gepubliceerd op 04 oktober 2021
Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van bijlage 120 bij het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
16 SEPTEMBER 2021. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van bijlage 120 bij het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
De Waalse Regering, Gelet op het Waals Wetboek van Sociale actie en Gezondheid, artikel 359, eerste lid;
Gelet op het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 maart 2021;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 4 maart 2021;
Gelet op het verslag van 6 april 2021, opgesteld overeenkomstig artikel 4, 2°, van het decreet van 3 maart 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen, voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;
Gelet op het advies van het inter-Franstalig overlegorgaan, gegeven op 8 april 2021;
Gelet op het verzoek om adviesverlening gericht aan de Raad van State op 9 juli 2021, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het gebrek aan adviesverlening binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies van de "Commission wallonne des Aînés" (Waalse commissie voor senioren), gegeven op 30 april 2021;
Gelet op het ministerieel besluit van 6 november 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/11/2003 pub. 26/11/2003 numac 2003023017 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Ministerieel besluit tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden sluiten tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden;
Gelet op de evolutie van de behoeften is het derhalve dienstig de taken en de inhoud van de basisopleiding van de referentiepersoon dementie te herzien;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie en Gezondheid, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128 ervan.
Art. 2.In bijlage 120 bij het reglementair deel van Sociale Actie en Gezondheid, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 4 december 2014, 18 december 2014, 22 december 2018 en 16 mei 2019 wordt een punt 9.3.16 ingevoegd, luidend als volgt: "9.3.16. "Referentiepersoon dementie".
De bepalingen vermeld in 9.3.16. betreffende de referentiepersoon dementie zijn van toepassing op de rustoorden en rust- en verzorgingstehuizen met ten minste 25 patiënten in de afhankelijkheidscategorie Cd.
De referentiepersoon dementie heeft een coördinerende functie, in samenwerking met al het personeel van het rustoord of het rust- en verzorgingstehuis, met het oog op de voortdurende verbetering van de kwaliteit van de zorg voor mensen met cognitieve stoornissen.
De directeur vraagt de referentiepersoon dementie om, in overleg met de hoofdverpleegkundige en het personeel, een jaarlijks actieplan voor te stellen om de levenskwaliteit van mensen met cognitieve stoornissen te verbeteren. Dit actieplan definieert de doelstellingen, vertaalt ze in acties, geeft aan welke beroepsbeoefenaars bij de uitvoering van elke actie betrokken zijn, ziet toe op de uitvoering van de acties en evalueert ze. Het actieplan wordt gevalideerd door de directeur en geïntegreerd in het levensproject van de instelling. 9.3.16.1. Opdrachten van de referentiepersoon dementie. 9.3.16.1.1. De referentiepersoon dementie vervult de vier volgende opdrachten: A. Bevordering van een aangepaste leefomgeving 1° aanpassingen voorstellen aan de leefomgeving in de collectieve ruimten om de bewegingsvrijheid en het initiatief van de bewoners bij het uitvoeren van activiteiten van het dagelijkse leven te vergemakkelijken;2° aanpassingen voorstellen in de kamer van de bewoner om zijn autonomie te behouden of te reactiveren. B. Begeleiding van de andere personeelsleden 1° deelnemen aan de sensibilisering en opleiding van het personeel naargelang van de geuite behoeften;2° het personeel ondersteunen bij het opzetten van aangepaste en zinvolle activiteiten voor de bewoner;3° steun creëren om te voorzien in een behoefte binnen de instelling. C. Ondersteuning van bewoners met cognitieve stoornissen 1° aangepaste en zinvolle activiteiten voorstellen;2° zorgen voor geïndividualiseerde begeleiding en geïndividualiseerde levensprojecten coördineren in de aangepaste eenheden of dagverblijven;3° gedragsproblemen beheersen en voorkomen. D. Begeleiding van de gezinnen 1° deelnemen aan het onthaal van de gezinnen bij de aankomst van de bewoner in de instelling en in de weken die volgen;2° luisteren naar de gezinnen en een referentiepersoon blijven betreffende de evolutie van de ziekte van de bewoner en de uitingen ervan. 9.3.16.1.2. In het kader van zijn taken valt de referentpersoon dementie onder de verantwoordelijkheid van de directeur van de instelling. Het is het actieplan, vastgesteld met en gevalideerd door de directie in samenwerking met de hoofdverpleegkundige, geïntegreerd in het levensproject van de instelling, dat de referentiepersoon dementie in staat stelt zijn activiteiten te prioriteren per opdracht. 9.3.16.2. Kwalificaties en relevante ervaring die worden verlangd van personen die verantwoordelijk zijn voor de functie van referentiepersoon dementie. 9.3.16.2.1. Houders van een diploma verpleegkunde of van een van de getuigschriften van hoger onderwijs van het korte type zoals gedefinieerd door het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, zoals bepaald door de bevoegde Minister, die in het bezit zijn van een certificaat dat een minimum aan nuttige kennis waarborgt met betrekking tot de functie van de referentiepersoon dementie, mogen de functie van referentiepersoon dementie uitoefenen. 9.3.16.2.2. Tot 31 augustus 2022 moet de persoon die als referentiepersoon dementie wordt aangewezen, een door de FOD Volksgezondheid of het Agentschap erkende opleiding van ten minste 60 uur hebben gevolgd, of een door de Minister erkende opleidingscyclus van ten minste 70 uur hebben gevolgd en met vrucht geslaagd zijn voor de certificeringstest die deze cyclus bekrachtigt.
De opleiding van 60 uur omvat ten minste de volgende onderwerpen: * de medische aspecten van dementie; * de psycho-sociale aspecten van dementie; * de ethische en deontologische aspecten van dementie; * de juridische aspecten van dementie; * de organisatie van de zorgverlening; * de interdisciplinaire communicatie en het beheer van de plannen. 9.3.16.2.3. Vanaf 1 september 2022 moet eenieder die voor het eerst als referentiepersoon dementie wordt aangewezen, een door de bevoegde Minister erkende opleidingscursus van ten minste 70 uur hebben gevolgd en met vrucht geslaagd zijn voor de certificeringstest die deze cyclus bekrachtigt. 9.3.16.2.4. De volgende personen zijn vrijgesteld van de 70-uren opleiding: a) beoefenaars van de verpleegkunde (bachelordiploma of gelijkwaardig) met de titel van verpleegkundige gespecialiseerd in geestelijke gezondheid of geriatrie of een licentie of masterdiploma in gerontologie of geriatrie;b) kandidaten voor de functie van referentiepersoon dementie die na 1 januari 2005 en vóór 31 december 2011 een opleiding van ten minste 90 uur hebben gevolgd, waarin bovengenoemde onderwerpen aan bod komen, en die als toereikend is erkend door de Overeenkomstcommissie tussen rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen, dagverblijven en verzekeringsinstellingen;b) kandidaten voor de functie van referentiepersoon dementie die na 1 januari 2005 en vóór 31 december 2011 een opleiding van ten minste 60 uur hebben gevolgd, waarin bovengenoemde onderwerpen aan bod komen, en die door de onder b) bedoelde Commissie als toereikend is erkend, en die gedurende ten minste drie jaar in de sector ouderenzorg werkzaam zijn. De referentiepersonen dementie die vóór de inwerkingtreding van deze bepalingen zijn aangewezen, behouden hun rechten met betrekking tot de erkenning van de opleiding. 9.3.16.3. Basis- en voortgezette opleiding voor referentiepersonen dementie in woonzorgcentra voor ouderen. 9.3.16.3.1. Met ingang van 1 januari 2022 wordt het basisopleidingsprogramma voor de referentiepersoon dementie onderverdeeld in 5 modules: A. Projectbeheer (twaalf uur).
B) Kennis van cognitieve stoornissen/dementie (vijftien uur).
C) Communicatie toegepast op de zorg voor een persoon met cognitieve stoornissen (achttien uur).
D) Begeleiding van bewoners (achttien uur).
E) Kennisoverdracht en opleiding (vier uur).
De bevoegde Minister stelt de minimuminhoud van de modules vast en bepaalt welke kwalificaties en relevante ervaring vereist zijn van de personen die met het geven van de opleiding zijn belast. 9.3.16.3.2. De opleidingsinstelling kan voor haar studenten een facultatieve waarnemingsperiode van maximaal 8 uur organiseren. Tegen overlegging van een geldig bewijsstuk kan de opleidingsinstelling vrijstelling verlenen voor bepaalde cursussen, die echter niet langer dan één opleidingsdag mogen duren. 9.3.16.3.3. Uiterlijk aan het einde van de opleidingscyclus wordt een certificatieve evaluatie (drie uur) georganiseerd op basis van de door de Minister vastgestelde modaliteiten. Elke module wordt beoordeeld volgens de door de Minister vastgestelde modaliteiten. Elke opleidingsinstelling bepaalt de modaliteiten van het herkansingsexamen (mondeling/schriftelijk examen). Indien aan het einde van het herkansingsexamen de opleidingscyclus of een module niet met succes is doorlopen, wordt door de Minister een inhaalprocedure vastgesteld. 9.3.16.3.4. De opleiding moet door de Minister worden erkend. De erkenning is 5 jaar geldig. Aan het einde van de opleiding ontvangt de geslaagde kandidaat een getuigschrift dat toegang geeft tot de functie van referentiepersoon dementie, waarvan het model door de Minister wordt vastgesteld. 9.3.16.3.5. Opleidingscursussen die worden georganiseerd op basis van de regelgeving van andere Gewesten of Gemeenschappen, alsmede specifieke opleidingscursussen die in andere lidstaten van de Europese Unie worden gevolgd, worden beschouwd als gelijkwaardig aan de in dit punt bedoelde opleiding. In dit geval moet echter een bewijs van kennis van de module projectbeheer (12 uur) worden overgelegd, waarvan de bijzonderheden door de Minister worden gespecificeerd. 9.3.16.3.6. Alle referentiepersonen dementie zijn verplicht deel te nemen aan permanente opleiding, van ten minste twee dagen per jaar, in verband met hun taken. Het programma van die dagen wordt uiterlijk twee maanden vóór de organisatie ervan ter goedkeuring voorgelegd aan het Agentschap.
De referentiepersonen dementie die hun functie vóór 1 januari 2022 opnemen, kunnen op vrijwillige basis de ene of de andere module volgen. 9.3.16.4. - Voorwaarden voor de financiering van de functie van referentiepersoon dementie De voorwaarden voor de financiering van de functie van referentiepersoon dementie worden vermeld in het ministerieel besluit van 06 november 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/11/2003 pub. 26/11/2003 numac 2003023017 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Ministerieel besluit tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden sluiten tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden. ".
Art. 3.De Minister van Gezondheid en Sociale Actie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking twee maanden na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Namen, 16 september 2021.
Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Werk, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE