gepubliceerd op 23 juni 2014
Besluit van de Waalse Regering betreffende de landinrichting van de landeigendommen
15 MEI 2014. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de landinrichting van de landeigendommen
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Landbouwwetboek, inzonderheid op de artikelen D.269, D.275, D.279, D.283, D.284, D.298, D.301, D.309, D.310, D.335 en D.426, § 2, 6°;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 oktober 1970 tot uitvoering van de artikelen 44, vierde lid, en 48 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 februari 1971 houdende het modelreglement van de ruilverkavelingscomités;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 februari 1971 houdende het modelreglement van orde van de commissies van advies die de ruilverkavelingscomités bijstaan;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 oktober 1978 houdende uitvoering van de artikelen 4, 10, 56 en 75 van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 oktober 1978 tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd overeenkomstig de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1981 houdende het modelreglement van de provinciale comités voor de ruilverkaveling van landeigendommen in der minne in het Waalse Gewest;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1981 tot vaststelling, in het Waalse Gewest, van de bedragen voorzien bij artikelen 21, vierde lid, 42, vierde lid en 55 van de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 24 juni 1993 tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités en die voortvloeiend zijn uit de bouw van de hoge snelheidstrein;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 juli 1996 tot vaststelling van de vergoedingen en de presentiegelden die aan de leden van de ruilverkavelingscomités en de adviescommissies voor de ruilverkaveling toegekend moeten worden, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 21 november 1996;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 28 februari 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 28/02/2008 pub. 14/03/2008 numac 2008200802 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités sluiten tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 19/12/2008 pub. 24/02/2009 numac 2009200780 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering voor de investeringen in de landbouwsector sluiten betreffende de investeringen in de landbouwsector, artikel 14;
Gelet op het ministerieel besluit van 1 september 1971 tot bepaling van de bijdrage van de Staat in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités;
Gelet op het ministerieel besluit van 12 december 1981 tot bepaling, voor het Waalse Gewest, van de bijdrage van het Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd in toepassing van de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 februari 2014;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 20 maart 2014;
Gelet op het advies nr. 2014/000617 van de Autonome adviescel voor Duurzame ontwikkeling, gegeven op 6 maart 2014;
Gelet op advies nr. 56.088/4 van de Raad van State, gegeven op 12 mei 2014, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "Wetboek", het Waalse Landbouwwetboek. HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de comités Afdeling 1. - Comité voor landinrichting
Art. 2.De Minister richt de comités voor landinrichting bedoeld in artikel D.269 van het Wetboek op en benoemt hun leden.
De Minister wijst de voorzitter onder de leden van het bestuur aan.
Art. 3.Het in artikel D.269, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde bestuur is: 1° ofwel het Departement Steun;2° ofwel het Departement Ontwikkeling; 3° ofwel de Directie Plattelandsontwikkeling Het in artikel D.269, § 1, tweede lid, 3°, van het Wetboek bedoelde bestuur is het Departement Natuur en Bossen.
Het in artikel D.269, § 1, tweede lid, 4°, van het Wetboek bedoelde bestuur is het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van het Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie van de Waalse Overheidsdienst.
Het in artikel D.269, § 2, van het Wetboek bedoelde bestuur is de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën.
Art. 4.Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur elke administratie bedoeld in artikel D.269, § 1, 1° tot 4° hem binnen dertig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die hem vertegenwoordigen mede te delen.
Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur het provinciecollege bedoeld in artikel D.269, § 1, tweede lid, 5° hem binnen zestig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die worden voorgesteld om hem te vertegenwoordigen, mede te delen.
Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur de provinciale landbouwkamer bedoeld in artikel D.269, § 1, tweede lid, 6° hem binnen zestig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die worden voorgesteld om hem te vertegenwoordigen, mede te delen.
Art. 5.Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur in geval van overgangsinrichting de opdrachtgever bedoeld in artikel D.269, § 1, derde lid, van het Wetboek hem binnen dertig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die hem vertegenwoordigen mede te delen.
Art. 6.De Minister ontbindt de comités voor landinrichting wanneer ze de verrichtingen gebonden aan landinrichting waarvoor ze zijn opgericht, hebben geëindigd. Afdeling 2. - Subregionaal comité voor landinrichting
Art. 7.De Minister richt het Subregionaal comité voor landinrichting bedoeld in artikel D.335 van het Wetboek op volgens de in de artikelen 2 tot 4 bedoelde modaliteiten en bepaalt zijn zetel. HOOFDSTUK III. - Huishoudelijk typereglement Afdeling 1. - Comité voor landinrichting
Art. 8.Het comité voor landinrichting maakt zijn huishoudelijk reglement op overeenkomstig het typereglement bedoeld in artikel D.279, § 3, van het Wetboek en vermeld in bijlage 1. Afdeling 2. - Subregionaal comité voor landinrichting
Art. 9.Het subregionaal comité voor landinrichting maakt zijn huishoudelijk reglement op overeenkomstig het typereglement bedoeld in artikel D.335, § 2, van het Wetboek en vermeld in bijlage 1. Afdeling 3. - Verkavelingscomité
Art. 10.De verkavelingscomités passen indien nodig hun huishoudelijk reglement aan het in bijlage 1 bedoelde typereglement indien ze ingesteld worden overeenkomstig : 1° de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet;2° de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;3° de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne. Afdeling 4. - Adviescommissie
Art. 11.De adviescommissie maakt haar huishoudelijk reglement op overeenkomstig het typereglement bedoeld in artikel 279, § 3, van het Wetboek en vermeld in bijlage 2.
Art. 12.De adviescommissie ingesteld overeenkomstig de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet past indien nodig haar huishoudelijk reglement aan het in bijlage 2 bedoelde typereglement. HOOFDSTUK IV. - Toelagen en presentiegeld
Art. 13.De leden van de comités en subregionale comités voor landinrichting en de leden van de adviescommissies die niet behoren tot het personeel van de Staat, van het Gewest, van de Gemeenschap, van de Provincies of de Gemeenten hebben recht op een presentiegeld en een reis- en verblijftoelage die hun worden toegekend volgens de volgende modaliteiten: 1° een presentiegeld van vijftig euro voor een deelneming op dezelfde dag op één of meerdere vergaderingen van comités of adviescommissies waarvan ze deel uitmaken;2° een reistoelage die: a) met de reële kosten overeenstemt in geval van een openbaar vervoermiddel;b) berekend wordt overeenkomstig en onder de voorwaarden van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 18/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003027783 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering houdende de Waalse Ambtenarencode sluiten houdende de Waalse Ambtenarencode, Boek IV, Titel II, Hoofdstuk I in geval van gebruik van een persoonlijk voertuig;3° een verblijftoelage berekend wordt overeenkomstig en onder de voorwaarden van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 18/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003027783 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering houdende de Waalse Ambtenarencode sluiten houdende de Waalse Ambtenarencode, Boek IV, Titel II, Hoofdstuk II.
Art. 14.De in artikel 13 bedoelde presentiegelden en toelagen zijn alleen verschuldigd aan de leden van de comités en subregionale comités voor landinrichting en van de adviescommissies die geen recht hebben op andere gelijksoortige toelagen.
Art. 15.Het Waalse Gewest betaalt de presentiegelden en toelagen op grond van een door het betrokken lid naar waarheid ingevulde onkostennota. HOOFDSTUK V. - Wijzigingen met een schriftelijke en voorafgaande instemming
Art. 16.De wijzigingen die niet verricht kunnen worden door de betrokkenen zonder de schriftelijke en voorafgaande instemming van de comités en subregionale comités voor landinrichting zijn: 1° de bouwwerken;2° de aanplantingswerkzaamheden;3° de installatie van afsluitingen;4° de wijziging van de waterhuishouding met inbegrip van de drainerings- en irrigatiewerken;5° de wijziging van het profiel of de reliëf met inbegrip van de afschaffing van grachten of hellingen en de opvulling van holle wegen;6° het kappen van bomen, het rooien van heggen, de verslechtering of de verplaatsing van het klein erfgoed;7° het ontginnen van weiden, wegen of paden. HOOFDSTUK VI. - Plan van de wegen en de nieuwe afwateringen en uitvoering van de werken
Art. 17.De Minister keurt het plan vast van de wegen en de nieuwe afwateringen met de daarbij behorende kunstwerken die opgericht, gewijzigd of verbeterd moeten worden en die bedoeld zijn artikel D.283 van het Wetboek.
Art. 18.In het kader of ten gevolge van de uitvoering van de in artikel D.284 van het Wetboek bedoelde werken kan de Minister het comité voor landinrichting toelaten om: 1° bij wijze van onteigening te algemenen nutte de nodige innemingen te doen om de werken buiten het blok uit te voeren;2° gronden te onteigenen ten einde ze bij het blok te voegen of om gronden bij wijze van ruiling of op een andere wijze over te dragen om ze uit het blok uit te sluiten. HOOFDSUK VII. - Drempel en uitbetalingsmodaliteiten van de saldi gebonden aan de landinrichtingsverrichtingen en provisie voor te betalen kosten
Art. 19.Elke som tussen vijftig euro en vijfhonderd duizend euro kan rechtstreeks door de comités voor landinrichting zonder de tussenkomst van de Deposito- en Consignatiekas aan de houders van zakelijke rechten uitgekeerd worden.
Art. 20.Elke som kleiner dan vijftig euro die verschuldigd is door de comités en subregionale comités voor landinrichting of door de betrokkenen wordt niet uitgekeerd.
Art. 21.De Minister machtigt indien nodig het comité voor landinrichting om onder de kosten die zullen worden omgeslagen, een provisie voor te betalen kosten op te nemen. HOOFDSTUK VIII. - Bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de comités en subregionale comités voor landinrichting
Art. 22.De bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de comités en subregionale comités voor landinrichting wordt vastgesteld als volgt: 1° zestig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de werken voor de aanleg, de inrichting of de afschaffing van openbare wegen, paden en afwateringen en bijbehorende kunstwerken;2° zeventig van het totaalbedrag van de uitgave bij de uitvoering van cemontbetonverhardingen op twee banen voor de werken voor de oprichting en de inrichting van wegen bedoeld in punt 1°;3° zestig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de werken voor de effening, de inrichting van het kavelplan, voor de bestrijding van erosie en overstromingen;4° zestig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de landinrichtingsmaatregelen;5° vijfenveertig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de sanerings- en irrigatiewerken;6° dertig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de werken voor de installatie van de netten voor elektriciteitsdistributie en voor de watervoorziening;7° tachtig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de aanplantingswerken uitgevoerd met inlandse planten;8° tachtig procent van het totaalbedrag van de uitgave voor de opmaking van een plan voor de aanleg van de sites en voor de uitvoering van de in dit plan bedoelde werken;9° tachtig procent van het totaalbedrag van de kosten van aankoop van het terrein door een ondergeschikte overheid met het oog op de uitvoering van de in 2° bedoelde werken.
Art. 23.Het totaalbedrag van de uitgaven omvat: 1° de reële kosten van de werken bepaald door de afrekening van bedoelde werken;2° de algemene kosten gebonden aan de werken, met name de ereloonrekeningen van de projectontwerper en van de coördinator veiligheid-gezondheid, de geotechnische proeven en onderzoeken, de proeven op materialen;3° de kosten wegens schade aan de gewassen, structurele schade en verliezen van het genot, de kosten wegens onteigening, innemingen en aankopen en de kosten voor verplaatsing van leidingen en kabels;4° de kosten voor de communicatie en de bevordering van de uitgevoerde werken.
Art. 24.Ten algemenen nutte of wanneer de werken ruimere doelstellingen dan degene die strikt gebonden zijn aan de landinrichting en die bedoeld zijn in artikel D.266, §§ 2 en 3 beogen, kan de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de in artikel 22 bedoelde werken door de Regering verhoogd worden. HOOFDSTUK IX. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 25.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 27 oktober 1970 tot uitvoering van de artikelen 44, vierde lid, en 48 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2002;2° het koninklijk besluit van 26 februari 1971 houdende het modelreglement van de ruilverkavelingscomités;3° het koninklijk besluit van 26 februari 1971 houdende het modelreglement van orde van de commissies van advies die de ruilverkavelingscomités bijstaan;4° het koninklijk besluit van 26 oktober 1978 houdende uitvoering van de artikelen 4, 10, 56 en 75 van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;5° het koninklijk besluit van 26 oktober 1978 tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd overeenkomstig de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;6° het koninklijk besluit van 16 december 1981 houdende het modelreglement van de provinciale comités voor de ruilverkaveling van landeigendommen in der minne in het Waalse Gewest;7° het koninklijk besluit van 16 december 1981 tot vaststelling, in het Waalse Gewest, van de bedragen voorzien bij artikelen 21, vierde lid, 42, vierde lid en 55 van de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2002;8° het besluit van de Waalse Regering van 24 juni 1993 tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités en die voortvloeiend zijn uit de bouw van de hoge snelheidstrein;9° het besluit van de Waalse Regering van 18 juli 1996 tot vaststelling van de vergoedingen en de presentiegelden die aan de leden van de ruilverkavelingscomités en de adviescommissies voor de ruilverkaveling toegekend moeten worden, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 21 november 1996 en 17 januari 2002;10° het besluit van de Waalse Regering van 28 februari 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 28/02/2008 pub. 14/03/2008 numac 2008200802 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités sluiten tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités;11° het ministerieel besluit van 1 september 1971 tot vaststelling van de bijdrage van de Staat in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruilverkavelingscomités, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 26 maart 1974, 14 maart 1979 en 1 maart 1995 en bij de besluiten van de Waalse Regering van 17 januari 2002 en 28 februari 2008;12° het ministerieel besluit van 12 december 1981 tot bepaling, voor het Waalse Gewest, van de bijdrage van het Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd in toepassing van de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne.
Art. 26.Dit besluit treedt in werking de tiende dag na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Titel 11, hoofdstuk 3, van het Wetboek dat artikelen D.266 tot D.352 omvat, treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit..
Titel 11, hoofdstuk 4, afdelingen 3 en 4 van het Wetboek dat artikelen D.358 en D.359 omvat, treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Titel 11, hoofdstuk 4, afdeling 5 van het Wetboek dat artikelen D.360 en D.361 omvat, treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek.
Art. 27.De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 15 mei 2014.
De Minister-President, R DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO
BIJLAGE 1 Huishoudelijk typereglement van de comités en subregionale comités voor landinrichting
Artikel 1.Het comité vergadert telkens als de landinrichtingsverrichtingen het vereisen. De voorzitter bepaalt de vergaderingen en stelt de agenda vast.
Wanneer minstens drie leden erom verzoeken, roept de voorzitter het comité binnen dertig dagen op en plaatst hij de vragen vermeld in de oproepingsaanvraag op de agenda.
Art. 2.Behalve het spoedgeval gerechtvaardigd in het proces-verbaal van de zitting roept de voorzitter of de secretaris de leden van het comité schriftelijk of per e-mail minstens acht dagen voor de datum van de vergadering op. De oproeping vermeldt de agenda.
Art. 3.Elk lid dat de vergadering niet kan bijwonen verzoekt zijn plaatsvervanger hem te vervangen.
Wanneer een lid benoemd op voorstel van de provinciale landbouwkamer van de provincie en zijn plaatsvervanger de vergadering niet kunnen bijwonen, verzoekt de plaatsvervanger de plaatsvervanger van het andere lid benoemd op voorstel van de provinciale landbouwkamer van de provincie hem te vervangen.
Art. 4.De voorzitter opent en sluit de vergaderingen, leidt de debatten en de stemopnemingen en handhaaft de politie over de vergadering.
Onverminderd de bepalingen van de artikelen 1 en 2 deelt de voorzitter aan het einde van de vergadering en voor zover mogelijk de dagen, uren en plaats van de volgende vergadering alsmede de agendapunten mede.
De voorzitter zorgt in het bijzonder ervoor dat de bepalingen van het Landbouwwetboek en van dit reglement worden nageleefd.
Bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter en van de plaatsvervangende voorzitter wijst de vergadering uit haar midden een lid aan dat de vergadering voorzit.
Art. 5.De secretaris staat de voorzitter bij. Hij brengt verslag uit over elk punt van de agenda, behoudens wanneer hij hiervan door de vergadering wordt ontslagen. Hij maakt de notulen van de vergadering op.
Zijn de secretaris en de plaatsvervangende secretaris afwezig of verhinderd, dan wordt het secretariaat van de vergadering waargenomen door een persoon die daartoe, eventueel buiten de leden van het comité, door de vergadering wordt aangewezen.
Art. 6.Behoudens instemming van de meerderheid van de aanwezige leden mogen enkel de punten die op de in de oproepingsbrief vermelde agenda gebracht zijn, worden beraadslaagd en beslist.
Art. 7.De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. Het comité drukt zijn wil ofwel mondeling bij naamafroeping, ofwel met opgeheven hand uit, volgens de beslissing van de voorzitter die het laatst stemt.
Art. 8.In een behoorlijk gerechtvaardigd spoedgeval kan de voorzitter of de secretaris in het kader van een exclusief schriftelijke procedure de leden van het comité verzoeken over een bijzonder punt te beslissen. De termijn waarin de stemming wordt uitgedrukt wordt uitdrukkelijk in de beslissingsaanvraag vermeld. De aanwezigheids- en stemmingsquorums blijven van toepassing in het kader van de schriftelijke procedure.
Art. 9.Het comité kan alle personen horen wier advies het wenst in te winnen.
Art. 10.Telkens als het nodig is hoort het comité de ambtenaren van de Directie Landinrichting over de taken waarmee de directie is belast in de uitvoering van de landinrichtingsverrichtingen.
Art. 11.Een lid van het comité mag geen beraadslaging bijwonen noch aan een stemming deelnemen betreffende dossiers waarbij hij, ofwel persoonlijk, ofwel als zaakgelastigde, rechtstreeks belang heeft, of waarbij zijn echtgenoot, dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad persoonlijk en rechtstreeks zijn betrokken.
Art. 12.Tijdens elke zitting keurt het comité het proces-verbaal van de vorige zitting goed behalve indien het beslist de goedkeuring tot een latere zitting uit te stellen. Het proces-verbaal wordt onderworpen aan de ondertekening van de voorzitter en van de secretaris van de goedkeuringszitting.
Art. 13.De notulen van de vergaderingen worden overgeschreven of een afschrift ervan wordt geplakt, in volgorde en zonder vrije tussenruimte, in een notulenboek waarvan de bladzijden door de voorzitter worden genummerd en geparafeerd. Het register en de notulen van de zittingen worden in het archief van het comité bewaard.
Art. 14.De secretaris bewaart het archief van het comité en is belast met het dagelijkse beheer van het comité.
Art. 15.Alle leden en plaatsvervangende leden van het comité ontvangen een exemplaar van dit reglement.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 betreffende de landinrichting van de landeigendommen.
Namen, 15 mei 2014.
De Minister-President, R DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO
BIJLAGE 2 Huishoudelijk typereglement van de adviescommissies
Artikel 1.De commissie vergadert binnen vijftien dagen na elke adviesaanvraag ingediend door het comité voor landinrichting. De voorzitter bepaalt de vergaderingen en stelt de agenda vast.
Art. 2.Behalve het spoedgeval gerechtvaardigd in het proces-verbaal van de zitting roept de voorzitter of de secretaris de leden van de commissie schriftelijk of per e-mail minstens acht dagen voor de datum van de vergadering op. De oproeping vermeldt de agenda.
Art. 3.Wanneer een lid, gekozen uit de groep der eigenaars en vruchtgebruikers of uit de groep van de exploitanten, een vergadering niet kan bijwonen, verzoekt hij zijn plaatsvervanger hem te vervangen.
Indien bedoelde plaatsvervanger eveneens de vergadering niet kan bijwonen, verzoekt hij de andere plaatsvervanger, gekozen in dezelfde groep, hem te vervangen.
Art. 4.De voorzitter opent en sluit de vergaderingen, leidt de debatten en de stemopnemingen en handhaaft de politie over de vergadering.
De voorzitter zorgt in het bijzonder ervoor dat de bepalingen van het Landbouwwetboek en van dit reglement worden nageleefd.
Bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter en van de plaatsvervangende voorzitter wijst de vergadering uit haar midden een lid aan dat de vergadering voorzit.
Art. 5.De secretaris staat de voorzitter bij. Hij brengt verslag uit over elk punt van de agenda, behoudens wanneer hij hiervan door de vergadering wordt ontslagen. Hij maakt de notulen van de vergadering op.
Zijn de secretaris en de plaatsvervangende secretaris afwezig of verhinderd, dan wordt het secretariaat van de vergadering waargenomen door een persoon die daartoe, eventueel buiten de leden van de commissie, door de vergadering wordt aangewezen
Art. 6.Behoudens instemming van de meerderheid van de aanwezige leden mogen enkel de punten die op de in de oproepingsbrief vermelde agenda gebracht zijn, worden beraadslaagd en beslist.
Art. 7.De commissie brengt advies uit, welke ook het aantal aanwezige leden is.
De adviezen worden genomen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. De commissie drukt haar wil ofwel mondeling bij naamafroeping, ofwel met opgeheven hand uit, volgens de beslissing van de voorzitter die het laatst stemt.
Art. 8.De commissie kan alle personen horen wier advies zij wenst in te winnen.
Art. 9.Een lid van de commissie mag geen beraadslaging bijwonen noch aan een stemming deelnemen betreffende dossiers waarbij hij, ofwel persoonlijk, ofwel als zaakgelastigde, rechtstreeks belang heeft, of waarbij zijn echtgenoot, dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad persoonlijk en rechtstreeks zijn betrokken.
Art. 10.Het proces-verbaal van elke vergadering wordt ter zitting zelf opgemaakt en goedgekeurd en onmiddellijk ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de vergadering.
Art. 11.De notulen van de vergaderingen worden overgeschreven of een afschrift ervan wordt geplakt, in volgorde en zonder vrije tussenruimte, in een notulenboek waarvan de bladzijden door de voorzitter worden genummerd en geparafeerd. Het register en de notulen van de zittingen worden in het archief van de commissie bewaard.
Art. 12.De secretaris bewaart het archief van de commissie. Op het einde van de landinrichtingsverrichtingen waarvoor de commissie werd opgericht, overhandigt hij het aan het comité dat door deze laatste werd bijgestaan. De secretaris is belast met het dagelijkse beheer van de commissie.
Art. 13.Alle leden en plaatsvervangende leden van de commissie ontvangen een exemplaar van dit reglement.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 betreffende de landinrichting van de landeigendommen.
Namen, 15 mei 2014.
De Minister-President, R DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO