gepubliceerd op 30 oktober 2019
Besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019 tot aanneming van de ecologische doorgangsgebieden bedoeld in artikel D.II.2, § 2, vierde lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
9 MEI 2019. - Besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019 tot aanneming van de ecologische doorgangsgebieden bedoeld in artikel D.II.2, § 2, vierde lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
De Waalse Regering, Gelet op het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, de artikelen D.II.2, § 2, vierde lid;
Gelet op het rapport van 26 juni 2018 opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 juni 2018;
Gelet op advies 65.816/4 van de Raad van State, uitgebracht op 25 april 2019, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
Gelet op richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de effecten van bepaalde plannen en programma's op het leefmilieu;
Overwegende dat het voorontwerp van besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 tot aanneming van de ecologische doorgangsgebieden bedoeld in artikel D.II.2 § 2, vierde lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening van 22 oktober tot 5 december 2018 tegelijk met het ontwerp van ruimtelijk ontwikkelingsplan onderworpen is aan een openbaar onderzoek en dat het vergezeld ging van een milieueffectbeoordeling;
Overwegende dat aangezien het voorontwerp van besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 tot aanneming van de ecologische doorgangsgebieden bedoeld in artikel D.II.2 § 2, vierde lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening aanzienlijke gevolgen kan hebben op het leefmilieu van een ander Gewest, van een andere lidstaat van de Europese Unie of van een andere staat die partij is bij het Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, bedoeld voorontwerp, samen met het milieueffectrapport, op 19 oktober 2018 voor advies is voorgelegd aan de bevoegde overheden van: - het Vlaams Gewest; - het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - de "Région Grand-Est" (Franse Republiek); - de "Région des Hauts-de-France" (Franse Republiek); - het Land Rijnland-Palts (Duitse Bondsrepubliek); - het Land Noordrijn-Westfalen (Duitse Bondsrepubliek); - de provincie Limburg (Koninkrijk der Nederlanden); - het Groothertogdom Luxemburg;
Overwegende dat het voorontwerp van besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 tot aanneming van de ecologische doorgangsgebieden bedoeld in artikel D.II.2 § 2, vierde lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening samen met het milieueffectenrapport op 19 oktober 2018 voor advies is voorgelegd aan: - de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening"; - de Beleidsgroep "Leefmilieu"; - de Beleidsgroep "Landelijke Aangelegenheden", afdeling "Natuur"; - de "Union des villes et communes de Wallonie" (Unie van de Waalse steden en gemeenten);
Overwegende dat het advies van de gemeenteraden voor het eerste deel op 18 december 2018 en voor het andere deel op 24 december 2018 bij schrijven is aangevraagd;
Identificatie van de ecologische doorgangsgebieden op het niveau van het Waalse Gewet en verband met het ruimtelijk ontwikkelingsplan Overwegende dat in artikel D.II.2, § 2, vierde lid van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, hierna "het Wetboek" genoemd, bepaalt dat de ruimtelijke structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan "de door de Regering aangenomen ecologische doorgangsgebieden opneemt";
Overwegende dat de identificatie van ecologische doorgangsgebieden op het grondgebied van het Waalse Gewest ook bijdraagt tot het nakomen van twee verbintenissen van de Europese Unie, te weten het verlies van biodiversiteit in de Unie tegen 2020 tot staan te brengen en de biodiversiteit en de ecosysteemdiensten in de Europese Unie tegen 2050 te beschermen, te evalueren en te herstellen (Mededeling van de Commissie van 3 mei 2011 getiteld "Biodiversiteit, onze levensverzekering en ons natuurlijk kapitaal - Strategie van de Europese Unie voor 2020"); dat het Waalse Gewest, door de integratie van biodiversiteit in de regionale planning te ondersteunen, ook deelneemt aan de uitvoering van de verbintenissen die het Waalse Gewest op nationaal niveau is aangegaan in het kader van de Nationale Biodiversiteitsstrategie 2020 van België;
Overwegende dat de strategie voor het natuurbehoud in het Waalse Gewest gebaseerd is op het concept van ecologische vermazing; dat dit overeenstemt met een reeks natuurlijke en seminatuurlijke ecosystemen, maar ook met onderling verbonden vervanghabitats die in de vitale behoeften van soorten en hun populaties zullen kunnen voorzien;
Overwegende dat de ecologische doorgangsgebieden bouwstenen zijn van het ecologische netwerk; dat zij een belangrijke rol spelen in de langeafstandsbewegingen van migrerende soorten, in meer lokale verplaatsingen tussen vitale voedings-, broed- en rustplaatsen van soorten die zich voortplanten of overwinteren op het Waalse grondgebied, met het oog op het voortbestaan op lange termijn van planten- en diersoorten;
Overwegende dat de ecologische doorgangsgebieden bedoeld in artikel D.II.2, § 2 van voorgenoemd Wetboek moeten worden ingericht, rekening houdend "met hun biologische waarde en hun continuïteit met het oog op een coherente ecologische vermazing op het regionale grondgebied ;" Overwegend dat op gewestelijke schaal rekening moet worden gehouden met de vorming van netwerken van natuurlijke milieus met een hoge biologische waarde die kenmerkend zijn voor de dicht bebladerde bosgebieden of de verschillende soorten kwetsbare en marginale bodems die geassocieerd zijn met het reliëf en het hydrografisch netwerk, ten einde een coherente ecologische vermazing op gewestelijke schaal te verzekeren;
