Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 september 2006
gepubliceerd op 28 november 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en de lonen van het rijdend personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en van de goederenbehandeling voor rekening van derden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006012423
pub.
28/11/2006
prom.
24/09/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en de lonen van het rijdend personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en van de goederenbehandeling voor rekening van derden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en de lonen van het rijdend personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en van de goederenbehandeling voor rekening van derden.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 september 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervoer Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2005 Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en de lonen van het rijdend personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en van de goederenbehandeling voor rekening van derden (Overeenkomst geregistreerd op 1 maart 2005 onder het nummer 74050/CO/140) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.1.1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers ressorterend onder het Paritair Comité voor het vervoer en behorend tot de subsectoren voor het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en voor de goederenbehandeling voor rekening van derden, alsook op hun werklieden. 1.2. Onder "subsector voor het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden", wordt verstaan : de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en die zich inlaten met : 1° het goederenvervoer voor rekening van derden door middel van een voertuig met of zonder motor voor het welk een vervoervergunning vereist is die door de bevoegde overheid afgeleverd werd;2° het goederenvervoer voor rekening van derden door middel van een voertuig met of zonder motor voor hetwelk geen vervoervergunning vereist is;3° het verhuur met chauffeur van voertuigen met of zonder motor bestemd voor het goederenvervoer ten lande, voertuigen voor dewelke een vervoervergunning vereist is die door de bevoegde overheid afgeleverd werd;4° het verhuur met chauffeur van voertuigen met of zonder motor bestemd voor het goederenvervoer ten lande, voertuigen voor dewelke geen vervoervergunning vereist is;5° voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden de taxibestelwagens, met name de voertuigen waarvan het laadvermogen gelijk is aan of kleiner is dan 500 kilogram en uitgerust met een taximeter, beschouwd als voertuigen voor dewelke geen vervoervergunning vereist is. 1.3. Onder "subsector voor de goederenbehandeling voor rekening van derden" wordt bedoeld : de werkgevers ressorterend onder het Paritair Comité voor het vervoer en die, buiten de havenzones, zich inlaten met : 1. elke behandeling van goederen voor rekening van derden ter voorbereiding van het vervoer en/of ter afwerking van het vervoer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel;2. en/of alle logistieke diensten ter voorbereiding van het vervoer van goederen voor rekening van derden en/of ter afwerking van dit vervoer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. 1.4. Onder "werklieden" wordt verstaan : alle werknemers behorende tot het rijdend personeel, hierna verkort werknemer(s) genoemd. HOOFDSTUK II. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt een onderscheid gemaakt tussen : 2.1. arbeidstijd; 2.2. beschikbaarheidstijd; 2.3. diensttijd; 2.4. werktijdonderbrekingen; 2.5. rusttijden; 2.6. overwerk; 2.7. vast verblijf.

Art. 3.Definities 3.1. Arbeidstijd 3.1.1. De arbeidstijd zoals bepaald in artikel 3, a) "arbeidstijd" 1. en 2. van de Richtl. Eur. Parl. en Raad E.G. 2002/15/EG van 11 maart 2002, namelijk de tijd die wordt besteed aan : - het rijden, laden en lossen; - het schoonmaken en het technisch onderhoud van het voertuig; - de werkzaamheden om de veiligheid van het voertuig of de lading te verzekeren; - de werkzaamheden om te voldoen aan wettelijke of bestuursrechtelijke verplichtingen in verband met het vervoer, met inbegrip van het toezicht op laden en lossen, afwikkeling van administratieve formaliteiten bij de politie, de douane, enz. 3.1.2. Voor bepaalde vervoerspecialiteiten kunnen zekere vormen van laad- en losoperaties het voorwerp uitmaken van een afwijking op artikel 3.1.1., dit mits voorafgaandelijk akkoord van het Paritair Comité voor het vervoer. 3.1.3. De wachttijden bij laden en/of lossen waarvan de vermoede/verwachte duur overschreden wordt. 3.1.4. Alle overige tijden van fysieke arbeid in het raam van de arbeidsopdracht van de werknemer worden ook als arbeidstijd beschouwd ingevolge de algemene arbeidswetgeving. 3.1.5. Om de gemiddelde arbeidsduur te berekenen, waarvan sprake in de Arbeidswet, wordt enkel de arbeidstijd zoals hierboven bepaald in aanmerking genomen. 3.2. Beschikbaarheidstijd 3.2.1. De beschikbaarheidstijd, zoals bepaald in artikel 3, b) "beschikbaarheidstijd" van de Richtl. Eur. Parl. en Raad E.G. 2002/15/EG van 11 maart 2002, namelijk : - andere periodes dan pauzes of rusttijden, waarin de werknemer niet op de werkplek behoeft te blijven, doch beschikbaar moet zijn om gevolg te kunnen geven aan eventuele oproepen om de rit aan de vatten of te hervatten, of om andere werkzaamheden uit te voeren; - de periodes waarin de werknemer een per veerboot of trein vervoerd voertuig begeleidt; - de wachttijden aan grenzen of bij laden en/of lossen worden vermoed vooraf gekend te zijn zoals hierna bepaald : - twee uur per laad- en/of losoperatie in het nationaal vervoer; - vier uur per laad- en/of losoperatie in het internationaal vervoer; - twee uur voor de wachttijden aan de grenzen; tenzij de werkgever vóór het vertrek of net vóór het daadwerkelijk begin van de periode in kwestie een andere verwachte duur heeft kenbaar gemaakt aan de werknemer; - de wachttijden ten gevolge van de rijverboden; - de tijd doorgebracht gedurende de rit naast de bestuurder of in de slaapcabine; - de meertijd die de werknemer nodig heeft om de afstand af te leggen van en naar de plaats waar het voertuig zich bevindt indien dit niet op de gebruikelijke plaats is gestald : - de wachttijden die verband houden met de tol-quarantaine- of medische aangelegenheden; - de tijd gedurende dewelke de werknemer aan boord of in de nabijheid van de wagen verblijft, teneinde de veiligheid van de wagen en de goederen te verzekeren, maar geen arbeid presteert; - de tijd gedurende dewelke geen arbeid verricht wordt maar tijdens dewelke de aanwezigheid aan boord of in de nabijheid van de wagen vereist is ten einde de verkeersreglementen na te komen of de verkeersveiligheid te verzekeren.

