Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 16 juli 1998
gepubliceerd op 22 september 1998

Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de voorwaarden waaronder de toezicht-afgevaardigde erkend wordt in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1998027515
pub.
22/09/1998
prom.
16/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/16/1998027515/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JULI 1998. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de voorwaarden waaronder de toezicht-afgevaardigde erkend wordt in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen


De Waalse Regering, Gelet op het samenwerkingsakkoord betreffende de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht op het Instituut voor permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, gesloten op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, goedgekeurd bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 4 mei 1995;

Gelet op het advies van de Raad van bestuur van het Instituut voor permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, gegeven op 14 mei en 11 juni 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het Instituut voor permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, de centra voor permanente vorming van de middenstand, de toezicht-afgevaardigden en de stagiairs vóór het begin van het komende opleidingsjaar, dat in september 1998 van start gaat, in kennis moeten worden gesteld van de nieuwe voorwaarden voor de erkenning van de toezicht-afgevaardigde;

Overwegende dat dit besluit derhalve zo spoedig mogelijk moet worden bekendgemaakt en in werking moet treden;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 juni 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 16 juli 1998;

Op de voordracht van de Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, Besluit :

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister van Vorming van de Waalse Regering;2° Minister-lid : de Minister die lid is van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en die bevoegd is voor de permanente vorming van de middenstand;3° Instituut : het Instituut voor permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;4° toezicht-afgevaardigde : de persoon die door de Minister of de Minister-lid, al naar gelang het geval, erkend is overeenkomstig artikel 18 van het bovenbedoelde samenwerkingsakkoord van 20 februari 1995 en die de functies van leersecretaris en stageafgevaardigde uitoefent.

Art. 2.De Minister en de Minister-lid erkennen, ieder wat hem betreft, de toezicht-afgevaardigde die de in artikel 3 bedoelde opdrachten moet vervullen. Ze bepalen, ieder wat hem betreft, het aantal toezicht-afgevaardigden, met inachtneming van het aantal lopende leer- en stageovereenkomsten binnen het gebied van elke dienst.

De toezicht-afgevaardigde is een voltijdse contractueel van het Instituut.

Art. 3.De toezicht-afgevaardigde is belast met de volgende opdrachten : 1° elke persoon die een afwisselende opleiding in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wenst te volgen, voorlichten bij zijn beroepskeuze en de keuze van een opleidingsinstelling;2° het gezamenlijk opleidingsplan opmaken dat bedoeld is in artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 betreffende het plan voor afwisselende opleiding in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, voor elke persoon die een afwisselende opleiding wenst te volgen in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;3° leer- en stageovereenkomsten helpen sluiten, met name : a) door als tussenpersoon op te treden tussen het bedrijfshoofd en de leerling en tussen het bedrijfshoofd en de stagiair;b) door de overeenkomsten te sluiten in aanwezigheid van de contracterende partijen;c) door de opleiding en de vorming voor het beroep van bedrijfshoofd in zijn sector te bevorderen;d) door uit te kijken naar bedrijven die de geschikte opleiding en nieuwe beroepsactiviteiten bieden waarvoor een leer- of stageovereenkomst vereist is;4° de administratieve controle uitoefenen op de overeenkomsten en zorgen voor het goede verloop van de praktische opleiding binnen het bedrijf, met name : a) door zich ten minste twee keer per jaar met de leerling en de stagiair te onderhouden, in het centrum bij de evaluatie van de praktische opleiding, en binnen het bedrijf bij de uitvoering van de overeenkomst;b) door de evaluatievergaderingen bij te wonen;c) door zich te vergewissen van het geschikte gebruik van de pedagogische middelen;d) door het bedrijfshoofd advies te geven wanneer hij moeite heeft om zijn opleidingsactie uit te voeren;5° zorgen voor de voorlichting van de leerlingen, met name op sociaal vlak, en voor de begeleiding van de stagiairs;6° als bemiddelaar optreden in geval van meningsverschil tussen het bedrijfshoofd en de leerling of de stagiair;7° de raden van de opleiders bijwonen en deelnemen aan de werken van de opgerichte organen om de onder punt 5° bedoelde voorlichtings- en begeleidingsproblemen te evalueren;8° de erkenning van de bedrijven voorstellen overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de bedrijven erkend worden in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Art. 4.Om erkend te worden moet de toezicht-afgevaardigde : 1° staatsburger zijn van een lidstaat van de Europese Unie;2° een onberispelijk gedrag hebben;3° zijn burgerlijke en politieke rechten genieten;4° de volle leeftijd van 25 jaar bereikt hebben en hoogstens 55 jaar oud zijn;5° in het bezit zijn hetzij van een diploma van het hoger onderwijs van het korte type, een gelijkgesteld diploma of een gelijkwaardig erkend diploma, hetzij van een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs en een diploma van bedrijfshoofd;6° geslaagd zijn voor een overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 georganiseerd examen.

Art. 5.Behalve door de Minister of de Minister-lid toegestane afwijking, al naar gelang het geval, is de bevoegdheid van de toezicht-afgevaardigde beperkt tot de bedrijven waarvan de exploitatiezetel gevestigd is in het ambtsgebied waar hij zijn ambt uitoefent.

Art. 6.De toezicht-afgevaardigde mag : 1° geen activiteit uitoefenen i.v.m. handel, ambachten en nijverheid; 2° geen personeelslid zijn van een centrum voor permanente vorming van de Middenstand.

Art. 7.Op voorstel van de Raad van bestuur van het Instituut beslissen de Minister en de Minister-lid, ieder wat hem betreft, over de organisatie van het examen voor de erkenning van een toezicht-afgevaardigde. De voorschriften voor de oproep tot de kandidaten en de samenstelling van de examencommissie worden nader bepaald in het voorstel.

De praktische examenregeling wordt bepaald door de examencommissie bedoeld in artikel 9.

Art. 8.Het examen bedoeld in artikel 4, 6°, bestaat uit een maturiteitsexamen en uit een technische toets. Een deel is schriftelijk, het andere mondeling.

Het maturiteitsexamen dient om na te gaan hoeveel belang de kandidaat toont voor het uit te oefenen ambt en om vast te stellen of hij de vereiste opleiding en bekwaamheden heeft om de in artikel 3 bedoelde opdrachten te vervullen, meer bepaald om de praktische bedrijfsopleiding te volgen.

De technische toets slaat op de reglementering inzake de opleiding en op de kennis van de socioprofessionele context van de opleiding en vorming voor bedrijfshoofd.

Om voor het examen te slaan, moeten de kandidaten zestig percent in elk gedeelte halen.

Art. 9.De examencommissie is samengesteld uit vijf leden, met name : 1° de Administrateur-generaal of zijn afgevaardigde, die het voorzitterschap waarneemt;2° de Directeur van de Dienst Vorming en Toezicht, of zijn afgevaardigde;3° de Directeur van het betrokken centrum, of zijn afgevaardigde;4° een vertegenwoordiger van de vakorganisaties;5° de vertegenwoordiger van de Minister of van de Minister-lid.

Art. 10.De raad van bestuur van het Instituut deelt de resultaten van het examen mee aan de Minister of aan de Minister-lid en stuurt hen een voorstel waarbij één of meerdere kandidaten als toezicht-afgevaardigde worden erkend. Als het voorstel afwijkt van het advies van de examencommissie, moet het met redenen omkleed zijn.

Art. 11.De Minister en de Minister-lid, ieder wat hem betreft, erkennen de toezicht-afgevaardigde.

Art. 12.§ 1. De toezicht-afgevaardigde vervult de in artikel 3 bedoelde opdrachten onder de door het Instituut bepaalde voorwaarden.

Deze opdrachten mogen in geen geval gedelegeerd worden. Hij beschikt over een beoordelingsbevoegdheid bij de uitoefening van zijn opdrachten, onder voorbehoud van de controle van het Instituut. § 2. De toezicht-afgevaardigde bezorgt het Instituut jaarlijks een verslag over het verloop van de afwisselende opleiding in zijn ambtsgebied. § 3. Op verzoek van het Instituut verstuurt de toezicht-afgevaardigde een uitvoerig verslag over elk individueel geval. § 4. De toezicht-afgevaardigde moet zijn opdrachten met objectiviteit vervullen en afzien van elke activiteit die de uitvoering ervan in het gedrang zou kunnen brengen.

Art. 13.De Minister en de Minister-lid, ieder wat hem betreft, trekken de erkenning in van de toezicht-afgevaardigde : 1° die niet meer voldoet aan de in artikel 4 bedoelde voorwaarden;2° die de in artikel 3 bedoelde opdrachten niet vervult overeenkomstig artikel 12. De erkenning wordt ingetrokken hetzij op voorstel van de raad van bestuur van het Instituut, hetzij op initiatief van de Minister of de Minister-lid, na advies van de Raad van bestuur van het Instituut.

Art. 14.Met uitzondering van de in de artikelen 17 à 19 bedoelde personen : 1° verleent het Instituut de toezicht-afgevaardigde de nodige administratieve bijstand;2° bepaalt het Instituut de localisatie van de toezicht-afgevaardigde, het maximum aantal leer- en stageovereenkomsten die hij mag beheren.

Art. 15.De sluiting van een leer- of stageovereenkomst kan inhouden dat het bedrijfshoofd dossierskosten moet betalen. Het bedrag van deze kosten en de inningsvoorwaarden worden door het Instituut bepaald. Ze mogen in geen geval door de leerlingen of de stagiairs gedragen worden.

Art. 16.De leersecretaris die erkend is krachtens het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 26 oktober 1982 betreffende de leersecretarissen van het Franstalig Instituut voor voortdurende vorming van de middenstand en krachtens het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 24 oktober 1991 betreffende de erkenning van leersecretarissen, wordt als toezicht-afgevaardigde erkend.

Art. 17.De leersecretaris die niet behoort tot het personeel van het Instituut en die erkend is krachtens het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 24 oktober 1991 betreffende de erkenning van leersecretarissen, kan binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit opteren voor het stelsel van toezicht-afgevaardigde.

Als hij niet voor dat statuut opteert, wordt hij erkend als persoon die gelijkgesteld is met de toezicht-afgevaardigde, terwijl hij hetzij zelfstandig, hetzij personeelslid van de vormingscentra voor de middenstand blijft, in afwijking van de artikelen 2 en 6. In dit geval wordt het aantal overeenkomsten die hij beheert, vanaf 1 augustus 1999 beperkt tot : 1° 100 als hij zijn opdrachten als bijzaak vervult;2° 350 als hij zijn opdrachten als hoofdbetrekking vervult, behalve afwijking die de Minister en de Minister-lid, ieder wat hem betreft, toestaat na advies van het Instituut.

Art. 18.De plaatsvervanger, die erkend wordt krachtens het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 24 oktober 1991 betreffende de erkenning van leersecretarissen, kan binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit opteren voor het stelsel van toezicht-afgevaardigde, na voor het in artikel 4, 6° bedoelde examen geslaagd te zijn.

Als hij niet voor dat statuut opteert, wordt hij erkend, na voor het in artikel 4, 6° bedoelde examen geslaagd te zijn, als persoon die gelijkgesteld wordt met de toezicht-afgevaardigde, hoewel hij hetzij zelfstandig, hetzij personeelslid van de opleidingscentra van de middenstand blijft, in afwijking van de artikelen 2 en 6. In dit geval wordt het aantal overeenkomsten onder toezicht beperkt tot : 1° 100 voor de toezicht-afgevaardigde die zijn opdrachten als bijzaak vervult;2° 350 voor de toezicht-afgevaardigde die zijn opdrachten als hoofdbetrekking vervult, behalve afwijking die door de Minister of de Minister-lid, ieder wat hem betreft, toegestaan wordt na advies van het Instituut.

Art. 19.De stageafgevaardigde, die erkend wordt krachtens het reglement van het Instituut van 15 juni 1995 betreffende de stageafgevaardigde, kan binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit opteren voor het stelsel van toezicht-afgevaardigde.

Als hij niet voor dat statuut opteert, wordt hij erkend als persoon die gelijkgesteld wordt met de toezicht-afgevaardigde, hoewel hij hetzij zelfstandig, hetzij personeelslid van de opleidingscentra van de middenstand blijft, in afwijking van de artikelen 2 en 6. In dit geval wordt het aantal overeenkomsten onder toezicht vanaf 1 oktober 1999 beperkt tot : 1° 100 voor de toezicht-afgevaardigde die zijn opdrachten als bijzaak vervult;2° 350 voor de toezicht-afgevaardigde die zijn opdrachten als hoofdbetrekking vervult, behalve afwijking die door de Minister of de Minister-lid, ieder wat hem betreft, toegestaan wordt na advies van het Instituut.

Art. 20.Het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 24 oktober 1991 betreffende de erkenning van leersecretarissen wordt opgeheven.

Art. 21.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1998.

Art. 22.De Minister van Tewerkstelling en Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 16 juli 1998.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

^