Overwegende dat vijf typen ecologische doorgangsgebieden op gewestelijke schaal geïdentificeerd kunnen worden: 1° de dicht bebladerde bosgebieden;2° de kalkhoudende graslanden en bijbehorende milieus;3° de Ardense toppen;4° de hoge Ardense valleien;5° alluviale vlakten; Overwegende dat de ecologische doorgangsgebieden opgenomen op de dicht bebladerde bosgebieden een opeenvolging van bosmassieven met elkaar verbinden, die vaak bestaan uit oude boombestanden en waarvan de bodem weinig menselijke ingrepen heeft ondergaan, en die een grote diversiteit aan bossoorten huisvesten;
Overwegende dat de ecologische doorgangsgebieden opgenomen op de kalkhoudende graslanden en bijbehorende milieus een opeenvolging van kalkhoudende graslanden en droge gronden met elkaar verbinden die aanwezig zijn op droge, erg oppervlakkige gronden (kalksteen, leisteen, kiezelhoudend, zinkhoudend, enz.), alsook seminatuurlijke open habitats die onderlinge verbindingen vormen, dat deze milieus een groot aantal beschermde of bedreigde soorten herbergen en een erg grote erfgoedwaarde hebben, zowel op gewestelijke als op Europese schaal;
Overwegende dat de ecologische doorgangsgebieden opgenomen op de Ardense toppen een opeenvolging van heidegebieden, laagvenen en habitats die geassocieerd worden met de turfgronden van de Ardense hooglanden met elkaar in verbinding brengen die erg waardevolle ecosystemen vormen;
Overwegende dat de ecologische doorgangsgebieden opgenomen op de hoge Ardense valleien een opeenvolging van erg vochtige gebieden die de bovenste delen van de Ardense valleien innemen, zoals moerasbossen, gebieden met waterbronnen, laagvenen, vochtige graslanden en habitats op erg oppervlakkige bodems zoals de hellingbossen met elkaar in verbinding brengen, en dat deze gebieden van groot biologisch belang zijn;
Overwegende dat de ecologische doorgangsgebieden opgenomen op de alluviale vlakten die kenmerkend zijn voor de brede valleien van het hydrografisch netwerk vochtige gebieden met elkaar in verbinding brengen waaronder poelen, waterplassen, vochtige graslanden, rietlanden, vochtige heide, alluviale bossen, enz., die een grote biodiversiteit herbergen;
Gelet in het bijzonder op het verband tussen het onderhavige besluit en het ruimtelijk ontwikkelingsplan; overwegende dat dit besluit op kaart de ecologische doorgangsgebieden die voor een samenhangende ecologische vermazing op de schaal van het gewestelijk grondgebied identificeert en begrenst; dat de ruimtelijke structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan de door de wet op het natuurbehoud erkende gebieden en de door dit besluit geïdentificeerde ecologische doorgangsgebieden opneemt; dat het niet aan het ruimtelijk ontwikkelingsplan van het grondgebied is om deze te identificeren, noch om hun wettelijke reikwijdte te bepalen;
Overwegende echter dat het ruimtelijk ontwikkelingsplan door middel van de ruimtelijke structuur en de uitvoeringsbeginselen ervan enerzijds de verschillende activiteiten op het grondgebied wil structureren om bij te dragen tot een betere bescherming van de erkende gebieden (wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud) en de continuïteit van de door de Regering goedgekeurde ecologische doorgangsgebieden wil behouden, en anderzijds de versnippering van de onbebouwde ruimten wil verminderen door ervoor te zorgen dat deze gebieden in netwerken met elkaar verbonden worden om zo een ecologisch netwerk tot stand te brengen op gewestelijke schaal;
Milieueffectenrapport Overwegende dat de aangenomen ecologische doorgangsgebieden mogelijk niet verwaarloosbare effecten op het milieu kunnen hebben; dat de Waalse Regering een beoordeling van hun effect op het milieu heeft laten uitvoeren;
Overwegende dat het Waalse gewestelijke recht momenteel geen enkele bepaling bevat tot omzetting van Richtlijn 2001/42/EG met het oog op de toepassing van de daarin vervatte regeling op verordeningen zoals het ontwerpdecreet;
Overwegende dat de milieueffecten van de tenuitvoerlegging van de voorgenomen ecologische doorgangsgebieden dan ook werden beoordeeld in de zin van Richtlijn 2001/42/EG; dat het adviesbureau STRATEC S.A., hiertoe gemachtigd, werd aangesteld om deze beoordeling uit te voeren;
Overwegende dat de auteur van het onderzoek concludeert dat de voorgestelde ecologische doorgangsgebieden zich richten op een reeks milieus die een grote biodiversiteit herbergen;
Overwegende dat de auteur van het onderzoek tot de conclusie komt dat de betreffende milieus vaak een relatief lineair patroon vertonen en dat de voorgestelde ecologische doorgangsgebieden, in combinatie met lokale ecologische doorgangsgebieden (< 1.000 m), ongeveer 96% van de totale oppervlakte aan door de wet op het natuurbehoud erkende sites met elkaar in verbinding brengt;
Overwegende dat de auteur van het onderzoek oordeelt dat de afgezonderde natuurgebieden die niet ontsloten worden door ecologische doorgangsgebieden doorgaans een beperkte oppervlakte hebben en op soms aanzienlijke afstanden van andere beschermde gebieden liggen; dat de inspanningen die nodig zouden zijn om deze gebieden via extra doorgangsgebieden met het netwerk te verbinden, niet de voordelen rechtvaardigen die deze doorgangsgebieden zouden opleveren voor het ecologische netwerk;
Overwegende dat met deze analyse niet kan worden ingestemd; dat, rekening houdend met de argumenten van de auteur van het onderzoek, het inderdaad niet relevant is om 4% van de erkende sites op gewestelijke schaal met elkaar te verbinden, maar het niettemin mogelijk is om deze op bovenlokaal en lokaal niveau met elkaar te verbinden via bestaande ecologische corridors, zoals hagen, bomen, boomgaarden, met gras begroeide taluds, akkerranden, poelen, zoetwatersloten, valleibodems, waterlopen, verlaten spoorlijnen of andere elementen die op lokaal niveau zouden worden geïdentificeerd als instrumenten van ruimtelijke ordening van een lagere schaal;
Overwegende dat de auteur van het onderzoek van mening is dat de voorgestelde ecologische doorgangsgebieden een zeer positieve invloed hebben op het biologisch erfgoed (minder versnippering van natuurgebieden, ontwikkeling van ecologische continuïteit, intensivering van de dienstverlening door systemen) en de leefomgeving (behoud van groen in de omgeving of binnen verstedelijkte gebieden, behoud van het landelijke landschap);
Overwegende dat de auteur van het onderzoek van mening is dat de geplande ecologische doorgangsgebieden een positieve maar beperktere impact hebben op de andere gebieden van het milieu, namelijk het landgebruik (gebieden die beschermd zijn tegen ruimtebeslag), de demografische en sociale aspecten (creatie van leef- en ontmoetingsplaatsen) en het bebouwde en archeologische erfgoed (valorisatie van de erfgoedelementen en complementariteit van de voorgestelde activiteiten);
Overwegende dat de auteur van het onderzoek van oordeel is dat de voorgestelde ecologische doorgangsgebieden een meer gematigd effect hebben op de mobiliteit (bijkomende technische beperkingen om de continuïteit van de ecologische doorgangsgebieden over wegen te waarborgen) en de economie (investeringen die nodig zijn voor de mogelijke verwerving van bepaalde gronden, extra voorzieningen en financiële incentives om ecologische doorgangsgebieden te handhaven of te verbeteren) Overwegende dat de auteur van de studie van oordeel is dat de uitvoering van de voorgenomen ecologische doorgangsgebieden effect zou hebben op de bebouwbaarheid of de exploitatie (beperkingen of moeilijkheden) voor economische doeleinden van onroerende goederen die door de geplande tracés worden doorkruist;
Overwegende dat het Wetboek van Ruimtelijke Ordening de Waalse Regering de bevoegdheid geeft om de ecologische doorgangsgebieden vast te leggen die moeten worden opgenomen in de ruimtelijke structuur van het ruimtelijk ontwikkelingsplan, dat een indicatieve waarde heeft; dat de effecten van de uitvoering ervan derhalve moeten worden beoordeeld in het licht van de indicatieve waarde van het ruimtelijk ontwikkelingsplan;
Overwegende dat het aan de kleinschaligere plannen is om er het tracé van te verfijnen in functie van de lokale kenmerken; dat het daarom op die schaal is dat de effecten van de ecologische doorgangsgebieden moeten worden beoordeeld en eventuele corrigerende maatregelen moeten worden genomen;
Overwegend voorts dat het door de auteur van het onderzoek vastgestelde risico moet worden genuanceerd, aangezien de praktijk aantoont dat het verbod op bouwwerken niet noodzakelijkerwijs de beste oplossing is om netwerken van natuurlijke habitats te waarborgen en dat het vaak beter is om deze dimensie te integreren in het projectontwerp; overwegende dat de inrichtingen die gepaard gaan met de invoering van ecologische doorgangsgebieden in veel gevallen bijvoorbeeld gunstig zijn voor de ontwikkeling van landbouwactiviteiten; dat bovendien de balans tussen de beperkingen inzake uitbating die zij kunnen genereren en hun effecten op de activiteiten op de lange termijn meestal positief is (erosie, bescherming van de entomofauna, enz.);
Overwegende dat de omvang van de eventuele beperkingen van het bodemgebruik als gevolg van de geplande ecologische doorgangsgebieden eveneens moet worden genuanceerd; dat deze enkel betrekking hebben op de onroerende goederen die niet in de krachtens de wet op het natuurbehoud erkende locaties gelegen zijn;
Overwegende dat, vanwege de keuze van de aaneen te sluiten milieus, de ecologische doorgangsgebieden overwegend in dunbevolkte, weinig verstedelijkte of moeilijk te bebouwen gebieden gelegen zijn (Ardense toppen, hoge Ardense valleien);
Overwegende dat de auteur van het onderzoek een aantal opvolgings- en mitigatiemaatregelen voorstelt die, indien ze worden ingevoerd, globaal erg positieve effecten zullen sorteren op het milieu;
Overwegende dat de auteur van het onderzoek concludeert dat de identificatie van de ecologische doorgangsgebieden het mogelijk maakt om strategische gebieden voor natuurbehoud aan te wijzen, waar de inspanningen verdubbeld moeten worden om een verdere versnippering van het grondgebied of verder ruimtebeslag te voorkomen;
Openbaar onderzoek en raadplegingen Overwegende dat uit de processen-verbaal van afsluiting opgesteld door de gemeentelijke diensten aan het einde van het openbaar onderzoek, blijkt dat 99 klachten en opmerkingen zijn ontvangen;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners van mening zijn dat de publiciteit die tijdens het openbaar onderzoek is gegeven, niet voldoende was;
Overwegende dat bezwaarindieners het betreuren dat de voorgestelde ecologische doorgangsgebieden gebaseerd zijn op de bestaande situatie en niet op potentiële verbindingszones op basis van herstelwerkzaamheden;
Overwegende dat bezwaarindieners van mening zijn dat het behoud van slechts vijf soorten ecologische doorgangsgebieden te beperkend is om een samenhangende en volledige vermazing op regionaal niveau te waarborgen;
Overwegende dat bezwaarindieners vaststellen dat sites met een hoge biologische waarde niet verbonden zijn door de voorgestelde ecologische doorgangsgebieden, met name ten noorden van de Samber- en Maaslijn en in de Condroz; dat dit lijkt het resultaat te zijn van de door de Waalse Regering gekozen optie om alleen sites die erkend zijn in het kader van de wet op het natuurbehoud te verbinden; dat het milieueffectrapport had moeten wijzen op de onmogelijkheid om een geloofwaardige ecologische hoofdstructuur te ontwerpen zonder rekening te houden met sites met een hoge biologische waarde en sites die in aanmerking komen voor Natura 2000, en dus niet alleen de verbindingen tussen strikt beschermde gebieden te controleren;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners het betreuren dat het land van Herve niet in aanmerking is genomen;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners voorstellen om de voorgestelde ecologische doorgangsgebieden uit te breiden en aan te vullen, met name met het oog op de aansluiting van: - de volgende sites: * Natura 2000-site BE31001 - "Affluents brabançons de la Senne" ; * Natura 2000-site BE31007 - "vallée du Train" ; * Natura 2000-site BE 32003 - "pays des Collines" ; * Natura 2000-site BE32006 - "bois d'Enghien et de Silly" ; - de volgende bosgebieden: * bos van Hal - Zoniënwoud - Meerdaelwoud ; * Henegouwse Kempen - bos van de Houssière - bos van Hal; * de bosgebieden van de Eau d'Heure, de Molignée, de Haute-Meuse, de Samson en de Hoyoux; * de eikenbossen van Fagne-Famenne; * het bos van Anlier en de continuïteiten gewaarborgd door de valleien van de Our, van de Lomme en van de Amel; * de "cuesta bajocienne"; * het bos van Mariemont ; - de volgende vochtige gebieden: * vallei van de Nethen - vallei van de Dijle; * vallei van de Lasne - vallei van de Dijle; * vallei van de Senne - vallei van de Dijle; * vallei van de Mazerine en van de Argentineé - vallei van de Dijle; * "bassin de la Haine et ses affluents" - voormalig "canal du Centre"; * de valleien van de Maas, van de Ourthe en van de Vesder ; * de vallei van de Lesse; * de vallei van de Semois; * de vallei van de Lomme; * diverse waterlopen van tweede of derde categorie of ongeklasseerde waterlopen; - de sites op kalkachtig substraat: * Vesder - Basse-Meuse via het land van Herve;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners wensen dat de beoogde verbindingen met de buurlanden explicieter worden gemaakt en dat sommige daarvan worden gecorrigeerd;
Overwegende dat bezwaarindieners voorstellen om bijkomende ecologische doorgangsgebieden op gewestelijke schaal te identificeren: - steenbergen en oude bedrijfsterreinen, met name om ultra-pionierssoorten te beschermen; - het langeafstandswandelpad "sentier des terrils" GR412 ; - RAVeL-netwerk en oude spoorlijnen; - spoorlijnen en wegennet; - landbouwhabitats: * doorgang voor het "extensieve graslandbouwsysteem" en in het bijzonder de bosrijke weiden; * doorgang voor de bescherming van vogels op de landbouwgronden; - bosrijke milieus en gebieden met heggen en opmerkelijke bomen; - tuininrichting en groengebieden in verstedelijkte gebieden; - onverlichte ecologische corridors; - waterlopen en vochtige gebieden; - bodems met imperfecte drainage en overstromingsgebieden in niet-verstedelijkte gebieden; - uitdagingen "soorten";
Overwegende dat bezwaarindieners voorstellen om de basiskaart te wijzigen door het toevoegen van: - de Waalse biogeografische regio's; - het gewestplan; - de sites met een hoge biologische waarde alsook de sites die in aanmerking komen voor het Natura 2000-net en die niet gekozen zijn; - het hele hydrografische net; - de belangrijke steden;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners zich vragen stellen omtrent de schijnbare verstoring van de ecologische doorgangsgebieden die op het niveau van de Luikse agglomeratie worden verwacht;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners voorstellen om de kaart te verduidelijken of de informatie op twee kaarten te vermelden;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners van mening zijn dat de regionale schaal niet de relevante schaal is voor het vaststellen van ecologische doorgangsgebieden (een te onnauwkeurige schaal); dit heeft tot gevolg dat het niet mogelijk is om doorgangen "vast te stellen" op structurele of functionele elementen;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners van mening zijn dat het niet relevant is om de precieze vaststelling en tenuitvoerlegging van ecologische doorgangsgebieden aan de plaatselijke besturen toe te vertrouwen;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners van mening zijn dat alle ecologische doorgangsgebieden in één kleur hadden moeten verschijnen;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat het project concrete en operationele maatregelen ontbeert;
Overwegende dat een bezwaarindiener van mening is dat het milieueffectrapport moet worden aangevuld met een passende milieueffectbeoordeling overeenkomstig de bepalingen van de wet op het natuurbehoud;
Overwegende dat sommige bezwaarindieners van mening zijn dat het milieueffectrapport onvolledig of onjuist is in zijn analyse van de gevolgen op: - de economische activiteit, met inbegrip van de land- en bosbouwactiviteiten; - het probleem van invasieve planten;
Overwegende dat de bevoegde overheden van het Vlaamse Gewest en de provincie Limburg (Koninkrijk der Nederlanden) in het kader van de toepassing van het Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband een advies hebben uitgebracht; dat deze binnen de voorgeschreven termijn zijn toegezonden;
Overwegende dat de bevoegde overheden van het Vlaamse Gewest zich uitspreken voor het initiatief van de Waalse Regering om ecologische doorgangsgebieden op haar grondgebied aan te nemen;
Overwegende dat ze van mening zijn dat de doorgangen opgenomen op de valleien van de Leie, de Schelde, de Dender, de Zenne en de Geer, de bossen van de Vlaamse Ardennen, het Zoniënwoud en het Meerdaalwoud en de kalkhoudende graslanden van de Maasvallei en de Voerstreek ook voor Vlaanderen van belang zijn voor de ontsnippering van deze gebieden;
Overwegende dat zij niettemin vragen stellen omtrent de draagwijdte van dit besluit en de impact ervan op de plannen en projecten die in Vlaanderen in de buurt van de Waalse grens worden ontwikkeld; dat zij daarom vragen om op de hoogte te worden gehouden van de voortzetting van de procedure en betrokken te worden bij de daaropvolgende beslissingen die daaruit voortvloeien en die een impact kunnen hebben op het Vlaamse grondgebied;
Overwegende dat de bevoegde overheden van de provincie Limburg (Koninkrijk der Nederlanden) de doelstellingen van dit besluit onderschrijven; dat zij verheugd zijn over de hervatting van de grensoverschrijdende ecologische doorgangsgebieden in de alluviale vlakten van de Geer en de kalkhoudende graslanden in verband met de Maas- en Gueulevalleien; dat zij het echter betreuren dat er geen doorgang van het type "alluviale vlakte" in de vallei van de Gulpe bestaat;
Gelet op het advies van de Beleidsgroep "Leefmilieu" dat binnen de gestelde termijn op 17 december 2018 is uitgebracht;
Overwegende dat de Beleidsgroep "Leefmilieu" het initiatief om een kaart van de ecologische doorgangsbieden op regionale schaal aan te nemen, toejuicht;
Overwegende dat bedoelde Beleidsgroep echter van mening is dat de kaart het onderwerp moet zijn van een begeleidingsproces, met name met steun voor de actoren en een mededeling die een passende toepassing op lagere schaal mogelijk maakt;
Overwegende dat uit het advies van de Beleidsgroep "Leefmilieu" blijkt dat ecologische doorgangsgebieden ook moeten bijdragen tot een defragmentatiedoelstelling om de connectiviteit van de milieus te verbeteren, met name door de ontwikkeling van ecopijpleidingen;
Overwegende dat hij ook twee wijzigingen van de tekst van het besluit voorstelt;
Overwegende dat de Beleidsgroep zich afvraagt wat precies wordt bedoeld met het begrip "erkende sites in de zin van de wet op het natuurbehoud" en de implicaties daarvan voor de samenstelling van de kaart; dat hij aanbeveelt dat dit begrip duidelijk en nauwkeurig wordt gedefinieerd en dat, indien nodig, de kaart wordt gecorrigeerd;
Overwegende dat de Beleidsgroep voorstelt om biogeografische regio's op de kaart in bijlage bij het besluit op te nemen, ten einde de ecologische doorgangsgebieden beter te identificeren;
Overwegende dat de Beleidsgroep onderstreept dat de kaart niet de overlappingen en de continuïteit tussen de verschillende milieus waarop ze zijn opgenomen weergeeft; dat ze de continuïteit tussen de verschillende elementen van de aquatische ecologische doorgangsgebieden (met name in de Maasvallei) niet laat zien; dat de Beleidsgroep daarom aanbeveelt om in het besluit een kaart op te nemen voor elk type doorgangsgebied;
Overwegende dat de Beleidsgroep ook vereist dat de kaarten onafhankelijk beschikbaar zijn op WalOnMap en regelmatig worden bijgewerkt;
Overwegende dat de Beleidsgroep ten slotte van mening is dat het milieueffectrapport antwoorden had moeten geven op de volgende elementen: - betrekkingen tussen het Waalse ecologische net en dat van de aangrenzende gebieden; - belang om al dan niet rekening te houden met de sites met een hoge biologische waarde bij het ontwerpen van de kaart; - mogelijkheid om naast de vijf genoemde infrastructuren nog andere infrastructuren te integreren (bijvoorbeeld een infrastructuur voor grote bedreigde taxonomische groepen of voor de kromming van steenbergen en oude bedrijfsterreinen);
Gelet op het advies van de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening" dat binnen de gestelde termijn op 18 december 2018 is uitgebracht;
Overwegende dat de Beleidsgroep verklaart kennis te hebben genomen van het advies van de Beleidsgroep "Leefmilieu" en al zijn overwegingen onderschrijft;
Gelet op het advies van de Beleidsgroep "Landelijke Aangelegenheden" dat binnen de gestelde termijn op 18 december 2018 is uitgebracht;
Overwegende dat de Beleidsgroep "Landelijke Aangelegenheden" een aantal opmerkingen maakt die vergelijkbaar zijn met die van de Beleidsgroep "Leefmilieu";
Overwegende dat de Beleidsgroep "Landelijke Aangelegenheden" van het advies van de Beleidsgroep "Leefmilieu" afwijkt in die zin dat het de integratie van sites met een hoge biologische waarde in het in kaart brengen van ecologische doorgangsgebieden aanbeveelt, op voorwaarde dat deze integratie er niet in bestaat deze gebieden een speciale status te geven die bindend zou blijken te zijn;
Overwegende dat de Beleidsgroep wenst dat de basiskaart wordt aangevuld met de andere waterlopen in de ecologische doorgangsgebieden ongeklasseerd zijn en met het actieve of ongebruikte spoorwegnet, dat een net vormt dat sterk verbonden is met de andere doorgangsgebieden;
Overwegende dat de Beleidsgroep "Landelijke Aangelegenheden" ten slotte de volgende verbeteringen voorstelt: - toevoeging van de steenbergenketen; - toevoeging van het regionale ecologische doorgangsgebied van de Maas, de Ourthe en de Lesse en verlenging van het ecologische doorgangsgebied van de Semois om de ecologische continuïteit te verzekeren; - verlenging van het ecologische doorgangsgebied van de wouden van de Henegouwse Kempen naar Brussel met het bos van Houssière; - aanvulling van het ecologische doorgangsgebied van de Brabantse wouden om de bosgebieden dichtbij Chaumont-Gistoux op te nemen die een connectiviteit met de vallei van de Orneau verzekeren; - toevoeging van de vallei van de Lomme; - verbetering van de uiteinden van de verschillende ecologische doorgangsbieden wanneer deze zich uitbreiden naar andere regio's en landen;
Gelet op advies van de "Union des Villes et Communes de Wallonie" (Waalse Steden en Gemeenten), dat binnen de gestelde termijn op 4 december 2018 is uitgebracht;
Overwegende dat uit het advies van de "Union des Villes et Communes de Wallonie" blijkt dat zij het enerzijds betreurt dat de milieubeoordeling tekortschiet en anderzijds dat er geen gekwantificeerde doelstellingen zijn vastgesteld, met name wat betreft de sites met een hoge biologische waarde die moeten worden beschermd;
Overwegende dat ze ook benadrukt dat het Gewest moet instemmen met de beschikbaarstelling van voldoende middelen om de gemeenten in staat te stellen deze kwesties daadwerkelijk te integreren in hun gemeentelijke plannen en programma's voor natuurontwikkeling;
Overwegende dat ze verbaasd is dat het ruimtelijk ontwikkelingsplan niet rechtstreeks verwijst naar het begrip van de belangrijkste ecologische structuur en naar de werken van het Departement Onderzoek naar het Natuurlijk en Landbouwmilieu van de Waalse Overheidsdienst;
Overwegende dat de koppeling tussen de kaart van de ecologische doorgangsgebieden en het vermogen om ze operationeel te maken in twijfel wordt getrokken, met name vanwege de draagwijdte ervan, die waarschijnlijk te algemeen is om in planningshandelingen te concretiseren en de interpretatie die eraan kan worden gegeven;