De verwachte duur van de hierboven vermelde twee laatste tijden wordt vermoed maximaal 96 uur per maand te bedragen. 3.2.2. Worden niet als beschikbaarheidstijd beschouwd : - de tijd gewijd aan de eetmalen; - de tijd die als een onderbreking en/of als rusttijd wordt beschouwd in de zin van de Verord. Comm. E.G. nr. 3820/85 van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer; - de tijd waarover de werknemer vrij kan beschikken; - de tijd die de werknemer zichzelf toeeigent. 3.2.3. Om de gemiddelde arbeidsduur te berekenen, waarvan sprake in de Arbeidswet, wordt geen rekening gehouden met de beschikbaarheidstijd en de hierna genoemde werktijdonderbrekingen en rusttijden. 3.3. Diensttijd Onder "diensttijd" wordt verstaan : de som van arbeidstijden en beschikbaarheidstijden, inbegrepen de trein- en booturen voor trajecten van minder dan vier uur, uitgezonderd de andere trein- en booturen en het vast verblijf. 3.4. Werktijdonderbrekingen : De som van de volgende tijden : 3.4.1. De reglementaire onderbreking van de rijtijd; 3.4.2. De tijd besteed aan de eetmalen; 3.4.3. De tijd waarover de werknemer vrij kan beschikken; 3.4.4. De tijd die de werknemer zichzelf toeëigent. 3.5. Rusttijden : 3.5.1. De dagelijkse en wekelijkse rusttijd wordt vastgelegd in de reglementaire bepalingen terzake; 3.5.2. Is in de dagelijkse rusttijd inbegrepen : 3.5.2.1. De tijd die nodig is om zich te kleden en te wassen vóór en na de arbeid; 3.5.2.2. De tijd die nodig is om de afstand van zijn woonplaats naar de onderneming of de gebruikelijke standplaats van het voertuig af te leggen en omgekeerd; 3.5.2.3. In geval van specifiek vervoer waar de permanente aanwezigheid van de werknemer wettelijk vereist is, wordt beschouwd dat indien een verblijfsvergoeding wordt uitgekeerd, de werknemer minstens acht uur rust heeft genomen. In geen geval kan de betaling van andere prestaties gecumuleerd worden met de verblijfsvergoeding. 3.6. Overwerk Onder voorbehoud van de bepalingen van de van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de toepassing van nieuwe arbeidsregelingen voor het rijdend personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van de subsector van het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en van de subsector van de goederenbehandeling voor rekening van derden verstaat men onder "overwerk" : de gepresteerde arbeid in de zin van artikel 3.1. van deze collectieve arbeidsovereenkomst verricht boven de grenzen door de arbeidswet bepaald. 3.7. Vast verblijf Men spreekt van "vast verblijf" indien de werknemer, uit noodzaak van de dienst, geen prestaties levert tussen twee dagelijkse rusttijden of tussen een dagelijkse en een wekelijkse rusttijd, zoals voorzien in de Verord. Comm. E.G. nr. 3820/85 van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, opgenomen buiten de woonplaats of buiten de in de arbeidsovereenkomst voorziene werkplek.

Deze uren komen niet in aanmerking voor de berekening van de gemiddelde arbeidsduur, bedoeld in de arbeidswet. HOOFDSTUK III. - Bezoldiging

Art. 4.De bezoldiging waarvan sprak in deze collectieve arbeidsovereenkomst, is enkel toepasselijk op de arbeidstijd, de beschikbaarheidstijd, de diensttijd en de vergoedingen van het rijdend personeel.

Art. 5.Basisuurloon Voor de bemanningsleden wordt het minimum uurloon vastgesteld volgens de hieronder vernoemde functieclassificatie : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 5.1. Indien op bedrijfsvlak gunstiger voordelen worden toegekend, dan hebben deze voorrang op voormelde lonen. 5.2. Een werknemer in opleiding : zes maanden na zijn aanwerving zal hij het loon ontvangen van de categorie eigen aan het bestuurde voertuig. De bedoeling is het personeel een betere opleiding te geven tot beroepschauffeur.

De vormingsperiode in het bedrijf zal evenwel beperkt worden tot drie maanden voor de werknemers die met vrucht de door de VDAB georganiseerde opleidingscursus voor vrachtwagenchauffeur hebben beëindigd.

De werknemer in opleiding, die begeleid wordt door een werknemer, kan niet worden beschouwd als lid van een dubbele bemanning in de zin van de Verord. Comm. E.G. nr. 3820/85 van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer. 5.3. Wanneer de werknemer voertuigen met een andere tonnenmaat bestuurt, heeft hij recht op het hoogste loon, voor zover hij minstens 50 pct. van zijn dagelijkse tijd presteert in deze categorie.

Art. 6.6. 1. De lonen bedoeld in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn aan het indexcijfer der consumptieprijzen gekoppeld en staan tegenover her referte-indexcijfer 116,59 der consumptieprijzen. 6.2. In geval van vast verblijf zoals bepaald in artikel 3.7. van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt aan het rijdend personeel een forfaitair loon toegekend overeenstemmend met acht arbeidsuren. Deze uren komen niet in aanmerking voor de berekening van de gemiddelde arbeidsduur bedoeld in de arbeidswet. 6.3. Prestaties op zon- en feestdagen worden krachtens de wetgeving op de betaalde feestdagen betaald, met een toeslag van 100 pct. (dus aan 200 pct.).

Art. 7.Effectieve bezoldiging arbeidstijd en beschikbaarheidstijd. 7.1. De arbeidstijd bedoeld in artikel 3.1. van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt bezoldigd à rato 100 pct. van het basisuurloon van de betrokken categorie. 7.2. De effectieve beschikbaarheidstijden bedoeld in artikel 3.2.1. van deze collectieve arbeidsovereenkomst, met uitzondering van de periodes waarin de werknemer een per veerboot of trein vervoerd voertuig begeleidt, worden bezoldigd als volgt : - aan 95 pct. van het basisuurloon van de betrokken categorie vananf 1 april 2004 tot 31 december 2004; - aan 97 pct. van het basisuurloon van de betrokken categorie vanaf 1 januari 2005 tot 31 december 2006; - aan 99 pct. van het basisuurloon van de betrokken categorie vanaf 1 januari 2007. 7.3. De periodes waarin de werknemer een per veerboot of trein vervoerd voertuig begeleidt worden bezoldigd aan 90 pct. van het basisuurloon van de betrokken categorie, tenzij de werknemer zijn rusttijd kan nemen conform de voorwaarden zoals bepaald in artikel 9 van de Verord. Comm. E.G. nr. 3820/85 van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, namelijk : - in afwijking van artikel 8, eerste lid van voornoemde Verord. Comm.

E.G. nr. 3820/85, kan de dagelijkse rusttijd slechts een maal worden onderbroken; - het gedeelte van de dagelijkse rusttijd dat op het land wordt genoten, moet kunnen liggen vóór of na het gedeelte van de dagelijkse rusttijd dat aan boord van een veerboot of in een trein wordt genoten; - de periode tussen de twee gedeelten van de dagelijkse rusttijd moet zo kort mogelijk zijn en mag in geen geval langer zijn dan één uur voor de inscheping/inlading of na de ontscheping/uitlading, waarbij de douaneformaliteiten tot de inscheping/inlading of de ontscheping/uitlading worden gerekend; - de werknemer moet tijdens de twee gedeelten van de dagelijkse rusttijd kunnen beschikken over een bed of slaapbank; - de aldus onderbroken dagelijkse rusttijd wordt met twee uur verlengd. 7.4. De vergoedingen met betrekking tot de beschikbaarheidstijden vallend op zon- en feestdagen zijn gelijk aan 150 pct. van het bedrag verschuldigd bij toepassing van artikel 7.2. en 7.3. van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Overloon

Art. 8.Definitie en bezoldiging van het overwerk Onder voorbehoud van de bepalingen van de van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de toepassing van nieuwe arbeidsregelingen voor het rijdend personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van de subsector van het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en van de goederenbehandeling voor rekening van derden, verstaat men onder overwerk de gepresteerde arbeid in de zin van artikel 3.1. van deze collectieve arbeidsovereenkomst verricht boven de grenzen van de arbeidswet.

Indien overloon verschuldigd is, bedraagt dit 50 pct. van het uurloon bepaald in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Het eventuele overloon verschuldigd op zon- en feestdagen met toepassing van de arbeidswet is reeds begrepen in de toeslag van artikel 6.3. HOOFDSTUK V. - Toeslagen ten gevolge van het overschrijden van de gemiddelde diensttijd

Art. 9.9.1. In geval van overschrijding van de gemiddelde diensttijd van 60 uur per week worden volgende toeslagen toegekend op basis van het uurloon zoals bepaald in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Vanaf 1 april 2005 tot 31 december 2005 op basis van een gemiddelde wekelijkse diensttijd berekend over een periode van drie maanden : - boven de 60 uur diensttijd tot 65 uur diensttijd is een toeslag verschuldigd van 10 pct.; - boven de 65 uur diensttijd tot 70 uur diensttijd is een toeslag verschuldigd van 20 pct.; - boven de 70 uur diensttijd is een toeslag verschuldigd van 50 pct.

Vanaf 1 januari 2006 tot 31 december 2006 op basis van een gemiddelde wekelijkse diensttijd berekend over een periode van drie maanden : - boven de 60 uur diensttijd tot 70 uur diensttijd is een toeslag verschuldigd van 20 pct.; - boven de 70 uur diensttijd is een toeslag verschuldigd van 50 pct.

Vanaf 1 januari 2007 tot 31 december 2007 op basis van een gemiddelde wekelijkse diensttijd berekend over een periode van twee maanden : - boven de 60 uur diensttijd tot 70 uur diensttijd is een toeslag verschuldigd van 30 pct.; - boven de 70 uur diensttijd is een toeslag verschuldigd van 50 pct.

Vanaf 1 januari 2008 tot 31 december 2008 op basis van een gemiddelde wekelijkse diensttijd berekend over een periode van twee maanden : - boven de 60 uur diensttijd tot 70 uur diensttijd is een toeslag verschuldigd van 40 pct.; - boven de 70 uur diensttijd is een toeslag verschuldigd van 50 pct.

Vanaf 1 januari 2009 op basis van een gemiddelde wekelijkse diensttijd berekend over een periode van één maand : - boven de 60 uur diensttijd is een toeslag verschuldigd van 50 pct. 9.2. De hierboven vermelde grenzen worden per maand berekend als volgt : In het 5-dagenstelsel De maximum maandelijkse diensttijd van 260 uur (met betrekking tot de grens van 60 uur) wordt verminderd met 12 uur per gelijkgestelde dag of vast verblijf tijdens de werkweek.

De maximum maandelijkse diensttijd van 281,66 uur (met betrekking tot de grens van 65 uur) wordt verminderd met 12 uur per gelijkgestelde dag of vast verblijf tijdens de werkweek.

De maximum maandelijkse diensttijd van 303,33 uur (met betrekking tot de grens van 70 uur) wordt verminderd met 12 uur per gelijkgestelde dag of vast verblijf tijdens de werkweek.

Met "gelijkgestelde dag" wordt bedoeld : de gelijkgestelde dagen zoals bepaald in de vakantiewet, uitgezonderd recuperatiedagen of inhaalrust in de zin van overuren, op voorwaarde dat deze dagen in volledige dagen worden opgenomen.

In het 6-dagenstelsel De maximum maandelijkse diensttijd van 260 uur (met betrekking tot de grens van 60 uur) wordt verminderd met 10 uur per gelijkgestelde dag of vast verblijf tijdens de werkweek.

De maximum maandelijkse diensttijd van 281,66 uur (met betrekking tot de grens van 65 uur) wordt verminderd met 10 uur per gelijkgestelde dag of vast verblijf tijdens de werkweek.

De maximum maandelijkse diensttijd van 303,33 uur (met betrekking tot de grens van 70 uur) wordt verminderd met 10 uur per gelijkgestelde dag of vast verblijf tijdens de werkweek.

Met "gelijkgestelde dag" wordt bedoeld : de gelijkgestelde dagen zoals bepaald in de vakantiewet, uitgezonderd recuperatiedagen of inhaalrust in de zin van overuren, op voorwaarde dat deze dagen in volledige dagen worden opgenomen.

Andere arbeidsstelsels worden pro rato berekend. HOOFDSTUK VI. - Bezoldiging van de inhaalrust

Art. 10.De inhaalrust zal betaald worden op basis van het loon toepasselijk op het ogenblik dat de inhaalrust wordt genomen.

Art. 11.De inhaalrust wordt genomen in overleg tussen partijen tijdens en volgens de bij wet vastgestelde termijn en bepalingen. HOOFDSTUK VII. - Berekeningswijze van de vergoedingen en toeslagen

Art. 12.De berekeningen van de vergoeding met betrekking tot de beschikbaarheidsuren en de toeslagen ten gevolge van het overschrijden van de diensttijd worden uitgewerkt tot de vierde decimaal met dien verstande dat : - de vierde decimaal wordt weggelaten indien zij gelijk is aan of kleiner dan twee; - de vierde decimaal wordt afgerond naar vijf indien zij gelijk is aan drie en kleiner dan acht; - de vierde decimaal wordt afgerond naar de hogere eerste decimaal indien zij gelijk is aan of groter dan acht. HOOFDSTUK VIII. - Loonnorm

Art. 13.De in deze collectieve arbeidsovereenkomst gerealiseerde kostenstijging zal door de ondertekenende partijen worden geëvalueerd op basis van de loonmassa geregistreerd via het SFV op basis van de cijfers van 31 december 2002. HOOFDSTUK IX. - Sociale vrede

Art. 14.De ondertekenende partijen gaan uitdrukkelijk akkoord de sociale vrede gedurende de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst te bewaren in de ganse sector van het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en de goederenbehandeling voor rekening van derden en in elke onderneming afzonderlijk.

Voorzover deze collectieve arbeidsovereenkomst alsmede de overige van kracht zijnde overeenkomsten worden nageleefd, zullen zij zich onthouden van elke actie, staking inbegrepen, die rechtstreeks of onrechtstreeks de sociale vrede in het gedrang zou kunnen brengen. HOOFDSTUK X. - Propageren en naleving

Art. 15.Met de bedoeling de collectieve arbeidsovereenkomsten te doen toepassen komen de partijen overeen de hierna volgende documenten op te stellen : - een brochure; - een type loonfiche met onder meer de uitdrukkelijke vermelding van het saldo van de diensttijd en het saldo van de te recupereren uren. HOOFDSTUK XI. - Dagelijkse prestatieblad

Art. 16.Het prestatieblad bevat ten minste volgende rubrieken : - de periode met betrekking tot de prestatie; - naam en voornaam van de werknemer; - de door de werknemer uitgeoefende functie; - identificatie van de werkgever; - het arbeidsregime; - de dag en datum; - de effectief gepresteerde arbeidstijd; - de effectief gepresteerde beschikbaarheidstijd; - de diensttijd; - de vergoeding(en); - opmerkingen; - de handtekening van de werknemer en van de werkgever; - het gebruik van een dagelijks prestatieblad is verplichtend; - de werkgever heeft de verplichting aan zijn werknemers een dagelijks prestatieblad ter beschikking te stellen in tweevoud waarvan één exemplaar voor de werkgever en één exemplaar voor de werknemer bestemd is.

Voor de berekening van de bezoldiging, evenals voor de vaststelling van de vergoedingen van de werknemers, zijn de contracterende partijen van de arbeidsovereenkomst ertoe gehouden het dagelijks prestatieblad te gebruiken.

Dit document wordt door de partijen erkend als het enige instrument naar hetwelk mag teruggegrepen worden ingeval van betwisting van de bezoldiging.

Indien het exemplaar getekend is door beide contracterende partijen van de overeenkomst, is iedere betwisting ervan onontvankelijk.

Betwistingen zijn slechts toegelaten ingeval één van de partijen weigert het prestatieblad te ondertekenen. De werkgevers en werknemers mogen zonder wettige en nauwkeurige reden niet weigeren het voorgelegde prestatieblad te ondertekenen.

De bewijslast valt ten laste van de niet ondertekenende partij, en in geval van betwisting bij de werkgever.

De dagelijkse prestatiebladen dienen bewaard te worden gedurende de periode voorzien in het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten (momenteel vijf jaar). Met de bedoeling deze collectieve arbeidsovereenkomst te doen toepassen, komen partijen overeen een dagelijks prestatieblad op te stellen enkel en alleen rechtsgeldig voor de berekening van het loon. HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen

Art. 17.De ondertekenende partijen engageren zich om gedurende de duur van dit akkoord geen bijkomende eisen te stellen aangaande voorafgaande punten, zowel op het vlak van de sector als op bedrijfsniveau. HOOFDSTUK XIII. - Opheffingsbepaling

Art. 18.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2004, geregistreerd met nummer 72084/CO/140.04.09 betreffende de arbeidsvoorwaarden en de lonen van het rijdend personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en van de goederenbehandeling voor rekening van derden. HOOFDSTUK XIV. - Geldigheidsduur

Art. 19.19.1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2005 en is gesloten voor onbepaalde tijd, met uitzondering van hoofdstuk VIII "Loonnorm" dat gesloten is voor een bepaalde tijd tot 31 december 2009. 19.2. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd.

Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen.

De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. 19.3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de Koning het koninklijk besluit van 25 april 1986 betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden tewerkgesteld in de ondernemingen van goederenvervoer wijzigt conform het advies van de ondertekenende partijen, waarvan kopie als bijlage.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 september 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2005 Koninklijk besluit van 27 januari 2005, betreffende de arbeidsduur van de mobiele werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen van goederenvervoer en goederenbehandeling voor rekening van derden.

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de mobiele werknemers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren en die zich inlaten met het goederenvervoer ten lande voor rekening van derden en met de goederenbehandeling voor rekening van derden.

Art. 2.Worden voor de vaststelling van de arbeidsduur niet als arbeidstijd beschouwd : a) de beschikbaarheidstijd zoals bepaald in artikel 3, b) "beschikbaarheidstijd" van de Richtl.Eur. Parl. en Raad E.G. 2002/15/EG van 11 maart 2002, namelijk : - andere periodes dan pauzes of rusttijden, waarin de werknemer niet op de werkplek behoeft te blijven, doch beschikbaar moet zijn om gevolg te kunnen geven aan eventuele oproepen om de rit aan te vatten of te hervatten, of om andere werkzaamheden uit te voeren; - de periodes waarin de werknemer een per veerboot of trein vervoerd voertuig begeleidt; - de wachttijden aan grenzen of bij laden en/of lossen waarvan de duur op voorhand betekend is of waarvan de verwachte duur wordt vermoed vooraf gekend te zijn zoals bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer; - de wachttijden tengevolge van rijverboden; - de tijd doorgebracht gedurende de rit naast de bestuurder of in de slaapcabine. b) de meertijd die de werknemer nodig heeft om de afstand af te leggen van en naar de plaats waar het voertuig zich bevindt indien dit niet op de gebruikelijke plaats is gestald;c) de wachttijden die verband houden met de tol-, quarantaine- of medische aangelegenheden;d) de tijd gedurende welke de werknemer van boord of in de nabijheid van de wagen verblijft, ten einde de veiligheid van de wagen en de goederen te verzekeren, maar geen arbeid presteert.De verwachte duur van deze tijd wordt vermoed vooraf gekend te zijn zoals bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer; e) de tijd gewijd aan de eetmalen;f) de tijd, die overeenstemt met de onderbrekingen van de rijtijd bedoeld in artikel 7 van de Verord.Comm. E.G. nr. 3820/85 van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer; g) de tijd gedurende welke geen arbeid verricht wordt, maar tijdens welke de aanwezigheid aan boord of in de nabijheid van de wagen vereist is ten einde de verkeersreglementen na te komen of de verkeersveiligheid te verzekeren.De verwachte duur van deze tijd wordt vermoed vooraf gekend te zijn zoals bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer.

Art. 3.De grenzen van de arbeidsduur zoals bepaald bij de artikelen 19 en 20 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 mogen overschreden worden op voorwaarde dat in de loop van één week niet meer dan 48 uur en in de loop van twee opeenvolgende weken niet meer dan 92 uur wordt gewerkt en op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur zoals bepaald bij de wet of bij collectieve arbeidsovereenkomst, gemiddeld over een periode van ten hoogste één trimester gerespecteerd wordt.

Art. 4.De inhaalrust waarop de werknemers recht hebben die 's zondags worden tewerkgesteld, wordt verleend binnen de dertien dagen die op deze zondag volgen.

Art. 5.Het koninklijk besluit van 25 april 1986 betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden tewerkgesteld in de ondernemingen van goederenvervoer wordt opgeheven.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 september 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^