gepubliceerd op 23 februari 2012
Besluit van de Waalse Regering betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren
2 FEBRUARI 2012. - Besluit van de Waalse Regering betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren
De Waalse Regering, Gelet op de
wet van 18 februari 1969Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
18/02/1969
pub.
25/04/2012
numac
2012000279
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg, artikel 1, eerste lid;
Gelet op de adviezen 49.306/4 en 50.722/4 van de Raad van State, respectievelijk gegeven op 21 maart 2011 en 4 januari 2012, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 juli 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/07/2009 pub. 01/09/2009 numac 2009011359 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende aerosols sluiten betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren;
Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu en van de Minister van Openbare Werken;
Na beraadslaging, Besluit : Doelstelling
Artikel 1.Bij dit besluit wordt Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2001/61/EU van de Commissie van 2 september 2010 tot eerste aanpassing van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, omgezet.
Toepassingsgebied
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren in het Waalse Gewest met inbegrip van de activiteiten met betrekking tot het laden en het lossen, de overbrenging van of naar een andere vervoersmodaliteit en het noodzakelijke oponthoud tijdens het vervoer.
Dit besluit is niet van toepassing op het vervoer van gevaarlijke afvalstoffen : a) door vaartuigen die eigendom zijn van of onder de verantwoordelijkheid vallen van de strijdkrachten;b) door zeeschepen over maritieme waterwegen die deel uitmaken van de binnenwateren;c) door veerboten die uitsluitend een binnenwater of haven oversteken; of d) dat volledig binnen de begrenzing van een afgesloten gebied plaatsvindt. Begripsomschrijvingen
Art. 3.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1) « ADN » : de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren, gesloten te Genève op 26 mei 2000, als gewijzigd;2) « reglement » : de bijlage bij het koninklijk besluit van 31 juli 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/07/2009 pub. 01/09/2009 numac 2009011359 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende aerosols sluiten betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren;3) « vaartuig » : elk binnenschip of zeeschip;4) « tankschip » : een schip bestemd voor het vervoer van stoffen in ladingstanks; 5) « deskundige » : persoon die kan bewijzen dat ze een gespecialiseerde kennis heeft van de « ADN » en die voldoet aan de eisen bedoeld in hoofdstuk 8.2. van de bijlage bij het koninklijk besluit van 31 juli 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/07/2009 pub. 01/09/2009 numac 2009011359 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende aerosols sluiten betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren; 6) « derde land » : een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte;7) « vervoer » : de verplaatsing van gevaarlijke goederen, met inbegrip van voor het vervoer noodzakelijk oponthoud en met inbegrip van voor het verkeer noodzakelijk verblijf van gevaarlijke goederen in de schepen, tanks en in de containers vóór, tijdens en na de verplaatsing;onder deze definitie valt ook de tijdelijke tussenopslag van gevaarlijke goederen voor de verandering van wijze van vervoer of vervoermiddel. 8 « beherende overheid » : de Waalse Regering of de daartoe aangewezen overheid; 9) « kaaibeheerder » : de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de eigenaar van een kaai er ook wettelijk de uitbating van heeft toevertrouwd. Derde land
Art. 4.Het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren tussen het Waalse Gewest en derde landen wordt toegestaan indien wordt voldaan aan de voorschriften van dit besluit, tenzij in het reglement anders is vermeld.