Overwegende dat de "Union des Villes et Communes de Wallonie" ook acht dat de confrontatie met andere oriëntaties van het ruimtelijk ontwikkelingsplan niet duidelijk tot uiting komt;
Overwegende dat ze bovendien het betreurt dat het gebied ten noorden van de Samber- en Maaslijn niet meer aandacht krijgt om de ontwikkeling van ecologische doorgangsgebieden ter bestrijding van de versnippering ervan mogelijk te maken;
Overwegende dat ze ten slotte acht dat er specifieke doelstellingen en aanbevelingen moeten worden geformuleerd voor de vijf soorten milieus waarvoor ecologische doorgangsgebieden moeten worden gehandhaafd;
Gelet op de adviezen die binnen de gestelde termijn overgemaakt zijn door de gemeenteraden van Amay, Andenne, Anthisnes, Antoing, Aarlen, Aat, Aubange, Baelen, Bastenaken, Beaumont, Beloeil, Berloz, Bertogne, Beyne-Heusay, Bièvre, Bouillon, Eigenbrakel, 's-Gravenbrakel, Braives, Brugelette, Brunehaut, Büllingen, Bütgenbach, Celles, Charleroi, Châtelet, Chaudfontaine, Chaumont-Gistoux, Chièvres, Ciney, Colfontaine, Komen-Waasten, Courcelles, Court-Saint-Etienne, Couvin, Crisnée, Dalhem, Daverdisse, Dinant, Dison, Dour, Eghezée, Elzele, Erquelinnes, Estaimpuis, Farciennes, Ferrières, Fexhe-le-Haut-Clocher, Flémalle, Fléron, Vloesberg, Floreffe, Florennes, Florenville, Fontaine-l'Evêque, Fosses-la-Ville, Frameries, Frasnes-lez-Anvaing, Froidchapelle, Geer, Genepiën, Gerpinnes, Gouvy, Graven, Habay, Hamoir, Hamois, Hannuit, Hastière, Herbeumont, Herve, Houffalize, Itter, Jalhay, Geldenaken, Juprelle, Kelmis, Lasne, Le Roeulx, Léglise, Lessen, Limburg, Lobbes, Lontzen, Malmedy, Manage, Marche-en-Famenne, Modave, Mons, Morlanwelz, Moeskroen, Namen, Nassogne, Neufchâteau, Neupré, Ohey, Ottignies-Louvain-la-Neuve, Oupeye, Paliseul, Pecq, Pepinster, Péruwelz, Perwez, Philippeville, Plombières, Pont-à-Celles, Profondeville, Quiévrain, Rebecq, Remicourt, Rixensart, Rochefort, Rouvroy, Saint-Georges-sur-Meuse, Sambreville, Sankt-Vith, Sivry-Rance, Somme-Leuze, Soumagne, Stavelot, Tenneville, Theux, Thimister-Clermont, Thuin, Tinlot, Trois-Ponts, Verlaine, Verviers, Vielsalm, Villers-la-Ville, Villers-le-Bouillet, Virton, Wezet, Weismes, Walcourt, Walhain, Waremme, Waver;
Overwegende dat de gemeenteraden de raadplegingsperiode (begin van de gemeentelegislatuur) betreuren;
Overwegende dat vele gemeenteraden hun gunstig advies afhankelijk maken van de voorwaarde dat rekening wordt gehouden met het advies van de "Union des Villes et Communes de Wallonie";
Overwegende dat verschillende gemeenteraden zich aansluiten bij de klachten en opmerkingen die in het kader van het openbaar onderzoek zijn ingediend;
Overwegende dat de gemeenteraden van de Duitstalige gemeenten die een advies hebben ingediend, wensen dat het ontwerpbesluit slechts bij wijze van overgangsmaatregel op hun grondgebied van toepassing is tot de overdracht van de bevoegdheid aan de Duitstalige Gemeenschap;
Overwegende dat verschillende gemeenteraden het advies van de "Fédération des Parcs naturels" onderschrijven, dat vraagt om rekening te houden met: - de sites met een hoge biologische waarde en de sites die in aanmerking komen voor het Natura 2000-net alsook de "landschapsmatrix" (ADESA-omtrekken) - de habitats van kwetsbare of sterk achteruitgaande soorten en om ze op de kaart te vertegenwoordigen; - de ecologische continuïteit van de waterlopen via een ecologisch doorgangsgebied "waterloop" dat de prioritaire gebieden inzake ecologische continuïteit bestrijkt, die in de inventaris van de plannen voor het beheer van de hydrografische districten zijn vastgesteld;
Overwegende dat een gemeenteraad zich verzet tegen ecologische doorgangsgebieden die naar zijn mening een negatieve invloed kunnen hebben op verstedelijkingsprojecten en op de economische en stedelijke ontwikkeling ervan; dat andere gemeenteraden zich vragen stellen over de reële impact van dit besluit op beslissingen inzake ruimtelijke ordening;
Overwegende dat sommige gemeenteraden zich buigen over de impact van dit besluit op de exploitatie van bepaalde natuurlijke hulpbronnen langs de as van een doorgangsgebied;
Overwegende dat meerdere gemeenteraden voorstellen om de geplande en niet door het openbaar onderzoek bestreken ecologische doorgangsgebieden uit te breiden en te voltooien, met name met het oog op de aansluiting van: - de volgende sites: * Natura 2000 BE31010-site : "Sources de la Dyle"; * Natura 2000 BE32044-site : "Bassin de l'Escaut en amont de Tournai" ; * Natura 2000 BE32025-site : "Haut-Pays des Honnelles" ; * Natura 2000 BE 35022B-site : "Bassin de l'Iwène sur Ciney"; * het domaniale natuurreservaat "décanteurs de la sucrerie de Genappe"; - de volgende bosgebieden: * verlenging van de doorgang Brakel - Gauraing naar het zuiden; - de volgende vochtige gebieden: * verlenging van de vallei van de Haine naar de vallei van de Hanneton; * kanaal van Espierre; * vallei van de Grande Gette; * vallei van de Marcq; * vallei van de Trouille ; * de waterlopen van de "deux Vernes" en van de Calonne ; - de volgende sites op kalkachtig substraat: * verplaatsing van de doorgang kalkhoudend grasland van de "Basse Meuse" naar het westen;
Gelet op de adviezen die door de gemeenteraden van Edingen, Estinnes, Fleurus, Terhulpen, La Roche, Momignies, Mont-de-l'Enclus, Quévy, Rendeux, Seneffe, Sombreffe, na het verstrijken van de termijn zijn overgemaakt; dat bedoelde adviezen, indien zij niet binnen zestig dagen na de verzending van het verzoek zijn verzonden, als gunstig worden beschouwd;
Overwegende dat deze adviezen, na het lezen ervan, echter geen nieuwe informatie bevatten met betrekking tot de reeds gemaakte opmerkingen;
Gelet op de initiatiefadviezen van de gemeentecolleges van Gembloers en Hoei en de VZW ECO-VIE;
Overwegende dat deze adviezen formeel geen deel uitmaken van de procedure;
Overwegende dat deze adviezen, na het lezen ervan, echter geen nieuwe informatie bevatten met betrekking tot de reeds gemaakte opmerkingen;
Het rekening houden met de standpunten die tijdens het overleg naar voren zijn gebracht Overwegende dat dit besluit tot doel heeft de ecologische doorgangsgebieden te identificeren en op een kaart af te bakenen ten einde een coherente ecologisch vermazing op de schaal van het gewestelijk grondgebied te verzekeren; dat de uitvoering of de operationalisering van deze doorgangsgebieden niet onder dit besluit valt;
Overwegende dat alle opmerkingen met betrekking tot deze twee punten derhalve irrelevant zijn;
Overwegende dat de aan de Regering gegeven machtiging bestaat uit het tot stand brengen van ecologische doorgangsgebieden ten einde een net te op te zetten van de kernen van de sites erkend door de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud en zo een coherente ecologische vermazing op de schaal van het gewestelijk grondgebied te verzekeren;
Overwegende dat de machtiging dus niet bedoeld is om alle gebieden van het Waalse grondgebied met een huidig of potentieel biologisch belang te identificeren en in kaart te brengen; dat de gekozen ecologische doorgangsgebieden niet alleen wegens hun biologische waarde worden gekozen, maar ook wegens hun continuïteit om een coherente regionale ecologische vermazing te garanderen;
Overwegende dat de samenhang van de ecologische vermazing moet worden beoordeeld in termen van haar vermogen om een net op te zetten van de natuurlijke milieus met een hoge biologische waarde;
Overwegende dat de structuur van dit net nog niet is vastgesteld op het niveau van de regelgeving; dat het in dit opzicht ongepast is om het te verwarren met de belangrijkste ecologische structuur bedoeld in artikel 6 van het decreet van de Waalse regering van 14 juli 2016 betreffende de vergoedingen en toelagen toegekend in de Natura 2000-locaties en in de sites die in aanmerking komen voor het Natura 2000-net en in de ecologische hoofdstructuur; dat deze laatste een ander doel nastreeft, aangezien ze moet worden vastgesteld in het kader van de toekenning van compensaties en subsidies, en nog niet voor het gehele regionale grondgebied is vastgesteld;
Overwegende dat het ontwerpbesluit de verbinding op regionaal niveau van de sites die erkend zijn door de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud als optie neemt; dat ze bestaan uit natuurlijke milieus met een hoge biologische waarde die kenmerkend zijn voor loofbosmassieven of uit verschillende soorten kwetsbare en marginale bodems die verband houden met het reliëf en het hydrografische net;
Overwegende dat de optie om voor het tot stand brengen van ecologische doorgangsgebieden gebruik te maken van de sites die zijn erkend door de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, tot doel heeft deze te baseren op de enige onbetwistbare regelgevingsbasis die het mogelijk maakt om vandaag de hoge biologische waarde van een natuurlijk milieu aan te tonen; dat de sites die erkend zijn door de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, domaniale natuurreservaten, erkende natuurreservaten, bosreservaten, vochtige gebieden met een biologische waarde, ondergrondse holten van wetenschappelijk belang, Natura 2000-sites en sites die in aanmerking komen voor het Natura 2000-net in de zin van artikel 1 bis 18° bis van de genoemde wet zijn;
Overwegende dat het de reden is waarom geen rekening is gehouden met de sites met een hoge biologische waarde en met de sites die in aanmerking komen voor het Natura 2000-net en die niet zijn geselecteerd;
Overwegende dat de auteur van het milieueffectenrapport van het ontwerpbesluit concludeerde dat de ecologische vermazing die door de voorgestelde ecologische doorgansgebieden wordt vastgesteld, coherent is vanwege de omvang van de totale oppervlakte van de sites die op grond van de wet op het natuurbehoud worden erkend en die zij met elkaar verbinden;
Overwegende dat de optie om de geplande ecologische doorgangsgebieden aan te vullen met een ecologisch doorgangsgebied van het type "grote bedreigde taxonomische groepen" gebaseerd is op een "prospectieve" logica die voorafgaande studies vereist die moeten worden uitgevoerd bij gebrek aan een bestaande regelgevingsbasis; dat voor aquatische soorten zoals zalmen kan worden overeengekomen dat de ecologische doorgangsgebieden van het type "alluviale vlakte" en hoge Ardense valleien waarschijnlijk zullen bijdragen tot een vermindering van de dreiging waaraan ze nu worden blootgesteld;
Overwegende dat de optie om de geplande ecologische doorgangsgebieden aan te vullen met een ecologisch doorgangsgebied van het type "keten van steenbergen en braakliggende terreinen" eveneens is gebaseerd op dezelfde "prospectieve" logica; dat deze optie niet op gewestelijke schaal kan worden gekozen vanwege het zeer lokale karakter van de verbindingen die het mogelijk zou maken om dit te waarborgen;
Overwegende dat de optie om de geplande ecologische doorgangsgebieden aan te vullen met een ecologisch doorgangsgebied van het type "onverlichte ecologische corridors", dat gekenmerkt zou worden door een zekere duisternis, niet binnen het toepassingsgebied van een specifiek ecologisch doorgangsgebied valt; overwegende dat de kwestie van de lichtvervuiling echter wel in aanmerking moet worden genomen bij de implementatie van alle ecologische doorgangsgebieden die op het grondgebied zijn opgenomen;
Overwegende dat de vijf voorgestelde thematische ecologische doorgangsgebieden door hun reikwijdte en continuïteit een regionale schaal hebben; dat voorstellen om ze aan te vullen in aanmerking kunnen worden genomen; dat hetzelfde niet kan worden gezegd van sommige van de voorstellen van de bezwaarindieners vanwege de meer lokale schaal van de betrokken uitdagingen (opmerkelijke heggen, groene infrastructuur in de stad, ...); ;
Overwegende dat de geplande ecologische doorgangsgebieden daarom als volgt moeten worden aangevuld: 1° dicht bebladerde bosgebieden: - de verlenging van de doorgang tussen de bossen van de Henegouwse Kempen naar de Natura 2000-site van het Houssièrebos, het Hallebos en vervolgens het Zoniënwoud; * van de doorgang van de Brabantse wouden en valleien naar de Natura 2000-site van de vallei van de Lasne vervolgens naar Vlaanderen; - de toevoeging van doorgangen * waardoor de doorgang tussen de vallei van de Orneau met de doorgang van de Brabantse wouden en valleien via de Natura 2000-site van de "Vallée du Train" in Chaumont-Gistoux kan worden verbonden; * waardoor de doorgang van de Natura 2000-site "Bois d'Enghien et de Silly" met de Natura 2000-sites gelegen aan de Vlaamse grens kan worden verbonden; * waardoor de woud van Anlier met het bos van Heinsch kan worden verbonden; * waardoor de bosgebieden gelegen aan de noordgrens van Fagne-Famenne met elkaar kunnen worden verbinden; - de correctie van sommige uiteinden van de doorgangen wanneer ze zich op de grondgebieden van de aangrenzende regio's uitbreiden; 2° voor de doorgangsgebieden van het type "kalkhoudend graslanden en de bijbehorende milieus": - * de verplaatsing van de doorgang kalkgrasland van de "Basse Meuse" naar het westen;3° voor de doorgangen van het type "Ardense bergkammen": - geen wijziging;4° voor de doorgangen van het type " hoge Ardense valleien": - de toevoeging van de vallei van de Lomme ; - de verlenging van de doorgang van de Vierre om de ecologische continuïteit te verzekeren; 5° voor de doorgangen van het type "alluviale vlakten": - de verwijdering van de doorgangen op waterlopen die niet tot de gewestelijke bevoegdheden behoren (categorieën 2 en 3 en ongeklasseerde waterlopen); - de toevoeging van doorgangen op de valleien van: * de Maas; * de Ourthe en de Amel; * de Lesse, de Lomme en de Wamme; * de Hain; * de Grande Honnelles ; * de Marcq ; * de Trouille ; - de verlenging van de doorgangen van de Semois, de Schelde en de Haine naar Frankrijk om de ecologische continuïteit te verzekeren; de correctie van sommige uiteinden van doorgangen wanneer ze zich op de grondgebieden van de aangrenzende regio's uitbreiden;
Overwegende dat de milieus met een hoge biologische waarde, zoals erkend door de wet op het natuurbehoud, niet eerlijk verdeeld zijn over het regionale grondgebied; dat het daarom onmogelijk is te beantwoorden aan de wensen van bepaalde bezwaarindieners om de geplande ecologische doorgangsbieden in de betrokken delen van het gewestelijke grondgebied aan te vullen;
Overwegende dat uit artikel D.II.2, § 2, derde lid, van het Wetboek volgt dat de door dit besluit voorgestelde ecologische doorgangsgebieden cartografisch moeten worden uitgedrukt; dat het Wetboek geen verdere details geeft over de wijze waarop de kaart moet worden ontworpen; dat, met betrekking tot de opneming van de op regionaal niveau voorgestelde ecologische doorgangsgebieden, wordt ervoor gekozen om deze doorgangsgebieden op conventionele wijze weer te geven door middel van stippellijnen met een constante dikte op een schaal die verenigbaar is met het A0-formaat, d.w.z. schaal 1:250 000;
Overwegende dat er bewust voor schaal 1:250.000 wordt gekozen om te voorkomen dat de informatie op de kaart wordt geïnterpreteerd op een schaal die niet in overeenstemming is met de betrokken kwesties; dat het nodig is, vóór de concrete uitvoering in de praktijk, om de kaart in de documenten van een lagere schaal nader te bepalen;
Overwegende dat het wenselijk is te kiezen voor de optie om op de kaart alleen informatie op te nemen die nuttig is voor het begrip ervan; dat het wenselijk is zich te beperken tot het doel van het ontwerpbesluit en elke verwijzing naar documenten inzake ruimtelijke ordening, zoals het ruimtelijk ontwikkelingsplan of het gewestplan, naar communicatie-infrastructuren (spoorwegen, wegen, RAVeL, langeafstandswandelpaden, enz.) of naar de karakterisering van grondgebieden (Waalse biogeografische zones, "landschapsmatrix", ...) uit te sluiten;
Overwegende dat de vertegenwoordiging van de sites die erkend zijn in het kader van de wet op het natuurbehoud het mogelijk maakt om de natuurlijke milieus met een zeer hoge biologische waarde te visualiseren die de ecologische doorgangsgebieden met elkaar verbinden; dat de vertegenwoordiging van het grote hydrografische net (1ste categorie) het mogelijk maakt om ecologische doorgangsgebieden van het type "alluviale vlaktes" op gewestelijke schaal vast te stellen; dat de vertegenwoordiging van de gemeentelijke administratieve grenzen het gemakkelijker maakt om de geplande ecologische doorgangsgebieden op het grondgebied te identificeren;
Overwegende dat artikel 6.3 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals omgezet bij artikel 29, § 2, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, plannen en programma's die rechtstreeks verband houden met of noodzakelijk zijn voor het beheer van een Natura 2000-site uitsluit van de passende procedure voor de beoordeling van de gevolgen voor een Natura 2000-site; dat de voorgestelde ecologische doorgangsgebieden bijdragen tot de connectiviteit tussen de Natura 2000-sites van soorten en habitats van communautair belang die zij herbergen; dat het ontwerpbesluit daarom niet moet worden onderworpen aan een passende effectbeoordeling voor Natura 2000-sites;
Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Besluit :
Artikel 1.De Waalse Regering neemt de ecologische doorgangsgebieden bedoeld in artikel D.II.2, § 2, vierde lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling die op de kaart in bijlage bij dit besluit zijn aangegeven, aan.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking 10 dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 3.De Minister van Ruimtelijke Ordening en de Minister van Natuur zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 9 mei 2019.
Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld