Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 04 oktober 2007
gepubliceerd op 28 november 2007

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 betreffende de toekenning van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007203414
pub.
28/11/2007
prom.
04/10/2007
ELI
eli/besluit/2007/10/04/2007203414/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 OKTOBER 2007. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 betreffende de toekenning van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw


De Waalse Regering, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en opheffing van sommige verordeningen, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2223/2004 van de Raad van 22 december 2004;

Gelet op verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IVbis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen;

Gelet op Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;

Gelet op Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL);

Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 5 mei 1993, 16 juli 1993 en 13 juli 2001;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2003 betreffende steun aan de biologische landbouw;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 28 november 2004 betreffende steun aan de biologische landbouw;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 maart 1995 houdende de invoering van een steunregeling voor agrarische bedrijfshoofden die zich ertoe verbinden om biologische teeltmethodes in te voeren of verder toe te passen, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 december 2001;

Gelet op beschikking nr. C(2000)2725 van de Commissie van 25 september 2000 houdende goedkeuring van het programmeringsdocument inzake plattelandsontwikkeling voor het Waalse Gewest (België) voor de programmeringsperiode 2000-2006;

Gelet op beschikking nr. C(2004)2930 van de Commissie van 22 juli 2004 tot goedkeuring van de wijzigingen aangebracht in het programmeringsdocument inzake plattelandsontwikkeling voor het Waalse Gewest (België) voor de programmeringsperiode 2000-2006 en tot wijziging van beschikking nr. C(2000)2725 van de Commissie houdende goedkeuring van dat programmeringsdocument;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de federale overheid op 14 augustus 2007, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 augustus 2007;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 4 oktober 2007;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de invoering van bijkomende teeltcodes voor de aanwijzing van bodembedekkende planten van percelen aangegeven in de oppervlakteaangiften en de jaarlijks door de landbouwers ingediende steunaanvragen inhoudt dat de begripsomschrijving "akkerbouwgewassen" herzien moet worden en dat die codes dienovereenkomstig gebruikt moeten worden;

Overwegende dat de landbouwers, in het kader van de vereenvoudigde procedure voor de toekenning van bepaalde eensluidende adviezen van de Afdeling Beheer van de landelijke ruimten (aanvragen van eensluidende

adviezen ingediend van de oppervlakteaangiftes en de steunaanvragen voor de methodes 1 tot 5), die eensluidende adviezen zouden kunnen aanvragen zelfs als de betrokken percelen niet gelegen zijn in een zone waar de verstrekking van dat eensluidende advies gemachtigd wordt, er om redenen van administratieve vereenvoudiging van uit moet worden gegaan dat de oorspronkelijke aanvragen van dat soort als oorspronkelijke aanvragen zonder eensluidend advies worden beschouwd indien dat advies niet daadwerkelijk verstrekt kan worden;

Overwegende dat de wijzigingen die de Europese Verordening (EG) nr. 1782/2004 van de Raad van 29 september 2003 aangebracht heeft nieuwe regels inhouden voor de inoverwegingname van de percelen gelegen buiten het grondgebied van het Waalse Gewest voor de berekening van de veebezetting in het kader van de toepassing van methode 7;

Overwegende dat in het kader van de administratieve vereenvoudiging de oorspronkelijke verbintenisaanvragen in de regeling voor subsidies voor een milieuvriendelijke landbouw en jaarlijkse vervolgaanvragen in het formulier voor de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag opgenomen moeten worden;

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IVbis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen de braakliggende percelen waarop grondstoffen geteelt worden niet uitsluit van het voordeel van de milieuvriendelijke steunmaatregelen;

Overwegende dat uitgezonderd de percelen waarop de milieuvriendelijke landbouwmethodes 4, 5 en 6 toegepast worden duidelijkheidshalve uitdrukkelijk vermeld moet worden dat de milieuvriendelijke verbintenissen gebonden zijn aan de percelen waarop de milieuvriendelijke landbouwmethodes toegepast worden en dat het bijgevolg uitgesloten is ze tijdens de verbintenis uit te wisselen;

Overwegende dat de opneming vanaf 2006 van de milieuvriendelijke landbouwaanvragen in het formulier voor de oppervlakteaangifte en de steunaanvragen inhoudt dat de geldboetes wegens laattijdigheid en de mogelijkheden voor de wijziging van die aanvragen afgestemd moeten worden op de uitwerkingsregels voor de andere regelingen waarvoor dit formulier geldt als steunaanvraag en eveneens het feit noodzakelijk maakt dat voor die aanvragen een andere administratieve beheersprocedure ingesteld wordt die een weerslag kan hebben op de termijn voor de verzending van de berichten van ontvangst of eventuele weigeringen van die aanvragen;

Overwegende dat de voorwaarden voor de verbinteniswijziging aangepast moeten worden aan de verschillende meegemaakte gevallen;

Overwegende dat bij vermindering van de verbintenis voor afloop ervan het feit uitdrukkelijk in het besluit vermeld moet worden dat die vermindering een terugvordering van de onterecht gestorte bedragen inhoudt;

Overwegende dat de toekenning van de subsidies voor een milieuvriendelijke landbouw betreffende de methodes 3.a en 9 voor percelen waarvoor steun gekregen wordt die onder de biologische landbouwsteunregeling valt slechts verantwoord kan worden als een akkerbouwoppervlakte die toepassing van de norm van 8 % maximum van methodes 3.a en 9 mogelijk maakt ten opzichte van de akkerbouwoppervlaktes mogelijk maakt eveneens uitgebaat wordt voor de biologische productie en biologische landbouwsteun krijgt;

Overwegende dat het voor de milieuvriendelijke landbouwmethodes 3.a en 4 past om wegens de administratieve vereenvoudiging de verplichting te schrappen voor de producent om de afschriften over te maken van de overeenkomsten in verband met de bodembezetting waarvan sprake in artikel 14, § 2, punten e) en f) van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor een milieuvriendelijke landbouw;

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 december 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) nieuwe regels invoert voor de plattelandsontwikkeling voor de programmeringsperiode 2007-2013 en dat dus een nieuwe regeling voor subsidiëring van een milieuvriendelijke landbouw met inbegrip van die nieuwe regels vanaf 2007 ingevoerd moet worden;

Overwegende dat uit de ervaring die opgedaan is tijdens het eerste jaar waarin de nieuwe regeling voor een milieuvriendelijke landbouw van topeassing was blijkt dat de bestekken van methode 2 in het het maaibeheer verder verfijnd moeten worden;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat de minimumoppervlakte van elk landbouwperceel waarop een milieuvriendelijke landbouwmethode toegepast wordt waarvoor de subsidie wordt uitbetaald op grond van de betrokken oppervlakte geharmoniseerd moet worden met de minimumoppervlakte van een landbouwperceel voor het mogelijk maken van de activering van de rechten op de bedrijfstoeslagregeling;

Overwegende dat voor de toepassing van methode 4 de teeltopvolging pas ingevoerd kan worden na vernietiging van de bodembedekking waarvoor een milieuvriendelijke landbouwsubsidie verkregen wordt en dat bij vernietiging van die bodembedekking na 1 januari bepaalde plantensoorten die doorgaans erkend worden als wintergewassen nog tijdens die periode ingezaaid mogen worden, dat niet bepaald moet worden dat de teeltopvolging uitsluitend een lentegewas in enge zin moet zijn die de uitsluiting zou inhouden van de subsidies voor een milieuvriendelijke landbouw voor dergelijke oppervlakten terwijl het bestek van de methode wel degelijk in acht is genomen door de subsidiegerechtigde;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Punt 6° van artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 28 oktober 2004 tot toekenning van toelagen voor een milieuvriendelijke landbouw wordt gewijzigd als volgt : « 6° "akkerbouwteelt" : teelt waarvan het areaal aangegeven is in de oppervlakteaangifte met uitzondering van de volgende teelten : blijvend hooiland (teeltcodes 61 en 613), bebossing (teeltcode 891), meerjaarlijkse vruchtteelten (teeltcode 971), groenteteelt onder glas (teeltcode 952), pitvruchten (teeltcodes 9201, 9202), fruitboom- of sierplantkwekerijen (teeltcode 9520), kerstbomen (teeltcode 962) of niet-landbouwgronden met een boomkruinlaag (teeltcode 92). »

Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen als volgt : « § 1. De producent kan een eensluidend advies vereisen dat betrekking heeft op de relevantie van de toepassing van één of meerdere methodes of submethodes in verhouding tot de milieutoestand van het betrokken perceel en/of van het bedrijf.

Dat advies wordt uitgebracht door de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte (IG4) op grond van objectieve criteria die zij vaststelt en die overeenstemmen met een erkende milieuverantwoording.

In voorkomend geval wordt de oorspronkelijke subsidie-aanvraag die ingediend wordt door de producent voor de betrokken methode indien het eensluidend advies aangevraagd voor de methodes 1 tot 5 bedoeld in artikel 2 niet door IG4 wordt uitgebracht, van ambtswege beschouwd als een oorspronkelijke aanvraag voor die methode zonder eensluidend advies.

Dat advies gaat vooraf aan de oorspronkelijke toelageaanvraag en geldt voor de hele verbintenisduur. »

Art. 3.Punten 3°, 4° en 5° van artikel 14 van hetzelfde besluit worden vervangen als volgt : « 3° Hij moet beschikken in het Waalse Gewest over gronden waarvoor hij genoemde toelagen aanvraagt. Voor de berekening van de veebezetting kunnen sommige percelen gelegen buiten het Waalse Gewest evenwel in overweging worden genomen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, waarbij bepaald wordt dat indien een voederoppervlakte gelegen is in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de bedrijfszetel van de landbouwer die hem uitbaat, gelegen is, die oppervlakte op aanvraag van de landbouwer beschouwd wordt als deel uitmakend van het bedrijf van die landbouwer op voorwaarde dat het perceel gelegen is in de onmiddellijke nabijheid van het bedrijf en dat het overgrote deel van de landbouwoppervlakten die die landbouwer gebruikt gelegen is in de lidstaat waarin zijn activiteit hoofdzakelijk gelegen is; 4° Hij moet bij aangetekende brief een oorspronkelijke aanvraag om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw indienen bij de bevoegde buitendienst d.m.v. het door het bestuur opgemaakte formulier. De producent moet alle percelen duidelijk opgeven waarop een milieuvriendelijke methode wordt toegepast met vermelding van de nummering van de percelen zoals die staat vermeld op de oppervlakteaangifte die hij in hetzelfde jaar heeft ingediend. Hij mag slechts één enkele oorspronkelijke aanvraag om toelagen voor milieuvriendelijke landbouw indienen per jaar. Onverminderd de te bezorgen bewijsstukken bedoeld in bijlage I moet de oorspronkelijke aanvraag, behoorlijk ingevuld, gedateerd en ondertekend, vergezeld zijn van een kopie van de fotoplannen gebruikt voor de jaarlijkse oppervlakteaangifte van de aanvrager voor het betrokken jaar, waarop nauwkeurig vermeld zijn voor de methodes of submethodes bedoeld in artikel 2, § 1, sub 1° tot 5° en sub 7° tot 9°, de percelen betrokken bij de subsidieaanvraag.

Vanaf 2006 wordt de oorspronkelijke aanvraag voor milieuvriendelijke landbouwsubsidies opgenomen in het formulier voor de oppervlakteaangifte en steunaanvraag zoals vastgesteld door het bestuur en moet hij behoorlijk ingevuld worden volgens de aanwijzingen die het bestuur jaarlijks vastlegt in de korte uiteenzetting bij het formulier.

In voorkomend geval moet de oorspronkelijke aanvraag vergezeld zijn van het eensluidend advies waarvan sprake in artikel 3. 5° Vanaf het tweede verbintenisjaar moet de producent jaarlijks bij de bevoegde buitendienst en volgens de aanwijzingen van het bestuur een jaarlijkse aanvraag voor milieuvriendelijke landbouwsubsidies indienen.De behoorlijk ingevulde, gedateerde en ondertekende aanvraag moet terug worden gestuurd naar de bevoegde buitendienst voor de einddatum vastgelegd door het bestuur.

Vanaf 2006 wordt de oorspronkelijke aanvraag voor milieuvriendelijke landbouwsubsidies opgenomen in het formulier voor de oppervlakteaangifte en steunaanvraag zoals vastgesteld door het bestuur en moet hij behoorlijk ingevuld worden volgens de aanwijzingen die het bestuur jaarlijks vastlegt in de korte uiteenzetting bij het formulier. »

Art. 4.Punt 9° van artikel 4 van hetzelfde besluit wordt geschrapt.

Art. 5.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Art. 5.5. Enkel de percelen gelegen op het geografisch grondgebied van het Waalse Gewest komen in aanmerking voor de toelagen voor milieuvriendelijke landbouw voorzien bij dit besluit.

Voor de methodes 1 tot 3 en 7 tot 9 bedoeld in artikel 2 kunnen de percelen waarvoor de producent via de oorspronkelijke aanvraag in de subsidieregeling is gestapt die bij dit besluit is ingevoerd niet tijdens die periode niet ingewisseld worden overeenkomstig artikel 66 van Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). »

Art. 6.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.§ 1. Elke oorspronkelijke aanvraag moet worden ingediend binnen de gestelde termijn voor de indiening van de oppervlakteaangifte en steunaanvraag. Als de oorspronkelijke aanvraag wordt ingediend met meer dan vijfentwintig kalenderdagen vertraging ten opzichte van de einddatum, wordt de oorspronkelijke aanvraag onontvankelijk geacht.

Na indiening ervan kan een ontvankelijke oorspronkelijke aanvraag gewijzigd worden volgens de jaarlijks door het bestuur bepaalde regels voor de wijziging van het formulier van de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag en zoals nader omschreven in de korte uiteenzetting bij dit formulier.

De oorspronkelijke aanvraag vormt de verbintenis van de producent om alle voorwaarden na te leven betreffende de toepassing van alle methodes en submethodes waarmee ingestemd wordt zoals bedoeld in bijlage 1 te rekenen van 1 april van het jaar van de oorspronkelijke aanvraag.

Elke methode of submethode waarmee de producent instemt in zijn oorspronkelijke aanvraag, vormt een aparte verbintenis. § 2. De bevoegde buitendienst onderzoekt of elke oorspronkelijke aanvraag die ingediend wordt binnen de in § 1 bedoelde termijn, volledig en conform is. De directeur van de bevoegde buitendienst meldt schriftelijk ontvangst van elke volledige en conforme oorspronkelijke aanvraag. Zonder vooruit te lopen op de vraag of die oorspronkelijke aanvraag in aanmerking komt, geeft die ontvangstmelding per methode of submethode die de producent aannam, de oppervlakte-, lengtegegevens of andere eenheden zoals aangegeven aan. § 3. Enkel bij gedeeltelijke of gehele weigering ervan zendt de directeur van de bevoegde buitendienst per aangetekend schrijven een uitdrukkelijke kennisgeving aan de producent over de gedeeltelijke of gehele weigering van zijn oorspronkelijke aanvraag.

Bij betwisting kan de producent een beroep indienen voorzover hij er de verantwoordingsstukken bij voegt. Dat beroep wordt per aangetekend schrijven ingediend bij de inspecteur-generaal van de Afdeling Landbouwsteun van het Ministerie van het Waalse Gewest binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de kennisgeving van de weigering. Een beroep dat ingediend wordt bij een andere middel, buiten die termijn of zonder bewijsstuk, houdt de nietigheid van het beroep in.

In geval van indiening van een beroep moet de producent de milieuvriendelijke methodes of submethodes waarmee hij ingestemd heeft, blijven toepassen tot de definitieve beslissing van het bestuur.

Het bestuur meldt ontvangst van elk beroep binnen een termijn van vijftien kalenderdagen te rekenen van de ontvangst ervan. Die ontvangstmelding maakt in voorkomend geval gewag van de nietigheid van dat beroep, wat de bevestiging inhoudt van de oorspronkelijke wijziging.

Wanneer het beroep in aanmerking kan worden genomen, deelt het bestuur zijn definitieve beslissing schriftelijk mee aan de producent binnen drie maanden na de indiening daarvan.

Wanneer de definitieve beslissing van het bestuur de oorspronkelijke weigering geheel of gedeeltelijk bevestigt of in geval van notificatie van nietigheid van het beroep via het bewijs van ontvangst bedoeld in het vierde lid van deze paragraaf : - mag de producent geen aanspraak maken op toelagen voor de periode tussen 1 april van het jaar van indiening van de oorspronkelijke aanvraag en de datum van de definitieve weigering wat betreft de verbintenis of het gedeelte daarvan waarop de weigering betrekking heeft; - is de producent niet meer verplicht de verbintenissen na te leven die aangegaan zijn in zijn aanvankelijke aanvraag wat betreft de verbintenis of het gedeelte daarvan waarop de weigering betrekking heeft. »

Art. 7.§ 1. In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : « § 3. Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 445/2002 van de Commissie van 26 februari 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), vervangen vanaf 7 mei 2004 bij artikel 21 van Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), worden de in het derde lid bedoelde omzettingen toegestaan voorzover wordt voldaan aan volgende voorwaarden : - de omzettingsaanvraag moet worden ingediend binnen de termijn en volgens de modaliteiten die vastgesteld zijn door het bestuur; - er moet worden voldaan aan alle voorwaarden voor het in aanmerking komen van de nieuwe methode of submethode zoals bepaald in bijlage 1; - de nieuwe verbintenis betreft minstens de percelen, oppervlakten of andere elementen die de lopende verbintenis dekt; - het eensluidend advies van de Afdeling Beheer van de Landelijke Ruimte (IG4) waarvan sprake in artikel 3 moet worden gevoegd bij de omzettingsaanvraag; - de omzettingsaanvraag moet worden aanvaard door het bestuur.

In geval van aanvaarding wordt een nieuwe verbintenis van vijf jaar voor de nieuwe methode of submethode aangegaan vanaf 1 april van het jaar van de indiening van de omzettingsaanvraag.

De in het eerste lid bedoelde omzettingen zijn de volgende : 1° de omzetting van een verbintenis betreffende de methodes of submethodes bedoeld in artikel 2, § 1, 1° tot 9°, in een verbintenis voor de methode bedoeld in artikel 2, § 1, punt 10°.Voor dat type omzettingen geldt de voorwaarde bepaald onder het derde streepje van § 1 van dit artikel niet; 2° de omzetting van een verbintenis betreffende de methodes of submethodes bedoeld in artikel 2, § 1, 1° tot 5°, in een verbintenis voor de overeenstemmende methodes bedoeld in artikel 2, § 1, punten 1° tot 5°, met eensluidend advies zoals bedoeld in artikel 3;3° de omzetting van een verbintenis betreffende methode 2 bedoeld in artikel 2, § 1, 2°, in een verbintenis voor methode 8 bedoeld in artikel 2, § 1, punt 8°; 4° de omzetting van een verbintenis betreffende submethode 3.a bedoeld in artikel 2, § 1, in een verbintenis voor submethodes 9.a, 9.b, 9.c of 9.d bedoeld in artikel 2, § 1, onder punt 9°; 5° de omzetting van een verbintenis betreffende een submethode 9 in een strengere submethode 9 die onbetwistbare milieuvoordelen vertoont mits de wijziging van het eensluidend advies.» § 2. In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 7 toegevoegd, luidend als volgt : « § 7. Onverminderd de voorwaarden vastgelegd in de paragrafen 1 tot 6 van dit artikel moet de producent die de oppervlakte, de lengte of het aantal bestanddelen van een bepaalde verbintenis vermindert voor beëindiging ervan de onterecht geïnde subsidies terugbetalen sinds het begin van die verbintenis voor de percelen, de oppervlakten of andere bestanddelen die bij de vermindering van de verbintenis betrokken zijn. Dit geldt eveneens indien na afloop van de bestuurlijke controles of controles ter plaatse het bestuur een vermindering van de verbintenis vaststelt zonder dat de producent er kennis van gegeven heeft. »

Art. 8.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 9.De subsidies voor een milieuvriendelijke landbouw worden in vijf jaarlijkse schijven uitbetaald.

De ingediende aanvragen die recht geven op de subsidie worden ingewilligd zolang de beschikbare vastleggingsmachtiging strekt.

Elke jaarlijkse schijf wordt enkel toegekend als de producent het perceel dat onder een subsidie valt, uitgebaat heeft. De periode die onder een jaarlijkse schijf valt vangt aan op 1 april van het jaar waarop hij betrekking heeft en eindigt op 31 maart van het daaropvolgende jaar. Als uitgebaat door de producent worden beschouwd, de percelen die opgenomen zijn in de oppervlakteaangifte met uitzondering van de percelen betrokken bij de afwijkingen bepaald in bijlage 1 voor de submethode 3 en de methodes 4 en 9 bedoeld in artikel 2.

In geval van verbintenisoverdracht binnen de in artikel 7, § 1, bepaalde termijn wordt het recht op de toelage overgedragen aan de overnemer vanaf 1 april van het jaar waarin de overdrachtaanvraag werd ingediend.

Wanneer de verbintenisoverdracht plaatsvindt buiten voornoemde termijn van artikel 7, § 1, is het recht op de toelage voor de overgedragen oppervlakten of dieren verloren voor het jaar waarin de overdracht plaats heeft gevonden.

Behoudens behoorlijk verantwoord geval wordt elke jaarlijkse schijf uitbetaald binnen vijf maanden na het einde van de verbintenisperiode waarop ze betrekking heeft.

De eerste jaarlijkse schijf wordt vastgesteld door het bestuur op grond van de gegevens die staan vermeld in de oorspronkelijke aanvraag en van de administratieve controles of controles ter plaatse uitgevoerd tijdens het eerste verbintenisjaar. Wanneer een oorspronkelijke aanvraag laattijdig is ingediend, worden de subsidies waarop de producent recht heeft voor de verbintenissen die hij via die aanvraag aanging voor de eerste jaarlijkse schijf van betaling verminderd met 1 % per werkdag vertraging ten opzichte van de einddatum vastgesteld voor de indiening van het formulier voor de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag.

De volgende voer jaarlijkse schijven worden bepaald op grond van een jaarlijkse subsidieaanvraag. Het formulier voor de jaarlijkse aanvraag wordt door het bestuur naar de producent gestuurd. De producent moet dat formulier terugsturen overeenkomstig de aanwijzingen van het bestuur. De berekening van de subsidies is gegrond op de gegevens vermeld door de producent in die jaarlijkse aanvraag en op de bestuurlijke of ter plaatse uitgevoerde controles.

Wordt de jaarlijkse aanvraag laattijdig ingediend, dan leidt dat tot een vermindering van het bedrag van de subsidie met 1 % per werkdag vertraging tegenover de einddatum die het bestuur heeft bepaald. Elke jaarlijkse aanvraag tot betaling van de subsidies ingediend met meer dan vijfentwintig dagen vertragen is onontvankelijk. In dat geval is het recht op de subsidie voor het betrokken jaar verloren zonder dat de producent van zijn verbintenissen ontheven wordt voor de nog lopende verbintenisperiode.

Voor elk verbintenisjaar wordt een kennisgeving van de berekening van de toegekende toelagen gestuurd aan de producent.

De producent kan een beroep indienen tegen de berekening van de subsidies bij de inspecteur-generaal van de Afdeling Landbouwsteun van het Ministerie van het Waalse Gewest. Om ontvankelijk te zijn, wordt het schriftelijk beroep per aangetekend schrijven gestuurd binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de kennisgeving van die berekening door het bestuur en daarbij moeten de stukken worden gevoegd die het beroep verantwoorden. Elk beroep dat in een andere vorm, buiten de bepaalde termijn of zonder verantwoordingsstuk wordt ingediend, houdt de nietigheid van het beroep in. »

Art. 9.Er wordt een artikel 9bis aan hetzelfde besluit toegevoegd, luidend als volgt : «

Art. 9bis.Wanneer een verbintenis betrekking heeft op de toepassing van submethode 3.a of methode 9 bedoeld in artikel 2 van dit besluit wordt de steun aan de biologische productiewijze die aangevraagd wordt voor de betrokken samengetelde lengtes of oppervlaktes toegekend voor een maximumlengte of -oppervlakte ter hoogte van 8 % van de akkerbouwoppervlakte waarvoor hij in aanmerking komt voor biologische landbouwsteun ingevoerd bij het ministerieel besluit van 30 maart 1995 of bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2003. »

Art. 10.§ 1. in artikel 14, § 2, van hetzelfde besluit worden punten e) en f) vervangen als volgt : « e) In geval van toepassing van de methode "grondbedekking tijdens de tussenteelt" zoals bepaald in methode 8 bedoeld in bijlage 1 bij het besluit van 11 maart 1999, in afwijking van het derde lid van artikel 5 van hetzelfde besluit, kunnen de oppervlakten waarop voornoemde methode wordt toegepast, worden aangegeven door een andere producent dan de begunstigde van de toelage voor milieuvriendelijke landbouw, in de oppervlakteaangifte van het jaar dat volgt op de aanleg van genoemde bedekking op voorwaarde dat de bedoelde oppervlakten het voorwerp uitmaken van een gebruiksovereenkomst met een duur lager dan één jaar, ondertekend door beide partijen en betreffende de aanleg van een lenteteelt of braakland.De subsidiegerechtigde moet daarnaast beschikken over een afschrift van die overeenkomst om ze aan de controleurs te tonen bij een controle ter plaatse. f) In geval van toepassing van de methode "vervanging van een akkerbouwteelt door een extensieve graslandstrook of met gras bezaaide perceelsrand aangelegd voor vijf jaar" zoals bepaald in methode 2.A bedoeld in bijlage 1 bij het besluit van 11 maart 1999, kan de akkerbouwteeltoppervlakte liggend naast de met gras bezaaide perceelsrand door een andere producent dan de begunstigde van de toelage worden aangegeven in de oppervlakteaangifte van het betrokken jaar op voorwaarde dat de bedoelde akkerbouwteelt het voorwerp uitmaakt van een gebruiksovereenkomst met een duur korter dan één jaar ondertekend door beide partijen en betreffende de aanleg van een akkerbouwteelt. De subsidiegerechtigde moet daarnaast beschikken over een afschrift van die overeenkomst om ze aan de controleurs te tonen bij een controle ter plaatse. » § 2. In § 2 van artikel 14 van hetzelfde besluit wordt een punt j) ingevoegd, luidend als volgt : « j) Punt 6° van artikel 1 van dit besluit dat de begripsomschrijving "akkerbouwteelt" opneemt vervangt punt 8° van artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 11 maart 1999. »

Art. 11.Er wordt een artikel 15bis aan hetzelfde besluit toegevoegd, luidend als volgt : «

Art. 15bis.De oorspronkelijke verbintenisaanvragen betreffende de methodes of submethodes bedoeld in artikel 2 van dit besluit moeten uiterlijk worden ingediend in 2006 onder de in dit besluit bepaalde voorwaarden. »

Art. 12.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht aan methode 2 : Het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De producent die zich ertoe verbindt sommige percelen blijvend hooiland te beheren (aangegeven onder codes 61 of 613) volgens het onderstaande bestek, komt in aanmerking voor een jaarlijkse toelage van 200 euro per hectare. » In het tweede lid worden punten 5° en 6° vervangen als volgt : « 5° in geval van een ander beheer dan het weiden wordt enkel het maaien met afvoer van het product toegestaan. In dit geval wordt bij de eerste maaibeurt na 15 juni ten minste 5 % van de perceeloppervlakte in stand gehouden in de vorm van ongemaaide vluchtstroken. Het perceel mag niet worden begraasd vóór 1 augustus; 6° de minimale oppervlakte van elk perceel waarop de methode wordt toegepast, bedraagt minstens 10 aren.»

Art. 13.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt de volgende wijziging aangebracht aan methode 3 : Punt 6° van submethode 3.a wordt gewijzigd als volgt : « 6° de akkerbouw aanpalend aan een perceelsrand, met gras ingezaaid, moet door de subsidiegerechtigde uitgebaat worden en aangegeven worden in zijn oppervlakteaangifte. Die akkerbouwteelt kan evenwel aangegeven worden door een andere producent dan de betrokken gerechtigde van de subsidie voor een milieuvriendelijke landbouw in de oppervlakteaangifte van het betrokken jaar op voorwaarde dat de akkerbouwoppervlakte zoals bedoeld opgenomen wordt in een bezettingsovereenkomst die minder duurt dan één jaar, ondertekend door beide partijen en betrekking hebbend op het aanplanten of inzaaien van een akkerbouwgewas. De subsidiegerechtigde moet daarnaast beschikken over een afschrift van die overeenkomst om ze aan de controleurs te tonen bij een controle ter plaatse. Indien in de loop van de door de huurovereenkomst gedekte periode, de producent met wie de huurovereenkomst is aangegaan een overtreding van de wetgeving inzake leefmilieu of natuurbehoud pleegt op de bij de huurovereenkomst betrokken oppervlakte, moet de in aanmerking komende producent de toelagen die sinds het begin van de verbintenis gestort zijn in hoofde van de betrokken methode, terugstorten; ».

Art. 14.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht aan methode 4 : Punt 2° van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « 2° de wintergrondbedekking kan aangelegd worden : - hetzij in een graan (of maïs-)teelt vóór de oogst hiervan; - hetzij vóór 15 september op een oppervlakte die het voorwerp heeft uitgemaakt van een akkerbouwteelt aangegeven in de oppervlakteaangifte van het jaar waarin de bedekking wordt aangeplant onder een andere code dan 81, 82, 83, 84, 85, 751, 851 of 852 indien die akkerbouwgewassen overeenstemmen met oppervlaktes die aangegeven worden in het formulier voor de oppervlakteaangifte en steunaanvraag onder hoofdbestemming X met het oog op het gebruik van de braakleggingsrechten; ».

Punt 4° van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « 4° die winterbedekking moet worden vernietigd na 1 januari en gevolgd door de aanplanting van een lenteteelt of een braakland. Onder gewas wordt elk akkerbouwgewas verstaan ingezaaid na 1 januari en aangegeven in het formulier voor de oppervlakteaangifte en de steunaanvraag in verband met het jaar van de inzaaiing als dusdanig onder gebruik van de gepaste specifieke teeltcode; ».

Punt 8° van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « 8° de minimale oppervlakte van elk perceel waarop de methode wordt toegepast, bedraagt minstens 10 aren; ».

Art. 15.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt de volgende wijziging aangebracht aan methode 5 : Punt 4° van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « 4° de minimale oppervlakte van elk perceel waarop de methode wordt toegepast, bedraagt minstens 10 aren; ».

Art. 16.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt de volgende wijziging aangebracht aan methode 7 : Punt 4° van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « 4° de minimale oppervlakte van elk perceel waarop de methode wordt toegepast, bedraagt minstens 10 aren; ».

Art. 17.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt de volgende wijziging aangebracht aan methode 7 : Punt 8° van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « 8° de minimale oppervlakte van elk perceel waarop de methode wordt toegepast, bedraagt minstens 10 aren; ».

Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2006.

Namen, 4 oktober 2007.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^