gepubliceerd op 12 juli 2004
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de adviescheques
30 APRIL 2004. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de adviescheques
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 2003 betreffende de adviescheques, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 2 april 2004;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de synthesetekst van de Vlaamse Ondernemingsconferentie bepaalt dat het bestaande stelsel van de adviescheques zal worden bijgestuurd;
Overwegende het belang van het zo spoedig mogelijk in werking treden van de nieuwe regelgeving inzake adviescheques om de toegang van startende adviseurs en ouderen die zich opnieuw op de arbeidsmarkt willen begeven als adviseur mogelijk te maken;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid;3° uitgever : de na mededinging aangewezen instelling die belast is met de uitgifte en de betaling van de adviescheques;4° erkende adviesinstantie : een onafhankelijke private dienstverlener die geheel of gedeeltelijk is gespecialiseerd in het in kaart brengen en onderzoeken van problemen betreffende het bedrijfsfunctioneren, die vervolgens passende acties kan aanbevelen en kan helpen met de implementatie ervan, en die door de minister wordt erkend voor het systeem van de Vlaamse adviescheques;5° afdeling : de afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid bij de administratie Economie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;6° kleine en middelgrote ondernemingen : ondernemingen als bedoeld in artikel 3, 2° en 3°, van het decreet;7° adviescheque : betaalinstrument waarmee gespecialiseerde adviesprojecten kunnen worden betaald die een erkende adviesinstantie factureert aan een onderneming.De minister bepaalt de vormvereisten van de adviescheque; 8° bedrijfsadviezen : geschreven stukken die specifieke, waardevolle en toekomstgerichte raadgevingen en aanbevelingen inhouden en die bestaan uit een analyse van de probleemstelling, een eigenlijk advies en een implementatiegedeelte;9° haalbaarheidsstudie : specifiek bedrijfsadvies, gericht op het opstarten van een geplande ondernemersactiviteit;10° uitvoerbaarheidsstudie : studie van economische, technische of financiële aard over investerings- of ontwikkelingsprojecten;11° dossieropvolging : begeleiding bij de implementatie van een bedrijfsadvies;12° adviesproject : project dat betrekking heeft op de bepalingen in 8°, 9°, 10° en 11°;13° kalenderjaar : de periode van 1 januari tot en met 31 december. Afdeling II. - Zelfstandigheidscriterium
Art. 2.§ 1. Om aan het zelfstandigheidscriterium, bepaald in artikel 3, 2° en 3°, van het decreet te voldoen, mag de onderneming niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen samen.
Onder een grote onderneming wordt voor de toepassing van het zelfstandigheidscriterium een onderneming verstaan die 250 of meer werknemers telt of een jaaromzet heeft van meer dan 40 miljoen euro en een balanstotaal van meer dan 27 miljoen euro. § 2. Op het zelfstandigheidscriterium bestaan de volgende uitzonderingen : 1° de onderneming is in handen van openbare participatiemaatschappijen, ondernemingen van risicokapitaal of van institutionele beleggers, mits die noch individueel, noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben;2° de onderneming kent wegens de spreiding van het kapitaal de samenstelling van haar aandeelhouders niet precies.In dat geval mag worden voortgegaan op een verklaring op erewoord van de onderneming dat ze redelijkerwijs veronderstelt niet voor 25 % of meer in handen te zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen samen. § 3. De definitie mag niet worden omzeild door ondernemingen die formeel aan het zelfstandigheidscriterium beantwoorden, maar waarin in werkelijkheid de zeggenschap door een grote onderneming of door verscheidene grote ondernemingen samen wordt uitgeoefend. Afdeling III. - Omzet en balanstotaal
Art. 3.§ 1. De jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming, bepaald in artikel 3, 2° en 3°, van het decreet, worden samengeteld, zonder te consolideren, met de jaaromzet en het balanstotaal van : 1° alle ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten in handen heeft;2° alle ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming in handen hebben. § 2. Voor de berekening van de jaaromzet en het balanstotaal van een onderneming is de referentieperiode het boekjaar waarop de laatst bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening voor de datum van de steunaanvraag betrekking heeft en die beschikbaar is via een centrale databank. Om de omzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden herberekend tot een kalenderjaar.
Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, steunt men op een financieel plan van het eerste productiejaar. Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, is de referentieperiode de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de datum van de steunaanvraag. § 3. Als wegens de spreiding van het kapitaal de samenstelling van het aandeelhouderschap niet precies bekend is, mag worden voortgegaan op een verklaring op eer van de onderneming over het bezit van kapitaal en de stemrechten. Afdeling IV. - Tewerkstelling
Art. 4.§ 1. De tewerkstelling van het aantal werknemers wordt vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers dat in de onderneming was tewerkgesteld in de referentieperiode. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder referentieperiode verstaan de periode van tewerkstelling gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren voor de datum van de steunaanvraag en die beschikbaar is via een centrale databank. § 3. Het bewijs van de tewerkstelling van havenarbeiders in ondernemingen die ressorteren onder de verschillende paritaire comités van de havens, wordt geleverd door attesten van de bevoegde werkgeversorganisaties in de verschillende havens.
Om het aantal havenarbeiders te berekenen, wordt het aantal gepresteerde taken gedurende de referentieperiode gedeeld door het gemiddelde aantal gepresteerde taken tijdens deze periode. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 5.Kleine en middelgrote ondernemingen komen in aanmerking voor een steun die wordt toegekend in de vorm van een subsidie bij aankoop van adviescheques om een beroep te doen op diensten van een erkende adviesinstantie.
Art. 6.§ 1. Enkel adviezen betreffende sectoren die worden vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor subsidiëring in aanmerking. § 2. De minister kan de bijlage, bedoeld in § 1, aanpassen naar gelang van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving. § 3.Erkende adviesinstanties zelf komen in aanmerking voor steun op grond van dit besluit, op voorwaarde dat ze voldoen aan de definitie van onderneming, en op voorwaarde dat ze de adviescheques gebruiken voor adviezen, ingewonnen bij een derde erkende adviesinstantie. HOOFDSTUK III. - Adviesproject
Art. 7.§ 1. Er kan steun worden verleend om een beroep te doen op de diensten van een erkende adviesinstantie voor een bedrijfsadvies, een haalbaarheidsstudie of een uitvoerbaarheidsstudie en voor een begeleiding bij implementatie. De ondernemingen kunnen kiezen uit een lijst van erkende adviesinstanties. § 2. De diensten in kwestie mogen niet van permanente of periodieke aard zijn, en ze mogen niet tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming behoren, zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied alsook routinematig advies inzake selectie-, aanwervings- en personeelsbeleid of reclame. Ze mogen evenmin subsidieadvies betreffen. § 3.Technische analyses die geen deel uitmaken van een volledig adviesproject, komen niet in aanmerking. HOOFDSTUK IV. - Erkenning adviesinstantie
Art. 8.§ 1. De minister erkent de adviesinstantie op basis van de ondertekende deontologische code en : 1° een kwaliteitscertificaat dat de kwaliteit inzake de dienstverlening van de adviesverstrekking garandeert.Dat kwaliteitscertificaat is : a) een ISO-certificaat, uitgereikt door een geaccrediteerde certificeringsinstelling;b) een CEDEO/Q*for-certificaat;2° een erkenning door het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen van externe bedrijfsadviseurs in het kader van het besluit van de Vlaamse regering van 7 december 1997 betreffende het toekennen van een financiële tegemoetkoming ten behoeve van kleine ondernemingen die een beroep doen op erkende externe bedrijfsadviseurs en betreffende de erkenning van die bedrijfsadviseurs;3° een andere door de Vlaamse overheid uitgereikte erkenning op voorwaarde dat de erkenning de kwaliteit van de adviesverlening garandeert zodat de adviesinstantie zich op de markt als een door de overheid erkende adviesinstantie mag profileren en mits akkoord van de functioneel bevoegde minister, die voorwaarden kan koppelen aan de overdracht van de erkenning;4° een erkenning op persoonlijke titel.De minister erkent deze adviesinstantie op voorwaarde dat zij aan de volgende voorwaarden voldoet : a) Als het gaat om een vennootschap die de rechtsvorm van een handelsvennootschap heeft aangenomen, of als het gaat om een Europees economisch samenwerkingsverband, een economisch samenwerkingsverband of een vereniging zonder winstgevend doel, dan moet de adviesinstantie regelmatig opgericht zijn.Als het gaat om een natuurlijke persoon die koopman is of een zelfstandig beroep uitoefent, dan moet deze persoon de burgerrechten en politieke rechten genieten. b) De adviesinstantie moet voldoen aan de verplichtingen die de sociale en fiscale wetgeving opleggen.c) De adviesinstantie moet beantwoorden aan de criteria inzake kwaliteit en deskundigheid, te bewijzen op grond van een gestructureerd curriculum vitae en overeenkomstig de richtlijnen van de minister. § 2. De adviesinstantie mag zich pas na erkenning door de minister als erkende instantie profileren op de adviesmarkt. § 3. De minister bepaalt de procedure inzake de toekenning, de schorsing en de intrekking van de erkenning van de adviesinstanties. HOOFDSTUK V. - Adviescheques
Art. 9.§ 1. Kleine en middelgrote ondernemingen kunnen, binnen de perken van beschikbare begrotingsmiddelen, per kalenderjaar maximaal achthonderd twintig adviescheques met een zichtwaarde van dertig euro per adviescheque of voor een maximaal volume van vierentwintigduizend zeshonderd euro aan adviescheques reserveren. § 2. De minister bepaalt de procedure voor reservering en aankoop van de adviescheque.
Art. 10.Het Vlaamse Gewest levert een bijdrage van 50 % in het totaalbedrag van de adviescheques, de overige 50 % wordt betaald door de ondernemingen bij de aankoop van de adviescheques.
Art. 11.§ 1. De adviescheque heeft voor de onderneming een geldigheidsduur van veertien maanden vanaf de datum van uitgifte om facturen in het kader van de overeenkomst inzake het adviesproject te betalen. § 2. De adviescheque wordt uiterlijk binnen vijftien maanden vanaf de uitgifte door de erkende adviesinstantie ingediend bij de uitgever. § 3. De aanvaardbare totale kosten van het adviesproject, exclusief BTW, bedragen minstens driehonderd euro. § 4. Voorschotfacturen of facturen waartegenover geen geleverde prestaties staan, kunnen niet betaald worden met adviescheques. § 5. De adviescheque wordt in de onderstaande gevallen niet uitbetaald aan de erkende adviesinstantie : 1° als de geldigheidsduur, vermeld in § 1 en § 2, niet gerespecteerd wordt;2° als de adviescheque gebruikt of aanvaard wordt voor de betaling van een adviesproject of een deel ervan dat gefactureerd werd voor de reservering van de adviescheque of als er geen prestaties tegenover staan;3° als een adviesproject verstrekt werd door een niet-erkende adviesinstantie. § 6. De totale waarde van de aangeboden adviescheques mag niet groter zijn dan het totaalbedrag van de factuur, exclusief BTW. § 7. Een onderneming kan de teveel gekochte geldige adviescheques terugbetaald krijgen op voorwaarde van voorafgaande goedkeuring door de afdeling. Dat kan alleen als de overeenkomst tussen de onderneming en de erkende adviesinstantie wordt verbroken gedurende de uitvoeringsperiode van het adviesproject en de geldigheidsduur van de reservering ten gevolge van : 1° de stopzetting van de activiteit van de onderneming als gevolg van het overlijden of een ongeval met volledige arbeidsonbekwaamheid tot gevolg van : a) de fysieke persoon of de bedrijfsleider of eigenaar van een eenmanszaak of zijn meewerkende echtgenoot of echtgenote;b) de hoofdaandeelhouder van een vennootschap die de dagelijkse leiding waarneemt van de onderneming;2° de stopzetting van de activiteit van de erkende adviesinstantie. De minister bepaalt welke bewijsstukken hiervoor moeten worden ingediend. § 8. In de gevallen, vastgesteld in § 7, kunnen de ondernemingen het door hen betaalde deel van de adviescheques terugbetaald krijgen na inlevering bij de uitgever. De uitgever vernietigt de adviescheques. HOOFDSTUK VI. - Aankoopprocedure door onderneming Afdeling I. - Reservering
Art. 12.De onderneming identificeert zich aan de hand van een aantal criteria die de minister bepaalt en doet een aanvraag tot reservering van de adviescheques.
Art. 13.§ 1. De reservering van de adviescheques wordt uiterlijk veertien kalenderdagen na ondertekening van de overeenkomst tussen onderneming en erkende adviesinstantie aangevraagd. Pas na de goedkeuring van de reservering mag met de uitvoering van het adviesproject gestart worden en mag het project geheel of gedeeltelijk gefactureerd worden voor de geleverde prestaties. § 2. Per overeenkomst tussen een onderneming en een erkende adviesinstantie kan slechts één reservering gebeuren. Die reservering heeft een geldigheidsduur van twaalf maanden vanaf de datum van goedkeuring van de reservering. § 3. Een addendum aan een overeenkomst betreffende het adviesproject, dat betrekking heeft op de implementatie van bedrijfsadvies, wordt als een afzonderlijke overeenkomst beschouwd.
Art. 14.De onderneming wordt ervan op de hoogte gebracht dat de aangevraagde adviescheques gereserveerd werden. Afdeling II. - Bestelling en betaling
Art. 15.§ 1. De onderneming vraagt minstens tien adviescheques per bestelling aan binnen de geldigheidsduur van de reservering, bepaald in artikel 13, § 2. § 2. De gereserveerde adviescheques kunnen in maximaal vier tranches besteld en aangekocht worden.
Art. 16.§ 1. Bij elke bestelling is de volledige verschuldigde som door de onderneming binnen veertien kalenderdagen nadat ze van de bestelling op de hoogte werd gebracht, gestort op de rekening van de uitgever, anders vervalt haar bestelling van rechtswege. § 2. Binnen een periode van maximaal veertien kalenderdagen na ontvangst van de betaling drukt de uitgever de adviescheques op naam van de onderneming en de erkende adviesinstantie conform de overeenkomst, met vermelding van de vervaldatum, bepaald in artikel 11, § 1, en het reserveringsnummer. Hij verstuurt de adviescheques binnen vijf werkdagen. HOOFDSTUK VII. - Inleveringsprocedure door de erkende adviesinstantie
Art. 17.§ 1. De erkende adviesinstantie levert de adviescheques die ze van een onderneming heeft ontvangen, met een kopie van de factuur in bij de uitgever. Die betaalt de erkende adviesinstantie uit voor het gedeelte van de factuur waarvoor adviescheques ter betaling werden afgegeven. § 2. De factuur wordt opgesteld in ten minste twee exemplaren, waarvan één bestemd voor de onderneming, en één voor de uitgever. Op een bijgevoegd afgifteborderel, verstrekt door de uitgever, worden het reserveringsnummer, toegekend door de uitgever, het factuurnummer en het aantal adviescheques vermeld die ter betaling werden ontvangen. § 3. De erkende adviesinstantie dient de adviescheques in bij de uitgever uiterlijk vijftien maanden na de uitgifte ervan. § 4. Als vaststaat dat de in dit besluit vermelde voorwaarden werden vervuld, dan betaalt de uitgever de erkende adviesinstantie binnen veertien kalenderdagen nadat die laatste de adviescheques bij hem heeft ingediend. HOOFDSTUK VIII. - De Europese regelgeving
Art. 18.De regelgeving van de adviescheques valt onder de toepassing van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen en eventuele latere wijzigingen van die verordening. HOOFDSTUK IX. - Teruggave
Art. 19.De subsidie wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd, onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat, als niet voldaan werd aan de informatie- en raadplegingsprocedures in geval van collectief ontslag binnen een periode van vijf jaar die ingaat op de datum van aankoop van de adviescheques. § 2. De steun wordt eveneens teruggevorderd als de bepalingen van het decreet of dit besluit niet nageleefd worden. § 3. Bij de terugvordering is de Europese referentierentevoet van toepassing. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 20.Het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 2003 betreffende de adviescheques, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003, wordt opgeheven.
Art. 21.De adviesinstanties, die hun erkenning verkregen op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 2003 betreffende de adviescheques, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003, behouden voor de toepassing van dit besluit hun erkenning voor de resterende duur van de erkenning.
Art. 22.Hoofdstuk I, IV, XII tot en met XVII van het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid treden voor de toepassing van dit besluit in werking op de datum, bepaald door de Vlaamse minister.
Art. 23.De Vlaamse minister bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 24.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 30 april 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, P. CEYSENS
BIJLAGE Onderstaande activiteiten komen in aanmerking voor adviescheques voorzover ze niet worden uitgeoefend door overheidsbedrijven of ondernemingen waarin de overheid een rechtstreekse of onrechtstreekse participatie van minstens 25 % in kapitaal of stemrechten heeft.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2004 betreffende de adviescheques.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, P. CEYSENS