Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 22 april 2004
gepubliceerd op 13 augustus 2004

Besluit van de Waalse Regering houdende de definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan Bergen-Borinage met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Bergen in het gehucht « Vieille-Haine » , de gedeeltelijke buitendienststelling van de industriële bedrijfsruimte van « Ghlin-Baudour » (bladen 45/2S, 45/3S, 45/6N en 45/7N) in Bergen, Saint-Ghislain en in Quaregnon, de buitendienststelling van de gemengde bedrijfsruimtes van « Gronde » in Saint-Ghislain (blad 45/2S) en « Le Culot » in Quaregnon (blad 45/6N), en de opneming van een aantal landbouwgebieden, groengebieden, natuurgebieden, bosgebieden en bosgebieden van landschappelijk belang

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004027108
pub.
13/08/2004
prom.
22/04/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende de definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan Bergen-Borinage met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Bergen in het gehucht « Vieille-Haine » (bladen 45/3S en 45/7N), de gedeeltelijke buitendienststelling van de industriële bedrijfsruimte van « Ghlin-Baudour » (bladen 45/2S, 45/3S, 45/6N en 45/7N) in Bergen, Saint-Ghislain en in Quaregnon, de buitendienststelling van de gemengde bedrijfsruimtes van « Gronde » in Saint-Ghislain (blad 45/2S) en « Le Culot » in Quaregnon (blad 45/6N), en de opneming van een aantal landbouwgebieden, groengebieden, natuurgebieden, bosgebieden en bosgebieden van landschappelijk belang


De Waalse Regering, Gelet op het CWATUP (Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium), meer bepaald de artikels 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115;

Gelet op het SDER (Gewestelijk Ruimtelijk Ontwikkelingsplan - GROP) goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 november 1983 tot invoering van het gewestplan van Bergen, met name gewijzigd bij besluit van de Waalse Executieve van 28 maart 1991 en bij besluiten van de Waalse Regering van 26 mei 1997;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot herziening van het gewestplan Bergen-Borinage en tot goedkeuring van het voorontwerp tot wijziging van plan met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Bergen in het gehucht « Vieille-Haine » (bladen 45/3S en 45/7N), de buitendienststelling van een aantal delen van de industriële bedrijfsruimte van « Ghlin-Baudour » (bladen 45/2S, 45/3S, 45/6N en 45/7N) in Bergen, Saint-Ghislain en in Quaregnon en de buitendienststelling van de gemengde bedrijfsruimtes van « Gronde » in Saint-Ghislain (blad 45/2S) en « Le Culot » in Quaregnon (blad 45/6N);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 houdende de goedkeuring van het ontwerp tot herziening van het gewestplan Bergen-Borinage met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Bergen in het gehucht « Vieille-Haine » (bladen 45/3S en 45/7N), de buitendienststelling van een aantal delen van de gemengde bedrijfsruimte van « Ghlin-Baudour » (bladen 45/2S, 45/3S, 45/6N en 45/7N) in Bergen, Saint-Ghislain en in Quaregnon en de buitendienststelling van de gemengde bedrijfsruimtes van « Gronde » in Saint-Ghislain (blad 45/2S) en « Le Culot » in Quaregnon (blad 45/6N);

Gelet op de klachten en opmerkingen die werden geuit tijdens het openbaar onderzoek dat plaatsvond in Saint-Ghislain van 29 oktober tot 12 december 2003, in Quaregnon van 28 oktober tot 11 december 2003 en in Bergen van 20 oktober tot 3 december 2003, met betrekking tot volgende thema's : - de milieuhinder; - de bestaande activiteiten op de site; - de sportinfrastructuur en de rugbyclub; - de bebouwde omgeving in de buurt van de site; - de bereikbaarheid van de site; - de afzonderingsmarge; - de behoeften van het grondgebied; - de overeenstemming van het ontwerp met de verschillende wetgevingen; - de volledigheid van de effectenstudie;

Gelet op het gunstige advies met voorwaarden van de gemeenteraad van Saint-Ghislain van 12 januari 2004;

Gelet op het ontbreken van het advies van de gemeenteraad van de gemeente Quaregnon;

Gelet op het ontbreken van het advies van de gemeenteraad van de gemeente Bergen;

Gelet op het gunstige advies met voorwaarden inzake de herziening van het gewestplan Bergen-Borinage met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Bergen in het gehucht « Vieille-Haine » (bladen 45/3S en 45/7N), de buitendienststelling van een aantal delen van de gemengde bedrijfsruimte van « Ghlin-Baudour » (bladen 45/2S, 45/3S, 45/6N en 45/7N) in Bergen, Saint-Ghislain en in Quaregnon en de buitendienststelling van de gemengde bedrijfsruimtes van « Gronde » in Saint-Ghislain (blad 45/2S) en « Le Culot » in Quaregnon (blad 45/6N), uitgebracht door de CRAT (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening);

Gelet op het gunstige advies met opmerkingen en aanbevelingen uitgebracht door de CWEDD (Waalse Milieuraad voor duurzame ontwikkeling) op 4 maart 2004;

Validatie van de effectenstudie Overwegende dat de Regering, in haar besluit van 18 september 2003, van mening is dat de effectenstudie al de nodige elementen bevatte om te oordelen over de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp en deze dan ook als volledig beschouwt;

Overwegende dat de CRAT, hoewel ze een reeks opmerkingen, tekortkomingen en fouten aanmerkt, de kwaliteit van de effectenstudie bevredigend acht;

Overwegende dat de CWEDD, hoewel hij bepaalde opmerkingen verwoordt, de effectenstudie van goede kwaliteit acht;

Overwegende dat de aanvullende elementen die de CRAT en de CWEDD aanmerken, geen deel uitmaken van de inhoud van de effectenstudie, zoals bepaald door artikel 42 van het CWATUP en door het bijzonder bestek;

Overwegende bijgevolg dat de effectenstudie beantwoordt aan het bepaalde van artikel 42 van het CWATUP en van het bestek; dat de Regering voldoende voorgelicht is om met kennis van zaken uitspraak te kunnen doen;

Afstemming van het ontwerp op de behoeften Overwegende dat de Regering zich tot doel stelde om, op korte termijn, te voldoen aan de behoeften aan benodigde ruimte voor de economische activiteit tegen 2010;

Overwegende dat, op basis van een rapport dat het DGEE (Directoraat-Generaal Energie en Leefmilieu) opstelde en van de analyse die ze er van maakte, de Regering, met haar besluit van 18 oktober 2002, van mening was dat het grondgebied van de Intercommunale de développement économique et d'aménagement (IDEA) in drie subruimtes diende opgesplitst : Bergen-Borinage, Centrum en Noord-Oost; dat ze van mening was dat, ook al vertoont de regio Bergen-Borinage binnen het tijdsbestek van 10 jaar geen enkele behoefte aan bijkomende terreinen voor de economische activiteit, aanzienlijke delen van de industriële bedrijfsruimte van "Ghlin-Baudour" evenals de zogenoemde gemengde bedrijfsruimtes "Gronde" en "Le Culot" gedesaffecteerd moeten worden, vooral omwille van het natuurbehoud (interessante zones op biologisch vlak en beschermde waterwinningsgebieden), of gezien hun weinig aangepaste ligging en toegankelijkheid; dat bovendien de bestaande bedrijfsruimtes ofwel grote percelen bevatten die dienen voorbehouden voor industriebedrijven van groot formaat, waarvoor ze specifiek werden uitgerust, ofwel geen geschikt kader bieden voor het onthaal van kleine en middelgrote ondernemingen; dat deze bedrijven kunnen bijdragen tot de economische ontwikkeling van de regio die de werkgelegenheid kan uitbreiden in een regio met een werkloosheidspercentage dat tot de hoogste in Wallonië behoort; dat het vigerend gewestplan Bergen-Borinage, waarvan de voorbereidende studies tot bijna dertig jaar teruggaan, geen rekening kon houden met de omvang van deze recente economische trend en voorrang heeft gegeven aan de aanleg van gebieden voor industriële activiteiten; dat tot slot de vestiging van het wetenschapspark INITIALIS de behoefte heeft doen ontstaan aan ruimte waar bedrijven zich kunnen vestigen die een synergie kunnen smeden met de ondernemingen in het park, waar ze zich nu niet kunnen vestigen omdat ze niet beantwoorden aan de vereiste voorwaarden om in een wetenschapspark te liggen;

Overwegende dat de effectenstudie deze analyse kracht bijzet, gezien ze, nadat ze de relevantie van de afbakening van het grondgebied bevestigde, de socio-economische behoeften van dit grondgebied raamt op 60 hectare binnen de tijdspanne die de regering vastlegde;

Overwegende dat reclamanten gewag maakten van een verslag van de CPDT (Bestendige Conferentie inzake de Territoriale Ontwikkeling) van september 2002 dat zou concluderen dat de uitbreiding van de oppervlakte voor landbouwgrond nodig was, terwijl overeenkomsten tussen operatoren zouden volstaan om te voldoen aan alle behoeften aan terreinen voor de economische activiteit voor de komende tien jaar;

Overwegende dat de CRAT zich aansluit bij de validatie van de behoeften en vaststelt dat het ontwerp het mogelijk zal maken om deze vraag deels in te vullen;

Overwegende bovendien, dat het rapport van de CPDT van 2002 « évaluation des besoins des activités - problématique de leur localisation » (raming van de behoeften van de activiteiten - problematiek van hun lokalisering) de inbreng aan terreinen voor economische activiteiten van het Prioritaire plan voor bedrijfsruimtes (ZAE) in overweging neemt om haar conclusies op te stellen; dat, bovendien, ondanks het prioritaire plan, de CPDT meent dat bepaalde delen van het grondgebied nog een tekort aan terreinen voor economische activiteiten zou kunnen vertonen;

Validatie van het ontwerp Overwegende dat het besluit van 18 oktober 2002 gegrond is op een aantal overwegingen : de ontwikkeling van het park INITIALIS heeft behoeften aan terreinen voor economische activiteiten doen ontstaan, die in de huidige staat niet kunnen ingevuld worden; de bedrijfsruimtes van Ghlin-Baudour in Bergen, Quaregnon en Saint-Ghislain moeten gedesaffecteerd worden, gezien de aanwezigheid van meerdere winningsvoorkomingsgebieden, van het bijzonder beschermgebied van de avifauna van het bekken van de Haine, van de site Natura 2000 « Vallée de la Haine » en van het vochtig gebied met een biologisch belang « Marais de Douvrain » die dienen in stand gehouden; de zones van Gronde in Saint-Ghislain en Le Culot in Quaregnon moeten ook gedesaffecteerd worden, gezien het moerassig karakter van de zone Le Culot, hun matige toegankelijkheid en het weinig aangepast kader voor het onthaal van de KMO's en het uitblijven van succes van deze zones sinds hun opneming in het gewestplan;

Overwegende dat de effectenstudie deze opties gegrond acht;

Onderzoek van de lokaliseringsalternatieven Overwegende dat, overeenkomstig artikel 42, lid 2, 5° van het Waals Wetboek en het bijzonder bestek, de effectenstudie alternatieven heeft gezocht; dat deze alternatieven betrekking kunnen hebben op de lokalisering, de afbakening of ook de uitvoering van het in het ontwerpgewestplan op te nemen gebied;

Overwegende dat de auteur van de effectenstudie geen enkel lokaliseringsalternatief heeft kunnen vinden;

Overwegende dat de CRAT, als antwoord op een klacht die tijdens het openbaar onderzoek werd geuit, betreurt dat de effectenstudie de mogelijkheden verworpen heeft van de herbestemming van oude bedrijfsruimtes; dat ze meent dat niet werd gezocht naar alternatieven in afgedankte bedrijfsruimtes (SAED);

Overwegende dat, om de doelstellingen te halen die de Regering vastlegde, het noodzakelijk is dat het aan te leggen gebied in de buurt van het park INITIALIS ligt; dat, zoals de auteur van de effectenstudie aanvoerde, er geen afgedankte bedrijfsruimtes bestaan die de verwachtingen van de Regering kunnen inlossen;

Onderzoek van de alternatieven voor de afbakening en uitvoering Overwegende, anderzijds, dat de effectenstudie aantoonde dat de nadelen van de ontwerp-bedrijfsruimte aanzienlijk zouden ingedijkt kunnen worden als de afbakening zodanig werd gewijzigd, zonder de oppervlakte aanzienlijk te verminderen, om ze een gepaste configuratie te verlenen, wat ertoe zou leiden dat het natuurlijk kader langs de Vieille Haine bewaard zou blijven en dat de invloed op het landschap en op het biologisch milieu zou verminderen;

Overwegende dat de studie ook alternatieven heeft gedistilleerd voor de afbakening van de te desaffecteren gebieden ten zuiden van het Bois de Baudour en van het Marais de Douvrain die het mogelijk zouden maken om resterende industriële bedrijfsruimtes te ontsluiten;

Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek een aantal klachten werden geuit betreffende de afbakening en de bestemming van de industriële bedrijfsruimtes die de Regering beslist te desaffecteren : Betreffende de zone Marais de Douvrain Overwegende dat reclamanten de pertinentie van de opneming als natuurgebied van terreinen waarop zich constructies bevinden en van de site van een spoorweglijn, die vandaag niet meer in gebruik is, maar door de naburige zware industrie zou kunnen benut worden, betwistten;

Overwegende dat reclamanten ook gevraagd hebben om verschillende percelen, die nu als groengebied en als natuurgebied geklasseerd zijn in het ontwerp van de Regering, te klasseren als landbouwgebied om hun exploitatie te kunnen verderzetten; dat ze voorstelden om de rand van het natuurgebied te bebossen, teneinde het af te bakenen;

Overwegende, tot slot, dat een reclamant wenste dat de terreinen langs de bestaande weg in het gehucht « Pâtures du Marais » voor economische activiteiten bestemd zouden blijven;

Overwegende dat de CRAT deze klachten verwerpt en meent dat men zich dient te houden aan de wijziging van het gebied zoals wordt bepaald door het ontwerp van de Regering, omdat de landbouwexploitatie van de percelen ook nog na de wijziging van de zonering kan voortgezet worden;

Overwegende dat ook de CWEDD meent dat deze keuze volledig verantwoord is;

Overwegende dat de Regering zich aansluit bij de analyse van de CRAT en van de CWEDD en haar beslissing bevestigt volgens het ontwerp;

Betreffende de zone Les Dons Overwegende dat reclamanten meenden dat het noordwestelijk deel van de omtrek van de bestaande bedrijfsruimte eveneens gedesaffecteerd zou moeten worden als landbouwgebied;

Overwegende dat reclamanten net zo hebben verzocht om terreinen ten zuidwesten van het gebied, die ook vochtige weiden omvatten, en met name een netwerk van greppels die een interessante vermazing opleveren, die van dezelfde aard zijn als de rest ten zuiden van de gedeklasseerde zone, als landbouwgebied op te nemen;

Overwegende dat, op advies van de CRAT en van de CWEDD, de Regering zich aansluit bij de opmerkingen inzake het noordelijk deel van het gebied; dat ze zich, daarentegen, niet kan aansluiten bij de analyse inzake het zuidelijk deel van het gebied, omdat dit al bouwrijp is; dat het dus makkelijk een economische bestemming kan krijgen, gezien zijn ecologische eigenschappen reeds werden aangetast door de werken om het bouwrijp te maken;

Betreffende de zone Harquefosse Overwegende dat een reclamant heeft verzocht om zijn eigendom op te nemen als woongebied en niet als bosgebied;

Overwegende dat een andere reclamant vraagt dat zijn bedrijfssite als industriële bedrijfsruimte behouden zou blijven, eerder dan als landbouwgebied zou gedeklasseerd worden, zoals het ontwerp van de Regering voorziet;

Overwegende dat de CRAT deze verzoeken verwerpt;

Overwegende dat de Regering zich aansluit bij het voorstel van de CRAT omdat de opmerkingen die werden geuit de ecologische beweegredenen die de Regering ertoe brachten om het desaffecteren van de gebieden voor te stellen, en die de auteur van de effectenstudie trouwens valideerde, niet in vraag stellen;

Betreffende de zone Bois de Baudour Overwegende dat een reclamant heeft verzocht om de terreinen waar hij eigenaar van is en die aan zijn huidige gebouwen palen, te behouden als bedrijfsruimte, omdat hij er nieuwe activiteiten wil uitbouwen die noodzakelijk zijn voor zijn verdere ontwikkeling; dat in die zin trouwens een stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd in 2003; dat bovendien de geplande wijziging hem een toegang tot de waterloop zou ontzeggen;

Overwegende, echter, dat andere reclamanten menen dat het zuiden van de zone gedesaffecteerd moet worden omdat de rand met het Bois de Baudour een thermofiele randlaag op kalk is, die van elke bebouwing gevrijwaard moet blijven;

Overwegende dat de CRAT zich aansluit bij het ontwerp dat de Regering bepaalde in het besluit van 18 september 2003, maar meent dat een strook grond van 300 meter ten westen van de site, eigendom van de firma AKZO, behouden moet blijven als industriële bedrijfsruimte zodat het bedrijf een aansluiting op de waterloop behoudt langs een pipe rack of transportband;

Overwegende dat de CWEDD de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning die werd ingediend door de firma AKZO vermeldt, en meent dat dient nagegaan of deze aanvraag compatibel is met de (geplande of huidige) bestemming van het gebied;

Overwegende dat de Regering zich bij deze voorstellen aansluit en meent dat de industriële ruimte moet behouden blijven op alle terreinen die eigendom zijn van de firma AKZO, niet enkel om haar toegang tot de waterloop maar ook haar verdere ontwikkeling te waarborgen; dat deze mogelijkheid de bescherming van de beschermde Natura 2000 gebieden niet in het gedrang brengt, daar de exploitant op de benutte terreinen al maatregelen invoerde om de biodiversiteit te beschermen;

Betreffende de zone La Gronde Overwegende dat een reclamant wenst dat de terreinen met een containerpark en die kunnen dienen om dit uit te breiden, als bedrijfsruimte zouden behouden blijven; dat de gemeenteraad, in die zelfde lijn, eveneens wenst dat de toegangsweg bewaard blijft als bedrijfsruimte;

Overwegende dat de CRAT en de CWEDD niet gunstig antwoorden op de reclamanten en menen dat de zone moet gedesaffecteerd worden, overeenkomstig het ontwerp van de Regering;

Overwegende dat de bepalingen van het Waals Wetboek Stedenbouw, Ruimtelijke Ordening en Patrimonium de aanwezigheid van deze installaties in een landbouwgebied niet in vraag zullen stellen en evenmin, eventueel en bij wijze van uitzondering, hun ontwikkeling;

Overwegende dat uit deze vergelijkende studie dus blijkt dat de beste oplossing om te voldoen aan de doelstellingen die de Regering nastreeft, erin bestaat het ontwerp dat door het besluit van 18 september 2003 wordt vastgelegd, in aanmerking te nemen, met de aanpassing van de omtrek voor het desaffecteren van de industriële bedrijfsruimtes van Ghlin-Baudour, Dons, Marais de Douvrain, volgens voornoemde aanduidingen;

Overwegingen met betrekking tot de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen, een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan met betrekking tot de herzieningsprocedure en algemene aanbevelingen met betrekking tot de eventuele uitvoering van de ontwerpen;

Overwegende dat hij, allereerst, meent dat de evaluatie inzake de uitvoering van het prioritaire plan enkel relevant zal zijn als de uitbouw van de infrastructuren gekoppeld wordt aan de voorwaarde van een nieuwe beoordeling van de gevolgen die eigen zijn aan de groepering van bedrijven; dat hij vraagt om, bij de vestiging van de vestigingen, een milieubeoordeling uit te voeren, per fase van ingebruikname van het activiteitengebied, met het oog op een algemeen overzicht;

Overwegende dat het CCUE (Stedenbouwkundig en Milieubestek), waarvan de opstelling wordt opgelegd door het artikel 31bis van het CWATUP, maximaal tien jaar geldig zal zijn; dat de hernieuwing noodzakelijkerwijze een nieuw onderzoek van de situatie zal inhouden en het mogelijk zal maken om de bepalingen aan te passen aan de evolutie die op het terrein zal vastgesteld worden en aan de bijkomende gegevens die in tussentijd werden verzameld; dat desgevallend, dit vernieuwd onderzoek de gelegenheid zal zijn om de procedures voor herbestemming of bestemmingswijziging die aangewezen lijken, in te zetten; dat deze procedure het dus mogelijk zal maken om ruimschoots tegemoet te komen aan de suggestie van de CWEDD;

Overwegende dat, vervolgens, de CWEDD herinnert aan zijn aanbevelingen betreffende de relaties tussen mobiliteit, vervoer en ruimtelijke ordening; dat hij verheugd is over de verplichting, door middel van het CCUE, om mobiliteitsplannen op te maken die het mogelijk zullen maken om het gebruik van zachte vervoersvormen en van het openbaar vervoer te bevorderen; dat hij aandringt op een beveiligd verkeer van voetgangers en fietsers in de nieuwe bedrijfsruimtes;

Overwegende dat deze suggestie gepast lijkt; dat dient opgelegd dat deze beveiliging deel uitmaakt van de verplichtingen die het CCUE zal moeten bevatten;

Overwegende dat, voor het overige, de wens dat de nieuwe bedrijfsruimtes worden bediend door het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het beleid dat de Regering voert; dat het net van de Waalse TEC-maatschappijen zodanig georganiseerd is dat de belangrijkste plaatsen van het grondgebied die verkeer in de hand werken, worden aangedaan en dat, gezien dit voornamelijk over de weg gebeurt, het vlot aan te passen is naargelang van de evolutie van de lokaties die verkeersstromen in de hand werken, zonder investeringen van betekenis; dat, anderzijds, gezien de structurele kosten, de spoorweg enkel voor lange afstanden en grote volumes een pertinente oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen; dat, zodoende, voor de meeste individuele vervoerbehoeften van de KMO's, die zich zullen vestigen in de nieuwe aangelegde bedrijfsruimtes, de spoorweg enkel kan gebruikt worden in combinatie met andere vervoermiddelen, die voornamelijk over de weg gaan; dat het dus aan de hand van een intermodaal spoor-wegvervoer is, dat wordt opgenomen in de door de CCUE's opgelegde mobiliteitsplannen, dat de doelstellingen van duurzame mobiliteit die de CWEDD vastlegde, zullen gehaald kunnen worden;

Bijzondere overwegingen Overwegende dat allereerst dient rekening gehouden met volgende bijzondere elementen betreffende de opneming van de nieuwe bedrijfsruimte : Milieuhinder In haar besluit van 18 oktober 2002 meende de Regering dat het ontwerp van de bedrijfsruimte geen afbreuk deed : - aan een element dat beschermd is door de wetgeving op het natuurbehoud, - noch aan een element dat als cultureel onroerend erfgoed geklasseerd is, - noch aan een winningsvoorkomingsgebied, - noch aan een perimeter van landschappelijk belang, en, ook al had het een niet te verwaarlozen landschappelijke invloed, het geen grote hinder inhield voor de buurt, buiten een lichte toename van het verkeer op de RN50 en op de gemeentelijke wegen.

Reclamanten waren van mening dat bepaalde terreinen van onmiskenbaar biologisch belang zijn, gezien de aanwezige fauna en flora. Sommige vroegen om deze terreinen in een Natura 2000 gebied in te voegen, andere wilden ecologische corridors op de site gehandhaafd zien.

Er dient echter genoteerd dat de effectenstudie het ontwerp niet in vraag heeft gesteld omwille van redenen die verband houden met het biologisch belang van het gebied.

De oorspronkelijke analyse van de Regering wordt door de klachten dus niet in vraag gesteld.

Fysieke beperkingen In haar besluit van 18 oktober 2003 meende de Regering dat de site niet onderhevig was aan enige vastgestelde fysieke beperking van belang, behalve dat ze in een zogenoemd ontwateringsgebied gelegen is en momenteel vaak onder water staat.

De effectenstudie heeft aangetoond dat het gebied grotendeels moerassig is, wat inhoudt dat er voor de bouw ophogingen moeten gebeuren. Bovendien merkt ze aan dat de zone onderhevig is aan sterke geotechnische dwingende voorwaarden.

Reclamanten beklemtoonden de geotechnische kenmerken van het gebied : - het gebied is overstroombaar omdat de grondwaterlaag op die plaats voortdurend aan de oppervlakte komt, wat de mogelijkheden voor bebouwing van het gebied in vraag stelt; - er is veenafzetting, eventueel met een leemlaag bovenop en een onderlaag van zand en grind.

De CRAT verwijst naar de analyse van de auteur van de effectenstudie en voert aan dat lokale overexploitaties van de grondwaterlaag in het verleden hebben geleid tot differentiële bodemdaling door ingeklonken veen die schade toebracht aan openbare en privé-gebouwen. Geen enkele ondoordringbare laag maakt een efficiënte scheiding tussen de krijtlaag en het slibwater. Elke daling van de krijtlaag trekt slibwater aan. Dit slib kan heel wat veenafzetting bevatten. Als dit uitdroogt slinkt het volume aanzienlijk, wat gevolgen heeft voor de stabiliteit van de constructies.

De CWEDD maakt voorbehoud ten opzichte van de bebouwbaarheid van de site, die, volgens de raad, door een voorafgaande studie moet bevestigd worden. Hij benadrukt vooral dat het gebied vaak overstroomd wordt, dat er zich vlakbij het gebied drie steenkoolputten bevinden en dat de grondwaterlaag onverrichterzake dient gekenmerkt om elk risico van overstroming en in verband met de stabiliteit uit te sluiten.

Het CCUE zal moeten nagaan welke de gepaste manier is om deze moeilijkheden op te lossen, rekening houdend met de verschillende adviezen, en dan vooral het advies van de auteur van de effectenstudie.

Afzonderingsmarge, sportinfrastructuur en rugbyclub Twee klachten betreffen het oosten van het gebied.

Allereerst hebben reclamanten verzocht om afzonderingsvoorzieningen op te nemen om de wijk Urban ten oosten van het gebied te beschermen. Een reclamant vraagt om zijn woning er in op te nemen.

Vervolgens vroeg een andere reclamant, een rugbyclub, om ook zijn installaties, die sinds 1 juni 2003 werden aangebracht in een bufferzone op te nemen, wat inhoudt dat er 3 hectare aan het ontwerpgebied zou onttrokken worden.

De CRAT suggereert in het gewestplan een afzonderingsomtrek op te nemen die op kaart staat onder een voorschrift R.1.5., ten oosten van de site, teneinde te voldoen aan het verzoek van de eigenaar van de woning en van de rugbyclub.

De CWEDD verbaast er zich over dat de afzonderingsomtrek ontbreekt op de kaart in het ontwerp, terwijl deze wel te zien was in het voorontwerp. Hij meent dat de omtrek moet verkleind worden ten opzichte van wat in het voorontwerp werd voorzien, maar dat deze wel op kaart moet gezet.

En tot slot betreffen klachten het noorden van het gebied : reclamanten hebben gevraagd om een bufferzone op te nemen ten noorden van de zone en om bestaande hagen en rijen bomen te behouden.

Ook de CRAT en de CWEDD menen dat het aangewezen is om de bestaande hagen en bomenrijen te handhaven.

Het CCUE zal de meest geschikte manier voor de aanleg van afzonderingsvoorzieningen rond het gebied bestuderen, evenals de mogelijkheid om de bestaande hagen en bomenrijen te handhaven, rekening houdend met de overwegingen van de auteur van de effectenstudie, van de reclamanten, de CRAT en de CWEDD. Toegankelijkheid van de site In het besluit van 18 oktober 2002 benadrukte de Regering dat de site grenst aan de snelweg E19-E42, en ook al is ze er niet rechtstreeks op aangesloten, toegang is mogelijk via een gemeenteweg en de RN50; een ontwerp voor een expresweg tussen de oprit van de snelweg Bergen/Ghlin en de route de Wallonie die mogelijk maakt om rond Ghlin te gaan, en waarop het ontwerp kan aangesloten worden, is opgenomen in het gewestplan en de aanleg zou het mogelijk maken om de doorgang door woongebied te beperken; dat de site bovendien goed bereikbaar is met het openbaar vervoer.

De effectenstudie toonde aan dat, gezien de huidige verzadiging van de E19 tijdens de piekuren, er inrichtingen nodig zullen zijn om de site bereikbaar te maken met een toegang van af de rue de Mons.

Talrijke reclamanten deelden deze vrees.

De CRAT meent dat het probleem moet opgelost worden alvorens het gebied wordt uitgevoerd.

De CWEDD vestigt de aandacht op de aanbevelingen van de auteur van de effectenstudie om de toegang tot de site aan te leggen en de omliggende wegen aan te passen. Hij meent ook dat de uitvoering van een tweede toegang onderzocht zou moeten worden.

Bijgevolg zal het CCUE de geschiktste manier bestuderen om de verkeersproblemen in en buiten de site op te lossen, en het extra verkeer door de vestiging van de bedrijfsruimte op te vangen, rekening houdend met de huidige problemen. - Invloed op de landbouwfunctie Reclamanten stellen dat hun landbouwexploitatie in het gedrang komt door het ontwerp van de bedrijfsruimte.

De CRAT meent dat de auteur van de effectenstudie dieper had moeten ingaan op deze kwestie.

In zijn algemene overwegingen vraagt de CWEDD dat de landbouwers zouden opgevolgd worden bij de uitvoering van de bedrijfsruimte op de gronden die zij exploiteren.

Het hele prioritaire plan voor een bedrijfsruimte (ZAE) zal leiden tot de bestemming, als bedrijfsruimte, van maximaal 1200 hectare, waarvan een beduidend gedeelte momenteel als landbouwgebied ingekleurd is, of ongeveer 1,5 per duizend van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waals Gewest (volgens de gegevens die het DGA (Directoraat-Generaal Landbouw) publiceerde, 756.567 hectare in 2002, het laatste jaar waarvoor de cijfers beschikbaar zijn). Rekening houdend met de benodigde tijd voor de uitvoering van deze nieuwe bestemmingen en met de fasering die de CCUE's opleggen, kan worden geraamd dat dit proces voor de bestemmingswijziging zich over een tiental jaren zal spreiden.

Het verlies van deze oppervlaktes kan dus slechts een zeer marginale invloed hebben op de landbouwexploitatie, op regionaal niveau gezien.

Eerst en vooral, rekening houdend met de verhoging van de landbouwproductiviteit, zal het verlies aan landbouwgronden ruim gecompenseerd worden : Inter-Environnement-Wallonie en de CRAT geven wel aan dat het verlies aan landbouwgronden de graanproductie met ongeveer 7.800 ton zou verminderen, maar anderzijds blijkt dat de productiviteitsstijging (volgens het DGA een gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) zodanig is dat, gezien het aantal hectare dat voor deze teelt in het Gewest bestemd is (190.000), de productiviteitsstijging (190.000 ton op tien jaar) zowat 2,5 keer het aangeklaagde verlies zou moeten bedragen.

Vervolgens, zo een negatieve invloed van bepaalde wijzigingen van het gewestplan op welbepaalde exploitaties te vrezen valt, dient een parallel getrokken te worden tussen het verlies aan gronden dat ze zullen lijden, en de oppervlakte aan landbouwgronden die elk jaar onroerend goed worden, namelijk 9.000 hectare.

Zoals voormeld, zou de uitvoering van het Prioritaire ZAE-plan gedurende 10 jaar ongeveer 120 hectare per jaar moeten onttrekken aan de landbouwexploitatie. De compensatie van deze verliezen voor de betrokken landbouwers zal dus slechts 1,3 % van alle jaarlijkse eigendomsovergang van landbouwgronden vertegenwoordigen, wat trouwens kadert in een algemene context van groepering van de geëxploiteerde gronden tot grotere gehelen.

Bijgevolg kan gesteld worden dat de landbouwers die nadelen ondervinden van de gewestplanwijzigingen, gronden zullen kunnen vinden om te voldoen aan de behoeften van hun exploitaties.

Ook al zullen deze, misschien, niet dezelfde kenmerken vertonen, inzake exploitatiefaciliteiten met name, toch zouden ze mogelijk moeten maken dat een groot aantal exploitaties, in aanvaardbare omstandigheden, kunnen overleven. Het saldo van de geleden schade zal gecompenseerd worden door de onteigeningsvergoedingen.

In casu zal het CCUE gepaste oplossingen moeten aanbrengen (met name aan de hand van een fasering) om de landbouwexploitanten in staat te stellen hun activiteiten voort te zetten op een wijze die compatibel is met de uitvoering van de zone. Deze maatregel is van die aard dat ze de voornoemde doelstellingen van de CWEDD invult. - Waterstelsel Reclamanten benadrukten de risico's van overstroming van het gebied en de tegenspraak tussen het ontwerp en de ministeriële omzendbrief in verband met de overstromingsgebieden.

Uit de effectenstudie en het advies van de CRAT blijkt dat de afvoer van het afvalwater geen problemen zou mogen stellen gezien het geloosd kan worden in het bestaande openbaar net dat het kan opvangen. Dat geldt ook voor het afvloeiingswater waarvoor ook controlevoorzieningen gepland zijn. De aanleg van een stormbekken wordt echter wel voorgesteld, gezien de hiervoor aangehaalde geotechnische eigenschappen van het gebied.

Inzake de drainering van het gebied, zoals hiervoor aangehaald, heeft de effectenstudie een aantal risico's aangetoond. Volgens de beginselen van de ministeriële omzendbrief zal het gebied slechts uitgevoerd worden wanneer bevredigende technische oplossingen het mogelijk zullen gemaakt hebben om de overstromingsrisico's in het gebied uit te sluiten.

In die zin zal het CCUE de nodige maatregelen bepalen voor een gepaste behandeling van het beheer van het afval- en afvloeiingswater; evenals de aangepaste maatregelen voor de vestiging van gebouwen in het gebied, rekening houdend met de geotechnische aard van de bodem.

Gebied met lintbebouwing Reclamanten stellen dat de bedrijfsruimte de vorm zou aannemen van lintbebouwing langs de weg.

Deze opmerking kan niet toegelaten worden : het gebied maakt geen deel uit van een bebouwbaar ontwikkelingsgebied in lintvorm om een weg. Het gebied is inderdaad breder dan het lang is, maar heeft daarom niet de lintvorm zoals bedoeld in de zin van artikel 46 van het Wetboek. - Compatibiliteit met het gemeentelijk structuurplan Reclamanten stellen de incompatibiliteit aan de kaak van het ontwerp voor de bedrijfsruimte met het gemeentelijk structuurplan dat het gebied zou klasseren als « ecologisch overgangsgebied met landschappelijk belang ».

De CWEDD betreurt dat de auteur van de effectenstudie niet meer belang hechtte aan deze kwestie.

De CRAT voert integendeel aan dat het gemeentelijk structuurplan volledig overeenstemt met het ontwerp. Het wijst op het project om een park aan te leggen met intensieve tertiaire activiteiten die bij voorkeur tot het cognitief domein behoren. Het « ecologisch overgangsgebied met landschappelijk belang » strekt zich voorbij de bedrijfsruimte uit.

Kenmerking van de bodem De CWEDD wijst op sluikstort op de site. Hij beveelt aan dit te verwijderen, volgens de toepasselijke regels, om elk risico van vervuiling van de grondwaterlaag te vermijden. Hij herinnert eraan dat de auteur van de effectenstudie wijst op de aanwezigheid van zware metalen en asbest in de bodem.

Het CCUE zal de uitvoering van een studie vastleggen en opleggen om de bodem te kenmerken en de invoering van de maatregelen die zich opdringen naargelang van de resultaten.

Biologisch belang van de site Reclamanten menen dat de site van hoog biologisch belang is, dat ze zou moeten ingevoegd worden in een beschermgebied en dat, in ieder geval, de ecologische overgangscorridors bewaard dienen te blijven.

Het CCUE zal nagaan in hoeverre het belangrijk is om ecologische corridors op de site te behouden en, desgevallend, de beste manier hiertoe bepalen.

Duur van het openbaar onderzoek in Quaregnon De CRAT meldt dat het openbaar onderzoek in Quaregnon slechts twee weken liep, in de plaats van de vijfenveertig dagen die het CWATUP oplegt.

Het blijkt dat het onderzoek werd opgezet van 28 oktober 2003 tot 11 december 2003, vijfenveertig dagen dus. De vermelding in bepaalde documenten, met name het proces-verbaal van sluiting het onderzoek, waaruit uitschijnt dat het onderzoek pas op 28 november van start ging, is een materiële fout.

Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, lid. 2, 3° van het CWATUP voorziet dat de opneming van een nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met de herbestemming van SAED (afgedankte bedrijfsruimtes), of de invoering van andere maatregelen om het milieu te beschermen, of een combinatie van deze twee begeleidende vormen;

Overwegende dat de begeleidende maatregelen, enerzijds moeten geënt zijn op de intrinsieke milieukwaliteit van de perimeter die voor bebouwing bestemd is, en anderzijds, op de objectieve inbreng van deze begeleidende maatregelen;

Overwegende dat het herstel van afgedankte bedrijfsruimtes een groot deel blijft innemen van deze milieugerichte begeleidende maatregelen;

Overwegende dat de Regering, in het kader van de begeleidende maatregelen bij de huidige gewestplanherziening, de herbestemming van een aantal afgedankte bedrijfsruimtes in aanmerking neemt;

Overwegende dat, in de beoordeling van de verhouding tussen de begeleidende maatregelen en de ontwerpen voor de opneming van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is om rekening te houden met, enerzijds de verschillende impact van het herstel van de afgedankte bedrijfsruimtes naargelang van hun ligging en hun vervuiling, en anderzijds met de invloed op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die wisselt naargelang van de kenmerken en van de ligging; dat aldus blijkt dat, met naleving van het evenredigheidsbeginsel, een ingrijpende renovatie zwaarder moet wegen dan het herstel van een minder vervuilde site, dat de invloed van milieuvriendelijke maatregelen moet beoordeeld worden op basis van het effect dat er redelijkerwijze kan van verwacht worden en dat deze maatregelen van meer of minder belang moeten zijn naarmate de aanleg van de nieuwe zone aanzienlijke of minder aanzienlijke gevolgen heeft voor zijn omgeving;

Overwegende dat in dit geval, bij gebrek aan de elementen die het mogelijk maken om objectief inzicht te bieden in de factoren die het mogelijk maken om dit gewicht en deze invloed volledig te beoordelen, de Regering het opportuun acht, zowel om zeker de voorschriften van het artikel 46, § 1, lid 2, 3° van het CWATUP na te leven als in het raam van haar bekommernis om zoveel als redelijk mogelijk is, de voorkeur te geven aan de herbestemming van afgedankte bedrijfsruimtes, om deze tekst strikt te interpreteren en een sleutel te hanteren die bij benadering overeenkomt met een m2 herbestemming van een SAED voor een m2 niet voor bewoning bestemde ruimte, die voortaan bestemd wordt voor economische activiteiten (evenwel met aftrek van de vroeger voor de economische activiteit bestemde oppervlaktes en die opnieuw geklasseerd zijn als niet voor bewoning bestemde gebieden );

Overwegende dat de begeleiding die voorzien is door artikel 46, § 1, lid 2, 3° van de CWATUP op regionaal niveau kan beoordeeld worden; dat daar huidig ontwerp kadert in een prioritair plan om het hele Gewest te voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteiten, voornoemde sleutel dus globaal kan toegepast worden, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen alle oppervlaktes die onttrokken zijn aan gebieden die niet voor bewoning bestemd zijn om voor de economische activiteit bestemd te worden (evenwel met aftrek van de vroeger voor de economische activiteit bestemde zones die opnieuw werden geklasseerd als gebieden die niet voor bebouwing bestemd zijn), enerzijds, en het geheel van de herbestemde SAED, anderzijds;

Overwegende echter dat, in een streven naar billijke geografische spreiding, het opportuun lijkt, gezien de nieuwe ruimtes die het prioritair plan bestemt voor de economische activiteit over het grondgebied van het hele Gewest gespreid zijn, om erover te waken dat de SAED ook evenwichtig gespreid zijn;

Overwegende dat, om deze doelstelling in te vullen, het Gewest ingedeeld werd in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren; dat huidig ontwerp dus in een geheel van ontwerpen werd opgenomen (Hélécine - Geldenaken - Orp-Jauche, Nijvel, Tubeke, La Louvière - Plat Marais, Zinnik - 's Gravenbrakel en Pont-à-Celles - Viesville - Luttre);

Overwegende dat, als begeleidende maatregel, de Regering beslist om rekening te houden met de herbestemming van volgende sites : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een minstens gelijkaardige oppervlakte beslaan;

Overwegende dat, inzake de milieubeschermende maatregelen, zoals de CWEDD beklemtoonde, het artikel 46, § 1, lid 2, 3° van het CWATUP niet mogelijk maakt om de beschermende maatregelen op te nemen die opgelegd zijn in toepassing van het CWATUP, of van een andere vigerende reglementering; dat de Regering er niettemin op staat om te benadrukken dat, in een streven om het milieu te beschermen, ze, gelijklopend met de uitvoering van het prioritaire plan waarin huidig besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, dat oplegt dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard moet gaan met een CCUE dat instaat voor de compatibiliteit van het gebied met zijn omgeving;

Overwegende dat, in huidig geval, het CCUE zal aangevuld worden met specifieke maatregelen, die verder gaan dan het bepaalde van het artikel 31bis van het CWATUP en haar omzendbrief van 29 januari 2004, om borg te staan voor een betere bescherming van het milieu : dat deze specifieke maatregelen beschouwd moeten worden als milieuvriendelijke maatregelen, die de maatregelen voor de herbestemming van afgedankte bedrijfsruimtes aanvullen, in toepassing van artikel 46, § 1, lid 2, 3°, van het CWATUP;

Overwegende dat aldus ruimschoots is voldaan aan de verplichting die dit artikel oplegt;

Overwegende dat de nodige maatregelen om de ecologische overgangscorridors op de site van de in het plan opgenomen bedrijfsruimte in stand te houden, die bepaald zullen worden door het CCUE, in die zin in aanmerking kunnen genomen worden;

Overwegende dat, bovendien, huidig besluit de bestemming wijzigt van vier gehelen van terreinen die bestemd zijn als bedrijfsruimte waarvan de uitvoering vermeden moet worden om volgende redenen : * de zone "Harquefosse" : - is deels betrokken door een winningsvoorkomingsgebied IIb; - vertoont beperkingen voor bebouwing : risico's van instorten door paleokarstfenomenen; - grenst aan een Natura 2000 site en aan het bosdomein van Baudour, dat zich in een perimeter van landschappelijk belang bevindt; * de zone ten zuiden van het "Bois de Baudour" : - vertoont beperkingen voor de bebouwing : risico's van instorting door paleokarstfenomenen; - grenst aan het bosdomein van Baudour, dat zich in een perimeter van landschappelijk belang bevindt; - heeft een hoge biologische waarde; * de zone "Marais de Douvrain" : - is deels betrokken door een winningsvoorkomingsgebied IIb; - vertoont beperkingen voor de bebouwing : risico's op instabiliteit van de constructies door de differentiële bodemdaling van ingeklonken veen, noodzaak voor een drainering, de moerassige aard, de risico's van instorting gezien de aanwezigheid van zes oude mijnputten; - omvat het vochtig gebied met een biologisch belang (ZHIB) van de moerassen van Douvrain en het natuurreservaat "Les Marionvilles" dat beheerd wordt door de Réserves naturelles ornithologiques de Belgique (RNOB); - paalt aan een natuurgebied; - omvat een aantal woningen; * de zone "Les Dons" : - is betrokken door vier winningsvoorkomingsgebieden IIb; - vertoont beperkingen voor de bebouwing : risico's op instabiliteit van de constructies door de differentiële bodemdaling van ingeklonken veen, noodzaak voor een drainering gezien de geringe diepte van de grondwaterlaag, risico's van instorting gezien de aanwezigheid van vier oude mijnputten; - omvat een hoeve; * de zone "Gronde" : - is deels betrokken door een winningsvoorkomingsgebied IIb; - grenst aan een Natura 2000 site; - omvat een aantal woningen; * de zone "Le Culot" : - vertoont beperkingen voor de bebouwing : risico's op instabiliteit van de constructies door de differentiële bodemdaling van ingeklonken veen, noodzaak voor een drainering gezien de geringe diepte van de grondwaterlaag, - is ingesloten tussen de snelweg, groengebieden en een woongebied;

Overwegende dat, overeenkomstig hun bestaande feitelijke of juridische situatie en de bestemming van de nabijgelegen terreinen, deze terreinen als volgt dienen herbestemd : - als bosgebied in een gebied van landschappelijk belang en als landbouwgebied voor de terreinen ten noordwesten; - als bosgebied in een gebied van landschappelijk belang voor de terreinen in het noordoosten; - als landbouwgebied voor de terreinen in het zuidoosten; - als natuurgebied voor de percelen in de site die voorgesteld wordt voor het statuut Natura 2000 BE32HT013, Vallée de la Haine en als groengebied voor het saldo van het gedeelte van de terreinen ten zuidwesten van de huidige industriële bedrijfsruimte van Ghlin-Baudour; - als bosgebied en landbouwgebied voor de zogenoemde zone « Gronde »; - als groengebied voor de zogenoemde zone « Le Culot »;

Overwegende dat gezien de beweegredenen voor deze buitengebruikstellingen en de aard van deze nieuwe bestemmingen van deze ruimtes, ze maatregelen vormen die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu in de zin van artikel 46, § 1, 3°;

CCUE Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, een CCUE zal opgemaakt worden voorafgaand aan de uitvoering van het gebied, volgens de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004;

Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen, een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan inzake de eventuele uitvoering van de ontwerpen, op het gebied van het beheer van het water, van de lucht, van het afval, van het grondverzet, van de opvolging van de landbouwexploitaties die bij deze ontwerpen betrokken zijn, van de mobiliteit en de toegankelijkheid, van de landschappelijke integratie en van de integratie van de beplanting;

Overwegende dat de Regering ruim vooruitliep op deze aanbevelingen, eerst met het voorstel aan het Parlement om het artikel 31bis van het CWATUP goed te keuren, dat voorziet dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp van een CCUE uitmaken, en vervolgens met de bepaling van de inhoud van dit CCUE, met de omzendbrief die ze op 29 januari 2004 goedkeurde;

Overwegende dat bepaalde aanbevelingen die de CWEDD deed, verdere details aanbrengt die relevant lijken, ofwel algemeen, ofwel voor huidig ontwerp, naargelang van de net beschreven kenmerken; dat de opsteller van het CCUE ze er in zal moeten verwerken;

Overwegende dat, bijgevolg, het CCUE in elk geval alle hierna vernoemde elementen zal moeten bevatten : - het belang, en desgevallend, de geschikte manier om ecologische corridors op de site te handhaven; - een studie om de bodem te kenmerken en de noodzakelijke maatregelen in te voeren, op grond van de resultaten; - de nodige maatregelen voor een gepaste behandeling van het beheer van het afvalwater en het afvloeiingswater; - de controle van de geotechnische capaciteit van de bodem en van de ondergrond; - een plan voor de geleidelijke ingebruikname van de zone, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten en iedere andere gepaste oplossing om het de landbouwexploitanten mogelijk te maken hun activiteiten voort te zetten, aansluitend op de uitvoering van het gebied A; - de maatregelen in verband met de mobiliteit, in en buiten de zone, van de goederen en personen, met inbegrip van de beveiliging van de ruimtes die voorbehouden zijn voor het fiets- en voetgangersverkeer; - de meest geschikte manier om afzonderingsvoorzieningen aan te leggen rond het gebied; en de mogelijkheid om de bestaande hagen en bomenrijen te handhaven, rekening houdend met de overwegingen van de auteur in de effectenstudie, van de reclamanten, de CRAT en de CWEDD. Conclusie Overwegende dat uit al deze ontwikkelingen blijkt dat huidig ontwerp het best geschikt is om, in naleving van de doelstellingen van artikel 1 van het Waalse Wetboek Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, te voldoen aan de behoeften aan ruimtes voor de economische activiteit, op het betrokken referentiegebied;

Na beraadslaging, Op voorstel van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, Besluit :

Artikel 1.De Regering keurt definitief de herziening van het gewestplan Bergen-Borinage goed met het oog op : - een gemengde bedrijfsruimte in Bergen, in het gehucht "Vieille Haine" (bladen 45/3S en 45/7N), - een groengebied met een breedte van 25 m ten noorden van de nieuwe bedrijfsruimte, langs de Vieille Haine - een bosgebied met landschappelijk belang en een groengebied in Saint-Ghislain (Baudour) (bladen 45/2S, 45/3S, 45/6N en 45/7N) en Bergen in het gehucht "Harquefosse", - een bosgebied met landschappelijk belang en een landbouwgebied in Bergen, ten zuiden van het "Bois de Baudour", - een natuurgebied, een groengebied en een landbouwgebied in Saint-Ghislain (Baudour) en Quaregnon in het gehucht "Marais de Douvrain"(blad 45/6N), - een landbouwgebied in Bergen (Bergen en Jemappes) in het gehucht "Les Dons", - een landbouwgebied en een bosgebied in Saint-Ghislain (Baudour) in het gehucht "Gronde"(blad 45/2S), - een groengebied in Quaregnon (Wasmuel) in het gehucht "Le Culot".

Art. 2.Het volgend bijkomend voorschrift, onder *R 1.1, is van toepassing in de gemengde bedrijfsruimte die bij huidig besluit in het plan opgenomen is : « De vestiging van kleinhandelszaken en diensten aan de bevolking is niet toegelaten in het gebied onder *R 1.1, behalve zo deze bij de in het gebied toegelaten activiteiten horen ».

Art. 3.De herziening wordt goedgekeurd overeenkomstig het plan in bijlage.

Art. 4.Het CCUE, opgesteld volgens artikel 31bis van het CWATUP, omvat in elk geval volgende elementen : - het belang, en desgevallend, de geschikte manier om ecologische corridors op de site te handhaven; - een studie om de bodem te kenmerken en de noodzakelijke maatregelen in te voeren, op grond van de resultaten; - de nodige maatregelen voor een gepaste behandeling van het beheer van het afvalwater en het afvloeiingswater; - de controle van de geotechnische capaciteit van de bodem en van de ondergrond; - een plan voor de geleidelijke ingebruikname van de zone, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten en iedere andere gepaste oplossing om het de landbouwexploitanten mogelijk te maken hun activiteiten voort te zetten, aansluitend op de uitvoering van het gebied A; - de maatregelen in verband met de mobiliteit, in en buiten de zone, van de goederen en personen, met inbegrip van de beveiliging van de ruimtes die voorbehouden zijn voor het fiets- en voetgangersverkeer; - de meest geschikte manier om afzonderingsvoorzieningen aan te leggen rond het gebied; en de mogelijkheid om de bestaande hagen en rijen bomen te handhaven, rekening houdend met de overwegingen van de auteur in de effectenstudie, van de reclamanten, de CRAT en de CWEDD.

Art. 5.De Minister van Ruimtelijke Ordening wordt belast met de uitvoering van voorliggend besluit.

Namen, 22 april 2004.

De Minister- President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.

Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.

^