Vervoersbeperkingen
Art. 5.§ 1. De beherende overheid mag op het grondgebied van het Waalse Gewest bepaalde aanvullende voorschriften, die niet in dit reglement zijn opgenomen, van toepassing verklaren op de vaartuigen die een nationaal of internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren uitvoeren. § 2. De in § 1 bedoelde aanvullende voorschriften zijn : a) aanvullende veiligheidseisen of beperkingen betreffende schepen die gebruik maken van bepaalde kunstwerken, zoals bruggen of tunnels, of schepen die havens of andere vervoersterminals aandoen of verlaten;b) voorschriften voor schepen die voorgeschreven routes volgen om handelsgebieden of woonwijken, milieugevoelige gebieden, industriële zones met gevaarlijke installaties of binnenwaterwegen die bijzondere fysische gevaren vertonen, te vermijden;c) buitengewone voorschriften met betrekking tot routering of parkeren van schepen met gevaarlijke goederen, ten gevolge van extreme weersomstandigheden, aardbeving, ongeval, manifestaties van vakbewegingen, burgeroproer of gewapende opstand;d) beperkingen betreffende het verkeer van schepen die gevaarlijke goederen op bepaalde dagen van de week of het jaar vervoeren. § 3. Het Secretariaat van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties zal door de bevoegde diensten van de federale overheid in kennis worden gesteld van de in de punten a) en d) van § 2 bedoelde aanvullende voorschriften genomen door de beherende overheid.
Los- en laadplaatsen
Art. 6.§ 1. De gevaarlijke stoffen vervoerd in droge-ladingschepen mogen slechts op de daartoe door de kaaibeheerder aangewezen plaatsen geladen of gelost worden. § 2. In afwijking van § 1 en zolang stoffen of voorwerpen van klasse 1 en stoffen van de klassen 4.1 of 5.2., waarvoor het voeren van drie blauwe kegels of drie blauwe lichten in kolom (12) van tabel A van hoofdstuk 3.2. van het reglement is voorgeschreven, aan boord zijn, mogen stoffen van welke soort ook slechts op de plaatsen die daartoe door de kaaibeheerder aangewezen worden en die door de bevoegde diensten van de federale overheid goedgekeurd worden, geladen of gelost worden. § 3. De lading, het lossen en het ontgassen van de tankschepen mogen slechts uitgevoerd worden in de plaatsen die daartoe door de kaaibeheerder aangewezen worden.
De overname van onverpakt olie- en vethoudend vloeibaar scheepsbedrijfsafvaal en de afgifte van scheepsaandrijfstoffen worden niet beschouwd als lading en lossing in de zin van het eerste lid.
Tijdschip en duur van de laad- en loshandelingen van de droge-ladingschepen
Art. 7.§ 1. De laad- en loshandelingen van stoffen of voorwerpen van klasse 1 of stoffen van de klassen 4.1 of 5.2., waarvoor het voeren van drie blauwe kegels of drie blauwe lichten in kolom (12) van tabel A van hoofdstuk 3.2. van het reglement is voorgeschreven, mogen niet zonder schriftelijke toestemming van de bevoegde diensten van de federale overheid beginnen.
Het begin van de laad- en loshandelingen van dergelijke stoffen zal door de kaaibeheerder toegelaten worden.
Dit voorschrift is ook van toepassing op de lading of lossing van de andere stoffen indien stoffen of voorwerpen van klasse 1 of stoffen van de klassen 4.1 of 5.2., waarvoor het voeren van drie blauwe kegels of drie blauwe lichten in kolom (12) van tabel A van hoofdstuk 3.2. van het reglement is voorgeschreven, aan boord zijn. § 2. De laad- en loshandelingen van stoffen of voorwerpen van klasse 1 of stoffen van de klassen 4.1. of 5.2., waarvoor het voeren van drie blauwe kegels of drie blauwe lichten in kolom (5.2) van tabel A van hoofdstuk 12. van het reglement is voorgeschreven, moeten tijdens onweer onderbroken worden.
Overslag
Art. 8.Het is verboden, zonder toestemming van de kaaibeheerder, de lading van de droge-ladingschepen of van de tankschepen geheel of gedeeltelijk buiten een daartoe door de beheerder aangewezen overslagplaats over te slaan.
Wijze van vervoer
Art. 9.De beherende overheid kan beperkingen betreffende de opneming van droge-ladingschepen of van tankschepen die gevaarlijke stoffen in grote duwstellen vervoeren.
Dit voorschrift is niet van toepassing wanneer droge-ladingschepen stoffen of voorwerpen van klasse 1 of stoffen van de klassen 4.1. of 5.2., waarvoor het voeren van drie blauwe kegels of drie blauwe lichten in kolom 12 van tabel A van hoofdstuk 3.2. van het reglement is voorgeschreven, of stoffen van klasse 7 van de VN-nummers 2912, 2913, 2915, 2916, 2917, 2919, 2977, 2978 of 3321 tot 3333 vervoeren.
Maatregelen die tijdens het laden, het vervoer, het lossen en de behandeling van de lading getroffen moeten worden
Art. 10.Zonder specifieke toestemming van de kaaibeheerder is het vullen en het ledigen van vaten, tankvoertuigen, reservoirwagens, IBC's, grote verpakkingen, MEGC's, transporttanks of tankcontainers aan boord van het droge-ladingschip of van het tankschip verboden.
Behandelen en stuwen van de lading
Art. 11.§ 1. Tijdens het laden of het lossen van de stoffen of voorwerpen van klasse I vermeld in tabel A van hoofdstuk 3.2. van het reglement in droge-ladingschepen mag geen enkele andere laadruim geladen of gelost worden en mogen geen brandstoftanks gevuld of geledigd worden. § 2. Tijdens het laden of lossen van de ladingstanks van de tankschepen is het verboden een andere lading te laden of te lossen. § 3. De beherende overheid kan afwijkingen toestaan maar in het kader van § 2 slechts tijdens het lossen.
Vervoer van gesmolten zwavel in tankschepen
Art. 12.Wanneer tijdens het vervoer van UN 2448 gesmolten zwavel in tankschepen de concentratie van zwavelwaterstof hoger is dan 1,85 %, moet de schipper er de beherende overheid onmiddellijk van in kennis brengen.
Vervoer van waterstofperoxide in tankschepen
Art. 13.De ladingstanks waarin waterstofperoxide in oplossing is vervoerd, mag niet voor andere ladingen opnieuw gebruikt worden.
Ontgassen van lege ladingstanks van de tankschepen
Art. 14.§ 1. Het ontgassen van geloste of lege ladingtanks naar de atmosfeer is onder de volgende voorwaarden toegestaan. § 2. Geloste of lege ladingtanks, die tevoren gevaarlijke stoffen van de klasse 2 of de klasse 3 met Classificatiecode T' in kolom (3b), Tabel C van hoofdstuk 3.2. van het reglement, van de klasse 6.1 of de klasse 8 met verpakkingsgroep I hebben bevat, mogen slechts door deskundige personen overeenkomstig lid 8.2.1.2 van het reglement worden ontgast.
Het ontgassen mag slechts worden uitgevoerd op door de kaaibeheerder toegelaten plaatsen. § 3. Geloste of lege ladingtanks, die andere als de onder § 2 genoemde gevaarlijke stoffen hebben bevat, mogen tijdens de vaart met behulp van geschikte ventilatie-inrichtingen worden ontgast, mits de tankdeksels zijn gesloten en de afvoer van het gas/luchtmengsel via vlamkerende inrichtingen, die een duurbrand kunnen doorstaan, plaatsvindt.
Onder normale bedrijfsomstandigheden moet op de plaats van uittreding van het gas/luchtmengsel de gasconcentratie minder dan 50 % van de onderste explosiegrens bedragen.
Geschikte ventilatie-inrichtingen bij de zuigende ontgassing mogen slechts met een direct op de zuigzijde van de ventilator aangebracht vlamkerende inrichting worden gebruikt.
De gasconcentratie moet bij blazende of zuigende werking van de ventilatie-inrichtingen tijdens de eerste twee uren na het begin van het ontgassen ieder uur door een deskundige worden gemeten.
De meetresultaten moeten schriftelijk worden vastgelegd.
In de buurt van sluizen, inclusief hun voorhavens, is het ontgassen verboden. § 4. Indien het ontgassen van ladingtanks, die tevoren de in § 2 genoemde gevaarlijke stoffen hebben bevat, op de door de plaatselijk kaaibeheerder aangewezen plaatsen niet mogelijk is, kan tijdens de vaart worden ontgast, mits : - aan de in § 3 genoemde voorwaarden is voldaan, waarbij echter de concentratie aan gevaarlijke stoffen in het uitgeblazen mengsel op de plaats van uittreding niet meer dan 10 % van de onderste explosiegrens mag bedragen; - gevaar voor de bemanning is uitgesloten; - alle toegangen en openingen van ruimten, die met de buitenlucht in verbinding staan zijn gesloten; dit is niet van toepassing op lucht toevoeropeningen van de machinekamer en op overdrukinrichtingen; - de aan dek werkende bemanningsleden geschikte veiligheidsuitrusting dragen; - dit niet in de nabijheid van sluizen, inclusief hun voorhavens, onder bruggen of in dichtbevolkte gebieden plaatsvindt. § 5. Het ontgassen moet worden onderbroken indien in geval van onweer ten gevolge van ongunstige windomstandigheden buiten de ladingzone bij de woning, het stuurhuis of dienstruimten gevaarlijke gasconcentraties te verwachten zijn.
De kritische toestand is bereikt zodra door middel van meting met behulp van een draagbare detectiemeter concentraties van meer dan 20 % van de onderste explosiegrens in deze gebieden worden aangetoond. § 6. Indien na het ontgassen van de ladingtanks met behulp van de in kolom 18 van tabel C van hoofdstuk 3.2. van het reglement genoemde apparaten is vastgesteld dat, noch de concentratie brandbare gassen in de ladingtanks boven 20 % van de onderste explosiegrens ligt, noch een van belang zijnde concentratie van giftige gassen vast te stellen is, dan mag de seinvoering als bedoeld in hoofdstuk 3.2 van het reglement, tabel C, kolom 19 door de schipper worden weggenomen. § 7. Voor het begin van de werken die het in artikel 21 bedoelde gevaar als gevolg zouden kunnen hebben, moeten de ladingstanks en de leidingen van de ladingszone gereinigd en ontgast worden.
Deze handelingen mogen slechts worden uitgevoerd op door de kaaibeheerder toegelaten plaatsen.
Maatregelen die na het lossen van de tankschepen (nalenssysteem) getroffen moeten worden
Art. 15.Na iedere lossing moeten de ladingtanks en de laad- en losleidingen met behulp van het nalenssysteem, overeenkomstig artikel 14, worden geleegd.
Controlelijst van de tankschepen
Art. 16.§ 1. Met het laden en het lossen van de tankschepen mag niet worden begonnen, zolang niet een controlelijst die met het in bijlage 1 bij dit besluit bedoelde model overeenstemt en die betrekking heeft op de betreffende lading, is ingevuld.
De vragen 1 tot 18 van de controlelijst moeten ter bevestiging met « X » worden aangekruist en de niet van toepassing zijnde vragen moeten worden doorgehaald.
Indien niet alle vragen met « JA » kunnen worden beantwoord, is de lading of de lossing slechts met toestemming van de kaaibeheerder toegestaan.
De lijst moet in tweevoud worden ingevuld en zowel door de schipper of door de door hem gemachtigde persoon als door de voor de overslag verantwoordelijke persoon van de walinstallatie worden ondertekend.
De controlelijst moet minstens in talen verstaan door de schipper en door de voor de overslag verantwoordelijke persoon van de walinstallatie gedrukt worden. § 2. De voorschriften van § 1 zijn niet van toepassing tijdens de overname van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval in bilgeboten en tijdens de afgifte van scheepsaandrijfstoffen vanuit bunkerboten.
Overname van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en afgifte van scheepsaandrijfstoffen
Art. 17.§ 1. De overname van vloeibaar, onverpakt, olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval mag slechts door zuigen geschieden. § 2. Het afmeren en de overname van olie- en vethoudend afval mag niet tijdens het laden en lossen van stoffen, waarvoor in 3.2 van het reglement, tabel C, kolom 17 explosiebescherming wordt vereist, evenals tijdens het ontgassen van tankschepen plaatsvinden.
Dit is niet van toepassing op bilgeboten voor zover ten minste de eisen ten aanzien van de explosiebescherming voor de gevaarlijke stof zijn aangehouden. § 3. Het afmeren en de afgifte van scheepsaandrijfstoffen mag niet tijdens het laden en lossen van stoffen, waarvoor in 3.2 van het reglement, Tabel C, Kolom 17, explosiebescherming wordt vereist, evenals tijdens het ontgassen van tankschepen plaatsvinden Dit is niet van toepassing op bunkerboten voor zover ten minste de eisen ten aanzien van de explosiebescherming voor de gevaarlijke stof zijn aangehouden. § 4. De beherende overheid kan afwijkingen van de voorschriften van de §§ 1 en 2 toelaten.
Tijdens het lossen mag ze ook afwijkingen van § 3 toestaan.
Ligplaats nemen
Art. 18.§ 1. Schepen, die gevaarlijke goederen vervoeren, mogen geen ligplaats nemen ten opzichte van andere schepen op een geringere afstand als in het algemeen politiereglement voor de scheepvaart op de binnenwateren van het Koninkrijk (bijlage bij het koninklijk besluit van 24 september 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 24/09/2006 pub. 28/11/2006 numac 2006012423 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en de lonen van het rijdend personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en van de goederenbehandeling voor rekening van derden type koninklijk besluit prom. 24/09/2006 pub. 12/10/2006 numac 2006202943 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de jaren 2005-2006 type koninklijk besluit prom. 24/09/2006 pub. 20/11/2006 numac 2006202921 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 2006, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot vaststelling van een financiële vergoeding voor nachtarbeid voor de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen van het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en/of van de goederenbehandeling voor rekening van derden type koninklijk besluit prom. 24/09/2006 pub. 19/12/2006 numac 2006000652 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van de wet van 10 mei 2006 tot instelling van het algemeen kader voor de wederzijdse erkenning van beroepsopleidingen sluiten houdende vaststelling van het algemeen politiereglement voor de scheepvaart op de binnenwateren van het Koninkrijk) voorgeschreven. § 2. Aan boord van stilliggende tankschepen of droge-ladingschepen, die een seinvoering als bedoeld in hoofdstuk 3.2 van het reglement Tabel A, Kolom 12 moeten voeren, moet zich permanent een deskundige bevinden.
De beherende overheid kan echter de schepen, die in een haven of op daarvoor toegelaten plaatsen stilliggen, van deze verplichting ontslaan. § 3. Buiten de door de kaaibeheerder speciaal aangegeven ligplaatsen mag bij het ligplaats nemen de onderstaande afstand niet worden onderschreden : - 100 m van gesloten woongebieden, kunstwerken of tankopslagplaatsen, indien het schip conform kolom 12 van tabel A van het reglement voor de droge-ladingschepen en kolom 19 van tabel C van het reglement voor de tankschepen een seinvoering met één blauwe kegel of één blauw licht moet voeren; - 100 m van kunstwerken en tankopslagplaatsen en 300 m van gesloten woongebieden, indien het schip conform kolom 12 van tabel A van het reglement voor de droge-ladingschepen en kolom 19 van tabel C van het reglement voor de tankschepen een seinvoering met twee blauwe kegels of twee blauwe lichten moet voeren; - 500 m van gesloten woongebieden, kunstwerken en tankopslagplaatsen van gassen en ontvlambare vloeistoffen, indien het droge-ladingschip conform kolom 12 van tabel A van het reglement een seinvoering met drie blauwe kegels of drie blauwe lichten moet voeren;
Tijdens het wachten voor sluizen of bruggen is het toegestaan geringere afstanden aan te houden.
In deze gevallen geldt echter een minimale afstand van 100 m. § 4. De beherende overheid kan met het oog op de plaatselijke omstandigheden geringere als de in § 2 genoemde afstanden toelaten.
Stilleggen van de droge-ladingschepen
Art. 19.Indien het varen van een schip, dat stoffen en voorwerpen van de klasse 1 of goederen van de klasse 4.1 of 5.2, vervoert, waarvoor in hoofdstuk 3.2 van het reglement, Tabel A, Kolom 12 het voeren van drie blauwe kegels of drie blauwe lichten is voorgeschreven, gevaar kan op leveren : - hetzij tengevolge van invloeden van buitenaf (ongunstige weersomstandigheden, ongunstige toestand van de vaarweg, enz.); - hetzij ten gevolge van omstandigheden die betrekking hebben op het schip zelf (ongeval of incident), moet het droge-ladingschip, met inachtneming van de voorschriften van artikel 18, op een geschikte en een van woonhuizen, havens, kunstwerken of opslagplaatsen voor gassen of brandbare vloeistoffen zover mogelijk verwijderde plaats worden afgemeerd.
De schipper stelt de beherende overheid onverwijld op de hoogte.
Meldingsplicht
Art. 20.De schipper van een droge-ladingschip of van een tankschip dat gevaarlijke stoffen vervoert, moet vóór het begin van elke reis, wanneer die in het Waalse Gewest begint, de in bijlage 2 bij dit besluit bedoelde gegevens mededelen aan de beherende overheid.
De inlichtingen kunnen mondeling, per radiotelefonie of via een dienst voor automatisch boodschap van radiotelegrafie in voorkomend geval, of schriftelijk verstrekt worden.
Gevaar bij werkzaamheden aan boord
Art. 21.§ 1. Het is verboden : - aan boord van droge-ladingschepen in de beschermde zone of aan dek langsscheeps tot 3,00 m voor en achter de beschermde zone en; - aan boord van tankschepen werkzaamheden uit te voeren, die het gebruik van vuur of elektrische stroom vereisen of waarbij vonken kunnen ontstaan.
Dit is niet van toepassing : - indien de drogelading-schepen over een toestemming van de bevoegde diensten van de federale overheid of een attest, waarbij de totale ontgassing van de beschermde zone bevestigd wordt, beschikken; - indien voor de tankschepen over een toestemming van de bevoegde diensten van de federale overheid of een attest, waarbij de totale ontgassing van de beschermde zone bevestigd wordt, beschikken; - voor afmeer werkzaamheden. § 2. Aan boord van tankschepen mogen deze werkzaamheden zonder toestemming in bedrijfsruimten buiten de ladingzone worden uitgevoerd, indien de deuren en openingen van deze ruimten gesloten zijn en het schip niet beladen, gelost of ontgast wordt.
Het gebruik van schroevendraaiers en moersleutels van Chroom-Vanadium-Staal of, met betrekking tot vonkvorming, gelijkwaardig materiaal is toegestaan.
Straffen
Art. 22.De gewestelijke personeelsleden bedoeld in artikel 6 van het decreet van 19 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/03/2009 pub. 08/05/2009 numac 2009202017 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein sluiten betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein worden belast met de opsporing en de vaststelling van overtredingen van dit besluit.
Inwerkingtreding
Art. 23.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Uitvoering
Art. 24.De Minister van Leefmilieu en de Minister die bevoegd is voor de Waterwegen zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 2 februari 2012.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Toelichting Vraag 3 : Onder « goed gemeerd » wordt verstaan dat het schip op een dusdanige wijze aan de aanleg-cq. overslagsteiger is vastgemaakt dat het zonder abnormale invloed van derden in geen enkele richting kan bewegen waardoor de overslaginrichting overbelast kan raken. Daarbij moet met de plaatselijk aanwezige cq. te verwachten getijden en bijzonderheden rekening worden gehouden Vraag 4 : Het schip moet te allen tijde op een veilige wijze betreden en verlaten kunnen worden. Is aan de walzijde geen beveiligde vluchtweg of slechts één vluchtweg om het schip in geval van nood snel te verlaten ter beschikking, dan moet aan de zijde van het schip een extra vluchtmiddel aanwezig zijn (bv. een buiten boord gelegde bijboot) Vraag 6 : Ten behoeve van de laad- en losslangen moet een geldig keuringscertificaat aanwezig zijn. Het materiaal van de slangen moet de te voorziene belastingen kunnen weerstaan en geschikt zijn voor de overslag van de betreffende stoffen. Het begrip « leidingen » omvat zowel de slangen als de laad-losarmen. De overslagleidingen tussen schip en land moeten zodanig zijn aangebracht dat zij onder invloed van de normale scheepsbewegingen ten gevolge van waterspiegelveranderingen, voorbijvarende schepen en de laad- en loshandelingen niet kunnen worden beschadigd. Evenzo moeten alle flensverbindingen zijn voorzien van de juiste pakking en van voldoende bouten, zodat lekkage uitgesloten is.
Vraag 10 : De overslag moet zowel aan boord als aan land op een wijze worden uitgevoerd zodat optredende gevaren in de buurt van de overslagleidingen direct opgemerkt kunnen worden. Indien het toezicht met technische hulpmiddelen wordt uitgevoerd, moet tussen de walinstallatie en het schip overeenstemming zijn bereikt op welke wijze het toezicht gewaarborgd is.
Vraag 11 : Voor een goede laad- en losprocedure is een goede communicatie tussen schip en land vereist. Ten behoeve hiervan mogen telefoon- en radioapparatuur slechts worden gebruikt indien zij Exbeveiligd en in de buurt van de toezicht houdende persoon aangebracht zijn.
Vraag 13 : Voor de aanvang van de laad- en losprocedure moeten de vertegenwoordiger van de walinstallatie en de schipper of de door hem met de verantwoording belaste persoon aan boord het eens zijn over de te volgen procedure. Hierbij moet rekening worden gehouden met de bijzondere eigenschappen van het te beladen ofte lossen schip.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 2 februari 2012 betreffende het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de waterweg.
Namen, 2 februari 2012.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO
Bijlage 2 MELDINGSPLICHT A. Algemene informatie a) Identificatie van het schip : - naam; - officieel idenditificatienummer; - draagvermogen. b) Haven van bestemming.c) Geplande route - Verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming en verwachte tijd van afvaart uit die haven d) Totaal aantal opvarenden. B. Informatie over de lading a) Correcte technische benaming van de gevaarlijke of verontreinigende stoffen (volgens het vervoerdocument) : - toegekend VN-nummer, voorafgegaan door de letter NU of het identificatienummer van de stof, - officiële vervoersnaam (kolom 2, tabel C, van hoofdstuk 3.2. van het reglement) - gegevens vermeld in kolom 5, tabel C, van hoofdstuk 3.2. van het reglement, - in voorkomend geval kan de aan de stof toegekende verpakkingsgroef voorafgegaan worden met de letter VG b) Hoeveelheden van dergelijke stoffen en de plaats waar zij zich aan boord bevinden, alsmede, indien zij worden vervoerd in voor vrachtvervoer bestemde transporteenheden, behalve tanks, de identificatienummers daarvan.c) Bevestiging dat aan boord een lijst, manifest of passend laadplan aanwezig is dat gedetailleerde gegevens bevat over de gevaarlijke of verontreinigende stoffen die worden vervoerd en over de plaats waar deze zich aan boord bevinden.d) Adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 2 februari 2012 betreffende het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de waterweg.
Namen, 2 februari 2012.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO