Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 26 mei 2005
gepubliceerd op 10 juni 2005

Besluit van de Waalse Regering betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van ondernemingsoverdracht

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2005201532
pub.
10/06/2005
prom.
26/05/2005
ELI
eli/besluit/2005/05/26/2005201532/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 MEI 2005. - Besluit van de Waalse Regering betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van ondernemingsoverdracht


De Waalse Regering, Gelet op het Wetboek der successierechten, inzonderheid op artikel 60bis, § 3, 4° en 5°, ingevoegd bij het programmadecreet van 17 december 1997, gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 maart 1999 betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van ondernemingsoverdracht;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 maart 2005;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 10 maart 2005;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 april 2005 overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister van Financiën;2° artikel 60bis van het Wetboek der successierechten : artikel 60bis van het Wetboek der successierechten, zoals toepasselijk in het Waalse Gewest;3° onderneming : de natuurlijke of de rechtspersoon, bedoeld in artikel 60bis, § 1, van het Wetboek der successierechten;4° bestuur : het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest;5° voortzetters : de personen die een zakelijk recht op goederen, effecten of schuldvorderingen verkrijgen in de zin van artikel 60bis van het Wetboek der successierechten;6° tussenpersoon : de door de voortzetters aangewezen gemachtigde aan wie alle betekeningen en mededelingen rechtsgeldig gericht kunnen worden door het bestuur;7° werkdagen : alle dagen met uitzondering van zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen, voorzover artikel 53 van het Gerechtelijk Wetboek na afloop van de termijn van toepassing is.

Art. 2.De directeur-generaal van het bestuur is bevoegd om de in artikel 60bis, § 3, 4°, van het Wetboek der successierechten bedoelde attesten af te geven. Hij kan deze bevoegdheid aan ambtenaren van zijn bestuur opdragen.

Art. 3.§ 1er. § 1. De voortzetters of hun tussenpersoon moeten hun aanvraag om attestafgifte bedoeld in artikel 60bis, § 3, 4°, van het Wetboek der successierechten door alle middelen die de verzendingsdatum kunnen bewijzen, aan het bestuur richten. § 2. Het aanvraagformulier voor de attestafgifte, dat moet beantwoorden aan het model in bijlage I bij dit besluit, bevat de volgende gegevens : 1° de naam, voornamen, geboortedatum, datum van overlijden van de de cujus en zijn laatste woonplaats;2° het volledige adres van het ontvangkantoor der successierechten waar de aangifte van nalatenschap overeenkomstig artikel 38 van het Wetboek der successierechten zal worden neergelegd;3° de naam, voornamen en woonplaats van alle voortzetters;4° de benaming of de handelsnaam, de activiteit, het ondernemingsnummer alsmede het adres van de onderneming waarvoor het in artikel 60bis van het Wetboek der successierechten bedoelde voordeel aangevraagd wordt; 4°bis wanneer de onderneming een in artikel 16 van het Wetboek der successierechten bedoelde kleine groep is, de benaming of de handelsnaam, de activiteit, het ondernemingsnummer alsmede het adres van de filialen van de onderneming waarvoor het voordeel bedoeld in artikel 60bis van het Wetboek der successierechten wordt aangevraagd; 5° - ofwel het aantal werknemers die de onderneming, in de loop van de vier kwartalen vóór het kwartaal waarin de de cujus overleden is, bij arbeidsovereenkomst voltijds in dienst genomen heeft en die onder de R.S.Z. vallen. De werknemers bedoeld in artikel 5 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten komen niet in aanmerking; - ofwel het aantal en de identiteit van de zelfstandigen die in hoofdberoep gebonden zijn aan de onderneming en die hun bijdrage in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen hebben betaald, wanneer de uitbater(s) en hun echtgenote, hun wettelijk samenwonende, hun bloed- en aanverwanten in de eerste graad de enige werknemers van de onderneming zijn; 6° de nettowaarde van de zakelijke rechten op goederen bedoeld in artikel 60bis, § 1, 1°, van het Wetboek der successierechten, of op alle effecten en schuldvorderingen bedoeld in artikel 60bis, § 1, 2°, van het Wetboek der successierechten berekend overeenkomstig artikel 60bis, § 2, van het Wetboek der successierechten, alsook het aantal en de aard van de effecten in handen van de erflater of de voortzetters vóór en na het overlijden;7° als de toepassing van het verlaagd tarief van artikel 60bis, § 1bis, 1°, van het Wetboek der successierechten aangevraagd wordt, de band tussen de de cujus en de voortzetters bedoeld in artikel 60bis, § 1bis, 1), a), van het Wetboek der successierechten;8° als de toepassing van één van beide verlaagde tarieven van artikel 60bis, § 1bis, van het Wetboek der successierechten voor schuldvorderingen wordt aangevraagd, - het nominale bedrag van deze schulvorderingen; - het feit dat deze schuldvorderingen een rechtstreekse band hebben met de behoeften van de industriële, handels-, ambachts-, landbouw- of bosbouwactiviteit, het vrij beroep, het ambt of de post, uitgeoefend ofwel door de vennootschap zelf in geval van een vennootschap bedoeld in artikel 60bis, § 1, 2°, a., eerste streepje van het Wetboek der successierechten, ofwel door de vennootschap zelf en door haar dochtervennootschappen in geval van een vennootschap bedoeld in artikel 60bis, § 1, 2°, a., tweede streepje, van het Wetboek der successierechten; - het bedrag van het maatschappelijk kapitaal dat werkelijk vrijgemaakt wordt en dat niet het voorwerp uitmaakt van een vermindering, noch van een terugbetaling in hoofde van de overledene op de datum van zijn overlijden; § 3. Bij de aanvraag om attestafgifte dienen voor eensluidend verklaard afschriften van de volgende bescheiden te worden gevoegd : 1° - hetzij, voor rechtspersonen, de jaarrekeningen van de onderneming, met inbegrip van de sociale balans, voor het laatste boekjaar afgesloten vóór het overlijden van de de cujus, opgemaakt overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen of overeenkomstig de wetgeving die van toepassing is in de plaats waar de zetel van de effectieve directie van de onderneming gevestigd is; - hetzij, voor natuurlijke personen, de bijlage bij de laatste aangifte in de personenbelasting ingediend door de de cujus alsmede de lijst van de voor de exploitatie bestemde goederen, bedoeld in artikel 60bis, § 1, 1, van het Wetboek der successierechten; 1°bis wanneer de onderneming een kleine groep bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van vennootschappen is, de jaarrekeningen, met inbegrip van de sociale balans voor het laatste boekjaar afgesloten vóór het overlijden van de de cujus, van de filialen van de onderneming waarvoor het voordeel bedoeld in artikel 60bis van het Wetboek der successierechten aangevraagd wordt, opgemaakt overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen of overeenkomstig de wetgeving die van toepassing is in de plaats waar de zetel van de effectieve directie van de onderneming gevestigd is; 2° - hetzij de statistische R.S.Z.-aangiften en de individuele staten of de multifunctionele aangiften bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid voor de vier kwartalen vóór het kwartaal waarin de de cujus overleden is, hetzij gelijksoortige documenten afgegeven door de bevoegde instellingen van de lid-Staten van de Europese Unie krachtens hun wetgeving, waaruit duidelijk kan worden afgeleid hoeveel voltijdse werknemers de onderneming in dienst heeft genomen; - hetzij, wanneer de uitbater(s) en hun echtgenote, hun wettelijk samenwonende, hun bloed- en aanverwanten in de eerste graad de enige werknemers van de onderneming zijn, de attesten afgegeven door het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen waaruit blijkt dat de zelfstandigen die in hoofdberoep gebonden zijn aan de onderneming, hun bijdrage in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen hebben betaald, of gelijksoortige documenten afgegeven door de bevoegde instellingen van de lid-Staten van de Europese Unie krachtens hun wetgeving, waaruit blijkt dat de zelfstandigen die in hoofdberoep gebonden zijn aan de onderneming, hun bijdrage in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen hebben betaald; 3° de afschriften van het register van de aandelen op naam en, in voorkomend geval, het register van de laatste algemene vergadering;4° in voorkomend geval het afschrift van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 60bis, § 1, 2°, a), derde lid, van het Wetboek der successierechten;5° als de toepassing van het verlaagde tarief van artikel 60bis, § 1bis, 1°, van het Wetboek der successierechten aangevraagd wordt, een attest getekend door een notaris, een bedrijfsrevisor of een accountant en waaruit blijkt dat de overgedragen onderneming de voorwaarden van artikel 60bis, § 1bis,1°, b), van het Wetboek der successierechten vervult;6° wanneer de in artikel 60bis, § 1, 2°, van het Wetboek der successierechten, bedoelde aandelen certificaten zijn die betrekking hebben op aandelen, winstaandelen, intekeningsrechten en deelbewijzen van de onderneming waarvoor het in artikel 60bis van het Wetboek der successierechten bedoelde voordeel wordt aangevraagd, een attest getekend door een notaris, een bedrijfsrevisor of een accountant waaruit blijkt deze certificaten de in artikel 60bis, § 1ter, b), van het Wetboek der successierechten bedoelde voorwaarden vervullen. § 4. De aanvraag om attestafgifte moet gedateerd en getekend worden door de voortzetters of hun tussenpersoon. De voortzetters verklaren op erewoord dat de verstrekte gegevens en de bijgevoegde stukken juist en volledig zijn.

Art. 4.Het attest, waarvan het model opgenomen is in bijlage II bij dit besluit, wordt afgegeven door het bestuur door alle middelen die de verzendingsdatum kunnen bewijzen, binnen een termijn van maximum 30 werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de in artikel 3 bedoelde aanvraag.

Wanneer de aanvraag niet alle in artikel 3, § 2, bedoelde gegevens bevat of niet vergezeld gaat van de in artikel 3, § 3, bedoelde bewijsstukken, begint voormelde termijn pas te lopen vanaf de datum waarop het bestuur de ontbrekende gegevens of stukken in ontvangst neemt. In dit geval verwittigt het bestuur de voortzetters of hun tussenpersoon binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag dat het formulier niet naar behoren is ingevuld en vermeldt het de ontbrekende gegevens of stukken.

In geval van gustige beslissing wordt het attest afgegeven in drie exemplaren, waarvan twee originelen en één voor eensluidend verklaard afschrift, gedateerd en getekend door de directeur-generaal van het bestuur of zijn afgevaardigde. Het eerste originele exemplaar wordt overgemaakt aan de voortzetters of aan hun tussenpersoon en is bij de aangifte van nalatenschap te voegen. Het tweede originele exemplaar wordt rechtstreeks overgemaakt aan de bevoegde ontvanger der successierechten terwijl de voortzetters of hun tussenpersoon het afschrift moeten bewaren.

In geval van ongustige beslissing wordt het attest afgegeven in drie exemplaren, waarvan twee originelen en één voor eensluidend verklaard afschrift, gedateerd en getekend door de directeur-generaal van het bestuur of zijn afgevaardigde. Het eerste originele exemplaar wordt overgemaakt aan de voortzetters of aan hun tussenpersoon en het tweede originele exemplaar wordt rechtstreeks overgemaakt aan de bevoegde ontvanger der successierechten terwijl de voortzetters of hun tussenpersoon het afschrift moeten bewaren.

Art. 5.De voortzetters die het verlaagd tarief der successierechten hebben genoten, moeten in de loop van elk van de vijf jaren na het overlijden van de de cujus en uiterlijk aan het einde van het kwartaal van de verjaardag van zijn overlijden, bij het bestuur een aangifte indienen waarvan het model in bijlage III bij dit besluit opgenomen is en waaruit blijkt dat de voorwaarden bedoeld in artikel 60bis, § 3, van het Wetboek der successierechten verder worden nageleefd.

Die aangifte vermeldt het nummer van het overeenkomstig artikel 4 afgegeven attest en gaat vergezeld van een voor eensluidend verklaard afschrift van de volgende bescheiden : 1° - hetzij, voor rechtspersonen, de jaarrekeningen, met inbegrip van de sociale balans, voor het laatste boekjaar afgesloten vóór de verjaardagsdatum van het overlijden van de de cujus, opgemaakt overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen of overeenkomstig de wetgeving die van toepassing is in de plaats waar de zetel van de effectieve directie van de onderneming gevestigd is; - hetzij, voor natuurlijke personen, de bijlage bij de aangifte in de personenbelasting ingediend door elke voortzetter vóór de verjaardagsdatum van het overlijden van de de cujus, alsook de lijst van de verkregen goederen die bestemd zijn voor de exploitatie bedoeld in artikel 60bis, § 1, 1°, van het Wetboek der successierechten; 1°bis wanneer de onderneming een kleine groep bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van vennootschappen is, de jaarrekeningen, met inbegrip van de sociale balans, voor het laatste boekjaar afgesloten vóór de verjaardagsdatum van het overlijden van de de cujus, van de filialen van de onderneming waarvoor het voordeel bedoeld in artikel 60bis van het Wetboek der successierechten aangevraagd wordt, opgemaakt overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen of overeenkomstig de wetgeving die van toepassing is in de plaats waar de zetel van de effectieve directie van de onderneming gevestigd is; 2° - hetzij de statistische R.S.Z.-aangiften en de individuele staten of de multifunctionele aangiften bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid voor de vier kwartalen vóór het kwartaal waarin de de cujus overleden is, hetzij gelijksoortige documenten afgegeven door de bevoegde instellingen van de lid-Staten van de Europese Unie krachtens hun wetgeving, waaruit duidelijk kan worden afgeleid hoeveel voltijdse werknemers de onderneming in dienst heeft genomen gedurende de vier kwartalen vóór elk kwartaal van de verjaardag van het overlijden van de de cujus; - hetzij, wanneer de uitbater(s) en hun echtgenote, hun wettelijk samenwonende, hun bloed- en aanverwanten in de eerste graad de enige werknemers van de onderneming zijn, de attesten afgegeven door het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen waaruit blijkt dat de zelfstandigen die in hoofdberoep gebonden zijn aan de onderneming, hun bijdrage in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen gedurende de vier kwartalen vóór elk kwartaal van de verjaardag van het overlijden van de de cujus, hebben betaald, of gelijksoortige documenten afgegeven door de bevoegde instellingen van de lid-Staten van de Europese Unie krachtens hun wetgeving, waaruit blijkt dat de zelfstandigen die in hoofdberoep gebonden zijn aan de onderneming, hun bijdrage in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen gedurende de vier kwartalen vóór elk kwartaal van de verjaardag van het overlijden van de de cujus, hebben betaald; 3° de afschriften van het register van de aandelen op naam en, in voorkomend geval, het register van de laatste algemene vergadering;4° in voorkomend geval het afschrift van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 60bis, § 1, 2°, a), derde lid, van het Wetboek der successierechten Art.6. Het attest, waarvan het model opgenomen is in bijlage IV bij dit besluit, wordt afgegeven door het bestuur door alle middelen die de verzendingsdatum kunnen bewijzen, binnen een termijn van maximum dertig werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de in artikel 5 bedoelde aanvraag.

Wanneer de aanvraag niet vergezeld gaat van de in artikel 5, tweede lid, bedoelde bewijsstukken, begint voormelde termijn pas te lopen vanaf de datum waarop het bestuur de ontbrekende gegevens of stukken in ontvangst neemt. In dit geval verwittigt het bestuur de voortzetters of hun tussenpersoon binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag dat het formulier niet naar behoren is ingevuld en vermeldt het de ontbrekende gegevens of stukken.

In geval van gunstige beslissing bezorgt het bestuur de voortzetters of hun tussenpersoon een origineel exemplaar en een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest.

In geval van ongunstige beslissing wordt het attest afgegeven in drie exemplaren, waarvan twee originelen en één voor eensluidend verklaard afschrift, gedateerd en getekend door de directeur-generaal van het bestuur of zijn afgevaardigde. Het eerste originele exemplaar wordt overgemaakt aan de voortzetters of aan hun tussenpersoon en het tweede originele exemplaar wordt rechtstreeks overgemaakt aan de bevoegde ontvanger der successierechten terwijl de voortzetters of hun tussenpersoon het afschrift moeten bewaren.

Art. 7.In geval van ongunstige beslissing betreffende de in de artikelen 4 en 6 van dit besluit bedoelde attesten, kunnen de voortzetters of hun tussenpersoon binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing bij aangetekende brief beroep instellen bij het bestuur.

Het bestuur behandelt het beroep en maakt het dossier over aan de Minister. De Minister neemt een met redenen omklede beslissing over het beroep, die aan de voortzetters wordt medegedeeld binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van het beroep.

Art. 8.Om de administratieve behandeling van de aanvragen en attesten te vereenvoudigen kan de Minister modellen bepalen van verschillende formulieren van de bijlage I tot IV bij dit besluit voor wat betreft het verkrijgen ervan of het aanvullen bij computer.

Deze verschillende modellen bepaald door de Minister moeten evenwel dezelfde vermeldingen als de bijlagen I tot IV bij dit besluit bevatten.

Art. 9.Het besluit van de Waalse Regering van 17 april 1999 betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van ondernemingsoverdracht wordt opgeheven.

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.

Het is van toepassing op de overdracht van een onderneming die deel uitmaakt van de nalatenschap van een overleden persoon vanaf 1 januari 2005.

Art. 11.De Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 26 mei 2005.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, M. DAERDEN

Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2005 betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van ondernemingsoverdracht.

Namen, 26 mei 2005.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, M. DAERDEN

^