikel 60bis, § 3, lid 1, 1° tot en met 3°, van het Wetboek der successierechten;8° in het geval van artikel 60bis, § 1,1°, van het Wetboek der successierechten, indien de erfopvolging of de vereffening van het huwelijksstelsel ten gevolge van het overlijden een zakelijk recht bevat op een onroerend goed waarop zelfs gedeeltelijk het verlaagde tarief is toegepast, de lijst en de juiste ligging van die onroerende goederen die geheel als woning worden gebruikt of in een andere verhouding dan die welke aangegeven is bij de aanvraag van het attest bedoeld in artikel 3, alsmede de fluctuatie van het percentage ervan dat als woning is gebruikt tijdens de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 60bis, § 3, lid 2, van het Wetboek der successierechten. § 4. Bij die aangifte worden volgende stukken gevoegd : 1° - ofwel, voor de rechtspersonen, het oprecht verklaarde afschrift van de jaarrekeningen van de onderneming en haar dochterondernemingen, met inbegrip van de maatschappelijke balans, voor de beide laatste, boekjaren afgesloten tijdens de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 60bis, § 3, lid 1, 1° tot en met 3°, van het Wetboek der successierechten, opgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 januari 2001 houdende uitvoering van het Wetboek der vennootschappen of krachtens de wetgeving die van toepassing is daar waar de zetel van de werkelijke leiding van de onderneming gevestigd is, de jaarrekeningen van de onderneming en haar dochterondernemingen kunnen vervangen worden door hun geconsolideerde rekeningen voor dezelfde boekjaren indien de ondernemingen dergelijke geconsolideerde rekeningen in de zin van het Wetboek van vennootschappen voor die boekjaren heeft opgesteld; - ofwel, voor de natuurlijke personen, het oprecht verklaarde afschrift van de bijlage bij de aangifte inzake de personenbelasting die elke voortzetter heeft ingediend tijdens de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 60bis, § 3, lid 1, 1° tot en met 3°, van het Wetboek der successierechten, en de lijst van de goederen die voor de exploitatie worden gebruikt zoals bedoeld in artikel 60bis, § 1, 1°, van het Wetboek der successierechten, na afloop van diezelfde periode van vijf jaar, met in die lijst een bijzondere vermelding tot aanwijzing van de onroerende goederen waarop het verlaagd tarief toegepast is zelfs gedeeltelijk, maar die sedertdien geheel of in een andere verhouding dan die aangegeven in de aanvraag om attest bedoeld in artikel 3 als woning is gebruikt; 2° - het oprecht verklaarde afschrift van de statistische R.S.Z.-aangiften en de individuele staten of de multifunctionele aangiften bij de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid die betrekking hebben op de vijf jaar vanaf het kwartaal waarin de erflater overleden is, waaruit het aantal werknemers van de onderneming en haar dochterondernemingen in Wallonië, uitgedrukt in voltijds equivalenten, opgemaakt kan worden; - het oprecht verklaarde afschrift van de door het RSVZ afgeleverde attesten waaruit opgemaakt kan worden dat de zelfstandige personen die hoofdzakelijk aan die onderneming en haar dochterondernemingen in Wallonië verbonden zijn, hun bijdragen hebben betaald in verband met het sociale statuut der zelfstandigen tijdens de vijf jaar vanaf het kwartaal waarin de erflater overleden is. § 5. De aangifte van § 1 wordt ondertekend en gedagtekend door de voortzetters of hun tussenpersoon.

De voortzetters of hun tussenpersoon verklaren op erewoord dat de overgemaakte gegevens en de bijgevoegde stukken juist en volledig zijn.

Art. 6.Het bestuur verstrekt de voortzetters of hun tussenpersoon bij elk middel dat een zending kan bewijzen een attest af binnen een termijn van niet meer dan 30 werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de aangifte bedoeld in artikel 5.

Indien bij de aanvraag niet de bewijsstukken bedoeld in artikel 5, § 4, gevoegd worden, begint bovenbedoelde termijn pas te lopen vanaf de datum waarop het bestuur de ontbrekende gegevens of stukken ontvangt.

In dat geval brengt het bestuur de voortzetters of hun tussenpersoon binnen de tien werkdagen na ontvangst van de aangifte ervan op de hoogte dat hun aanvraag onvolledig is en deelt het mee welke gegevens of stukken ontbreken.

Indien de beslissing gunstig is, verstrekt het bestuur de voortzetters of hun tussenpersoon twee originele exemplaren van het attest.

Indien de beslissing ongunstig is, wordt het attest in drie originele exemplaren afgeleverd, gedagtekend en ondertekend door de directeur-generaal van het bestuur of diens afgevaardigde. Van het eerste origineel wordt kennis gegeven aan de voortzetters of hun tussenpersoon; het tweede origineel wordt overgemaakt aan de bevoegde ontvanger der successierechten terwijl het derde origineel bewaard wordt door de voortzetters of hun tussenpersoon.

Art. 7.Indien de beslissing ongunstig is voor wat betreft de attesten bedoeld in de artikelen 4 en 6 van dit besluit, kunnen de voortzetters of hun tussenpersoon bij aangetekend schrijven een beroep indienen bij het bestuur binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing.

Het bestuur behandelt het beroep en deelt het dossier aan de Minister mee. De Minister beslist over het beroep bij een gemotiveerde beslissing waarvan aan de voortzetters kennis wordt gegeven binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de ontvangst van het beroep.

Art. 8.§ 1. De Minister stelt de modellen vast voor de aanvraag om attest bedoeld in artikel 3 en van de aangifte bedoeld in artikel 5, alsmede voor de modellen van de attesten bedoeld in artikel 4 en in artikel 6. § 2. Mocht de Minister menen dat het bestuur de gegevens voor de behandeling van de aanvraag om attest van artikel 3 of van de aangifte van artikel 5 rechtstreeks bij authentieke bronnen van andere besturen of organismen kan betrekken, kan hij de voortzetters ervan vrijstellen ze aan het bestuur over te maken. Afdeling 3. - Overdracht van ondernemingen op het vlak van de

schenkingsrechten

Art. 9.§ 1. De ondergetekende aangifte bepaald bij artikel 140bis, § 2, 3°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, vermeldt : 1° naam en voornamen, geboortedatum, en de woonplaats van de schenker(s);2° het volledige adres van het inningskantoor van de schenkingsrechten waarbij de authentieke schenkingsakte geregistreerd wordt krachtens de artikelen 39 en 40 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;3° naam, voornamen en woonplaats van de voortzetter(s) voor wie de aangifte is verricht;4° de benaming of de firmanaam, de activiteiten, de hoofdactiviteiten, het ondernemingsnummer en het adres van de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 140bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten aangevraagd wordt;5° indien de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 140bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten aangevraagd is, dochterondernemingen heeft, de benaming of de firmanaam, de activiteit of de hoofdactiviteiten, het ondernemingsnummer en het adres van die dochterondernemingen;6° - ofwel, in het geval van artikel 140bis, § 2, 1°, eerste streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het aantal werknemers die de onderneming en haar dochterondernemingen in Wallonië in dienst hebben genomen met arbeidsovereenkomst en onderworpen aan het Riziv, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan het kwartaal van de authentieke schenkingsakte.Dat geldt niet voor de werknemers bedoeld in artikel 5 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; - ofwel, in het geval van artikel 140bis, § 2, 1°, tweede streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het aantal zelfstandigen bedoeld bij die bepaling, die in Wallonië hoofdzakelijk aan de onderneming en haar dochterondernemingen verbonden zijn en die hun bijdragen in verband met het sociale statuut der zelfstandigen hebben betaald, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan het kwartaal van de authentieke schenkingsakte; 7° de verkoopwaarde van de zakelijke rechten op goederen bedoeld in artikel 140bis, § 1, 1°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, of op alle effecten en schuldvorderingen bedoeld in artikel 140bis, § 1, 2°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, berekend de dag van de authentieke schenkingsakte, en het aantal en soort effecten die in het bezit zijn van de schenker(s) of de voortzetter(s) voor en na de schenking;8° in het geval van artikel 140bis, § 1, 1°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, indien de schenking van de onderneming meer bepaald de overdracht om niet van een zakelijk recht op een onroerend goed betreft dat geheel of gedeeltelijk als woning wordt gebruikt de dag van de authentieke schenkingsakte, de lijst en de juiste ligging van die onroerende goederen, het percentage ervan dat als woning is gebruikt en hun verkoopwaarde;9° in het geval van artikel 140bis, § 1, 2°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, de verdeling van de opbrengsten van de resultatenrekening van de onderneming en haar dochterondernemingen op geconsolideerde basis tussen haar verschillende activiteiten voor het lopende boekjaar van de vennootschap en voor beide laatste, op het ogenblik van de authentieke schenkingsakte afgesloten boekjaren van de vennootschap;10° indien het verlaagde tarief van artikel 140bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten aangevraagd wordt voor schuldvorderingen in de zin van artikel 140bis, § 4, van datzelfde Wetboek : - het nominale bedrag van die schuldvorderingen; - de verklaring dat laatstgenoemden rechtstreeks in verband staan met de behoeften van de industriële, handels-, ambachtelijke, landbouw- of bosbouwactiviteit, het zelfstandige beroep, het ambt of de post die ofwel door de onderneming zelf ofwel door de onderneming en haar dochterondernemingen worden uitgeoefend; - het bedrag van het werkelijk volgestort maatschappelijk kapitaal dat noch verminderd noch terugbetaald is in hoofde van de schenker(s) op de datum van de authentieke schenkingsakte. § 2. Bij die aangifte van § 1 worden volgende stukken gevoegd : 1° het oprecht verklaarde afschrift van het register der effecten op naam en, in voorkomend geval, de lijst der aanwezigen op de laatste algemene vergadering;2° in voorkomend geval, het oprecht verklaarde afschrift van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 140bis, § 2, 2°, tweede streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;3° indien de effecten bedoeld in artikel 140bis, § 1, 2°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, certificaten uitmaken die verband houden met aandelen, winstbewijzen, intekeningsrechten en aandelen van de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 140bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, wordt aangevraagd, een door een notaris, een bedrijfsrevisor of een accountant ondertekend attest waarbij bevestigd wordt dat die certificaten de voorwaarden verwoord in artikel 140bis, § 3, b), van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, vervullen. § 3. De aangifte van § 1 wordt gedagtekend en ondertekend door de voortzetters. De voortzetters verklaren op erewoord dat de overgemaakte gegevens en de bijgevoegde stukken juist en volledig zijn.

Art. 10.§ 1. De voortzetter(s) die de aangifte bedoeld in artikel 9 heeft (hebben) ingediend en die van het verlaagde tarief op de schenkingsrechten genoten heeft (hebben) en niet voorgesteld (heeft) hebben om het recht zoals bedoeld in artikel 140sexies, § 5, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, te betalen, zijn ertoe gehouden de ontvanger van het kantoor waar de akte geregistreerd is, uiterlijk na afloop van de periode van vijf jaar na de authentieke schenkingsakte bedoeld in artikel 140quinquies, § 1, lid 1, 1° tot en met 4°, en lid 2 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, de aangifte bedoeld in artikel 140quinquies, § 1, lid 1, 1° tot en met 4°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, te verstrekken en aldus te bewijzen dat de voorwaarden bedoeld in artikel 140quinquies, § 1, lid 1, 1° tot en met 4°, en lid 2, van hetzelfde Wetboek vervuld blijven. § 2. In de aangifte bedoeld in § 1 worden opgegeven : 1° naam en voornamen, geboortedatum, en de woonplaats van de schenker(s);2° het volledige adres van het inningskantoor van de schenkingsrechten waarbij de authentieke schenkingsakte geregistreerd wordt krachtens de artikel 39 en 40 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;3° naam, voornamen en woonplaats van de voortzetter(s) voor wie de aangifte is verricht;4° de benaming of de firmanaam, de activiteit(en), de hoofdactiviteit(en), het ondernemingsnummer en het adres van de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 140bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten aangevraagd wordt, tijdens de periode van vijf jaar na de authentieke schenkingsakte bedoeld in artikel 140quinquies, § 1, lid 1, 1° tot en met 4°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;5° indien de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 140bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten aangevraagd is, dochterondernemingen heeft gehad tijdens de periode van vijf jaar na de authentieke schenkingsakte bedoeld in artikel 140quinquies, § 1, lid 1, 1° tot en met 4°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, de benaming of de firmanaam, de hoofdactiviteit(en), het ondernemingsnummer en het adres van die dochterondernemingen;6° - ofwel, in het geval van artikel 140bis, § 2, 1°, eerste streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het aantal werknemers die de onderneming en haar dochterondernemingen in Wallonië in dienst hebben genomen met arbeidsovereenkomst en onderworpen aan het Riziv, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan het kwartaal van de authentieke schenkingsakte.Dat geldt niet voor de werknemers bedoeld in artikel 5 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; - ofwel, in het geval van artikel 140bis, § 2, 1°, tweede streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het aantal zelfstandigen bedoeld bij die bepaling, die in Wallonië hoofdzakelijk aan de onderneming en haar dochterondernemingen verbonden zijn en die hun bijdragen in verband met het sociale statuut der zelfstandigen hebben betaald, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan het kwartaal van de authentieke schenkingsakte; 7° de verkoopwaarde van de zakelijke rechten op goederen bedoeld in artikel 140bis, § 1, 1°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, of op alle effecten bedoeld in artikel 140bis, § 1, 2°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, berekend na afloop van de periode van vijf jaar na de authentieke schenkingsakte bedoeld in artikel 140quinquies, § 1, lid 1, 1° tot en met 4°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en het aantal en soort effecten die in het bezit zijn van de schenker(s) of de voortzetter(s) na afloop van die periode van vijf jaar na de authentieke schenkingsakte bedoeld in artikel 140quinquies, § 1, lid 1, 1° tot en met 4°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;8° in het geval van artikel 140bis, § 1, 1°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, indien de schenking van de onderneming meer bepaald de overdracht om niet van een zakelijk recht op een onroerend goed betreft waarop het verlaagde tarief toegepast is, zelfs gedeeltelijk, de lijst en de juiste ligging van die onroerende goederen die geheel voor bewoning zijn gebruikt of in een andere verhouding dan aangegeven in de aangifte bedoeld in artikel 9, alsmede de fluctuatie van het percentage ervan dat als woning is gebruikt tijdens de periode van vijf jaar na de authentieke schenkingsakte bedoeld in artikel 140quinquies, § 1, lid 2, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. § 3. De aangifte van § 1 wordt ondertekend en gedagtekend door de voortzetters. De voortzetters verklaren op erewoord dat de overgemaakte gegevens en de bijgevoegde stukken juist en volledig zijn.

Art. 11.De Minister stelt de modellen vast voor de aangiften bedoeld in de artikelen 9 en 10. HOOFDSTUK II. - Erkenning van de privé-stichtingen

Art. 12.Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient te worden verstaan onder : 1° Minister : de gewestelijke Minister bevoegd voor Financiën;2° bestuur : de tijdelijke administratieve cel voor het beheer van de Waalse fiscaliteit, opgericht bij het besluit van de Waalse regering van 15 mei 2003 tot oprichting van een tijdelijke administratieve cel voor het beheer van de Waalse fiscaliteit.

Art. 13.Om door de Minister erkend te worden dienen de privé-stichtingen bedoeld in artikel 140, lid 5, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en successierechten daartoe schriftelijk een aanvraag indienen onder de hierna bepaalde vormen en in de hierna bepaalde termijnen.

Art. 14.Indien de stichting niet reeds erkend is op het ogenblik van de indiening van de aanvraag, kunnen de erkenningsaanvragen worden ingediend in de loop van het kalenderjaar, zelfs als de stichting voor een vroegere periode erkend is geweest.

De aanvragen om verlenging van de erkenning dienen bij de Minister te worden ingediend bij elk middel dat die zending kan bewijzen, uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan de periode waarvoor de erkenning is aangevraagd.

Het bestuur behandelt de aanvraag en deelt zijn advies aan de Minister mee.

Art. 15.Die aanvragen om erkenning of om verlenging van de erkenning dienen ondersteund te worden door een oprecht verklaard afschrift van de rekening van de ontvangsten en de uitgaven van het laatste boekjaar en van de begroting van het lopende boekjaar en het volgende te bevatten : 1° alle gegevens aan de hand waarvan geoordeeld kan worden of de privé-stichting beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 140, lid 2, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en in artikel 60, § 1, van het Wetboek der successierechten, en meer bepaald het afschrift van een eventuele erkenning van de privé-stichting ter uitvoering van artikel 104, 3°, e), of 4°, van het Wetboek der inkomstenbelastingen 1992;2° een verklaring waarbij de aanvragende privé-stichting zich ertoe verbindt : a) de Minister binnen de drie maanden volgend op elk kalenderjaar van de periode waarvoor de erkenning gekregen is, een overzicht van de met toepassing van het verlaagde tarief in ontvangst genomen giften en legaten;b) de personeelsleden van het bestuur de mogelijkheid te geven om haar boekhoudkundige geschriften te controleren telkens als zij dat nuttig achten;c) de Minister binnen de maand na diens eerste verzoek, alle nuttige inlichtingen voor de behandeling van de erkenningsaanvraag over te maken.

Art. 16.§ 1. De Minister beslist over de erkenningsaanvraag binnen een termijn van minder dan zestig werkdagen te rekenen van de ontvangst van de aanvraag.

Van zijn beslissing wordt aan de aanvragende privé-stichting kennis gegeven.

In het geval van artikel 14, lid 1, geldt de beslissing onder voorbehoud van de intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 17 : - voor de geschonken goederen waarvan de stichting juridisch eigenaar is geworden vanaf de datum van ontvangst door de Minister van de in lid 1 bedoelde aanvraag tot het verstrijken van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin de erkenning begon te lopen; - voor de legaten vermeld in een aangifte van nalatenschap ingediend vanaf de datum van verzending van de beslissing van de Minister tot het verstrijken van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin de erkenning begon te lopen.

In het geval van artikel 14, lid 2, geldt de beslissing onder voorbehoud van de intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 17 : - voor de geschonken goederen waarvan de stichting juridisch eigenaar is geworden vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de verlenging van de erkenning is aangevraagd tot het verstrijken van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin de verlenging van de aanvraag begon te lopen; - voor de legaten vermeld in een aangifte van nalatenschap ingediend vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de verlenging van de erkenning is aangevraagd tot het verstrijken van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin de verlenging van de aanvraag begon te lopen. § 2. Indien bij de aanvraag niet de bewijsstukken bedoeld in artikel 15 gevoegd zijn, begint de termijn bedoeld in § 1, lid 1, pas te lopen vanaf de datum waarop de Minister de ontbrekende gegevens of stukken ontvangt.

In dat geval brengt de Minister de aanvraag binnen de dertig werkdagen na ontvangst van de aanvraag ervan op de hoogte dat hun aanvraag onvolledig is en deelt hij mee welke gegevens of stukken ontbreken. § 3. De Minister kan die bevoegdheden bedoeld in §§ 1 en 2 overdragen aan de personeelsleden van het bestuur.

Art. 17.§ 1. Mocht een privé-stichting één van de voorwaarden voor diens erkenning niet naleven, kan de erkenning op beslissing van de Minister worden ingetrokken. § 2. De stichting heeft het recht om door de Minister gehoord te worden in verband met de feiten die de intrekking van de erkenning verantwoorden.

De beslissing tot intrekking kan getroffen worden voor de stichting uitgenodigd is om gehoord te worden.

De uitnodiging wordt bij aangetekend schrijven aan de stichting gericht en vermeldt de aard van de feiten die de intrekking van de erkenning verantwoorden; zij wordt gehoord tussen de tiende en de twintigste dag te rekenen van de verzending van de uitnodiging.

De stichting heeft het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman en zelf of via haar raadsman het dossier dat het bestuur met het oog op de intrekking van de erkenning samengesteld heeft, in te zien; die rechten worden uitdrukkelijk in de uitnodiging vermeld. § 3. De Minister kan die bevoegdheden bedoeld in §§ 1 en 2 overdragen aan de personeelsleden van het bestuur. HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen en inwerkingtreding

Art. 18.Het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2005 betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van ondernemingsoverdracht wordt opgeheven.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking de dag van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van : 1° hoofdstuk 1 ervan, dat geldt : - voor wat betreft de successierechten, voor de overdracht van een onderneming die deel uitmaakt van de nalatenschap van een vanaf 1 januari 2006 overleden persoon; - voor wat betreft de registratierechten op de schenkingen, voor de overdracht onder levenden van een onderneming, vastgesteld bij een vanaf 1 januari 2006 verleden authentieke akte; 2° hoofdstuk 2 ervan, dat uitwerking heeft vanaf de datum van inwerkingtreding van de artikelen 13 en 17 van het decreet van 15 december 2005 houdende verschillende wijzigingen in het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en in het Wetboek der successierechten;3° artikel 18 ervan, dat uitwerking heeft vanaf 1 januari 2006. De aanvragen voor het verlaagde tarief van de successierechten, bedoeld in hoofdstuk 1 en ingediend bij het bestuur tussen 1 januari 2006 en de dag van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, worden verder door het bestuur behandeld op grond van het model van het aanvraagformulier bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2005 betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van ondernemingsoverdracht, onverminderd het recht van het bestuur om de ontbrekende inlichtingen op te vragen bij de voortzetters.

Art. 20.De Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 29 juni 2006.

De Minister-President E. DI RUPO De Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, M. DAERDEN

^