Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 08 december 2021
gepubliceerd op 15 februari 2022

Ministerieel besluit tot herziening van het gewestplan Luik , tot aanneming van het ontwerp-plan met het oog op de opneming van een ontginningsgebied dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied wordt, en van een omtrek van ecologische doorgangsgebieden op het grondgebied van de gemeente Bitsingen (Eben-Emael) in het gehucht "Carrière du Romont" teneinde de voortzetting van de ontginningsactiviteit mogelijk te maken, tot opstelling van een milieueffectrapport van het ontwerp-plan te laten en tot vaststelling van de ontwerp-inhoud ervan

bron
waalse overheidsdienst
numac
2022030799
pub.
15/02/2022
prom.
08/12/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 DECEMBER 2021. - Ministerieel besluit tot herziening van het gewestplan Luik (blad 34/6), tot aanneming van het ontwerp-plan met het oog op de opneming van een ontginningsgebied dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied wordt, en van een omtrek van ecologische doorgangsgebieden op het grondgebied van de gemeente Bitsingen (Eben-Emael) in het gehucht "Carrière du Romont" teneinde de voortzetting van de ontginningsactiviteit mogelijk te maken, tot opstelling van een milieueffectrapport van het ontwerp-plan te laten en tot vaststelling van de ontwerp-inhoud ervan


De Minister, Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 13 september 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 13/09/2019 pub. 23/09/2019 numac 2019204305 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten sluiten tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 2 oktober 2020;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 september 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 26/09/2019 pub. 07/10/2019 numac 2019204496 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot regeling van de werking van de Regering sluiten tot regeling van de werking van de Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 7 oktober 2021;

Gelet op de gewestelijke beleidsverklaring 2019-2024, goedgekeurd door het Waals Parlement op diens zitting van 13 september 2019;

Gelet op het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, artikel D.II.54;

Gelet op het ruimtelijk ontwikkelingsplan aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 november 1987 (Belgisch Staatsblad van 19 april 1989) tot aanneming van het gewestplan Luik en de latere herzieningen ervan ;

Uiteenzetting van de aanvraag Overwegende dat de N.V. "Cimenteries CBR"" een aanvraag tot herziening van het gewestplan Luik bij de Waalse Regering heeft ingediend met het oog op de opneming van een ontginningsgebied dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied wordt, op het grondgebied van de gemeente Bitsingen (Eben-Emael) als uitbreiding van een gebied van aanhorigheden van een ontginning in het gehucht "Carrière du Romont" ; dat het noodzakelijk is voor de toekenning van de globale vergunning waarvan aanvraag gezamenlijk wordt ingediend, om de voortzetting van de bestaande ontginningsactiviteit mogelijk te maken;

Overwegende dat de aanvraag op 3 november 2020 is ingediend bij de Minister van Ruimtelijke Ordening, overeenkomstig artikel D.II.54 (Gezamenlijke procedure plan-vergunningen) en dat zij vergezeld gaat van: 1. een basisdossier met: de verantwoording van de overwogen herziening van het gewestplan ten opzichte van artikel D.I.1 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; - de betrokken omtrek; - de bestaande feitelijke en wettelijke situatie; - een verslag ter verantwoording van de onderzochte en niet in aanmerking genomen alternatieve projecten, rekening houdend met name met de behoeften waarop de overwogen herziening van het plan moet inspelen, de beschikbaarheden inzake grond in de bebouwingsgebieden en de bereikbaarheid van de gekozen locaties; - één voorontwerpvoorstel op schaal 1/10 000e; 2. elementen betreffende de procedure inzake de informatie van het publiek;3. het advies van de Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit;4. de beraadslaging van de gemeenteraad van Bitsingen; Ligging en doel van de aanvraag tot de herziening van het gewestplan Overwegende dat de steengroeve van Romont gelegen is in het noorden van de provincie Luik, op het grondgebied van de gemeente Bassenge (Eben-Emael), meer bepaald op een plateau ten westen van de vallei van de Jeker;

Overwegende dat de omtrek van de gevraagde herziening van het gewestplan, die zich uitstrekt over een plateau ten noorden van het gebied van aanhorigheden van ontginningen dat thans door de N.V. "Cimenteries CBR" wordt geëxploiteerd, bestaat uit grond die hoofdzakelijk voor landbouwdoeleinden wordt gebruikt en begrensd wordt : - in het noorden en het westen, door landbouwgronden gelegen in het Vlaams Gewest; - in het zuiden, door de noordelijke grens van het in het huidige gewestplan aangegeven gebied van aanhorigheden van ontginningen; - in het oosten, door bossen, landbouwgronden en de dorpen Eben en Emael; - Overwegende dat deze omtrek ten noordwesten van de "Montagne Saint-Pierre" ligt, op de linkeroever van het Albertkanaal en de Maas; - Overwegende dat de dorpen en gehuchten die het dichtst bij de gevraagde omtrek liggen, de volgende zijn : - in het zuidoosten, het dorp Emael (Waals Gewest), waarvan het centrum op ongeveer 0,4 kilometer afstand ligt; - in het zuidwesten, het dorp Zussen (Vlaams Gewest), waarvan het centrum op ongeveer 1 kilometer afstand ligt; - in het noordoosten, het dorp Kanne (Vlaams Gewest), waarvan het centrum op ongeveer 1,1 kilometer afstand ligt; - in het zuidoosten, het dorp Eben (Waals Gewest), waarvan het centrum op ongeveer 1,3 kilometer afstand ligt;

Overwegende dat het Vlaamse Gewest grenst aan de noordelijke en westelijke grenzen van de omtrek van de aangevraagde herziening van het gewestplan en dat de grens met Nederland iets meer dan een kilometer ten noorden en ten oosten van diezelfde omtrek is gelegen;

Overwegende dat het zuidwestelijke en zuidelijke deel van het in het vigerende gewestplan opgenomen gebied van aanhorigheden van ontginningen respectievelijk wordt doorsneden en begrensd door de regionale weg RN671; dat de oostelijke begrenzing van het in het vigerende gewestplan opgenomen gebied van aanhorigheden van ontginningen op een afstand van ongeveer 200 tot 350 meter wordt begrensd door de regionale weg RN619, die de Vallei van de Jeker langs een ongeveer noord-zuidas volgt;

Overwegende dat de N.V. "Cimenteries CBR", een dochteronderneming van de groep HeidelbergCement, cement voor de bouwsector, openbare werken en infrastructuur produceert en op de markt brengt; dat zij in België vier productielocaties heeft, waarvan één in Lixhe (de andere bevinden zich in Gent (2) en Antoing);

Aangezien de productielocatie van Lixhe een geïntegreerde eenheid is die bestaat uit twee steengroeven (de steengroeven van Loën en Romont), de klinkerfabriek en de cementfabriek;

Overwegende dat de N.V "Cimenteries CBR" in de steengroeve van Romont krijt en tufsteen exploiteert om de fabriek van Lixhe (productieproces met behulp van een droge oven) te voorzien van kalksteengrondstoffen, tot 2,1 miljoen ton per jaar, terwijl slechts 150.000 ton krijt per jaar uit de steengroeve van Loën afkomstig is;

Overwegende dat de aanvraag ertoe strekt de uitbreiding van de steengroeve van Romont en de voortzetting van de bestaande activiteit gedurende nog eens 17 jaar mogelijk te maken bij een ongewijzigd exploitatietempo van 1,2 miljoen kubieke meter carbonaatgesteente per jaar, hetgeen overeenkomt met 2,1 miljoen ton per jaar;

Overwegende dat de aanvraag betrekking heeft op de opneming van een ontginningsgebied na afloop van de ontginning een landbouwgebied wordt (107,55 ha) in de plaats van een landbouwgebied (107,18 ha) en een natuurgebied (0,37 ha);

Voorafgaandelijke informatievergadering Overwegende dat de voorafgaandelijke informatievergadering op 10 september 2020 in de zaal "La Passerelle", chemin du Tram n° 2 te 4690 Bitsingen werd georganiseerd, na aangekondigd te zijn volgens de opgelegde vormen en informatiekanalen, overeenkomstig de bepalingen van artikel D.VIII.5 van het Wetboek;

Overwegende dat er tijdens de voorafgaande informatievergadering vragen, opmerkingen of mondelinge opmerkingen zijn ingediend, die betrekking hebben op de volgende punten: - de agronomische waarde van de grond die na de ontginning opnieuw in landbouw wordt gebruikt; - de herverdeling van de heringerichte landbouwgronden na de ontginning; - de uitvoer van slib uit de deklaag naar steenfabrieken in Vlaanderen; - de afschaffing van twee gemeentelijke wegen (de "ruelle aux Loups"/"chemin d'Emael" en de "rue Joseph Mélotte"), die binnen de omtrek van de aanvraag liggen en toegang geven tot de landbouwpercelen; - de eventuele exploitatie van de locatie die bekend staat als "Trou Loulou" en het belang daarvan vanuit milieu- en erfgoedoogpunt; - de toekomst van de "Trou Loulou" wat betreft toegang, bescherming en eigendom; - de diepte van de steengroeve; - de visie op lange termijn van de HeidelbergCement-groep met betrekking tot de Lixhe-fabriek; - de rol die de fabriek in Lixhe zal spelen na de sluiting van de fabriek in Maastricht, die eveneens gespecialiseerd is in de cementproductie; - het Belgische karakter van de N.V. "Cimenteries CBR"; - de voorgestelde alternatieven voor het project; - de procedure voor onteigening in het algemeen belang van de gronden betrokken bij de aanvraag tot herziening van het gewestplan; - de voorwaarden verbonden aan het protocol van akkoord van 13 april 1977 tussen de Belgische Staat en de N.V. "Cimenteries CBR"; - de mogelijkheid om de specifieke procedures van het Vlaamse Gewest in te leiden om de nodige vergunningen te verkrijgen voor de voortzetting van de ontginning van de steengroeve buiten de gewestgrens wanneer de in het Waalse Gewest gelegen afzettingsvoorraden zijn geëxploiteerd; - de gevolgen van de activiteit van de steengroeve voor de omwonenden, met name in termen van geluidsoverlast, stofemissies en vrachtvervoer; - de gevolgen van het project voor de wijngaarden van de maatschappij "Vin de Liège"; - de mogelijkheid voor de omwonenden van het Vlaamse Gewest om hun eventuele opmerkingen, suggesties en voorstellen in het Nederlands te schrijven;

Overwegende dat het college van Bitsingen de notulen van de vergadering heeft opgesteld;

Overwegende dat binnen vijftien dagen na de vergadering 244 brieven (met in totaal 1467 reacties), waaronder persoonlijke brieven, verzoekschriften, diverse standaardbrieven, enz., aan het gemeentecollege zijn toegezonden, waarin opmerkingen en suggesties met betrekking tot het ontwerp van herziening van het gewestplan worden gedaan, bijzondere punten worden belicht en alternatieven worden voorgesteld die de aanvrager redelijkerwijs in overweging zou kunnen nemen, zodat daarmee rekening kan worden gehouden bij de opstelling van het milieueffectrapport;

Overwegende dat in de meeste brieven wordt verzocht om een afwijzend antwoord op de aanvraag tot herziening van het huidige gewestplan; dat bovendien wordt gehoopt dat op zijn minst bepaalde aspecten van de aanvraag vooraf beter worden geanalyseerd;

Overwegende dat de opmerkingen en suggesties van het publiek voornamelijk betrekking hebben op de volgende punten: ? opmerkingen over overlast in verband met : - het verlies van landbouwgrond voor plaatselijke landbouwers en veetelers; - de aanwezigheid, binnen de omtrek van de aangevraagde herziening van het gewestplan, van een perceel van 3 hectare waarop wijnstokken van de coöperatie "Vin de Liège" worden geteeld; - de landbouwkwaliteit van de na ontginning heringerichte gronden; - de procedure voor de teruggave van de heringerichte landbouwgronden, die niet voldoende rekening houdt met de plaatselijke landbouwers; - de uitvoer en verkoop door "CBR" van slib en klei uit de deklaag aan baksteenfabrieken in Vlaanderen, waardoor de invoer van exogene grond voor de herinrichting van landbouwpercelen noodzakelijk werd; - niet-naleving door "CBR" van de clausules van fase 2 van het memorandum van overeenstemming van 1977; - de nabijheid van de steengroeve ten opzichte van naburige woningen; - de door de uitgraving veroorzaakte trillingen, die negatieve gevolgen hebben voor de onstabiele ondergrond van het gebied rond Zussen; - de financiële devaluatie van het onroerend goed in de omgeving van de steengroeve; - het gebrek aan veiligheid aan de rand van de steengroeve; - afvalstortingen in de omgeving van de site; - het stof en de stank die door de ontginningsactiviteit en de cementfabriek van Lixhe worden uitgestoten; - door de ontginningsactiviteit veroorzaakt lawaai (vrachtwagens, machines, graafmachines, enz.); ; - het risico van verontreiniging van het grondwater en het oppervlaktewater; - de aantasting van het landschap door de huidige steengroeve en de toekomstige uitbreiding ervan; - het verlies van natuurgebieden (bosjes, kalksteenweiden, enz.) en biodiversiteit ten gevolge van de uitbreiding van de steengroeve; - het verdwijnen van ecologische corridors die voor de biodiversiteit gunstige gebieden met elkaar verbinden; - het risico dat de ontginningsactiviteit inhoudt voor de "Trou Loulou" en de vleermuizen die daar leven; - de zwakte of afwezigheid van bufferzones aan de rand van de bestaande steengroeve; - het verlies van het landelijke karakter van het gebied en de rust van de omliggende dorpen; - het risico van een daling van het toerisme in de Maasvallei, met name in Zuid-Limburg in Nederland; - de vermindering van de aantrekkelijkheid van de regio voor wandelaars en fietsers; - de verwachte toename van het landbouwverkeer in de dorpen rond de steengroeve als gevolg van de verwijdering van landbouwwegen binnen de omtrek van de aangevraagde herziening van het gewestplan; - de onmogelijkheid om infrastructuur voor de productie van hernieuwbare energie, zoals windturbines, te installeren ten gevolge van het project tot herziening van het gewestplan; ? verzoeken om informatie betreffende: - de aanwezigheid van bepaalde soorten op het projectterrein en in de omgeving (das, enz.) ; ; - de gevolgen van de ontginningsactiviteit voor Natura 2000-gebieden en natuurreservaten in de nabijheid van de steengroeve (met inbegrip van die in het Vlaamse Gewest en Nederland) en voor diverse beschermde habitats en soorten; - de mogelijke interferentie tussen bestaande soortenbeschermingsprogramma's in Vlaanderen en de ontginningsactiviteit zoals gepland in het uitbreidingsproject; - het belang om de "Trou Loulou" op te nemen in de omtrek van de herziening van het gewestplan, ook al zal deze niet worden geëxploiteerd; - de gevolgen van de ontginningsactiviteit in verband met het project tot herziening van het gewestplan voor de ondergrondse holten van de "Trou Loulou" en in het bijzonder voor de daarin aanwezige vleermuispopulaties; - de instandhouding van de historische, culturele, natuurlijke en landschappelijke waarde van de "Trou Loulou" en de aangrenzende natuurreservaten (voornamelijk het reservaat van Brouhîre d'Emael); - de toekomst van de "Trou Loulou" wat betreft toegang, bescherming en beheer; - de maatregelen die zijn gepland om de gevolgen voor het natuurlijke milieu te compenseren en te verzachten; - de aanleg en het beheer van huidige en toekomstige niet-agrarische gronden (bufferzones, enz.); ; - de referentiesituatie waarmee rekening zal worden gehouden in het milieueffectrapport; - de gevolgen van toekomstige uitgravingen voor het grondwaterpeil en de plaatselijke hydrologie (niveau, debiet en kwaliteit van het grondwater, vochtigheid van natuurlijke en agrarische milieus); - emissies (stikstof, fijne deeltjes, CO2, uitlaatgassen, enz.) in verband met de ontginningsactiviteit en de effecten daarvan op het milieu (natuurgebieden, klimaat, menselijke gezondheid, enz.); - - de maatregelen die zullen worden genomen om verontreiniging door deeltjes (stof), zowel binnen als buiten de steengroeve, te voorkomen; - de maatregelen die zullen worden genomen om het door de steengroeve veroorzaakte lawaai te bestrijden; - de gevolgen van het project voor nabijgelegen beschermde landschapsgebieden, waaronder de Gallo-Romeinse grafheuvel tussen Kanne en Emael; - de gevolgen van de herinrichting voor het landschap; - het effect van door de ontginningsactiviteit veroorzaakte trillingen op de stabiliteit van nabijgelegen gebouwen; - de gevolgen van het project voor de mobiliteit, met name door het verdwijnen van landbouwwegen, alsmede de gevolgen van het verkeer dat wordt gegenereerd door de activiteiten van de steengroeve en de cementfabriek in Lixhe voor de wegen in de omgeving van de locatie; - de inachtneming van de Vlaamse, Nederlandse en Europese regelgeving bij de analyse van de milieueffecten van het project - de grensoverschrijdende effecten van het project; - de voorgenomen maatregelen ter compensatie van de financiële waardevermindering van de onroerende goederen die zich in de nabijheid van de steengroeve bevinden en van de schade die aan woningen wordt toegebracht (scheuren, enz.); ; - de procedure voor onteigening ten algemenen nutte en de relevantie daarvan voor het project; de rol van de "SPI" in deze procedure; - de voorziene compensatie voor het verlies van landbouwgronden door de landbouwers; - de geringe hoeveelheid landbouwgronden die tot dusver zijn heringericht; - de garanties voor de uitvoering van de herinrichtingmaatregelen en het beheer van de aan de biodiversiteit gewijde gebieden na afloop van de ontginning; - de naleving door "CBR" van het memorandum van overeenstemming van 1977 en van de clausules in de in 2004 en 2008 verleende vergunningen; - de methoden voor het toezicht op de naleving door "CBR" van de voorwaarden voor de exploitatie van steengroeven en de mogelijke sancties in geval van niet-naleving; - de wenselijkheid van de uitbreiding van de steengroeve van Romont op een ogenblik dat de ENCI-steengroeve in Nederland gesloten is om het milieu te beschermen; - de toekomst van de steengroeve van Romont na de ontginning (risico van begraving van afval, enz.); ; - de langetermijnvisie van "CBR" met betrekking tot de ontginningsactiviteit in de steengroeve van Romont (mogelijkheid om de ontginningsactiviteit in het Vlaams Gewest na 2043 voort te zetten); - de gevolgen van de sluiting van ENCI Maastricht en de strategie van de HeidelbergCement-groep voor de ontwikkeling van CBR Lixhe en de evolutie van de steengroeve van Romont; - de economische rentabiliteit van de steengroeveactiviteiten van Romont; - de werkgelegenheidsprognoses voor het complex "steengroeve Romont-Lixhe-installatie"; - de relatie tussen "CBR" en de gemeente Bitsingen (door het CBR betaalde belastingen, enz.); - de onafhankelijkheid van het adviesbureau dat de milieueffectbeoordeling zal uitvoeren; ? suggesties: - het comité van bewoners van Eben-Emael het adviesbureau te laten kiezen dat de milieueffectbeoordeling zal uitvoeren; - de milieueffecten van het project (met inbegrip van de gevolgen voor de volksgezondheid) beoordelen in termen van geluidshinder, verontreiniging door de uitstoot van deeltjes en stof, trillingen, veranderingen in de plaatselijke hydrologie (opdroging van de bodem en van de ondergrondse tunnels van Trou Loulou en Avergat, ... - via de vergunningverlenende instantie een onafhankelijk bewakingsprogramma uit te voeren om te beoordelen of toekomstige steengroeve-exploitatie aan de emissievoorschriften (NOX, enz.) voldoet; ; - de cumulatieve effecten analyseren van de ontginningsactiviteit in de steengroeve van Romont, de cementproductie in de fabriek van Lixhe en de bouw van de biomassacentrale van Lixhe-Wezet; - gezien het feit dat de aangevraagde ontginningsactiviteit langs Nederlands grondgebied is gepland, de milieueffecten van het project op Nederlands grondgebied analyseren en het publiek en de Nederlandse autoriteiten bij de milieueffectbeoordelingsprocedure betrekken; - aan de voor de uitvoering van het project vereiste vergunningen voorwaarden te verbinden om grensoverschrijdende milieueffecten te voorkomen of te verminderen, met name in geval van wind en droogte; - de significante effecten analyseren die de uitbreiding van de steengroeve zal hebben op nabijgelegen Natura 2000-gebieden, waaronder die in Nederland; - de mogelijke effecten op vleermuizen analyseren en alle nodige maatregelen plannen om deze effecten te beperken; - een beschermingsomtrekken instellen om de "Trou Loulou" en het natuurreservaat van Brouhîre d'Emael beschermen en de ecologische verbindingen tussen deze twee gebieden in stand houden; de hoogstammige boomgaard zou de grens van deze beschermingszone vormen; - deze beschermingsomtrek bestemmen als natuurgebied en niet als ontginningsgebied; - de cumulatieve effecten van de huidige en toekomstige ontginningsactiviteit op de ondergrondse holten van "Trou Loulou" en "Avergat" en de daarin aanwezige vleermuispopulaties analyseren; - de omtrek van de aanvraag tot herziening van het gewestplan aanpassen door de Trou Loulou-site en het gebied onmiddellijk ten noorden daarvan uitsluiten; - slechts aan één kant (in het westen) van de Trou Loulou-site graven om het behoud van het ondergrondse tunnelsysteem te garanderen en zo de bufferzone naar de dorpen Eben en Emael te vergroten; - de minimumafstand onderzoeken die moet worden aangehouden tussen de steengroeve en de ondergrondse holten van de Trou Loulou om negatieve effecten op de stabiliteit van de Trou Loulou en de daar levende vleermuispopulaties te voorkomen; - een regelmatige controle uitvoeren van de stabiliteit van de Trou Loulou tijdens de ontginning; - regelmatige inventarisatie van de vleermuispopulaties op de Trou Loulou-site gedurende de winningsperiode; - aangeven hoe de Trou Loulou-site zal worden beschermd; - de historische geografie onderzoeken van de ondergrondse mergelgroeve van de "Trou Loulou" en de bovengrondse gebieden om de vroegere landschapskenmerken van het gebied te documenteren; hetzelfde doen voor tunnels en holten die verband houden met voormalige mergelgroeven die bij de ontginning zouden worden aangetroffen; - samenwerken met plaatselijke natuurbeschermings- en erfgoedorganisaties om de "Trou Loulou" te behouden; - de "Trou Loulou" teruggeven aan de gemeente Bitsingen na de afgraving om een goed beheer en een goede ontwikkeling te waarborgen; - het effect analyseren van de toekomstige ontginningsactiviteit op de ondergrondse mergelgroeve van Avergat, die op 130 m van het toekomstige afgravingsgebied ligt; - de bufferzone tijdig inrichten zodat zij op het ogenblik van de uitgraving volgroeid is en haar functie als geluids- en stoffilter kan vervullen; bijgevolg de percelen die door de toekomstige bufferzone worden getroffen, in een vroeg stadium onteigenen; - de semi-natuurlijke elementen met een hoge landschappelijke en ecologische waarde (hagen, oude eiken, enz.) behouden, die aanwezig zijn binnen de omtrek van de aangevraagde herziening van het gewestplan; - de biodiversiteit bij de herontwikkeling versterken door de aanplant van open hagen, bosjes, gegroepeerde of geïsoleerde bomen, enz. tussen de heringerichte gewassen; - ervoor zorgen dat het reliëf van de site tijdens de herinrichting wordt geanimeerd om het uitzicht op het nieuwe landschap te verrijken; - een alternatieve herinrichting van het oostelijke deel van de in fase 3 geplande afgraving bestuderen, met hellingen die de veiligheid (bescherming tegen erosie van de muur) en de natuurwaarde (kalkgrasvelden) garanderen; - alternatieve manieren bestuderen om de gronden na de ontginning opnieuw in te richten, waarbij landbouw, recreatie en natuurlijk gebruik worden gecombineerd (ontwikkeling van biodiversiteit, watermassa's, groenzones, enz;) ; - een aanzienlijk deel van de na de ontginning opnieuw in te richten grond bestemmen voor het behoud en herstel van karakteristieke culturele en natuurlijke landschapselementen (weiden, boomgaarden, extensieve begrazing, enz.); ; - in overleg met de bevolking de levensvatbaarheid van de plaatselijke landbouwactiviteit en de toegankelijkheid van landbouwgronden bestuderen; - een onafhankelijke analyse laten maken van de reeds heringerichte landbouwgrond en deze vergelijken met de voor fase 3 geplande grond; - onderzoeken van alternatieve routes voor het landbouwverkeer en fietsers, gezien de verwijdering van landbouwpaden binnen de aangevraagde omtrek; - de ruilverkavelingsweg ten oosten van "Trou Loulou" behouden en laten samenvallen met de grens van het toekomstige bedrijf; - nieuwe verbindingen tot stand brengen tussen de toekomstige landbouwvlakte en de omliggende dorpen; - een alternatief bestuderen voor de omtrek van de herziening van het aangevraagde gewestplan, waardoor het perceel waarop de wijnstokken van de coöperatie "Vin de Liège" worden geteeld, in zijn huidige staat kan worden gehandhaafd; - het gebied van de aangevraagde omtrek verkleinen, gezien de nabijheid van de dichtstbijzijnde woningen bij de steengroeve; - de gevolgen van het project voor het plaatselijke toerisme analyseren en tot een minimum beperken; - alternatieve liggingen bestuderen voor de omtrek van de herziening van het vigerende gewestplan; - Overwegende dat het gemeentecollege van de gemeente Riemst (Vlaams Gewest), buurgemeente van de site, zijn opmerkingen, vaststellingen en suggesties heeft overgemaakt aan het gemeentecollege van Bitsingen; dat deze hoofdzakelijk betrekking hebben op de volgende punten: - de visie van CBR en mogelijke uitbreidingsprojecten op het Vlaamse grondgebied; - de uitsluiting van de "Trou Loulou" en het gebied ten noorden daarvan uit de omtrek van de herziening van het gewestplan; - de uitvoering van een aanvullende studie om de bescherming van de "Trou Loulou", de vleermuizen die er overwinteren en het historisch erfgoed dat ermee verbonden is, te garanderen; - de noodzaak om slechts aan één zijde (westzijde) van de "Trou Loulou" af te graven; - de aanleg van bufferzones, die tijdig moeten worden voltooid, opdat zij doeltreffend zouden zijn; - de overlast in verband met lawaai, fijne deeltjes, trillingen en uitdroging van de bodem; - het verwijderen van verschillende landbouwwegen; - de gevolgen van de sluiting van ENCI Maastricht en de strategie van de HeidelbergCement-groep voor de ontwikkeling van CBR Lixhe en de evolutie van de steengroeve van Romont; - de alternatieven voor de herinrichting van de site; - Overwegende dat de gemeentecolleges van Maastricht en Eijsden-Margraten (Nederland) hun bemerkingen, opmerkingen en suggesties respectievelijk op 21 september 2020 en 23 september 2020 aan het gemeentecollege van Bitsingen hebben doen toekomen; dat deze hoofdzakelijk betrekking hebben op de volgende punten: - de noodzaak van een analyse van de cumulatieve effecten (in termen van NOX-opslagen, emissies van fijne deeltjes, luchtkwaliteit, bodemuitdroging, grondwaterpeil, enz.) veroorzaakt door de uitbreiding van de ontginningsactiviteit in de steengroeve van Romont, de daarmee samenhangende cementproductie in de fabriek van Lixhe en de bouw van de biomassacentrale van Lixhe-Wezet; - de gevolgen van emissies van stikstof en fijne deeltjes voor Natura 2000-gebieden en de menselijke gezondheid - de gevolgen van het project op het gebied van rook en stank, met name in geval van ongunstige weersomstandigheden; - de noodzaak om voorwaarden te verbinden aan de vergunningen die vereist zijn voor de uitvoering van het project, teneinde grensoverschrijdende gevolgen voor het milieu te voorkomen of te beperken, en de uitvoering van passende maatregelen in geval van wind en droogte;; - de uitvoering van een bewakingsprogramma om te beoordelen of toekomstige steengroeve-exploitatie aan de emissievoorschriften voldoet;

Advies van de Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit van Bitsingen Overwegende dat de gemeentelijke commissie op 16 oktober 2020 een voorwaardelijk gunstig advies heeft uitgebracht; dat dit advies op 23 oktober 2020 aan de aanvrager is toegezonden, hetgeen binnen de in artikel D.II.48, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling gestelde termijn is ;

Overwegende dat de voorwaarden die de gemeentelijke commissie in haar advies heeft gesteld voornamelijk betrekking hebben op : - de nodige garanties voor het behoud van de "Trou Loulou" en de grondige analyse van de gevolgen van het project tot herziening van het gewestplan voor dit gebied (stabiliteit, stof, biodiversiteit, enz.); ; - het opzetten van een samenwerking tussen het studiebureau en biologen die gespecialiseerd zijn in de fauna die in de "Trou Loulou" leeft; - het rekening houden bij de milieueffectbeoordeling met de biodiversiteit van het niet geëxploiteerde gebied (landbouwvlakten) en het geëxploiteerde gebied (steengroeve); in de analyse moet ook het effect van het einde van de ontginningsactiviteit op de in de steengroeve levende soorten worden geëvalueerd; - het behoud van een perceel wijnstokken van de coöperatie "Vin de Liège" dat binnen de onteigeningsperimeter ligt; - het behoud en de teruggave van akkerland; - de totstandbrenging van een beter partnerschap met de plaatselijke landbouwers; - de verbetering van de kwaliteit van de heringerichte bodems; - De wijziging van het systeem voor herverdeling van land ten gunste van plaatselijke landbouwers; - het fixeren van stof door water te geven; - het rekening houden bij de milieueffectbeoordeling met alle geluidsbronnen en het bestaande verkeer; - het verbod op het gebruik van dynamiet; - de analyse van de gevolgen van het project tot herziening van het gewestplan voor de werkgelegenheid en de opstelling van een werkgelegenheidsstrategie voor 2043;

Beraadslaging van de gemeenteraad Overwegende dat de gemeenteraad van Bitsingen op 22 oktober 2020 een voorwaardelijk gunstig advies over het verzoek heeft uitgebracht; dat zijn beraadslaging op 23 oktober 2020, d.w.z. binnen de in artikel D.II.48, lid 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling gestelde termijn, aan de verzoeker is toegezonden;

Overwegende dat de gemeenteraad de door de plaatselijke commissie uitgevaardigde voorwaarden onderschrijft; dat de door de gemeenteraad uitgevaardigde aanvullende voorwaarden betrekking hebben op : - de uitvoering van een onderzoek van de onteigende landbouwgronden door de landbouwer en de eigenaar ; - de bestudering van de mogelijkheid om de heringerichte gronden opnieuw toe te wijzen aan de onteigende landbouwers; - de opstelling van een verslag over de kwaliteit van de herinrichting van het terrein, dat moet worden voorgelegd aan het begeleidingscomité;

Adviezen van de beleidsgroepen, de afgevaardigde ambtenaar en de personen of instanties die de Waalse Regering nuttig heeft geacht te raadplegen Overwegende dat het volledige dossier op 7 december 2020 voor advies werd voorgelegd aan de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening", de Beleidsgroep "Leefmilieu", de afgevaardigde ambtenaar, de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur, de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Rijkdommen en Leefmilieu en het "Agence wallonne du Patrimoine" (Waals Agentschap voor het patrimonium), alsook op 17 mei 2021 aan de "Commission Wallonne d'Etude et de Protection des Sites Souterrains";

Overwegende dat de adviezen respectievelijk uiterlijk op 5 februari 2021 en 16 juli 2021 moesten worden uitgebracht; dat zij, bij gebreke daarvan, geacht worden gunstig te zijn;

Overwegende dat de Beleidsgroep "Leefmilieu" op 25 januari 2021 advies heeft uitgebracht; dat bedoelde beleidsrgroep positief staat tegenover de voortzetting van de procedure op voorwaarde dat de alternatieve gebruiksmogelijkheden voor het gebied "Trou Loulou" en voor de definitieve herinrichtingen worden onderzocht; dat hij een reeks aanbevelingen doet met betrekking tot de elementen die in de milieueffectbeoordeling moeten worden geanalyseerd; verwegende dat het "Agence Wallonne du Patrimoine" op 26 januari 2021 advies heeft uitgebracht; dat daarin wordt gepreciseerd dat het project zich bevindt in een uit archeologisch oogpunt kwetsbaar gebied; dat daarin wordt aangegeven dat er oppervlakte- en diepte-archeologisch onderzoek moet worden verricht; dat daarin aanbevelingen worden gedaan met het oog op de instandhouding van het netwerk van ondergrondse galerijen in verband met de "Trou Loulou";

Overwegende dat de Beleidsgroep "Ruimtelijke ordening" op 29 januari 2021 advies heeft uitgebracht; dat bedoelde Beleidsgroep positief staat tegenover de voortzetting van de procedure, aangezien "het ontwerp van herziening beantwoordt aan een aangetoonde behoefte, gelet op de limiet van de huidige stortplaats" en dat "het de voortzetting mogelijk maakt van een activiteit die, door de ligging van de installatie in de nabijheid van de steengroeve, deelneemt aan de circulaire economie binnen de regio"; dat hij de aandacht vestigt op verschillende elementen die in het kader van de milieueffectbeoordeling grondig zullen moeten worden geanalyseerd, met name de gevolgen van het project voor de site Trou Loulou, de analyse van alternatieve gebruiksmogelijkheden en grenzen, en de kwaliteit van de grond die weer in landbouw wordt omgezet;

Overwegende dat de afgevaardigde ambtenaar zijn advies op 4 februari 2021 heeft toegezonden; dat zijn advies gunstig is; dat de afgevaardigde ambtenaar niettemin aangeeft dat het dienstig zou zijn om enerzijds het geplande tracé van regionale verbindingsweg en zijn reserveringsomtrek ten zuiden van het gebied van aanhorigheden van ontginningen in het gewestplan te schrappen en anderzijds een tracé van regionale verbindingsweg op te nemen dat overeenkomt met de feitelijke situatie van de RN671 ; dat het derhalve nodig zou zijn de zuidelijke en zuidwestelijke grenzen van het gebied van aanhorigheden van ontginningen in het gewestplan enigszins aan te passen in het licht van deze situatie;

Overwegende dat de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu op 5 februari 2021 advies heeft uitgebracht; dat dit advies gunstig is op voorwaarde dat de ondergrondse holte van de Trou Loulou behouden blijft en dat de omtrek die de Trou Loulou en een niet-geëxploiteerd massief van 30 tot 60 meter breed eromheen omvat, opnieuw als natuurgebied wordt bestemd; dat hij het noodzakelijk acht de toekomstige indeling van de Trou Loulou als beschermd gebied in overweging te nemen en een biologische verbinding in stand te houden tussen de Trou Loulou en de natuurgebieden ten noordoosten van de omtrek van de aanvraag; dat hij een reeks aanbevelingen doet, met name op het gebied van fauna en flora, landbouwactiviteiten, waterbeheer, landwinning en geluidsemissies, waarvan sommige meer relevant zijn voor de vergunningsaanvraag;

Overwegende dat de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur zijn advies op 22 februari 2021, d.w.z. na het verstrijken van de voorgeschreven termijn, heeft toegezonden; dat het advies derhalve gunstig wordt geacht;

Overwegende dat de "Commission Wallonne d'Etude et de Protection des Sites Souterrains" op 25 juni 2021 advies heeft uitgebracht; dat haar advies voornamelijk betrekking heeft op het belang en de voorwaarden van het samengaan van de ondergrondse galerijen van de Trou Loulou met de exploitatie van de steengroeve; dat zijn advies voornamelijk betrekking heeft op het belang en de voorwaarden van het samengaan van de ondergrondse galerijen van de Trou Loulou met de exploitatie van de steengroeve; dat zij voorstelt het gebied van de Trou Loulou uit te sluiten van de omtrek van de herziening van het gewestplan om elke afgraving aldaar te voorkomen en dit gebied op te nemen als "Cavité Souterraine d'Intérêt Scientifique" (ondergrondse holte van wetenschappelijk belang); dat het voorstelt de bodem van de groeve op te hogen en ten minste 5 meter onontgonnen rots boven het niveau van de waterhoudende grondlaag te houden; dat het nuttig zou zijn een bocagecorridor in het noorden te handhaven om de verplaatsing van chiroptera te vergemakkelijken en de verbinding met andere biologisch belangrijke sites in stand te houden; dat de chiropterologische inventaris van de Trou Loulou moet worden voltooid door de holte te monitoren teneinde de microklimatologische omstandigheden en de stabiliteit van de galerijen te volgen (scheuren, instortingen en risico's op instorting) ;

Verantwoording van de overwogen herziening van het gewestplan ten opzichte van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en noodzaak om het gewestplan te herzien Inleiding Overwegende dat de opneming in het gewestplan van een ontginningsgebied ten noorden van de steengroeve van Romont, dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied zal worden, om economische, sociale en milieuredenen gerechtvaardigd is; dat het hoofddoel ervan erin bestaat de verdere ontginning mogelijk te maken van een kalk- en tufsteenafzetting die wordt gebruikt voor de bevoorrading van de cementfabriek van Lixhe; dat het geproduceerde cement bestemd is voor de bouwsector en de sector openbare werken en infrastructuur;

Beschrijving van de afzetting in de steengroeve van Romont Overwegende dat de steengroeve van Romont gelegen is aan de zuidelijke rand van de Brabantse anticlinaal, in de buurt van het synclinorium van Namen, ten noordoosten van het bekken van Luik; dat de geologie van de site goed bekend is, enerzijds door de verkenningen en de geologische studies die zijn uitgevoerd in het kader van de verschillende uitbreidingen van de steengroeve, en anderzijds door de feedback van vroegere en huidige uitbating;

Overwegende dat de uitbating gericht is op de afzettingen van secundaire ouderdom van het Boven-Krijt (Campanien en Maastrichtien), en meer in het bijzonder de tufsteenlagen van de Formatie van Maastricht en de grove krijtlagen met talrijke vuursteenbanken van de Formatie van Gulpen; dat deze zich enerzijds onderscheiden door hun watergehalte (gemiddeld ongeveer 9% voor de tufsteen van de Formatie van Maastricht en 19% voor het krijt van de Formatie van Gulpen), dat een bepalende parameter is voor hun geschiktheid om in een droogoven te worden gebakken, en anderzijds door hun gemiddeld gehalte aan vuursteen (gemiddeld ongeveer 3% voor de tuf van de Formatie van Maastricht en 17% voor het krijt van de Formatie van Gulpen); dat zij liggen boven de krijtlaag en onder de zanden van het tertiair (Heersiaans tot Tongriaans) en de slib- en grindlagen van de oude Maasterrassen, van quartaire ouderdom;

Overwegende dat de litho-stratigrafische opeenvolging die in het werkvlak van de steengroeve van Romont is waargenomen, er als volgt uitziet (van boven naar beneden): - kwartaire slib met een dikte van ongeveer 5 meter; - tongaans tertiair zand tot 20 meter dik (opvulling van karstische oplossingszakken); - Maastrichtse tufstenen tot een dikte van ongeveer 20 meter; - Gulpen krijt tot een maximale dikte van 20 meter boven de grondwaterspiegel;

Beschrijving van de uitbating van de afzetting in de steengroeve van Romont Overwegende dat de cementfabriek van Lixhe moet worden voorzien van een mengsel van kalk en tufsteen van constante gemiddelde kwaliteit, ten einde cement van voldoende en constante kwaliteit te kunnen produceren; dat daartoe de ontginning van deze materialen gelijktijdig op verschillende niveaus van de afzetting wordt uitgevoerd;

Overwegende dat volgens het basisbestand de tufsteen over een hoogte van ongeveer twintig meter wordt geëxploiteerd, terwijl de grove krijtsteen gemiddeld over ongeveer tien meter wordt geëxploiteerd, tot het niveau van de waterspiegel; dat het nuttig vermogen van de afzetting dus in de orde van grootte van dertig meter ligt; dat de steengroeve in drie niveaus wordt geëxploiteerd (Maastrichtse tufsteen, overgang, Gulpense krijtsteen);

Overwegende dat nadat ongeveer 50 centimeter akkerland en los gesteente (tussen 2 en 25 meter slib, grind en zand) is blootgelegd, de tufsteen en het krijt gewonnen worden met behulp van hydraulische schoppen (zonder gebruik van explosieven), vervolgens met "dumpers" naar de breek- en zeefinstallatie in het zuidelijke deel van de steengroeve vervoerd, waar zij worden gebroken en van hun vuurstenen ontdaan, alvorens via een transportband van ongeveer 2,2 km, die over het grootste deel van zijn lengte ondergronds loopt, naar de cementfabriek van Lixhe te worden vervoerd;

Overwegende dat het huidige exploitatietempo volgens het basisdossier ongeveer 1,2 miljoen kubieke meter carbonaatgesteente per jaar bedraagt, hetgeen overeenkomt met 2,1 miljoen ton per jaar; dat dit niet zal worden gewijzigd na de geplande herziening van het gewestplan;

Overwegende dat 88 à 90 % van de in de steengroeve van Romont gewonnen materialen wordt gebruikt voor de bevoorrading van de cementfabriek van Lixhe;

Overwegende dat het afvalgesteente wordt opgeslagen in het gedeelte dat is vrijgemaakt door het voorschrijden van het ontginningsfront; dat de steengroeve niet tot haar volledige diepte is opgevuld; dat volgens de verzoeker slechts 5 tot 10 meter afvalgesteente op de bodem van de steengroeve wordt teruggeplaatst om ruimte te bieden voor de herinrichting van landbouwgronden;

Overwegende dat het op te slaan afvalgesteente hoofdzakelijk bestaat uit deklaag (Tongrisch zand, slib en grind van de oude Maasterrassen); dat uit het aanvraagdossier blijkt dat een deel van het gewonnen slib (30.000 à 50.000 ton/jaar) niettemin wordt gebruikt voor de vervaardiging van klinkers;

Overwegende dat een deel van het afvalgesteente wordt teruggewonnen; dat deze terugwinning volgens het basisdossier ongeveer 100.000 ton/jaar aan deklei bestemd voor de productie van bakstenen en dakpannen, ongeveer 60.000 ton/jaar aan zand en 120 bedraagt. Dat de dekleien, volgens de verzoeker, worden verkocht aan de steenfabriek van Riemst, die op ongeveer tien kilometer van de steengroeve Romont is gelegen; dat de vuurstenen ook gebruikt worden voor de aanleg van binnenwegen;

Beschrijving van de afzetting binnen de voorgestelde herzieningsomtrek en de toekomstige exploitatie ervan Overwegende dat een beschrijvende studie van de afzetting van het resterende te exploiteren gebied, waarvoor naar behoren toestemming is verleend bij de ontginningsvergunning van 25 juni 2004, en van het aangevraagde uitbreidingsgebied is verricht door middel van geofysische prospectie (met behulp van elektrische tomografie) en een boorcampagne;

Overwegende dat uit deze studie blijkt dat de afzetting in het aangevraagde uitbreidingsgebied minder carbonaatgesteente bevat (ongeveer 54%) dan de afzetting in het gebied dat binnen de thans toegestane grenzen nog zal worden ontgonnen (ongeveer 62%); dat deze kleinere hoeveelheid carbonaatgesteente in het aangevraagde uitbreidingsgebied te wijten is aan de aanzienlijke aanwezigheid van Tongaans zand en de aanwezigheid van twee zwakke zones (karstverschijnselen en/of breuken);

Overwegende dat de helling van de geologische lagen (in de orde van 1 à 2 %) enigszins naar het noorden is gericht, d.w.z. in de richting van het gevraagde uitbreidingsgebied; dat als gevolg daarvan de exploiteerbare krijt- en tufsteenlagen zinken naarmate de mijnfronten naar het noorden opschuiven; aangezien de bodem van de groeve wordt bepaald door het bovenste niveau van de grondwaterspiegel (tussen 64 en 67 meter), neemt de exploiteerbare dikte van deze lagen naar het noorden toe af;

Overwegende dat de steengroeve van Romont volgens het basisdossier over ongeveer 5 jaar reserves beschikt binnen de thans toegestane exploitatiegrenzen (d.w.z. ongeveer tot 2026); dat de geplande uitbreiding het mogelijk zal maken 17 jaar extra reserves aan te leggen;

Overwegende dat de uitbatingsfase van het gebied waarop het onderhavige verzoek om herziening van het gewestplan betrekking heeft, in het basisdossier als volgt is omschreven: - een eerste fase van ongeveer 5 jaar, met een oppervlakte van ongeveer 22,72 hectare, die ongeveer 3 miljoen kubieke meter deklaag en 6,7 miljoen kubieke meter afzetting vertegenwoordigt, wat overeenkomt met een rendement van ongeveer 69%; het op te vullen volume wordt geraamd op 3,7 miljoen kubieke meter; - een tweede fase van ongeveer 5 jaar, die een gebied van ongeveer 49 hectare bestrijkt (met inbegrip van een deel van het gebied van de Trou Loulou dat niet zal worden ontgonnen, maar als bufferzone wordt voorgesteld) en ongeveer 4,1 miljoen kubieke meter deklaag en 6,4 miljoen kubieke meter ertslaag vertegenwoordigt, wat overeenkomt met een rendement van ongeveer 61%; het volume dat zal worden opgevuld, wordt geraamd op 4,8 miljoen kubieke meter; - een derde en laatste fase van ongeveer 7 jaar, die een gebied van ongeveer 35,74 hectare bestrijkt (met inbegrip van een deel van het Trou Loulou-gebied dat niet zal worden ontgonnen, maar dat als bufferzone wordt voorgesteld) en ongeveer 6,8 miljoen kubieke meter deklaag en 8,8 miljoen kubieke meter ertslaag vertegenwoordigt, hetgeen overeenkomt met een rendement van ongeveer 56%; het volume dat zal worden opgevuld wordt geraamd op 7,5 miljoen kubieke meter;

Herinrichting van de steengroeve van Romont Overwegende dat S.A. "Cimenteries CBR" op grond van de verleende vergunningen verplicht is zorg te dragen voor de agrarische herinrichting van de geëxploiteerde percelen naarmate het mijnbouwfront vordert; dat de kosten en lasten die voortvloeien uit de herinrichting van de percelen volledig ten laste komen van S.A. "Cimenteries CBR"; dat volgens het basisdossier uiteindelijk bijna 230 hectare opnieuw voor de landbouw zal worden bestemd, d.w.z. bijna 72% van de oppervlakte. A. "Cimenteries CBR"; dat volgens het basisdossier uiteindelijk bijna 230 hectare opnieuw kan worden bestemd voor landbouw, d.w.z. bijna 72% van de totale onteigende oppervlakte (met inbegrip van de uitbreidingsfase die het voorwerp uitmaakt van het verzoek);

Overwegende dat de opvulling van de steengroeve als basis dient voor de heringerichte oppervlakten die opnieuw als landbouwgebieden worden bestemd; dat deze opvulling bestaat uit een minstens 1 meter dikke afzetting van grind en vuursteen op de bodem van de groeve, vervolgens bedekt met opvulgrond, met een dikte tussen 5 en 10 meter, afkomstig van de Romont-heuvel (350. 000 m3/jaar), van de deklaag van de mijnfronten (850.000 m3/jaar) en exogene aarde (100.000 m3/jaar; overeenkomstig de ontginningsvergunning van 25 juni 2004), gevolgd door een sliblaag of een laag exogene aarde van 1 à 2 meter dik;

Overwegende dat in het basisdossier is bepaald dat de gebieden die heringericht moeten worden, na te zijn opgevuld, worden bedekt met minimaal 30 centimeter akkerland afkomstig van het afgraven van de mijnfronten en exogene grond;

Overwegende dat na de topografische nivellering van de heraan te leggen gronden agronomische herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd om de agronomische waarde van de bodem te optimaliseren in partnerschap met de vzw "Centre indépendant de Promotion fourragère (CIPF) de Louvain"; dat de aldus uitgevoerde sanering ook gunstig is voor de ontwikkeling van de biodiversiteit (aanleg van kalkgraslanden, vergroening van bufferzones, aanplant van heggen, enz;) Cementindustrie in België Overwegende dat de cementindustrie een vitale rol speelt in de bouwsector, of het nu gaat om de bouw van woningen, infrastructuur, wegen of kunstwerken; dat de cementindustrie derhalve bijdraagt tot de groei van de Belgische economie;

Overwegende dat volgens het jaarverslag van Febelcem (Federatie van de Belgische cementindustrie) van 2020 het gemiddelde cementverbruik in 2019 in België 576 kilogram per inwoner bedroeg, waarmee België bovenaan de ranglijst van Europese landen staat; dat het totale cementverbruik in België in 2019 de waarde van 6.610.123 ton bereikte, waarvan 72% Belgisch cement was;

Overwegende dat de overstromingen die het Waalse Gewest van 14 tot 16 juli 2021 hebben getroffen, veel schade hebben toegebracht aan onroerende en roerende goederen; dat de behoefte aan cement op het grondgebied van het Waalse Gewest, en meer bepaald in de provincie Luik, bijgevolg zal toenemen met het oog op de wederopbouw van de getroffen woningen en infrastructuren;

Overwegende dat de cementproductie in België relatief stabiel is op ongeveer 6 miljoen ton per jaar; dat volgens het jaarverslag 2020 van Febelcem de totale Belgische cementleveringen die door haar leden in 2019 werden verscheept, 6.772.530 ton bedroegen;

Overwegende dat de cementmarkt in België hoofdzakelijk in handen is van drie ondernemingen, namelijk CBR (HeidelbergCement-groep), Holcim Belgium (Holcim-Lafarge-groep) en CCB (Cementir-groep); dat de cementfabrieken van Holcim Belgium en CCB respectievelijk in Obourg en Gaurain-Ramecroix zijn gevestigd;

N.V. « Cimenteries CBR » : omschrijving Overwegende dat de N.V. "Cimenteries CBR", die de steengroeve van Romont exploiteert, een dochteronderneming is van de HeidelbergCement-groep, 's werelds grootste producent van aggregaten en eveneens actief in de sectoren cement en stortklaar beton; dat de HeidelbergCement-groep in België aanwezig is via de vennootschappen CBR (cementproductie), Inter-Beton (betonproductie) en Sagrex (productie van aggregaten); dat de N.V. "Cimenteries CBR" in België vier productie-eenheden heeft, namelijk twee in het Waalse Gewest (Lixhe en Antoing) en twee in het Vlaamse Gewest (Gent I en II);

Overwegende dat de N.V. "Cimenteries CBR" in België een theoretische jaarlijkse cementproductiecapaciteit heeft van 3,8 miljoen ton; dat gemiddeld 84 % van de cementproductie van de N.V. "Cimenteries CBR" bestemd is voor de Belgische markt; dat het saldo hoofdzakelijk naar Frankrijk en Nederland wordt uitgevoerd;

Overwegende dat er drie geïntegreerde cementproductie-eenheden in België (d.w.z. met inbegrip van de toegang tot steengroeves, de klinkerproductie-installatie en de cementmaalinstallatie) te Lixhe (CBR), Obourg (Holcim) en Gaurain-Ramecroix (CCB) zijn; dat de site van CBR Lixhe de enige geïntegreerde cementproductie-eenheid van de HeidelbergCement-groep in België;

Overwegende dat de installaties van de N.V. "Cimenteries CBR" te Lixhe de cementfabriek van Lixhe (gelegen op het grondgebied van de gemeente Wezet) omvatten, alsmede de steengroeven van Romont en Loën (deze laatste bevindt zich 3 kilometer ten zuiden van de steengroeve van Romont en minder dan 2 kilometer ten zuidwesten van de cementfabriek van Lixhe, op het grondgebied van de gemeenten Bassenge en Wezet); dat deze drie sites de geïntegreerde cementproductie-eenheid van CBR te Lixhe vormen;

Overwegende dat de Lixhe-fabriek uit drie geïntegreerde industriële eenheden bestaat, namelijk de klinkerfabriek (draaioven die de productie van klinker door decarbonering van CaCO3 mogelijk maakt), de cementfabriek (omzetting van klinker in cement door vermaling) en de cementverpakkings- en -verzendingseenheid;

Overwegende dat de fabriek in Lixhe aanvankelijk drie ovens voor natte processen voor de productie van klinkers had; dat de laatste oven voor natte processen in 2001 werd gesloten ten gunste van één enkele oven voor droge processen, die minder energie verbruikt;

Overwegende dat de steengroeven van Romont en Loën de cementfabriek van Lixhe van kalkgrondstoffen voorzien; dat de kalk uit de steengroeve van Loën echter 22% water bevat en derhalve slechts in kleine percentages in het productieproces van droge klinker kan worden gebruikt; dat de oven van de cementfabriek van Lixhe bijgevolg, wegens de kenmerken van de gewonnen materialen, hoofdzakelijk wordt bevoorraad door de steengroeve van Romont (2,1 miljoen ton/jaar tegenover 150 ton/jaar); dat de kalk uit de steengroeve van Loën echter 22% water bevat en derhalve slechts in kleine percentages in het productieproces van droge klinker kan worden gebruikt. dat, wegens de kenmerken van de gewonnen materialen, de oven van de cementfabriek van Lixhe hoofdzakelijk wordt bevoorraad door de steengroeve van Romont (tot 2,1 miljoen ton/jaar tegen 150.000 ton/jaar voor de steengroeve van Loën);

Overwegende dat, volgens het basisdossier, de N.V. "Cimenteries CBR" bij ontstentenis van een herziening van het vigerende gewestplan een nieuwe aanvoer van grondstoffen of halffabricaten voor de Lixhe-fabriek zal moeten vinden, of de Lixhe-fabriek moeten sluiten na de exploitatie van de resterende afzettingsreserves; dat uit de studie van de sociaal-economische gevolgen van de gevraagde herziening van het gewestplan blijkt dat het eerste alternatief uit economisch, logistiek en milieuoogpunt niet levensvatbaar is; dat de stopzetting van de ontginningsactiviteit in de steengroeve van Romont derhalve synoniem zou zijn met de stopzetting van alle activiteiten van CBR Lixhe (groeves en fabriek) ;

Overwegende dat de cementfabriek van Lixhe de enige is in het oosten van België; dat zij gelegen is in de nabijheid van een belangrijk spoorweg- en autowegennet en van het Albertkanaal; dat deze situatie haar een bevoorrechte positie verschaft ten opzichte van de nationale en internationale markten;

N.V. "Cimenteries CBR": antwoord op economische behoeften Overwegende dat de jaarlijkse productiecapaciteit van de fabriek van Lixhe 1,4 miljoen ton klinker en 1,5 miljoen ton cement van alle soorten bedraagt; dat deze hoeveelheid cement ongeveer 25% van de in België geproduceerde hoeveelheid cement vertegenwoordigt; dat het productietempo niet zal worden gewijzigd ingevolge de gevraagde herziening van het gewestplan;

Overwegende dat het grootste deel van de in Lixhe geproduceerde klinker (ongeveer 1 miljoen ton/jaar) ter plaatse tot cement wordt verwerkt en dat de rest (ongeveer 400.000 ton/jaar) naar de fabriek van Ijmuiden (in Nederland; ongeveer 90% van het saldo) en de fabriek Gent I (ongeveer 10% van het saldo) wordt gezonden om daar tot cement te worden verwerkt; dat de klinker alleen per schip wordt vervoerd binnen een verzorgingsgebied van 250 kilometer;

Overwegende dat het in de fabriek van Lixhe geproduceerde cement in bulk (ongeveer 1,3 miljoen ton/jaar) en in zakken (ongeveer 0,2 miljoen ton/jaar) wordt verkocht; dat ongeveer 80% van het cement in België wordt verkocht en de rest hoofdzakelijk naar Nederland, Duitsland en Frankrijk wordt uitgevoerd; dat het cement per vrachtwagen (ongeveer 83% van het geproduceerde cement) en per schip (ongeveer 17% van het geproduceerde cement) binnen een straal van gemiddeld ongeveer 100 km wordt vervoerd, waardoor kan worden voldaan aan de behoeften van de in deze omtrek gevestigde ondernemingen;

Overwegende dat cement gekenmerkt wordt door een lage waarde/gewichtsverhouding; dat het derhalve van belang is een zo kort mogelijke waardeketen te handhaven; dat het handhaven van een zekere afstand tussen steengroeven, cementfabrieken en eindgebruikers een belangrijke uitdaging voor de Belgische cementindustrie is, zodat zij haar productiekosten in de hand kan houden en de markt op concurrerende wijze kan bevoorraden;

Overwegende dat CBR Lixhe zeer dicht bij haar verschillende winnings-, cementproductie- en leveringsplaatsen ligt; dat CBR Lixhe aldus bijdraagt tot een concurrerende levering van Belgisch cement aan de bouwsector; dat de sluiting van de geïntegreerde eenheid te Lixhe het concurrentievermogen van de Belgische cementsector in dit deel van het land zou verminderen;

Overwegende dat in geval van sluiting van CBR Lixhe de vraag naar cement vergelijkbaar zal blijven met de huidige vraag; dat dit de invoer van cement uit de buurlanden zal bevorderen, hetgeen zal leiden tot een stijging van de inkoopkosten als gevolg van de grotere leveringsafstanden;

Overwegende dat, volgens de studie van de sociaaleconomische gevolgen van de gevraagde herziening van het gewestplan, CBR Lixhe in 2019 een omzet van 135 miljoen euro heeft behaald; dat dit bedrag 26,7% vertegenwoordigt van de omzet die de hele cementsector in 2019 op de Belgische markt heeft behaald;

Overwegende dat de investeringen van CBR Lixhe volgens dezelfde studie in 2019 3,2 miljoen euro bedroegen, exclusief de opening van een afzetting; dat dit bedrag 9,5% vertegenwoordigt van de investeringen die de hele Belgische cementsector in 2019 heeft gedaan;

Overwegende dat volgens de studie van de sociaaleconomische gevolgen van de gevraagde herziening van het gewestplan, de voortzetting van de ontginningsactiviteiten van de steengroeve van Romont het mogelijk zal maken de totale activiteit van de site in stand te houden, wat een toegevoegde waarde - d.w.z. de in de economie geproduceerde rijkdom - vertegenwoordigt van 62,5 miljoen euro (volgens de situatie in 2019); dat de voortzetting van de activiteiten het indirect mogelijk zal maken een extra toegevoegde waarde van 23,3 miljoen euro te creëren dankzij de voortzetting van de activiteit van de leveranciers van CBR Lixhe;

N.V. "Cimenteries CBR": antwoord op maatschappelijke behoeften Overwegende dat uit het basisdossier blijkt dat de cementfabriek van Lixhe, die verbonden is met de steengroeven van Romont en Loën, 180 directe arbeidsplaatsen genereert, die hoofdzakelijk worden bezet door personen die in de gemeente Bitsingen en in de aangrenzende gemeenten wonen, en ongeveer 410 indirecte voltijdsequivalenten; dat de voortzetting van de activiteiten op het terrein van de steengroeve van Romont het mogelijk moet maken deze werkgelegenheid in stand te houden;

Overwegende dat de stopzetting van de ontginning in de steengroeve van Romont uiteindelijk gevolgen zou hebben voor de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) die de bijproducten van de steengroeve van Romont op de markt brengen;

N.V. "Cimenteries CBR": antwoord op energie- en leefmilieubehoeften Overwegende dat de productie van klinker en cement een activiteit is met een aanzienlijke invloed op het milieu; dat zij volgens de studie van de sociaal-economische gevolgen van de gevraagde herziening van het gewestplan iets minder dan 10% van de totale Waalse CO2-emissies vertegenwoordigt, voornamelijk ten gevolge van het klinkerisatieproces (ongeveer 74% van de emissies van de fabriek van Lixhe) en het verbrandingsproces dat nodig is voor het klinkerisatieproces (ongeveer 25% van de emissies van de fabriek van Lixhe);

Overwegende dat volgens de sociaal-economische effectbeoordeling het droge klinkerproces, zoals dat op de site van Lixhe wordt toegepast, het mogelijk maakt de CO2-uitstoot met 20% te verminderen ten opzichte van het natte proces;

Overwegende dat de oven van Lixhe volgens dezelfde studie een van de meest efficiënte in Europa is in termen van CO2-uitstoot per ton geproduceerde klinker; dat de cementfabriek van Lixhe derhalve bijzonder efficiënt is in vergelijking met buitenlandse cementfabrieken (cementfabriek van Lixhe: 0,47 ton CO2/ton geproduceerde cement; Europees gemiddelde: 0,65 ton CO2/ton geproduceerde cement);

Overwegende dat uit de studie in kwestie blijkt dat de Lixhe-fabriek een hoge energie-efficiëntie-index heeft; dat deze index in 2019 de waarde van 8,12% bereikte, terwijl de doelstelling die Febelcem voor de Waalse cementbedrijven in 2020 had vastgesteld, 2,94% was;

Overwegende dat de nabijheid tussen de steengroeven van Romont en Loën enerzijds en de fabriek van Lixhe anderzijds het mogelijk maakt de afstanden tussen de winnings- en de verwerkingslocaties van de kalkgrondstoffen tot een minimum te beperken; dat deze situatie derhalve optimaal is wat de energiekosten en de CO2-uitstoot betreft, in vergelijking met wat het vervoer van de grondstoffen zou genereren indien deze locaties verder weg zouden liggen;

Overwegende dat in geval van sluiting van de Lixhe-fabriek het cement dat uit buurlanden zou worden ingevoerd een veel grotere koolstofvoetafdruk zal hebben dan het cement dat in de Lixhe-fabriek wordt geproduceerd; dat deze grotere koolstofvoetafdruk enerzijds het gevolg zou zijn van de lagere milieu- en energie-efficiëntie van het cementproductieproces in de buurlanden en anderzijds van de toename van de emissies ten gevolge van de grotere leveringsafstanden ;

Conclusie Overwegende dat over de exploitatie van de Eben-Emael-afzetting reeds vele jaren wereldwijd wordt nagedacht en dat het belang ervan met name wordt erkend in het akkoordprotocol van 13 april 1977 tussen de Belgische Staat en de N.V. "Cimenteries CBR" betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van de krijtlagen van Eben-Emael, Kanne en Lanaye; dat dit akkoordprotocol, ook al moet het slechts worden beschouwd als een oriënterend document waarin een gedragslijn wordt uitgestippeld, het belang van de afzetting en de noodzaak om de continuïteit van de exploitatie ervan te waarborgen, illustreert; dat de grenzen van het aangevraagde ontginningsgebied overeenkomen met de derde fase van dit akkoordprotocol;

Overwegende dat de kalk- en tufsteenafzettingen van de steengroeve van Romont een ideale grondstof vormen voor de cementfabricage zoals die in de fabriek van Lixhe (droog proces) plaatsvindt; dat de fabriek van Lixhe en de steengroeves van Romont en Loën een onderling afhankelijke functionele eenheid vormen;

Overwegende dat de gevraagde uitbreiding de voortzetting mogelijk zal maken van de cementproductie, de opslag van afvalgesteente met het oog op de agrarische herinrichting van de geëxploiteerde percelen, alsmede de bouw van isolatievoorzieningen;

Overwegende dat het inderdaad in het belang van de regio is dat de ontginning van carbonaatgesteenten bestemd voor de vervaardiging van cement binnen de geïntegreerde productie-eenheid van de N.V. "Cimenteries CBR" te Lixhe wordt voortgezet op de site van de steengroeve van Romont;

Overwegende dat het verzoek om deze redenen op evenwichtige wijze beantwoordt aan een belangrijk deel van de economische, sociale, milieu- en energiebehoeften van de gemeenschap in verband met de ontginning en de uitvoering van openbare werken, waarbij zonder onderscheid rekening wordt gehouden met de dynamiek en de specifieke kenmerken van de regio Luik en van de gemeenten Bitsingen en Wezet, alsmede met de sociale samenhang;

Overeenstemming van de geplande herziening van het gewestplan met het ruimtelijk ontwikkelingsplan Overwegende dat de uitvoeringsbeginselen van het vigerende ruimtelijk ontwikkelingsplan inzake de exploitatie van ondergrondse rijkdommen voorschrijven dat de registratie van een ontginningsgebied in het gewestplan moet worden voorafgegaan door een studie betreffende de aard, de omvang en de schaarste van de afzetting, alsmede de behoeften van de gemeenschap op middellange termijn; dat deze laatste zullen worden geëvalueerd met betrekking tot een periode van 30 jaar;

Overwegende dat de aard, het volume en de schaarste van de afzetting in 1997 (overeenkomst 2) en 1999 (overeenkomst 3) zijn geëvalueerd in het kader van de inventaris van de ondergrondse rijkdommen in het Waalse Gewest, uitgevoerd door het litho- en zoö-stratigrafisch analyselaboratorium van de Universiteit van Luik, bekend onder de naam "Poty-studie", en bijgewerkt in 2009; dat de geologie van de locatie bovendien goed bekend is, dankzij enerzijds verkenningen en geologische studies die zijn uitgevoerd in het kader van de verschillende uitbreidingen van de steengroeve, en anderzijds de feedback van vroegere en huidige activiteiten;

Overwegende dat het krijt en de tufstenen zoals die in de steengroeve van Romont worden geëxploiteerd en gevaloriseerd, essentiële materialen voor de cementindustrie vormen;

Overwegende dat de installaties van N.V. "Cimenteries CBR" in Lixhe een jaarlijkse productiecapaciteit hebben van 1,4 miljoen ton klinker en 1,5 miljoen ton cement; dat CBR een leidende rol speelt op de concurrerende cementmarkt;

Overwegende dat volgens de verzoeker, de reserves van de afzetting die nog moeten worden geëxploiteerd krachtens de mijnbouwvergunning van 25 juni 2004, overeenkomen met ongeveer vijf jaar activiteit in het huidige exploitatietempo;

Overwegende dat het aangevraagde ontginningsgebied de uitbreiding van het exploitatiegebied van de afzetting naar het noorden (107,55 ha) mogelijk zal maken; dat de steengroeve van Romont in de aangevraagde configuratie, na exploitatie van de nog beschikbare reserves van de afzetting, over een exploitatiereserve voor een geschatte duur van 17 jaar zal beschikken; dat deze reserve de voortzetting van de cementproductie in de fabriek van Lixhe voor dezelfde periode mogelijk zal maken ;

Overwegende dat dit de laatste mogelijke uitbreiding van de steengroeve van Romont in het Waalse Gewest is, gezien de aaneengeslotenheid van het terrein met het Vlaamse Gewest in het noorden en het westen;

Overwegende dat het verzoek om deze redenen in overeenstemming is met artikel D.II.20 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;

Omschrijving van de aangevraagde omtrek Overwegende dat uit het basisdossier blijkt dat het verzoek strekt tot de opneming, in de noordelijke uitbreiding van de huidige steengroeve, van een ontginningsgebied, dat aan na afloop van de ontginning een landbouwgebied zal worden, met een oppervlakte van 107,55 ha, in de plaats van een landbouwgebied (107,18 ha) en een natuurgebied (0,37 ha), met het oog op de voortzetting van de ontginning van krijt en tufsteen bestemd voor de vervaardiging van verschillende soorten cement;

Overwegende dat deze omtrek beperkt is: - in het zuiden, door het in het huidige gewestplan aangegeven gebied van aanhorigheden van ontginningen; - in het westen en noorden door de grens met het Vlaams Gewest; - in het oosten door de bergkam die het dal van de Geer scheidt van het plateau van Hesbion waarop de steengroeve van Romont zich bevindt;

Overwegende dat de verzoeker verzoekt om de opneming van het gebied Trou Loulou als ontginninsgebied, dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied wordt, met de precisering dat het niet zal worden geëxploiteerd vanwege zijn patrimoniale en biologische waarde;

Analyse van de belangrijkste elementen van de bestaande rechtssituatie Overwegende dat de steengroeve die thans in bedrijf is, in het vigerende gewestplan is opgenomen als gebied van aanhorigheden van ontginningen; dat de aangevraagde uitbreiding in het vigerende gewestplan hoofdzakelijk is opgenomen als landbouwgebied en in een minderheid als natuurgebied;

Overwegende dat de huidige steengroeve en de aangevraagde uitbreiding in het noorden en het westen grenzen aan het Vlaamse Gewest;

Overwegende dat de site Trou Loulou, een voormalige ondergrondse tufsteengroeve die deel uitmaakt van de omtrek van de aangevraagde uitbreiding, geen bijzondere beschermingsstatus heeft; dat deze site momenteel aan een particuliere eigenaar toebehoort;

Overwegende dat zes Natura 2000-sites (BE33002 « Basse vallée du Geer », BE33003 « Montagne Saint-Pierre, BE33004 « Basse Meuse et Meuse mitoyenne », BE2200036 « Plateau van Caestert met hellingbossen en mergelgrotten », NL9801025 « Sint Pietersberg en Jekerdal » et NL2018167 « Maas bij Eijsden » ) en acht natuurreservaten (Brouhîre d'Emael, Thier à la Tombe, Heyhoule, Montagne Saint-Pierre, Lanaye, Tiendeberg, Sint-Pietersberg en Eijsder-Beemden) zich bevinden binnen een straal van 3 kilometer rond de steengroeve Romont; dat de Natura 2000-site en het natuurreservaat die het dichtst bij de omtrek van de gevraagde herziening van het gewestplan liggen, de site BE2200036 "Plateau van Caestert met hellingbossen en mergelgrotten" (in het Vlaams Gewest) en het reservaat van Brouhîre d'Emael zijn, die beide ten noordoosten van het betrokken gebied liggen;

Overwegende dat ten oosten van de steengroeve van Romont en de gevraagde uitbreiding ervan drie ecologische verbindingen zijn gelegen, die zijn opgenomen in het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 09/05/2019 pub. 30/10/2019 numac 2019030963 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019 tot aanneming van de ecologische doorgangsgebieden bedoeld in artikel D.II.2, § 2, vierde lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling sluiten tot aanneming van de ecologische doorgangsgebieden bedoeld in artikel D.II.2, § 2, vierde lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; dat twee van deze ecologische verbindingen zijn opgenomen in de lijst van "alluviale vlakten" (gelegen ter hoogte van de rivieren de Geer en de Basse-Meuse); dat de derde ecologische verbinding is opgenomen in de lijst van "kalkgraslanden en bijbehorende milieus" (Montagne Saint-Pierre);

Overwegende dat de gevraagde uitbreiding betrekking heeft op 203 percelen of delen van percelen; dat deze uitbreiding overeenkomt met een oppervlakte van 107,55 hectare, waarvan ongeveer 10,8 hectare eigendom is van de N.V. "Cimenteries CBR";

Overwegende dat de percelen die in de vorige fasen werden geëxploiteerd, door de Belgische Staat zijn verworven bij wijze van onteigening ten algemenen nutte; dat de SPI (economisch ontwikkelingsagentschap van de provincie Luik) eigenaar is geworden en ze aan de N.V. "Cimenteries CBR" heeft verhuurd in erfpacht, in ruil voor de N.V. "Cimenteries CBR" die de onteigeningskosten en de agrarische herinrichting van de betrokken percelen op zich heeft genomen ;

Overwegende dat voor de huidige ontginningsactiviteiten en de agrarische herinrichting van de geëxploiteerde percelen een ontginningsvergunning is afgegeven op 25 juni 2004, waarbij onder meer een begeleidingscomité is ingesteld dat de informatie-uitwisseling tussen de exploitant, de omwonenden, de plaatselijke autoriteiten en de regionale overheden organiseert; dat voor de bij de ontginningsactiviteit horende bijgebouwen een gecombineerde vergunning is afgegeven op 21 januari 2008;

Overwegende dat het verzoek, wat de hydrologie betreft, is gelegen in het stroomafwaartse deelstroomgebied van de Maas en in het oppervlaktewaterlichaam "MV22R - Geer II", van de typologie "middelmatig hellende slibrivieren"; dat de betrokken waterloop de Jeker is, die ter plaatse is vermeld als niet-bevaarbare waterloop van de 1e categorie en zich ongeveer 500 meter ten oosten van de huidige steengroeve en van de gevraagde uitbreiding ervan bevindt;

Overwegende dat het aangevraagde uitbreidingsgebied en de huidige steengroeve deel uitmaken van de voor nitraten kwetsbare zone "Nord du sillon Sambre et Meuse", die is aangewezen bij ministerieel besluit van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006010030 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 juni 2003 betreffende de bekendmakingskosten van akten en stukken van vennootschappen, ondernemingen, verenigingen en stichtingen type ministerieel besluit prom. 22/12/2006 pub. 11/01/2007 numac 2007003002 bron federale overheidsdienst financien Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 15 juni 2000 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 17 februari 2000 betreffende de beperkende maatregelen tegen de Taliban van Afghanistan type ministerieel besluit prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006023412 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Ministerieel besluit tot wijziging van de lijst gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten sluiten (Belgisch Staatsblad van 6 maart 2007);

Overwegende dat zich enkele honderden meters ten oosten van de bestaande steengroeve een waterwingebied bevindt dat door de "Société wallonne des Eaux" wordt geëxploiteerd voor openbare distributie; dat de preventiegebieden van dit waterwingebied het voorwerp hebben uitgemaakt van een ministerieel besluit van 19 juni 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 19/06/2003 pub. 23/07/2003 numac 2003027672 bron waals ministerie van uitrusting en vervoer Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma's 03 en 04 van organisatieafdeling 50 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2003 type ministerieel besluit prom. 19/06/2003 pub. 23/07/2003 numac 2003027673 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma's 08 en 13 van organisatieafdeling 11 en programma 09 van organisatieafdeling 30 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2003 type ministerieel besluit prom. 19/06/2003 pub. 23/07/2003 numac 2003027674 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 07 van organisatieafdeling 11 en programma 01 van organisatieafdeling 30 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2003 type ministerieel besluit prom. 19/06/2003 pub. 29/08/2003 numac 2003027725 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 01 van organisatieafdeling 14 en programma 07 van organisatieafdeling 30 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2003 type ministerieel besluit prom. 19/06/2003 pub. 29/09/2003 numac 2003201002 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 02 van organisatieafdeling 10 en programma 03 van dezelfde organisatieafdeling van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2003 sluiten (Belgisch Staatsblad van 14 juli 2003); dat zij zich gedeeltelijk in het verlengde van de huidige steengroeve bevinden, maar niet binnen de gevraagde uitbreiding;

Overwegende dat op het thans geëxploiteerde terrein een vergunning is verleend voor een waterinlaat bestemd voor het reinigen van machines (met een maximumdebiet van 15.000 m3/jaar); dat in een straal van enkele kilometers rond de steengroeve ook verscheidene werken van particulieren zijn vermeld;

Overwegende dat het merendeel van de bijgebouwen van de steengroeve Romont in de bodemtoestandendatabank is opgenomen als percelen waarvoor bodembeheermaatregelen zijn uitgevoerd of zullen worden gepland, op basis van artikel 12, § 2 en 3, van het decreet van 1 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 01/03/2018 pub. 22/03/2018 numac 2018070014 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende bodembeheer en bodemsanering sluiten betreffende bodembeheer en bodemsanering; dat geen percelen van de gevraagde uitbreiding in de bodemtoestandendatabank zijn opgenomen;

Analyse van de belangrijkste elementen van de bestaande rechtssituatie Overwegende dat volgens het advies van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de gevraagde uitbreiding geen groot biologisch belang vertegenwoordigt (grotendeels landbouwgrond), met uitzondering van de site Trou Loulou, een uitgestrekt netwerk van ondergrondse galerijen van antropische oorsprong die vroeger werden gebruikt voor de winning van bouwstenen en soms werden omgevormd tot champignonbedden; dat dit netwerk zich uitstrekt over een oppervlakte van ongeveer 2,5 hectare en een gemiddelde holtehoogte heeft van 7 meter;

Overwegende dat de Trou Loulou kan worden beschouwd als een belangrijk gebied voor de instandhouding van de chiroptera in het Waals Gewest; dat de jaarlijkse inventarisatie door het DEMNA (Departement voor de Studie van het Natuurlijk en Landbouwmilieu) en Natagora de aanwezigheid van 744 individuen in januari 2021 aangeeft; dat daar 14 soorten chiroptera zijn geteld, waaronder verscheidene soorten van communautair belang (de vale vleermuis, de Bechstein's vleermuis, de ingekorven vleermuis, de meervleermuis);

Overwegende dat de holte van de Trou Loulou deel uitmaakt van een uitgebreid netwerk van erfgoedsites in de streek Basse-Meuse (Montagne Saint-Pierre...);

Overwegende dat de aanvrager van plan is de site Trou Loulou in het aangevraagde ontginningsgebied op te nemen; dat de aanvrager er evenwel op wijst dat deze site niet zal worden geëxploiteerd;

Overwegende dat verschillende voor chiroptera en vogels gunstige biologische elementen, zoals bosjes en struikgewas, ook aanwezig zijn binnen de omtrek van de aanvraag om herziening, in de nabijheid van de Trou Loulou;

Overwegende dat het reservaat van Brouhîre d'Emael ten noordoosten van het aangevraagde uitbreidingsgebied is gelegen;

Overwegende dat 15 zeer waardevolle biologische sites ("SGIB") zijn opgenomen in het Waalse deel van een straal van 3 kilometer rond de steengroeve van Romont; dat van deze site, de site nr. 3527 "Flanc est de la Carrière CBR du Romont" aanwezig is in het zuidelijke deel van de huidige steengroeve;

Overwegende dat de site van de steengroeve van Romont een grote verscheidenheid van verschillende halfnatuurlijke milieus vertoont (ontginningsgebied, heringericht gebied, gebied dat heringericht wordt); dat volgens het basisdossier in het oosten van de steengroeve ook een bos aanwezig is dat bestaat uit een beukenbos en een klein gebied dat is gelijkgesteld met eiken-haagbeukenbossen;

Overwegende dat in de huidige steengroeve beschermde of zeldzame soorten voorkomen, met name verscheidene orchideeënsoorten die aanwezig zijn op de kalkgraslanden die zich ontwikkelen op de afzettingen van afvalgesteente, de oeverzwaluw en de oehoe die leven op de tufstenen kliffen, de kleine karekiet die nestelt op de kale krijtstranden op de bodem van de steengroeve, verscheidene soorten libellen, waaronder de tengere grasjuffer en de rugstreeppad die profiteren van de tijdelijke en permanente waterpartijen, de veldleeuwerik en de kievit die aanwezig zijn op de heringerichte landbouwgronden, alsmede verscheidene soorten vleermuizen;

Overwegende dat de nv "Cimenteries CBR" in 2012 een beheersplan heeft opgesteld dat in 2017 is herzien; dat dit plan tot doel heeft de bescherming en ontwikkeling van soorten en zeer waardevolle milieus te waarborgen, invasieve soorten te bestrijden en het personeel bewuster te maken;

Overwegende dat de steengroeve van Romont en de gevraagde uitbreiding gelegen zijn in het open akkerlandschap van Haspengouw, dat wordt gekenmerkt door een overheersing van uitgestrekte gewassen op een licht golvend reliëf; dat bepaalde landschapselementen zoals weiden, boomgaarden, bosjes, hagen en wijngaarden eveneens aanwezig zijn;

Overwegende dat de site wordt omringd door het dorp Zussen in het westen en de dorpen Eben en Emael in het oosten; dat de steengroeve van Romont en de aangevraagde uitbreiding, net als het dorp Zussen, gelegen zijn op het Haspengouwse plateau, waarvan de hoogte varieert tussen 100 en 140 meter in de gemeente Bitsingen; dat de dorpen Eben en Emael gelegen zijn op de noordelijke helling van het dal van de Geer, dat zich op een gemiddelde hoogte van 70 meter bevindt;

Overwegende dat de omtrek waarop de aanvraag betrekking heeft, gelegen is op een gemiddelde hoogte tussen 100 en 115 meter, d.w.z. 30 tot 45 meter hoger dan de bodem van het dal van de Jeker;

Overwegende dat er een wijds uitzicht mogelijk is op de gevraagde uitbreiding en op de huidige steengroeve vanaf de landbouwwegen ten noorden van het project; dat er een incidenteel uitzicht mogelijk is op de gevraagde uitbreiding vanuit de dorpen Zichen-Zussen-Bolder en Eben en Emael en vanaf het plateau van de Montagne Saint-Pierre; dat de aanplantingen aan de rand van de huidige steengroeve en de heuvel van Romont niettemin het uitzicht op dit deel van het terrein beperken;

Overwegende dat de gevraagde uitbreiding gedeeltelijk in een archeologisch kwetsbaar gebied ligt; dat het "Agence Wallonne du Patrimoine" in zijn advies van 26 januari 2021 aangeeft dat het daarom noodzakelijk is oppervlakte- en diepte-archeologisch onderzoek uit te voeren;

Overwegende dat, afgezien van enkele telecommunicatiekabels van het bedrijf Proximus, de gevraagde uitbreiding door geen enkele belangrijke leiding wordt doorkruist;

Overwegende dat de bestaande groeve en de gevraagde uitbreiding zich bevinden op de linkeroever van het Albertkanaal en de Maas, op een afstand van ongeveer 1.500 meter;

Overwegende dat de site van de steengroeve volledig in het stroomgebied van de Jeker ligt; dat deze waterloop de dorpen Eben en Emael doorkruist en de huidige locatie en de aangevraagde uitbreiding vanuit het oosten over een afstand van ongeveer 500 meter passeert;

Overwegende dat ten zuiden van de steengroeve van Romont een niet-geclassificeerde waterloop (de Berwinne Rigole) ligt die dient voor de afvoer van het water van het geheel Zichen-Zussen-Bolder; dat deze waterloop een breuk vormt in het plateau van Hesbion en uitmondt in het dal van de Jeker waarvan hij een zijrivier is; dat deze waterloop gedeeltelijk gekanaliseerd is maar niet afwatert; dat geen enkele waterloop de gevraagde uitbreiding doorkruist;

Overwegende dat de site van de huidige steengroeve en van de aangevraagde uitbreiding uit hydrogeologisch oogpunt gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van een watervoerende laag, de "Nappe des chies de Haspengouw" (RWM040); dat deze watervoerende laag een vrije watervoerende laag is met een dubbele permeabiliteit (poriën en scheuren);

Overwegende dat uit de verschillende boringen en hydrogeologische studies die zijn verricht, blijkt dat de hoofdstroming naar het oosten gaat, waar het krijtwaterpeil door de Jeker wordt gedraineerd; dat de Jeker op bepaalde gedeelten van zijn loop kan draineren of voeden naar gelang van de plaatselijke hydrogeologische context;

Overwegende dat de natuurlijke verlaging van de grondwaterspiegel ten gevolge van het uitgraven van de steengroeve sterk wordt geaccentueerd door de toename van de doorlatendheid ten gevolge van de op de bodem van de steengroeve aangebrachte laag vuursteen; dat de aanwezigheid van de steengroeve een afvlakking van de grondwaterspiegel teweegbrengt in de richting van de hoogte van +65 meter rechts van de huidige locatie; dat hetzelfde moet gelden voor de gevraagde uitbreiding;

Overwegende dat de mijnvloer zich op een hoogte van +67 meter bevindt; dat de huidige mijnbouw derhalve zonder ontwatering wordt uitgevoerd, boven het gebied van de grondwaterslag;

Overwegende dat de afzetting een lichte helling vertoont naar het noorden/noordwesten; dat bijgevolg de dikte van de exploiteerbare afzetting geleidelijk afneemt naar het noorden toe, terwijl de dikte van de deklaag toeneemt;

Overwegende dat een deel van de bestaande steengroeve en een deel van de aangevraagde uitbreiding onderhevig zijn aan het risico van de aanwezigheid van karstverschijnselen; dat deze zich voordoen in de nabijheid van het terrein en op de voorzijde van de steengroeve; dat zij resulteren in de aanwezigheid van tot 20 meter diepe, met afvalgesteente gevulde oplossingszakken;

Overwegende dat de bijgebouwen van de mijn zich in het zuidelijke deel van de steengroeve Romont bevinden; dat de afstand tussen de mijnfronten en de bijgebouwen van de steengroeve geleidelijk toeneemt naarmate de ontginning vordert; dat bijgevolg ook de lengte van de sporen toeneemt;

Overwegende dat volgens het basisdossier de interne paden van de steengroeve in droge perioden regelmatig worden besproeid om te voorkomen dat stof wordt weggeblazen; dat bovendien de bewerking van het gesteente plaatsvindt in gesloten gebouwen;

Overwegende dat een ondergrondse transportband het kalksteenmateriaal over een afstand van ongeveer 2,2 kilometer naar de fabriek van Lixhe vervoert; dat ongeveer 90% van de uit de steengroeve gewonnen producten op deze wijze naar de fabriek van Lixhe wordt vervoerd; dat deze transportband tijdens de exploitatie van het aangevraagde gebied zal worden gebruikt; dat het vervoer van het kalksteenmateriaal naar de fabriek van Lixhe bijgevolg geen zware vrachtwagens buiten de groeve genereert;

Overwegende dat twee lokale wegen (ruelle aux Loups/chemin d'Emael en rue Joseph Mélotte) die toegang geven tot de landbouwpercelen, binnen de gevraagde uitbreiding liggen; dat de rue Joseph Mélotte zich in twee takken splitst, de ene in het noordoosten en de andere in het zuidwesten van Trou Loulou; dat deze wegen tijdens de uitbreiding van de steengroeve zullen worden onderbroken; dat volgens het basisdossier de toegang tot de landbouwpercelen evenwel zal worden gehandhaafd via de aanleg van paden;

Overwegende dat de toegang tot de steengroeve loopt via de RN671, die langs de locatie loopt en rechtstreeks toegang geeft tot de Maasvallei en de E25, die ongeveer 5 kilometer ten oosten van de locatie ligt; dat de belangrijkste toegang tot de installaties en bijgebouwen van de steengroeve zich ten zuidoosten van de steengroeve bevindt; dat er ten zuidwesten van de steengroeve een tweede toegang voor het landbouwverkeer bestaat;

Overwegende dat, volgens het basisdossier, het verkeer in verband met de nuttige toepassing van in de steengroeve gewonnen bijproducten ongeveer 51 vrachtwagens/dag (of 102 passages) bedraagt; dat het verkeer in verband met de inbreng van exogene grond voor de opvulling van de site ongeveer 27 vrachtwagens/dag (of 54 passages) bedraagt;

Overwegende dat de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu in zijn advies van 5 februari 2021 aangeeft dat 25 landbouwbedrijven in meer of mindere mate rechtstreeks de gevolgen van het project zouden ondervinden;

Overwegende dat de wijnstokken van de coöperatie "Vin de Liège" in 2012 zijn aangeplant op het perceel dat kadastraal bekend is in Bitsingen, 6e afdeling, sectie A, nr. 587A; dat dit perceel deel uitmaakt van de te herziene omtrek; dat het een oppervlakte heeft van ongeveer 3 hectare, wat volgens de verzoeker overeenkomt met ongeveer 11 maanden aan statiegeldreserves;

Overwegende dat de werken voor de landbouwherinrichting de reconstitutie van een gebied van ongeveer 51,4 hectare mogelijk hebben gemaakt, waarvan 7,5 hectare opnieuw aan landbouwers is verpacht (situatie eind 2019);

Overwegende dat, volgens het basisdossier, de geluidsomgeving van de locatie momenteel wordt gekenmerkt door het lawaai van het wegverkeer, landbouwactiviteiten en de exploitatie van de steengroeve, namelijk het lawaai van de bedrijfs- en transportmachines en het lawaai van de installaties voor de verwerking van het gewonnen gesteente;

Overwegende dat uit akoestisch onderzoek van 2003 en 2007, alsmede uit het onderzoek naar de gevolgen van de omgevingsvergunning van 21 januari 2008, blijkt dat de normen van de sectorale voorwaarden voor steengroeven en hun bijgebouwen worden nageleefd; dat de activiteit van de steengroeve bijgevolg geen significante invloed heeft op het geluidsniveau in de omgeving van de steengroeve; dat deze laatste meer wordt beïnvloed door het auto- en luchtverkeer;

Overwegende dat in 2005 definitief is afgezien van het gebruik van explosieven in de steengroeve van Romont;

Verslag ter verantwoording van de onderzochte en niet in aanmerking genomen alternatieve projecten Overwegende dat het basisdossier blijkt dat de aanvrager geen alternatieve ligging heeft kunnen aanwijzen, gelet op de zeer specifieke kenmerken van de afzetting die in de steengroeve van Romont wordt geëxploiteerd, het verband tussen deze steengroeve en de fabriek van Lixhe en de "geologische" vereisten (vochtigheid, verhouding tufsteen/chalk, enz.) in verband met de vervaardiging van klinkers en cement in de fabriek van Lixhe;

Overwegende dat in het basisdossier een technisch alternatief wordt gepresenteerd voor de exploitatie van de site Trou Loulou; dat dit alternatief echter door de aanvrager is afgewezen vanwege de erfgoed- en milieuwaarde van deze site;

Voorontwerpvoorstel op schaal 1/10 000e Overwegende dat een voorstel van voorontwerp bij het basisdossier is gevoegd;

Opneming van bijkomende voorschriften in het gewestplan Overwegende dat de aanvrager niet verzoekt om opneming van bijkomende voorschriften;

Voorstel tot beslissing Overwegende dat uit de analyse van de aanvraag, het advies van de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit, de beraadslaging van de gemeenteraad en de ingewonnen adviezen blijkt dat de aanvraag vanuit geologisch, economisch, sociaal en milieuoogpunt gerechtvaardigd is en bijdraagt tot een rationeel gebruik van het grondgebied door optimalisering van de exploitatie en aanwending van de hulpbronnen met behoud van de landschappelijke en milieukenmerken;

Overwegende dat de opneming van een ontginningsgebied in het gewestplan gerechtvaardigd is omdat daar alleen ontginningsactiviteiten zullen worden ontwikkeld, met uitsluiting van de installatie van aanhorigheden van een ontginning die voor de ontginning niet onontbeerlijk zouden zijn;

Overwegende dat het passend is dat het ontginningsgebied na afloop van de exploitatie een landbouwgebied wordt, gezien het type herinrichting voor landbouwdoeleinden dat wordt voorgesteld; dat dit type herinrichting momenteel wordt uitgevoerd op de percelen die worden geëxploiteerd op grond van de ontginningsvergunning van 25 juni 2004;

Overwegende dat de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, in zijn advies van 5 februari 2021, en de "Commission Wallonne d'Etude et de Protection des Sites Souterrains", in haar advies van 25 juni 2021, aanbevelen de site Trou Loulou niet als ontginningsgebied op te nemen, teneinde elk risico van uitgraving van dit gebied van patrimoniaal en ecologisch belang te voorkomen; dat het derhalve passend is de site Trou Loulou, alsmede een beschermingsgebied van ten minste 30 meter daaromheen, uit te sluiten van de herzieningsomtrek;

Overwegende dat het eveneens dienstig is de omtrek die in het vigerende gewestplan als natuurgebied is opgenomen, alsmede het bosrijke gebied ten noordoosten van de Trou Loulou, dat uit talrijke bosjes bestaat, van het ontwerp tot herziening uit te sluiten wegens de rol die deze gebieden in het ecologisch netwerk spelen; dat het gebied ten noordoosten van de Trou Loulou een biologische corridor vormt die de site Trou Loulou verbindt met zowel het in het vigerende gewestplan opgenomen natuurgebied als het natuurreservaat van Brouhîre d'Emael, terwijl het een scheiding vormt tussen de toekomstige ontginningsput en de dorpen Eben en Emael; dat de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Rijkdommen en Leefmilieu en de "Commission Wallonne d'Etude et de Protection des Sites Souterrain"s aanbevelen een dergelijke biologische verbinding in stand te houden; dat het bijgevolg aangewezen is een omtrek van ecologische doorgangsgebieden op te nemen die dit gebied overlapt, teneinde de overgangsruimten tussen de biotopen van dier- en plantensoorten te waarborgen;

Overwegende dat de grenzen van de in het gewestplan op te nemen gebieden moeten worden bepaald ten opzichte van vaste elementen die gemakkelijk identificeerbaar zijn, zodat zij in de toekomst niet kunnen worden aangevochten; dat de omtrek van het gebied zoals gevraagd in het basisdossier moet worden aangepast; dat de grenzen van het ontginningsgebied dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied zal worden, overeenstemmen met de volgende oriëntatiepunten: - in het westen en noorden: de grens tussen het Waals Gewest en het Vlaams Gewest; - in het oosten (van noord naar zuid) : de westelijke grens van het natuurgebied opgenomen het huidige gewestplan; o de westelijke rand van de bosjes op de westelijke helling van de vallei van de Jeker, tot een punt gelegen op 30 meter ten noordoosten van de noordoostelijke rand van het gedeelte van de Rue Joseph Mélotte dat ten noordoosten van de Trou Loulou ligt; o een bocht gelegen op 30 meter ten noordoosten van de noordoostelijke rand van het gedeelte van de Rue Joseph Mélotte ten noordoosten van de Trou Loulou, tot op een punt op 330 meter afstand (langs een noord-zuidas) van de noordelijke grens tussen het Waalse Gewest en het Vlaamse Gewest; o een recht lijnstuk, oost-west lopend vanuit dit punt en 308 meter lang; o een recht lijnstuk in noord-zuidoostelijke richting tot een punt 30 meter ten noordoosten van de noordoostelijke rand van het gedeelte van de Rue Joseph Mélotte ten zuidwesten van de Trou Loulou; o een bocht gelegen op 30 meter ten noordoosten van de noordoostelijke rand van het gedeelte van de straat Joseph Mélotte ten zuidwesten van de Trou Loulou, tot aan een punt dat overeenkomt met de noordoostelijke verlenging van de grens tussen de kadastrale percelen 590E en 588B; o een recht lijnstuk dat vertrekt vanaf dit punt en zich in zuidwestelijke richting uitstrekt over de grens tussen de kadastrale percelen 590E en 588B, tot aan de landbouwweg die zich ten noordoosten van het huidige gebied van aanhorigheden van een ontginning bevindt; - in het zuiden: het verlengde in westelijke richting vanaf dit punt van het landbouwpad en tot de noordelijke grens van het op het huidige gewestplan opgenomen gebied van aanhorigheden van een ontginning;

Overwegende dat de omtrek van ecologische doorgangsgebieden het ten noordoosten van de omtrek van het ontwerp tot herziening van het gewestplan gelegen natuurgebied verbindt met het bosgebied waar de ingang van de site Trou Loulou zich bevindt; dat deze omtrek de verschillende bosgebieden omvat die aanwezig zijn op de westelijke helling van het Jeker-dal; dat deze omtrek gedeeltelijk grenst aan het geplande ontginningsgebied dat in het gewestplan zal worden opgenomen;

Overwegende dat het ontwerp tot herziening van het gewestplan Luik concluderend betrekking moet hebben op de opneming: - van een ontginningsgebied, dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied wordt, met een oppervlakte van 92,32 hectare in plaats van een landbouwgebied; - van een omtrek van ecologische doorgangsgebieden als overdruk van het landbouwgebied openomen in het vigerende gewestplan met een oppervlakte van 3,94 hectare, die de site Trou Loulou verbindt met het natuurgebied dat is opgenomen in het noordoosten van het te herziene gebied;

Naleving van de beginselen die van toepassing zijn op herzieningen van het gewestplan, met inbegrip van de keuze van compensaties (artikel D.II.45, §§ 1, 2 en 3) Overwegende dat het beslissingsvoorstel niet voorziet in de opneming in het gewestplan van nieuwe bebouwingsbebieden ter vervanging van gebied die niet voor bebouwing zijn bestemd; dat de beginselen die van toepassing zijn op herzieningen van het gewestplan als bedoeld in artikel D.II.45, §§ 1, 2 en 3, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling derhalve niet daarop van toepassing zijn;

Beoordeling van de gevolgen van het ontwerp-plan Overwegende dat het aldus beschreven ontwerp-plan aanzienlijke milieueffecten kan hebben vanwege de kenmerken van het gewestplan, de effecten en de gebieden die er waarschijnlijk door zullen worden getroffen;

Overwegende dat om de behandeling van de aanvraag te kunnen voortzetten, een rapport derhalve moet worden opgesteld over de gevolgen van het ontwerp-plan voor het milieu en moet worden bepaald welke informatie het bevat;

Overwegende dat in artikel D.VIII.33, lid 3, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling de minimuminhoud van het milieu-effectrapport wordt vastgesteld; dat de omvang en gedetailleerdheid van de te verstrekken informatie zodanig moeten worden vastgesteld dat rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het ontwerp-plan;

Reikwijdte van de te verstrekken informatie Overwegende dat in het verslag over de gevolgen van het ontwerp-plan voor het leefmilieu een analyse zal worden gemaakt van de gevolgen van de opneming van de bestanddelen van het ontwerp-plan in het gewestplan Luik; dat de analyse beperkt zal blijven tot de onderdelen van het ontwerp-plan die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor het leefmilieu;

Overwegende dat het milieueffectrapport volgens het "trechterbeginsel" verloopt waarbij de bestanddelen van het ontwerp-plan, afhankelijk van de aard van de besproken aspecten, geanalyseerd worden van de grootste tot de lokale schaal van de omtrek van de te herziene gebieden;

Overwegende dat het aan de opsteller van het milieueffectrapport is om alle in het basisdossier vermelde economische en technische gegevens te verifiëren;

Overwegende dat de analyse van de behoeften die de opneming van een nieuw ontginningsgebied in het gewestplan Luik rechtvaardigen, beperkt moet blijven tot de markt voor tufsteen en krijt, de nevenproducten en de substituten daarvan, als gesteenten die bestemd zijn voor de productie van klinkers en cement; dat zij de vraag moet situeren en evalueren in de context van België, de provincie Luik en een stroomgebied dat is vastgesteld op 100 kilometer rond de bestaande steengroeve;

Overwegende dat het ook nodig zal zijn de oppervlakte te evalueren die moet worden bestemd voor het ontginningsgebied in de zin van artikel D.II.41 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling in het licht van het huidige aanbod en in de loop van de instructie alsmede de toekomstige behoeften van de activiteit en de herinrichtingsprojecten;

Overwegende dat de analyse van de relevantie van de ligging van het ontwerp-plan en het zoeken naar varianten beperkt moeten blijven tot het grondgebied waar de tufsteen en het krijt gewonnen kunnen worden;

Overwegende dat de analyse van de afbakening en de voorwaarden voor de uitvoering van de bestanddelen van het ontwerp-plan, alsmede het zoeken naar varianten, beperkt moeten blijven tot de studieomtrek die het meest relevant wordt geacht, gelet op de aard van de omgeving en de in aanmerking genomen beperkingen voor de uitvoering ; dat het met name dienstig zal zijn het voorstel voor een voorontwerp-plan dat in het basisdossier is opgenomen, als variant te analyseren; .

Duidelijkheid van de te verstrekken informatie Overwegende dat uit de analyse van de aanvraag, de opmerkingen en suggesties van het publiek en de ingediende adviezen blijkt dat in het milieueffectrapport van het ontwerp-plan bijzondere aandacht moet worden besteed aan de analyse van de gevolgen van dat plan voor : 1. Bevolking ;2. Landschappen;3. Landbouwactiviteit (met inbegrip van de mobiliteit als gevolg van de opheffing van twee landbouwwegen) en wijnbouw;4. Zacht verkeer tussen Zussen en Eben-Emael (wegaanpassingen);5. Het wegennet, rekening houdend met het verkeer in verband met de steengroeve van Romont en de fabriek van Lixhe;6. De site Trou Loulou (zowel uit milieu- als uit erfgoedoogpunt);7. Natura 2000-sites, natuurreservaten, natuurlijke habitats van communautair belang, beschermde soorten in de zin van de wet inzake natuurbehoud en ecologische doorgangsgebieden, met name regionale doorgangsgebieden;8. Oppervlakte- en grondwater;9. Het archeologisch potentieel van de site;10. Naburige Gewesten en Staten; Overwegende dat specifiek rekening zal worden gehouden met : - de aanwezigheid van de site Trou Loulou in de directe omgeving van het ontginningsgebied; - de aanwezigheid van talrijke Natura 2000-sites, natuurreservaten en zeer waardevolle sites in de nabijheid van de steengroeve; - het beheer van mijnbouwafval en het creëren van afzonderingsmarges; - de na de ontginning van de percelen uitgevoerde landbouwherinrichting (met inbegrip van de inbreng van exogene grond) en de kwaliteit van de herontgonnen grond, met name gelet op de situatie die is ontstaan na de vorige ontginningsfasen en de in dit verband door de landbouwers gedane vaststellingen; - de noodzaak om de wijnbouwactiviteit te handhaven op gronden met de vereiste kenmerken; - de aanwezigheid van de grondwaterspiegel op geringe diepte; - de onderlinge afhankelijkheid van de fabriek van Lixhe en de steengroeven van Romont en Loën;

Overwegende dat in het milieueffectrapport moet worden geanalyseerd hoe het ontginningsgebied na afloop van de exploitatie zal worden gebruikt, rekening houdend met de kenmerken van het project van de aanvrager, de eisen van de exploitatie en het potentieel van het gebied op lange termijn;

Overwegende dat ook moet worden nagegaan of de bestemming in het huidige gewestplan van het gebied waarin de site Trou Loulou zich bevindt, in overeenstemming is met de feitelijke situatie en dat moet worden geëvalueerd of de bestaande feitelijke situatie een adequate bescherming van de site Trou Loulou mogelijk maakt; dat ook de relevantie van de ligging van de in het onderhavige besluit voorgestelde omtrek van ecologische doorgangsgebieden moet worden geanalyseerd;

Overwegende dat het milieueffectrapport de omvang van de exploiteerbare ertslagen binnen de omtrek van het in dit besluit voorgestelde ontwerp van herziening van het gewestplan moet valideren;

Overwegende dat in het milieueffectrapport de veiligheidsafstand moet worden geëvalueerd die moet worden aangehouden tussen de toekomstige mijnbouwfronten en de galerijen van de Trou Loulou, teneinde de stabiliteit en de specifieke kenmerken van deze locatie te behouden; dat de grenzen van de omtrek van het ontwerp van herziening van het gewestplan, zoals voorgesteld in dit besluit (met inbegrip van de omtrek van ecologische doorgangsgebieden), eveneens moeten worden geanalyseerd en besproken;

Overwegende dat, gelet op het advies van de afgevaardigde ambtenaar van 4 februari 2021, in het milieueffectrapport ook zal moeten worden nagegaan of het wenselijk is de geplande regionale verbindingsweg en de bijbehorende reserveringsomtrek uit het huidige gewestplan te schrappen, en of het wenselijk is een regionale verbindingsweg op te nemen die overeenstemt met de huidige situatie van de RN671, en bijgevolg de zuidwestelijke begrenzing van het gebied van aanhorigheden van ontginnen in het gewestplan enigszins aan te passen; dat ook de milieugevolgen van het van de lijst verwijderen/opnemen van deze verschillende elementen moeten worden geanalyseerd;

Overwegende dat de uitgevoerde effectbeoordeling ook de elementen dient te omvatten die vereist zijn voor de vergunningsaanvraag (artikel D.II.54, § 2, lid 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling);

In te winnen adviezen Overwegende dat de ontwerp-inhoud van het milieueffectrapport en het ontwerpplan voor advies moeten worden voorgelegd aan de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening" en de Beleidsgroep "Leefmilieu", overeenkomstig artikel D.VIII.33, § 4, van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;

Overwegende dat aangezien het gaat om een procedure die valt onder artikel D.II.54 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, het advies van de afgevaardigde ambtenaar en de technische ambtenaar in dit stadium van de procedure ook moet worden ingewonnen;

Overwegende voorts dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de analyse van de gevolgen van het ontwerp-plan voor de site Trou Loulou, voor de wilde fauna en flora, voor de regionale ecologische verbanden, voor het oppervlakte- en grondwater, voor de landbouwactiviteit en voor de keuze van de bestemmingen die aan het eind van de exploitatie voor het ontginningsgebied moeten worden vastgesteld; dat het derhalve dienstig is de ontwerp -inhoud van het milieueffectrapport voor te leggen aan het advies van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en de "Commission Wallonne d'Etude et de Protection des Sites Souterrains" ; dat in het milieueffectrapport moet worden geanalyseerd of het opportuun is de geplande regionale verbindingsroute en de in het huidige gewestplan vastgestelde reserveringsomtrek te schrappen, en of het opportuun is een regionale verbindingsroute op te nemen die overeenstemt met de huidige situatie van de RN671 ; dat het daarom aangewezen is de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur op dit punt in vraag te stellen; dat ook rekening moet worden gehouden met de gevoeligheid van de site vanuit erfgoed- en archeologisch oogpunt; dat het advies van het Waals Agentschap voor het Patrimonium daarom moet worden ingewonnen;

Overwegende dat de site grenst aan het Vlaamse Gewest en dicht bij de Nederlandse grens ligt; dat het ontwerp van herziening van het gewestplan waarschijnlijk aanzienlijke grensoverschrijdende gevolgen voor deze gebieden zal hebben; dat het derhalve relevant is de bevoegde overheden van het Vlaamse Gewest en van Nederland te ondervragen;

Conclusies Overwegende dat het om de hierboven uiteengezette redenen noodzakelijk is te beslissen over de herziening van het gewestplan Luik, het ontwerp-plan goed te keuren en opdracht te geven tot het opstellen van een milieueffectrapport van dit ontwerp-plan;

Overwegende dat het bij dit besluit gevoegde ontwerp van de inhoud van het milieueffectrapport de werkingssfeer van artikel D.VIII.33, § 2, van het CDW verduidelijkt door de omvang en de nauwkeurigheid te bepalen van de informatie die het moet bevatten met betrekking tot de specifieke kenmerken van het ontwerpplan, Besluit : Artikel 1.

Art. 2.Het ontwerp tot herziening van het gewestplan Luik betreffende de opneming van : - een ontginningsgebied dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied wordt; - een omtrek van ecologische doorgangsgebieden, als overdruk van het landbouwgebied opgenomen in het vigerende landbouwgebied; op het grondgebied van de gemeente Bitsingen, in het gehucht "Carrière du Romont" overeenkomstig bijgaand plan aangenomen.

Art. 3.Een milieueffectrapport van het ontwerp-plan dient te worden opgesteld.

Art. 4.De ontwerp-inhoud van het milieueffectrapport van het ontwerp-plan wordt aangenomen.

Art. 5.Naast de Beleidsgroepen "Ruimtelijke Ordening" en "Leefmilieu" zal de ontwerp-inhoud van het milieueffectenrapport worden voorgelegd aan de afgevaardigde ambtenaar, de technisch ambtenaar, de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Rijkdommen en Leefmilieu, de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur, de "Commission Wallonne d'Etude et de Protection des Sites Souterrains", het "Agence wallonne du Patrimoine" en de bevoegde overheden van het Vlaamse Gewest en van Nederland.

Art. 6.De Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Woonbeleid, Erfgoed, Energie is belast met de opvolging van dit besluit.

Namen, 8 december 2021.

De Minister van Ruimtelijke Ordening, W. BORSUS

Bijlage bij het ministerieel besluit van 8 december 2021 tot : - herziening van het gewestplan Luik (blad 34/6) ; - aanneming van het ontwerp van plan met het oog op de opneming van een ontginningsgebied dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied wordt, en van een omtrek van ecologisch doorgangsgebied op het grondgebied van de gemeente Bitsingen (Eben-Emael) in het gehucht "Carrière du Romont" teneinde de voortzetting van de ontginningsactiviteit mogelijk te maken ; - opstelling van een milieueffectenrapport van het ontwerp-plan en vaststelling van de ontwerp-inhoud ervan ONTWERP-INHOUD VAN HET MILIEUEFFECTENVERSLAG

De ontwerp-herziening van blad 34/6 van het gewestplan Luik heeft betrekking op de opneming in het gewestplan : - van een ontginningsgebied dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied wordt, van 92,32 ha in plaats van een landbouwgebied; - van een omtrek van ecologische doorgangsgebied, als overdruk van het lanbouwgebied opgenomen in het vigerende gewestplan, met een oppervlakte van 3,94 ha, die de Trou Loulou-site verbindt met het natuurgebied dat is opgenomen ten noordoosten van het te herziene gebied.

A. Omvang Geen enkel onderdeel van het ontwerp van plan is vrijgesteld van het milieueffectverslag (RIE).

In het verslag over de milieu-effecten van het ontwerpplan zal een analyse worden gemaakt van de gevolgen van de opneming van de onderdelen van het ontwerpplan in het gewestplan voor Luik. De analyse zal beperkt blijven tot die onderdelen van het ontwerpplan die een aanzienlijk effect op het milieu kunnen hebben.

Het milieueffectenverslag verloopt volgens het "trechterbeginsel" waarbij de bestanddelen van het ontwerp-plan, afhankelijk van de aard van de besproken aspecten, geanalyseerd worden van de grootste tot de lokale schaal van de te herziene gebieden.

Het is aan de auteur van het milieu-effectrapport om alle economische en technische gegevens die in het basisdossier zijn opgenomen, te controleren.

De analyse van de behoeften die de opneming van een nieuwe ontginningsgebied in het gewestplan voor Luik rechtvaardigen, moet beperkt blijven tot de markt voor tufsteen en krijt, de nevenproducten en de substituten daarvan, als gesteenten voor de productie van klinkers en cement. Zij zal de vraag moeten situeren en evalueren in de context van België, de provincie Luik en een afzetkring van 100 km rond de bestaande steengroeve.

Met name zal moeten worden nagegaan welke oppervlakte moet worden bestemd voor het winningsgebied in de zin van artikel D.II.41 van het Wetboek van ruimtelijke ontwikkeling in het licht van het huidige en toekomstige aanbod en de toekomstige behoeften van bedrijven en herinrichtingsprojecten.

De analyse van de relevantie van de locatie van het ontwerpplan en het zoeken naar varianten moeten worden beperkt tot het grondgebied waar het krijt en de tufsteen kunnen worden gewonnen.

De analyse van de afbakening en van de voorwaarden voor de uitvoering van de onderdelen van het ontwerpplan, evenals het zoeken naar varianten zullen beperkt moeten worden tot de meest relevante onderzoeksomtrek in het licht van de aard van het milieu en de in aanmerking genomen beperkingen voor de uitvoering. Met name het voorgestelde voorontwerp van plan in het basisdossier moet als variant worden geanalyseerd.

B. Nauwkeurigheidsgraad van de gegevens De inhoud van het hieronder geselecteerde verslag over de milieu-effecten van het ontwerpplan vormt een standaarddocument waarvan de elementen toereikend worden geacht in het licht van de artikelen D.VIII.29 tot en met 37 van het Wetboek van ruimtelijke ontwikkeling (CoDT).

In het verslag zal met name rekening worden gehouden met : - de economische, technische en milieutechnische bijzonderheden van de aanvraag; - adviezen uitgebracht door : - de beleidsgroep « Ruimtelijke Ordening » ; - de Beleidsgroep « Leefmilieu »; - de gemachtigd ambtenaar - de technische ambtenaar ; - de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu - de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur ; - het "Agence wallonne du Patrimoine" (Waals Agentschap voor het patrimonium) - de "Commission wallonne d'Etude et de Protection des Sites souterrains (CWEPSS)" (Waalse Commissie voor Onderzoek en Bescherming van de Ondergrondse sites) - de bevoegde overheden van het Vlaamse Gewest en Nederland; op het basisdossier en/of de inhoud van het verslag ; - de opmerkingen van het publiek tijdens de inleidende informatievergadering van 10 september 2020, het advies van de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit en de beraadslaging van de gemeenteraad van Bassenge.

Zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit en de zorgvuldigheid van het verslag in zijn geheel, zal bijzondere aandacht worden besteed aan de analyse van de gevolgen van het ontwerpplan voor : 1. Bevolking ;2. Landschappen.3. Landbouwactiviteiten (met inbegrip van de mobiliteit als gevolg van de opheffing van twee landbouwwegen) en wijnbouw;4. Zacht verkeer tussen Zussen en Eben-Emael (wegaanpassingen);5. Het wegennet, rekening houdend met het vrachtverkeer dat verbonden is met de steengroeve van Romont en de fabriek van Lixhe;6. De Trou Loulou-site (zowel uit milieu- als uit erfgoedoogpunt) ;7. Natura 2000-gebieden, natuurreservaten, natuurlijke habitats van communautair belang, beschermde soorten in de zin van de Wet op het natuurbehoud en ecologische doorgangsgebieden, met name regionale verbindingen;8. Oppervlakte- en grondwater;9. Het archeologisch potentieel van het gebied ;10. Naburige regio's en staten. Er zal specifiek rekening worden gehouden met : - de aanwezigheid van de Trou Loulou-site in de directe omgeving van het ontginningsgebied; - de aanwezigheid van talrijke Natura 2000-gebieden, natuurreservaten en gebieden van groot biologisch belang in de nabijheid van de steengroeve; - het beheer van mijnresiduen en de oprichting van isolatievoorzieningen; - de herinrichting van de landbouw na de exploitatie van de percelen (met inbegrip van de inbreng van exogene grond) en de kwaliteit van de weer in cultuur gebrachte grond, met name gelet op de situatie die is ontstaan tijdens de vorige herinrichtingsfasen en op de opmerkingen die de landbouwers in dat verband hebben gemaakt; - de noodzaak om de wijnbouwactiviteit te handhaven op gronden met de vereiste kenmerken; - de aanwezigheid van de grondwaterspiegel op geringe diepte; - de onderlinge afhankelijkheid van de fabriek van Lixhe en de groeven van Romont en Loën.

In het verslag moet worden geanalyseerd hoe het ontginningsgebied aan het eind van de exploitatie zal worden gebruikt, rekening houdend met de kenmerken van het project van de aanvrager, de behoeften van de exploitatie en het potentieel van het gebied op lange termijn.

Bij de effectbeoordeling zal moeten worden nagegaan of de toewijzing van het gebied waarin het Trou Loulou-gebied zich bevindt in het huidige gewestplan in overeenstemming is met de feitelijke situatie en zal moeten worden beoordeeld of de bestaande juridische situatie een adequate bescherming van het Trou Loulou-gebied mogelijk maakt. Ook de relevantie van de ligging van de in het ministerieel besluit voorgestelde ecologische doorgangsgebied zal moeten worden geanalyseerd.

In het milieu-effectrapport zal de omvang van de ontginbare afzetting binnen de omtrek van het voorgestelde project tot herziening van het gewestplan in het ministerieel besluit moeten worden gevalideerd.

De grenzen van de omtrek van het project tot herziening van het gewestplan zoals voorgesteld in het ministerieel besluit (met inbegrip van het ecologisch doorgangsgebied) zullen moeten worden geanalyseerd en besproken. In het milieu-effectrapport zal worden nagegaan welke veiligheidsafstand moet worden aangehouden tussen de toekomstige ontginningsfronten en het Trou Loulou-terrein, ten einde de stabiliteit en de specifieke kenmerken van dit gebied in stand te houden.

In het milieueffectrapport moet ook worden nagegaan of de voorgestelde regionale verbindingsweg en de reserveringsomtrek daarvan in het huidige gewestplan moeten worden geschrapt, en of een regionale verbindingsweg moet worden ingetekend die overeenstemt met de werkelijke ligging van de RN671. De milieu-effecten van het schrappen/inschrijven van deze verschillende elementen zullen ook moeten worden geanalyseerd in het milieu-effectrapport.

De uitgevoerde effectbeoordeling moet ook de elementen bevatten die vereist zijn voor de vergunningsaanvraag (artikel D.II.54, § 2, lid 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling).

FASE I

Inleiding De inleiding heeft als doel het milieueffectenrapport van het ontwerp van plan in zijn context te plaatsen en wil met name de procedure voor het publiek duidelijker maken. 1. Verwijzing naar de procedure voor de herziening van een gewestplan - artikelen D.II.48 tot 50 (procedure) en boek VIII (inspraak en evaluatie van de gevolgen), van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling 2. Voorstelling van het ontwerp van plan aangenomen door de Waalse Regering met inbegrip van de verzachtende maatregelen met betrekking tot de uitvoering van het project (art.D.VIII.33, § 3, lid. 1, 1° ) 3. Actoren van de herziening van het gewestplan 3.1. Beslissingmaker Waalse Regering vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheden Ruimtelijke Ordening behoort. 3.2. Initiatiefnemer van het verzoek : Promotor van het project, vennootschap of natuurlijke persoon die de groeve uitbaat. Organogram van de vennootschap (meer bepaald indien meerdere filialen, of meerdere vennootschappen in een groep). De contactpersoon (-personen) en zijn (hun) personalia vermelden. 3.3. Steller van het milieueffectenverslag : erkend studiebureau :de categorieën erkenningen en de duur ervan nader omschrijven en de verschillende personen die aan het rapport hebben meegewerkt, vermelden en hun bevoegdheden specificeren. De contactpersoon (-personen) en zijn (hun) personalia vermelden. 4. Potentiële drukfactoren, door het besluit tot aanneming van het ontwerpplan Het gaat om de beperkingen die in het besluit tot aanneming van het ontwerpplan zijn vastgesteld op basis van de analyse van de juridische en feitelijke situatie, alsmede op basis van de verschillende adviezen die in deze fase van de procedure zijn ontvangen (gemeenteraad, gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit, gemachtigd ambtenaar, beleidsgroep Ruimtelijke Ordening", beleidsgroep "Leefmilieu", en andere personen of instanties waarvan de regering het nuttig achtte ze te raadplegen). HOOFDSTUK 1. - Omschrijving van het ontwerpplan 1. Doel van de herziening van het gewestplan (art.D.VIII.33, § 3, lid 1, 1° ) Ligging en oppervlakte van de zone(s) van aanhorigheden van een ontginning en/of ontginningszone(s) (of andere zones en/of beschermingsomtrek(ken) en bijkomende voorschriften voorzien in artikel D.II.21 van het Wetboek) opgenomen/afgeschaft in het ontwerp van plan. 1.1. exacte lokalisatie (provincie, gemeente(n), plaatsnaam, straat, bladnr. NGI, Lambert-coördinaten) en afbeelding op wegen- en topografische kaarten (1/50 000 en 1/10 000) + orthofotoplan op 1/10 000; 1.2. kadastrale percelen betrokken bij de gewestplanherziening op de NGI-kaart aangebracht met schaal 1/10 000e en 1/25 000e, de totale oppervlakte van de eigendom van de aanvrager opgeven, afschrift van de akkoorden ivm de terbeschikkingstelling van de gronden, ...enz. ; 1.3. (huidige en geplande) bestemmingen in het gewestplan (kaarten 1/10.000e en 1/25.000e), de oppervlakten van de zones waarvan de bestemming verandert, nader bepalen. In voorkomend geval, de voorziene bijkomende voorschriften nader bepalen (cf. artikel D.II.21, § 3, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling). 1.4. Geologische omschrijving van de afzetting bedoeld in de herziening van het gewestplan: - Regionale toestand (structureel bekken of massief); - afzetting (lithologie, ouderdom, formatie, lid, totaal en gevaloriseerd vermogen, structuur van de lagen (helling en richting), aard en dikte van de bedekking... ; - geotechnische drukfactoren (karst, tectonische accidenten (breuken en verschuivingen), hydrogeologie, voormalige ondergrondse mijnwerkzaamheden); - afzettingsreserves (gedetailleerde berekeningsmethoden): beschrijving van de beschikbare reserves binnen het toekomstige winningsgebied, de uitputtingsperioden bij het huidige exploitatietempo en in het geval van een toename. - Voeg een uittreksel bij van de meest recente geologische kaart met ten minste : - een geologische sectie in het gebied van de toekomstige exploitatie; - de resultaten van boor- en/of geofysische prospectie, de resultaten van fysisch-chemische analyses of enig ander element met betrekking tot de kwaliteit van de te exploiteren afzetting. 1.5. Geplande exploitatie : - Productie (de producten nader omschrijven van de groeve en de hoeveelheden opgeven in ton of kubieke meter, een eventuele voorziene groei, de huidige en/of overwogen valoriseringen (nieuwe producten) aangeven, met inbegrip voor de steriele gesteenten (gebruiksvormen, toepassingen opgeslagen volumes uitleggen); - ontginningstechnieken en behandeling van de rots (flowsheet van de ontginning); - fasering van de ingebruikneming (met inbegrip van beheer van afvalgesteente, mijnwaterbeheer, bijgebouwen en terugwinning), waarbij wordt gespecificeerd waarvoor de zone voor bijgebouwen bij de ontginning of de zone voor de ontginning nodig is; - overwogen infrastructuren (in de omtrek van het ontwerp en daarbuiten); - bereikbaarheid van de site, beheer van de mobiliteit en vervoer van de producten. 2. Identificatie en explicitatie van de doelstellingen van de herziening van het gewestplan (art.D.VIII.33, § 3, lid 1, 1° ) Het milieueffectrapport zal de doelstellingen nagestreefd door de Waalse regering, zoals vermeld in het besluit tot aanneming van het ontwerp plan, duidelijk maken en analyseren. Het is geen kopieerwerk en ook geen interpretatie.

De argumenten die de noodzaak rechtvaardigen om het gewestplan te herzien met het oog op de uitvoering van het project dat ten grondslag ligt aan herziening, zullen nader toegelicht worden. 3. Kritische analyse van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het ontwerp van plan ten opzichte van andere relevante plannen en programma's (art.D.VIII.33, § 3, lid 1, 1° ) Die analyse dient onder andere de controle te bevatten van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het ontwerp van plan met de belangen voorgesteld in de gewestelijke regelgeving (het Wetboek) en beleidsteksten, de verschillende plannen en programma's zoals het ruimtelijk ontwikkelingsplan (SDT), het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, ...) De doelstellingen van bedoelde gewestelijke documenten moeten niet samengevat worden. Wat wel gedaan moet worden, is de doelstellingen van het ontwerp van plan analyseren ten opzichte van die documenten. HOOFDSTUK 2. - Sociaal-economische verantwoording van de opneming van een gebied van aanhorigheden van ontginningen en/of van een ontginningsgebied in het gewestplan In dit hoofdstuk wordt nagegaan of de gronden opgenomen als gebied van aanhorigheden van ontginningen en als ontginningsgebied in het gewestplan binnen een relevant (nader te bepalen) gebied, op de vraag kunnen ingaan en worden de relevante aspecten van de sociaal-economische toestand (de belangrijkste sociaaleconomische gevolgen van de herziening van het sectorplan) en de vermoedelijke evolutie bij niet-uitvoering van het plan aangeduid (art. D.I.1 et D.VIII.33, § 3, lid 1, 2° ). 1. Evaluatie van de behoefte 1.1. Kenmerken van het product : Specifieke kenmerken, toegevoegde waarde en gebruiksvormen van het product, benoeming van de concurrerende of vervangingsproducten en van de voor- en nadelen in vergelijking met het overwogen product ten opzichte van de concurrerende producten, het soort vervoer dat gebruikt wordt en het aandeel van het vervoer in de kostprijs van het product. 1.2. Evaluatie van de aanvraag: Hier worden de perspectieven inzake de productie door de exploitant ten opzichte van de markperspectieven van de ontgonnen stof geëvalueerd. 1.2.1. Globale markt van de stof, huidige toestand en ontwikkelingsperspectieven: - De huidige (daadwerkelijke en potentiële) afzetmogelijkheden van de ontgonnen stof evalueren ten opzichte van de verschillende gebruiksvormen (in voorkomend geval het belang van de ontgonnen rotsgesteenten op erfgoedvlak aangeven), alsook de schaal van de markt (afzetkring), van het lokale naar het internationale vlak. De voornaamste ondernemingen die heden (daadwerkelijk en potentieel) klant zijn, noemen en op een kaart aangeven, alsook aangeven welk belang zij kunnen halen uit de inbedrijfname van de locatie. De afzetkring in kaart brengen en nader omschrijven. - Evolutie van de markt de volgende 30 jaar : er zal met name rekening worden gehouden met de evolutie van de gebruiksvormen van het product, de ontwikkeling van vervangingsproducten en de vermoedelijke evolutie in de vervoerskosten. - andere manieren om de valorisering en het gebruik van de afzetting te analyseren. 1.2.2. Plaats die de onderneming bekleedt op de (huidige en toekomstige) markt: - Omschrijving van de concurrentie, zowel regionaal als internationaal, die dezelfde stof ontgint en dezelfde afzetkring bespeelt (elke concurrerende site op een kaart aanduiden). - Raming van het relatieve marktaandeel van de onderneming (zie hoger). - Groeiperspectieven van de onderneming afhankelijk van de marktevolutie en de productieperspectieven van de concurrerende ondernemingen (eveneens de andere verzoeken om herziening van gewestplannen in overweging nemen). 1.2.3. Conclusies - over de productieperspectieven van de onderneming over dertig jaar ; - op de daaruit voortvloeiende planologische eisen, zowel op het gebied van de afhankelijkheid van de ontginning als op het gebied van de ontginning. 1.3. Beoordeling van het potentieel van het gewestplan Het aanbod van de te ontginnen stof dat kwalitatief en kwantitatief de onder 1.2.3. geëvalueerde vraag kan dekken, wordt hier geëvalueerd.

Die evaluatie gebeurt in twee stappen: - in eerste instantie, zal men het gebied van aanhorigheden van een ontginning dat momenteel wordt geëxploiteerd (en de mogelijkheid om bepaalde delen van het bestaande gebied van aanhorigheden van een ontginning van zijn bestemming te onttrekken); - In een volgende stap worden de gebieden van aanhorigheden van een ontginning en de ontginningsgebieden onderzocht die overeenstemmen met een gelijkaardige afzetting, opgenomen op het gewestplan in de hierboven aangegeven afzetkring en die niet overeenkomen met de ontwikkelingsvooruitzichten van de concurrerende ondernemingen die in punt 1.2.2 zijn vastgesteld.

Voor elk van deze sites, die op een kaart zullen worden aangegeven, moeten de kenmerken van de afzetting worden gespecificeerd: kwaliteit van het gesteente (beschikbare fysisch-chemische analyses of kwaliteitslabels), geraamde reserves (berekeningsmethoden toelichten) en exploiteerbaarheid.

Ook de toegankelijkheid van de site en de aanwezigheid van de nodige infrastructuur moeten worden gecontroleerd, evenals de exploitatiemogelijkheden ten opzichte van de voornaamste vormen van grondgebruik (effecten van onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met andere vormen van grondgebruik en menselijke activiteiten) en de ligging van het terrein ten opzichte van de bestaande exploitatie en ten opzichte van huidige en toekomstige afnemende bedrijven. 1.4. Conclusie over de evaluatie van de behoeften De conclusie is dat er behoefte is aan uitbreiding of totstandbrenging van gebied van aanhorigheden van ontginningen en/of een ontginningsgebied in het gewestplan binnen de vastgestelde afzetkring.

Er zal een onderscheid worden gemaakt tussen de behoefte aan een gebied van aanhorigheden van ontginningen en de behoefte aan een ontginningsgebied. 2. Sociaal-economische effecten Hier wordt de daaruit voortvloeiende economische activiteit geschat (zowel voor als na de ontginning) door de uitbating, rechtstreekse en onrechtstreekse werkgelegenheid en de financiële impact (belastingen, retributies,...) de nationale en regionale economische activiteit, de geproduceerde toegevoegde waarde, het effect op de bestaande economische activiteiten, enz.

In dit punt zullen ook de sociaal-economische effecten op korte, middellange en lange termijn worden beoordeeld van andere activiteiten die zich, onafhankelijk van het project van de aanvrager, op dit terrein kunnen ontwikkelen, zoals voorgeschreven in de artikelen D.II.28 en 33. 3. Vermoedelijke evolutie van de economische toestand als het plan niet wordt uitgevoerd Het doel is de waarschijnlijke ontwikkeling te specificeren van gebieden die aanzienlijke gevolgen zouden kunnen ondervinden als het plan niet wordt uitgevoerd. HOOFDSTUK 3. - Verantwoording van de locatie van het ontwerpplan.

Identificatie en analyse van de liggingsvarianten Het gaat er hier om de plaats van het ontwerpplan al dan niet te rechtvaardigen op de schaal van de afzetkring : - ten opzichte van de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; - in functie van de in 1.3. hoofdstuk II onderkende liggingscriteria, - en, indien nodig, mogelijke alternatieven voor de locatie op dat grondgebied voor te stellen (art. D.VIII.33, § 3, lid. 1, 10° ) 1. Ruimtelijke overschrijving van de grote gewestelijke opties De opties die bij gewestelijke beleidsdocumenten bepaald worden (ruimtelijk ontwikkelingsplan) worden overgeschreven op het grondgebied dat de afzetkring uitmaakt. 2. Toelichting van de belangrijkste locatiecriteria die voldoen aan de doelstellingen van het ontwerpplan, zoals vastgesteld en toegelicht in hoofdstuk I, punt 2 Volgende gegevens worden in ieder geval onderzocht: 2.1. Kenmerken van de afzetting : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden. 2.2. Ligging van de site tegenover bestaande uitbating en tegenover huidige en toekomstige afnemers 2.3. Toegankelijkheid en beheer van de mobiliteit 2.4. Aanwezigheid van de nodige infrastructuur 2.5. Uitbaatmogelijkheden in functie van de voornaamste bodembezettingen (gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten) 3. Verantwoording van de locatie van het ontwerpplan en de relevantie van de keuze van de gebieden die in de lijst worden opgenomen Het doel hiervan is na te gaan of de locatie van het ontwerpplan en de keuze van de gebieden (gebied van aanhorigheden van ontginningen en/of ontginningsgebied) niet in strijd zijn met de in punt 1 genoemde regionale opties, voldoen aan de in punt 2 genoemde locatiecriteria en rekening houden met de kenmerken van het project van de aanvrager, de eisen van de exploitatie van de afzetting en het potentieel van de site, met name aan het eind van de exploitatie.4. Onderzoek en presentatie van alternatieve locaties voor het ontwerpplan Het doel is alternatieve locaties voor het ontwerpplan te zoeken door de in punt 2 genoemde locatiecriteria toe te passen op de afzetkring, rekening houdend met de in punt 1 genoemde regionale opties. Deze liggingsvarianten zullen beknopt worden voorgesteld. 5. Selectie van locatie-alternatieven Hier wordt de vergelijking gemaakt van het ontwerp en van de liggingsvarianten wat betreft: - de gewestelijke opties, - de liggingscriteria, - de menselijke, sociaal-economische en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van het grondgebied van de afzetkring, - de kostprijs van de ontsluiting voor de gemeenschap, en worden één of meer liggingsvarianten uitgekozen. Als er geen enkele liggingsvariant beter aan de liggingscriteria beantwoordt dan het ontwerpplan, hoeft er geen wisseloplossing uitgekozen te worden HOOFDSTUK 4. - Onderzoek van de compensaties (art. D.VIII.33, § 3, lid 1, 9° en D.II.45, § 3, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling) Met dit hoofdstuk wordt beoogd de toepassing van het in artikel D.II.45, lid 3, neergelegde beginsel te verifiëren en na te gaan of het passend is voor de ene of de andere vorm van compensatie te kiezen. (VIII.33, § 3, lid 1, 9° ).

Wat de planologische compensatie betreft, is het aan hem : - hun ligging en afbakening te verantwoorden in het licht van de economische, sociale, ecologische en erfgoedbehoeften en de bestaande feitelijke- en rechtstoestand ; - na te gaan of zij coherent zijn met de plaatselijke geologie, de kenmerken van de locaties en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gebieden; - indien nodig, om alternatieven voor te stellen.

FASE II

HOOFDSTUK 5.- Identificatie en analyse van de de drukfactoren en de potentialiteiten van de bestanddelen van de liggingsvarianten 1. Omschrijving van het regelgevend verband 1.1. Inrichtingsgebieden en -omtrekken conform de regelgeving: 1.1.1. Gewestelijk niveau : gewestplan, gewestelijke stedenbouwkundige handleiding, saneringsplan per onderstroomgebied,Saneringsplannen (PASH), enz. 1.1.2. Gemeentelijk niveau : gemeentelijk ontwikkelingsplan, gemeentelijke stedenbouwkundige handleiding, lokaal beleidsontwikkelingsplan, gemeentelijk milieuplan voor duurzame ontwikkeling, gemeentelijk natuurbevorderingsplan, Saneringsplannen (PASH), enz. 1.2. Goederen waarvoor een bijzondere regelgeving geldt: 1.2.1. Fauna en flora: rechtsstatuut van de bossen en wouden, natuurpark, natuurreservaten, Natura 2000-omtrekken, ruimten van gemeenschapsbelang, natuurlijke habitats (decreet van 06/12/2001) en soorten van gemeenschapsbelang, enz. 1.2.2. Menselijke activiteiten: rechtsstatuut van de wegen en verkeerswegen, wegen, paden, autonoom net voor traag verkeer, industrieën en uitrusting met een hoog SEVESO-risicogehalte, ...) (art. D.VIII. 33, § 3, eerste lid, 4° ). 1.2.3. Bodem: eventuele gegevens voor de gronden opgenomen in de gegevensbank van de bodemtoestand bedoeld in de artikelen 11 en 12 van het decreet bodembeheer of bij ontstentenis de best beschikbare gegevens van de Waalse Overheidsdienst of andere instellingen (SPAQUE - Walsols, enz.) 1.2.4. Water: gewestelijk schema voor de waterrijkdommen, waterwinningen, voorkomings- en bewakingsgebieden van de waterwinningen, saneringsplan per onderstroomgebied (PASH), onbevaarbare waterlopen (categorieën), kwetsbare gebieden, wateringen, enz. 1.2.5. Economische activiteiten: wettelijke ruilverkaveling van landelijke goederen, economische erkenningsomtrekken, stedelijke en landelijke vrije zones. 1.2.6. Mobiliteit: gemeentelijke en intergemeentelijke mobiliteitsplannen. 1.2.7. Natuurrisico's: overstromingsrisicogebied, afvloeiende assen, beheersplan voor overstromingsrisico's (PGRI), karst, enz. 1.3. Omtrekken met vergunningsplicht en beperking van burgerlijke rechten (bestaande bebouwingsvergunningen, omtrekken waarvoor het rampenfonds is tegemoetgekomen, onroerende goederen onderworpen aan het recht van voorkoop, onroerende goederen onderworpen aan de onteigening ten algemenen nutte, enz.). 1.4. Omtrekken die blijvend deel uitmaken van operationele inrichtingsmaatregelen: landelijke of stadsruilverkavelingsomtrekken, stadsheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden, herin te richten sites, sites met landschappelijke en milieuheropwaarderingen, enz. 1.5. Erfgoed- en archeologische sites: monumenten en sites die als monument zijn beschermd, met inbegrip van archeologische opgravingen, beschermde architectonische sites en gehelen, berschermingszones, archeologische kaart, goederen die zijn opgenomen in de inventaris van het gewestelijk erfgoed, het Belgisch monumentenerfgoed, goederen opgenomen in de gemeentelijke inventaris, beschermingslijsten, uitzonderlijk erfgoed, werelderfgoed, waardevolle bomen en heggen, ... enz.

Natuurlijke rijkdommen: ondergrondse holten van wetenschappelijk belang, vochtig gebieden met een biologisch belang, riviercontracten, gevoelige natuurgebieden, biologisch zeer waardevolle gebieden, speciaal beschermde gebieden voor avifauna, oppervlakte met een landschappelijke waarde, dichtbijgelegen en afgelegen preventiegebieden, toezichtsgebieden op waterwinningen, kwetsbare gebieden met de voornaamste waterhoudende lagen, enz. 1.6. Regelgevingstoestand van het bedrijf: vergunningen en toelatingen voor de huidige site, beroepsverzoeken, eventuele overtredingen op het gewestplan of de vergunning(en), enz. 2. Omschrijving van de menselijke en leefmilieukenmerken van het betrokken grondgebied evenals diens vermoedelijke evolutie indien het plan niet ten uitvoer wordt gebracht;(art. D.VIII.33, § 3, lid 1, 2° en 3° ) De uitgestrektheid van dat grondgebied wordt aangepast volgens de in het vooruitzicht gestelde kenmerken. Ze wordt nader bepaald en punt voor punt beargumenteerd door de auteur van het onderzoek 2.1. Menselijke kenmerken: 2.1.1. Bebouwing - Materiële goederen en erfgoederen: (stedenbouwkundige structuur en architecturale morfologie van de bebouwing en de openbare ruimten, cultureel erfgoed (beschermde sites en goederen, beschermde gebieden,...), archeologische sites, dichtheidskaarten en ontwikkelingspolen, aanwezigheid van onroerende goederen op de site, enz. 2.1.2. Boven- en ondergrondse openbare infrastructuren, toegankelijkheid en uitrustingen: de wegen (netwerk, breedte, capaciteit, huidige verkeerssituatie op de toegangswegen), de spoorwegen (lijnen, stopplaats, frequentie), de trage wegen, TEC, de waterwegen (breedte, uitgeruste kades), de hoogspanningslijnen en zeer hoge spanningslijnen, telefoonlijnen, grondleidingen, ondergrondse leidingen (met inbegrip van de opvang en behandeling van afvalwater), enz + cartografie en evolutie van de capaciteiten. 2.1.3. Menselijke activiteiten: aard en kenmerken van de huidige en potentiële activiteiten w.o. landbouw (oppervlakte, landbouwers, productie (vee/teelt), toestand van de uitbaters), bosbouw, gemengde economische activiteiten of (Seveso) industriële activiteiten, toerisme, gevoelige sociaal-culturele uitrustingen zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, ziekenhuizen, andere gevoelige menselijke bezigheden, enz. 2.1.4. Verrichte activiteiten en verontreinigingen: geëxploiteerde mijnbouwafzettingen, gemeentelijke stortplaats, industriële afvalstoffen, enz. 2.2. Leefmilieukenmerken: 2.2.1. Geologie: diepgaande geologische studie binnen de zone die momenteel door de uitbating wordt bezet - in het bijzonder als de afzetting niet valoriseerbaar is - en/of in de gevraagde zone. De bevindingen van de boringen bijvoegen en/of van de geofysische prospectie, fysische en chemische eigenschappen van het gesteente, de bevindingen van de fysisch-chemische analyses of van elk ander gegeven in verband met de kwaliteit van de te ontginnen afzetting ... De nadruk leggen op de kwaliteit en/of kwantiteit van het te ontginnen gesteente, de bekende tectonische accidenten of de aanwezige ondergrondse holtes beschrijven. 2.2.2. Pedologie : karakterisering van de bodemsoort, kwaliteit en zeldzaamheid, een uittreksel van de pedologische kaart bijvoegen, enz. 2.2.3. Hydrologie en hydrogeologie: stroomgebieden, deelstroomgebieden, categorie van de waterlopen, watervlakken, hydrogeologische kaart, waterhoudende laag (soort opgeven), piëzometrie, waterwinningen, kwetsbare gebieden, beschermings- en bewakingsgebieden, gebieden onderhevig aan drukfactoren vanwege het leefmilieu, enz. 2.2.4. Topografie en landschappen: geomorfologie en landschappelijk waardevolle omtrekken, ADESA-vergezichten, uitzicht op het landschap vanaf de site en op de site vanuit een afgelegen punt in de omtrek + foto's, atlas van het landschap van Wallonië, enz. 2.2.5. Lucht en klimaat - geluids- en geuromgeving - luchtkwaliteit en stof: beschikbare gegevens over de luchtkwaliteit recht tegenover de woningen en de woon-, de recreatiegebieden, de gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, plaatsing van Owen-meetinstrumenten, klimaatgegevens, overheersende windrichting, op grond van de gegevensverwerking van het dichtstbij gelegen weerstation, luchtmonsters en -analyses, natuurschermen, ingebedde valleien, bijzondere situaties, enz. 2.2.6. Geluidshinder en trillingen huidige bronnen en niveaus (akoestisch onderzoek) recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra en de dichtstbijgelegen gebieden met een technologisch risico, bestaande of gemeten gegevens, de plaatsen van de metingen aangeven, alsook data en uren, enz. 2.2.7. Fauna en flora: inventaris en omschrijving van de soorten en de habitats, de bijzondere biotopen, de aquatische en moerasbiotopen, eventuele aanwezigheid van soorten en beschermde milieus, ecologische doorgangsgebieden,met name regionale doorgangsgebieden, enz. 2.2.8. Natuurrisico's en geotechnische drukfactoren: overstromingen, afvloeiende as, karstverschijnselen, mijnrisico's, instortingen, aardschuivingen, aardbevingsgevaar, enz. 2.3. Waarschijnlijke evolutie van de leefmilieukenmerken bij niet-uitvoering van het plan (art. D.VIII.33, lid 1, 2° ) Hier wordt de waarschijnlijke ontwikkeling van de leefmilieukenmerken van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden indien een herziening van het gewestplan uitblijft. 3. In voorkomend geval, de vermoedelijke niet te verwaarlozen specifieke effecten wanneer de opneming voorzien is van een gebied waarin bedrijven zich zouden kunnen vestigen die een hoog risico vertonen voor de personen, de goederen of het leefmilieu (in de zin van richtlijn 96/82/EG) of wanneer de opneming voorzien is van gebieden die bestemd zijn als woongebieden, evenals van gebieden of infrastructuren die door het publiek worden bezocht en zich in de nabijheid van zulke bedrijven bevinden (art.D.VIII.33, § 3, lid 1er, 4° ) 4.Conclusies over de analyses van de drukfactoren en de potentialiteiten De conclusie beschrijft in welke mate elk thema van de bestaande situatie al dan niet een troef, zwakte, kans of bedreiging vormt (SWOT-tabel) als de herziening van het gewestplan wordt uitgevoerd.

Elementen die geen verband houden met het ontwerp-plan worden niet ontwikkeld. HOOFDSTUK 6. - Aanduiding van de waarschijnlijke gevolgen van de uitvoering van het ontwerp-plan op mens en leefmilieu Doel is de niet-verwaarloosbare waarschijnlijke drukfactoren en effecten (cumulatieve secundaire synergische, korte-, middelange- en langetermijneffecten, permanente en tijdelijke zowel positieve als negatieve effecten) van het voorontwerp op mens en leefmilieu duidelijk te maken (art. D.VIII.33, § 3, lid 1, 6° ) Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de opneming van een gebied van aanhorigheden van een ontginning en een ontginningsgebied, rekening houdende met alle mogelijke bestemmingen van deze gebieden.

Indien de uitvoering van het gebied van aanhorigheden van ontginningen en/of van een ontginningsgebied gefaseerd verloopt, dienen de effecten bepaald te worden in de verschillende stadia van die uitvoering.

Bij deze analyse van de effecten moet een onderscheid worden gemaakt tussen de effecten op de locaties van het ontwerp-plan en de liggingsvarianten (als omschreven in punt 4 van hoofdstuk III) en op hun respectieve aangrenzende gebieden. 1. Effecten op de leefkwaliteit (gezondheid, veiligheid, hygiëne, ...) 1.1. Bebouwing: verband van het project met de bestaande agglomeratie en de aangrenzende eigendommen, verenigbaarheid met eventuele ontwikkelingsschema's, met de bestaande uitrustingen en de infrastructuur 1.2. Effecten op de materiële goederen en het culturele erfgoed: (beschermde monumenten en sites en archeologische opgravingen, barsten in gebouwen, aantasting van de stabiliteit van de gebouwen, verdwijning of verslechtering van gemeentepaden en wegen, openbare erfdienstbaarheden en buurtwegen ondergrondse leidingen (water, elektriciteit, gas, telefoon,...), elektrische lijnen, ...) 1.3. Verkeer: rechtstreeks en onrechtstreeks - aantal vrachtwagens per dag, reisweg (oorsprong-bestemming), nuttig laadvermogen, voertuigen van leveranciers, bezoekers, personeel, voertuigen in verband met de inrichting van de site, uitzonderlijk vervoer, effecten op het snelwegnet, infrastructuur en de mobiliteitsstromen, spoorvervoer, waterwegvervoer, landbouwverkeer, actieve vervoerswijzen, enz. 1.4. Mijnschoten: trillingen recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, kinderopvangcentra en de dichtsbijgelegen gebieden met een technologisch risico, site-effecten, enz. 1.5. Geluid: recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra 1.6. Lucht en klimaat: (stof - installatie van Owen-meetinstrumenten -, mistvorming, geurhinder, ...) 1.7. Topografie en landschappen: tijdens en na de ontginningsactiviteit, synthesefoto's maken. 2. Effecten op de menselijke activiteiten : toeristische activiteiten, SEVESO-activiteiten, land- en bosbouwbedrijvigheid, enz.(art.

D.VIII.33, § 3, lid 1, 7° ). 3. Effecten op bodem en ondergrond : karst, mijnwerkzaamheden, grondverschuiving, erosie, of andere geotechnische drukfactoren, verontreiniging, enz...) 4. Effect op de hydrogeologie en hydrologie 4.1. Wijziging van het hydrogeologisch stelsel: (verlaging van de grondwaterstand, grondverzakking, invloed op de waterwinningen en het hydrografisch stelsel,terugwinning van mijnwater, enz. 4.2. Wijziging van het hydrologisch stelsel: debiet en vuilvracht van de waterlopen, overstromingen na lozing van bemalingswater, verdwijning/ontstaan van vochtige gebieden, .... 4.3. Inzet van tot drinkwater verwerkbare watervoorraden 5. Effect op de fauna, de flora, de biodiversiteit Tijdens en na de uitvoering van het ontwerp-plan, verslechtering en verlies van faunistische habitats en ecosystemen, potentiële impact op soorten en habitats van soorten, met een gemeenschapsbelang, Natura 2000-omtrekken, ecologische doorgangsgebieden, met name regionale doorgangsgebieden, enz.(wetgeving op het natuurbehoud en Europese richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG). 6. Interactie tussen die verschillende factoren 7.Kenmerken van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (art. D.VIII.33, § 3, lid 1, 3° ) Doel is om ten opzichte van de punten 1 t.e.m. 6 zoals hierboven de gebieden aan te duiden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden, de leefmilieukenmerken van die gebieden aan te geven en erop te wijzen hoe die kenmerken door het ontwerp-plangewijzigd dreigen te worden. HOOFDSTUK 7. - Onderzoek naar de uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten van het ontwerp-plan of de liggingsvarianten 1. Voorstelling van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten (art. D.VIII.33, § 3, lid 1, 10° ) De afbakeningsvarianten zijn wisseloplossingen voor de omtrek van de gebieden.

Het doel is om de geschiktheid van de contouren te controleren, zodat de grenzen overeenkomen met "feitelijke" geografische grenzen, d.w.z. grenzen die op het terrein zichtbaar zijn: wegrand, randen, waterlopen, heg boomrijen, boomlijnen, grote taluds... : zichtbare grenzen op de IGN-kaart (idem - het feit dat ze op de kaart staan, getuigt van hun belang voor hagen, rivieren....) ; rechte rijen tussen 2 punten zichtbaar op de IGN-kaart; een hoogtelijn van de IGN-kaart of een breedtecirkel op X meter van een zichtbare grens; kadastrale grenzen De uitvoeringsvarianten beantwoorden bijvoorbeeld aan: - een nadere omschrijving van de bestemmingen van de gebieden; - een fasering van de bezetting; - technische uitrustingen of bijzondere inrichtingen.

Op schaal van het invloedsgebied zijn de grondslagen voor de aanduiding van de afbakeningsvarianten en de uitvoeringsvarianten: - beantwoorden aan de doelstellingen van het ontwerp; - beantwoorden aan het bepaalde van het Wetboek (artikel D.I.1) en andere gewestelijke regelgevende of beleidsbepalende documenten; - zo goed mogelijk gebruik maken van de potentialiteiten en de dwingende omstandigheden van het gebied: negatieve effecten tot een minimum te beperken en positieve sociale, economische en milieueffecten te bevorderen.0...

Gelet op de kenmerken van het terrein moet worden nagegaan of kan worden voldaan aan de verplichting om aan de binnenrand van de winnings- en de bijgebouwen een voldoende grote omtrek of isolatievoorziening aan te brengen. 2. Uit te voeren maatregelen (art.D.VIII.33, § 3, lid 1, 8° ) De uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering, verzachting of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten op het leefmilieu dienen voor elke variant aangeduid te worden.

Als dergelijke maatregelen in het ontwerp-plan aanwezig zijn, dient nagegaan te worden of ze afgestemd zijn op de doelstellingen van de herziening en de bijzonderheden van de omgeving. Indien nodig kunnen nieuwe voorschriften worden toegevoegd. 2.1. Aanpassing van de regelgevende zonering (met inbegrip van de beschermingsomtrekken bedoeld in artikel D.II.21 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling) 2.2. Opstellen van bijkomende voorschriften De eventuele bijkomende voorschriften zijn de volgende (artikel D.II.21, § 3 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling): 1° de nadere bepaling of een specialisering van de bestemming van de gebieden;2° de fasering van hun ingebruikname;3° de omkeerbaarheid van de bestemmingen;4° de verplichting om een bebouwingsschema voorafgaand aan hun uitvoering uit te werken. De bijkomende voorschriften wijken niet af van de gebiedsomschrijvingen. 2.3. Aanduiding van technische uitrustingen en bijzondere inrichtingen 2.4. Geschatte doeltreffendheid van die niet-herleidbare maatregelen en residuele effecten 3. Opmeten in hoeverre de doelstellingen die relevant zijn voor de bescherming van het menselijk en natuurlijk milieu in het kader van de herziening van het gewestplan in rekening zijn gebracht (art.D.VIII.33, § 3, lid 1, 5° ) De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu slaan minstens op volgende onderwerpen : de biodiversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodems, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het culturele erfgoed met inbegrip van het architectonisch en het archeologisch erfgoed, de landschappen en de interacties tussen die factoren.

Het betreft de doelstellingen inzake milieubescherming die "relevant" zijn voor bedoeld plan. De relevantie van een doelstelling wordt beoordeeld naar de waarschijnlijke aanzienlijke effecten van het plan op het leefmilieu zoals hierboven omschreven.

De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu zijn die, welke vastgesteld zijn op internationaal, communautair of lidstatenniveau van de Europese Unie.

Wat het communautaire niveau betreft, kunnen die doelstellingen afgeleid worden uit meer bepaald het zesde milieuactieprogramma, maar eveneens uit de verschillende Europese richtlijnen zoals de kaderrichtlijn voor het waterbeleid.

Bij opname van de internationaal of Europees vastgestelde doelstellingen in nationaal, gewestelijk of lokaal vastgestelde doelstellingen hoeven enkel laatstgenoemden in overweging te worden genomen. 4. Vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd (art.D. VIII, 33, § 3, lid, 2° ) Hier wordt de waarschijnlijke ontwikkeling van de leefmilieukenmerken opgegeven van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (zie hoofdstuk VI, punt 7) indien het ontwerp-plan niet uitgevoerd wordt. HOOFDSTUK 8. - Onderzoek van de compensaties Alleen de elementen van vorige hoofstukken die als relevant worden beschouwd, moeten geanalyseerd worden.

De negatieve en positieve effecten moeten geïdentificeerd worden.

De auteur van het onderzoek kan verzachtende maatregelen of een afbakeningsvariant voorstellen. HOOFDSTUK 9. - Verantwoordingen, aanbevelingen en opvolging van de uitvoering van het gewestplan 1. Verantwoording en vergelijking van het ontwerp-plan en de verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten (art.D.VIII.33, § 3, lid 1, 10° ) De verantwoording gebeurt op grond van artikel D.I.1 van het Wetboek en de analyse van de voorgaande hoofdstukken.

In de vorm van een tabel baseert de vergelijking op navolgende gegevens: effecten (zowel positieve als negatieve) op de omgeving, voorgenomen maatregelen om aanzienlijke nadelige milieueffecten van het ontwerp-plan te vermijden, te beperken en, voorzover mogelijk, te compenseren, resteffecten.0...

Erop wijzen welke de voornaamste potentialiteiten en drukfactoren van het ontwerp-plan zijn.

Conclusies over de aanvraag en, in voorkomend geval, aanbevelingen formuleren. 2. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de uitvoering van het gewestplan (art.D.VIII.33, § 3, lid 1, 12° ) Zaak is, de lijst op te maken van de niet-verwaarloosbare effecten, opvolgingsindicatoren voor die effecten voor te stellen, wijze van berekening of vaststelling ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, evenals hun grenswaarden.

De auteur kan raad geven over punten die in het vergunningsaanvraagdossier en het effectonderzoek van het ontwerp uitgewerkt moeten worden. HOOFDSTUK 1 0. - Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden 1. Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden (art.) D.VIII.33, § 3, lid 1, 11° ) Doel is de specifieke elementen van de evaluatiemethode te omschrijven en de moeilijkheden te bepalen die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methodes voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn. 2. Beperkingen van het verslag (art.D.VIII.33, § 3, lid, 1, 11° ) De auteur van het verslag geeft aan op welke punten hij niet dieper is kunnen ingaan en die eventueel uitgediept kunnen worden in toekomstige milieubeoordelingen.

Bibliografie Begrippenarsenaal Bijlagen (met inbegrip van afschriften van studies die zijn uitgevoerd en/of gebruikt bij de opstelling van het milieueffectrapport van het ontwerp-plan) Niet-technische samenvatting (art.D.VIII.33, § 3, lid, 13° ) Inhoudstafel, gevolgd door de lijst van de kaarten, figuren en foto's (met opgave van het nummer van de bladzijde waar ze zich bevinden).

De niet-technische samenvatting is een onafhankelijk document van hoogstens dertig tekstbladzijden. Met een kaart-, figuur- en kleurenfotodocumentatie.

Dat document moet het milieueffectenrapport van het ontwerp-plan samenvatten en het omzetten naar een niet-technische taal om het begrijpelijk te maken voor een publiek van niet-kenners en de deelneming van de burgers aan het openbaar onderzoek bevorderen.

De voorgestelde positieve en negatieve gevolgen en verzachtende maatregelen (aanbevelingen) worden in een samenvattingstabel gepresenteerd.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 december 2021: - tot herziening van het gewestplan Luik (blad 34/6); - tot aanneming van het ontwerp-plan met het oog op de opneming van een ontginningsgebied dat na afloop van de ontginning een landbouwgebied wordt, en van een omtrek van ecologische doorgangsgebieden op het grondgebied van de gemeente Bitsingen (Eben-Emael) in het gehucht "Carrière du Romont" teneinde de voortzetting van de ontginningsactiviteit mogelijk te maken; - tot opstelling van een milieueffectenrapport van het ontwerp-plan en tot vaststelling van de ontwerp-inhoud ervan.

Namen, 8 december 2021.

W. BORSUS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^