Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 29 september 2000
gepubliceerd op 22 mei 2001

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, in het bijzonder de bepalingen op vlak van de veiligheidsrapportage

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035526
pub.
22/05/2001
prom.
29/09/2000
ELI
eli/besluit/2000/09/29/2001035526/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 SEPTEMBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, in het bijzonder de bepalingen op vlak van de veiligheidsrapportage


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op artikel 7;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 27 februari 1992, 28 oktober 1992, 27 april 1994, 1 juni 1995, 26 juni 1996, 22 oktober 1996, 12 januari 1999 en 15 juni 1999;

Overwegende de richtlijn van de Raad van de Europese Unie 96/82/EG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken;

Overwegende dat bij de toepassing van de bepalingen inzake de veiligheidsrapportage, die op grond van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning opgelegd worden voor de ingedeelde hinderlijke inrichtingen, rekening gehouden dient te worden met de richtlijn 96/82/EG en de bepalingen ter omzetting van deze richtlijn in de Belgische wetgeving, meer in het bijzonder van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 gesloten tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 17 maart 2000 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 2 mei 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 6, § 4, van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning wordt opgeheven.

Art. 2.Artikel 6quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 januari 1999, wordt opgeheven.

Art. 3.Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 januari 1999, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 7.§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° "inrichting" : het gehele gebied dat door een exploitant wordt beheerd, waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in een of meer installaties, met inbegrip van gemeenschappelijke of bijbehorende infrastructuur of activiteiten;2° "installatie" : een technische eenheid binnen een inrichting waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, gebruikt, behandeld of opgeslagen;die eenheid omvat alle uitrusting, constructies, leidingen, machines, gereedschappen, eigen spoorwegaftakkingen, laad- en loskades, aanlegsteigers voor de installatie, pieren, depots of soortgelijke, al dan niet drijvende constructies, die nodig zijn voor de werking van de installatie; 3° "opslag" : de aanwezigheid van een hoeveelheid gevaarlijke stoffen voor opslag, veilige bewaring of voorraadbewaring;4° "aanwezigheid van gevaarlijke stoffen" : de feitelijke of toegestane aanwezigheid van dergelijke stoffen in de inrichting, dan wel de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen waarvan bekend is dat ze kunnen ontstaan als een industrieel chemisch proces buiten controle geraakt, in hoeveelheden gelijk aan of hoger dan de drempelwaarden vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, gevoegd bij dit besluit;5° "schierongeval" : ongecontroleerde gebeurtenis die op toevallige wijze tot een zwaar ongeval aanleiding kan geven. § 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op : 1° militaire inrichtingen, installaties of opslagplaatsen;2° winningindustrieën die zich op het gebied van exploratie en exploitatie van delfstoffen in mijnen en groeven en op dat van boringen bewegen;3° stortplaatsen voor afval.»

Art. 4.Artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 januari 1999, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 8.§ 1. De exploitant van een inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid bepaald in bijlage 6, delen 1 en 2, gevoegd bij dit besluit, moet, vooraleer over te gaan tot een vergunningsaanvraag, een veiligheidsrapport indienen. In dit veiligheidsrapport toont hij de volgende zaken aan : 1° Er wordt een beleid gevoerd ter preventie van zware ongevallen en er is een veiligheidsbeheerssysteem voor het uitvoeren daarvan, overeenkomstig de punten, genoemd in bijlage 5, deel 1, gevoegd bij dit besluit;2° De gevaren van zware ongevallen zijn geïdentificeerd en de nodige maatregelen zijn getroffen om ze te voorkomen en de gevolgen ervan voor mens en milieu te beperken;3° Het ontwerp, de constructie, de exploitatie en het onderhoud van alle met de werking samenhangende installaties, opslagplaatsen, apparatuur en infrastructuur die samenhangen met de gevaren van een zwaar ongeval binnen de inrichting zijn voldoende veilig en betrouwbaar;4° De nodige gegevens werden verstrekt voor de opstelling van het externe noodplan om bij een zwaar ongeval de nodige maatregelen te kunnen treffen;5° Er wordt gegarandeerd dat de bevoegde overheden voldoende zullen worden geïnformeerd, zodat ze besluiten kunnen nemen over nieuwe activiteiten of over ontwikkelingen rond bestaande inrichtingen. § 2. De indiening van een veiligheidsrapport, zoals bedoeld in § 1, voorafgaandelijk aan een vergunningsaanvraag, is tevens vereist in geval van een wijziging van een installatie, opslag of proces of van de aard en de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die voor de gevaren van zware ongevallen belangrijke gevolgen kunnen hebben. § 3. In het veiligheidsrapport worden ten minste de inlichtingen opgenomen die vermeld staan in bijlage 5, deel 2. »

Art. 5.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden "een in artikel 7, § 3, bedoelde inrichting" vervangen door de woorden "een in artikel 8 bedoelde inrichting".

Art. 6.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 12.Alvorens over te gaan tot de opstelling van een veiligheidsrapport zoals vereist volgens artikel 8, § 1 of § 2, geeft de exploitant per ter post aangetekende zending aan de Administratie Milieu, Natuur en Land- en Waterbeheer van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur kennis van zijn voornemen tot exploitatie van een inrichting waarvoor overeenkomstig dit besluit een veiligheidsrapport is vereist. »

Art. 7.In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt in de tweede zin het woord "twee" vervangen door "vier".

Art. 8.In artikel 15, § 1 en § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "van artikel 7, § 3" telkens vervangen door de woorden "van artikel 8, § 2".

Art. 9.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « De in artikel 14, § 1, van dit besluit vermelde administratie deelt onverwijld na de toekenning van de conformiteitcode aan het veiligheidsrapport, overeenkomstig artikel 14, § 4, of na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 14, § 6, een exemplaar van het rapport mee aan : 1° de betrokken beoordelingsdienst van de federale overheid zoals bedoeld in artikel 5, § 2, 4°, van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 gesloten tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken;2° de algemene directie van de Civiele Bescherming van het federale ministerie van Binnenlandse Zaken.»

Art. 10.In artikel 35 van hetzelfde besluit wordt punt 5, c), elfde streepje, vervangen door wat volgt : « de algemene directie van de Civiele Bescherming van het federale ministerie van Binnenlandse Zaken. »

Art. 11.In artikel 43, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "en onverminderd het bepaalde in artikel 7" geschrapt.

Art. 12.In artikel 44 van hetzelfde besluit wordt § 1 opgeheven.

Art. 13.De bijlage 5 gevoegd bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 januari 1999, wordt vervangen door de bijlage, gevoegd bij dit besluit.

Art. 14.De bijlage 6 gevoegd bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 12 januari 1999 en 15 juni 1999, wordt gewijzigd als volgt : 1° het opschrift wordt vervangen door : « Bijlage 6 Inrichtingen als omschreven in artikel 8 van Titel I van Vlarem ";2° Punt 1 van de inleiding wordt vervangen door wat volgt : « 1.De bijlage handelt over de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een inrichting, zoals omschreven in artikel 7 van titel I van Vlarem en stelt de toepassing van artikel 8 ervan vast. » 3° de eerste tabel van deel 1.wordt vervangen als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6° De tweede tabel van deel 1 wordt vervangen door wat volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 7° De eerste tabel van deel 2 wordt vervangen als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 8° In deel 2, onder de voetnoten, punt 3, sub a), worden de woorden "(waarschuwingszin RIO)" vervangen door de woorden "(waarschuwingszin R10)";9° In deel 2, onder voetnoten, punt 4, eerste zin, wordt het symbool "g" vervangen door het symbool "G".

Art. 15.In bijlage 7, gevoegd bij hetzelfde besluit, worden de delen 1 en 3 opgeheven.

Art. 16.Dit besluit treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 gesloten tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

Art. 17.De Vlaamse minister bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 september 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA

Bijlage 5 Gegevens en minimuminlichtingen die aan de orde moeten komen in het veiligheidsbeheerssyteem en het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 8 van titel I van VLAREM Deel 1. Gegevens van het veiligheidsbeheerssysteem die in het veiligheidsrapport bedoeld in artikel 8 opgenomen moeten worden.

Het veiligheidsbeheerssysteem omvat het gedeelte van het volledige beheerssysteem van de inrichting dat betrekking heeft op de organisatorische structuur, de verantwoordelijkheden, de praktijken, de procedures, de processen en de hulpmiddelen die het mogelijk maken om het preventiebeleid voor zware ongevallen vast te leggen en uit te voeren.

De volgende punten komen aan bod in het veiligheidsbeheerssysteem : 1° de organisatie en het personeel : a) de taken en verantwoordelijkheden van het personeel dat betrokken is bij het beheer van de gevaren van zware ongevallen op alle niveaus van de organisatie;b) het beheer van de procedures voor het identificeren van de opleidingsbehoeften van dit personeel en voor het organiseren van die opleiding;c) de betrokkenheid van het personeel;d) het beheer van de procedures voor het werken met derden;2° de identificatie en evaluatie van gevaren van zware ongevallen : het beheer van de procedures voor systematische identificatie van de gevaren van zware ongevallen die zich bij normale en abnormale werking kunnen voordoen, alsook voor de evaluatie van de daaraan verbonden risico's;3° de operationele controle : het beheer van de operationele procedures en werkinstructies voor het verzekeren van de veilige exploitatie in alle omstandigheden (zowel ondermeer bij normale werking als bij opstarting, tijdelijke stilstand, onderhoud) van de installaties, processen, apparatuur en opslagplaatsen in kwestie;4° ontwerpbeheersing : het beheer van de procedures voor het ontwerpen van nieuwe installaties, processen of opslagplaatsen en voor het plannen en uitvoeren van wijzigingen aan bestaande installaties, processen of opslagplaatsen;5° de planning van noodsituaties : het beheer van de procedures om door een systematische analyse de voorzienbare noodsituaties te onderkennen en om de noodplannen uit te werken, te testen en te herzien, zodat het hoofd kan worden geboden aan dergelijke noodsituaties;6° het toezicht : het beheer van de procedures voor het verzekeren van een permanent toezicht op de naleving van de doelstellingen die door de exploitant werden vastgelegd in zijn preventiebeleid en in zijn veiligheidsbeheerssysteem en voor het uitvoeren van de nodige correctieve acties indien tekortkomingen worden vastgesteld;7° de audit en de herzieningen : a) het beheer van de procedures voor een periodieke en systematische evaluatie van het preventiebeleid voor zware ongevallen en van de doeltreffendheid en geschiktheid van het veiligheidsbeheerssysteem;b) het beheer van de procedures voor de periodieke herziening en actualisering van het preventiebeleid en het veiligheidsbeheerssysteem door de exploitant. De procedures, bedoeld in het eerste lid, 6°, omvatten eveneens : 1° het opstellen en uitvoeren van periodieke inspectie- en onderhoudsprogramma's;2° het melden van zware ongevallen;3° het melden van schierongevallen, inzonderheid die waarbij de beschermingsmaatregelen hebben gefaald;4° het onderzoek van deze ongevallen of schierongevallen en het consequent rekening houden met de conclusies die daaruit kunnen worden getrokken. Deel 2. Gegevens die in het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 8, moeten opgenomen worden I. Inlichtingen over het beheerssysteem en de organisatie van de inrichting met het oog op de preventie van zware ongevallen Deze inlichtingen dienen de in deel 1 (het veiligheidsbeheersysteem) vervatte punten te bestrijken.

II. Presentatie van de omgeving van de inrichting A. Beschrijving van de plaats en zijn omgeving, met inbegrip van de geografische ligging, de meteorologische, geologische en hydrografische gegevens en, in voorkomend geval, de voorgeschiedenis.

B. Identificatie van de installaties en andere activiteiten binnen de inrichting die een gevaar van een zwaar ongeval met zich kunnen brengen.

C. Beschrijving van de zones die door een zwaar ongeval zouden kunnen worden getroffen.

III. Beschrijving van de installatie A. Beschrijving van de voornaamste werkzaamheden en producten uit de gedeelten van de inrichting die belangrijk zijn vanuit het oogpunt van de veiligheid, van de mogelijke oorzaken van risico's van zware ongevallen en van de omstandigheden waarin zo'n zwaar ongeval zich zou kunnen voordoen, vergezeld van een beschrijving van de genomen preventieve maatregelen.

B. Beschrijving van procédés, meer bepaald van de werkwijzen.

C. Beschrijving van de gevaarlijke stoffen : 1. lijst van de gevaarlijke stoffen die bestaat uit : - de beschrijving van de gevaarlijke stoffen : chemische naam, CAS-nummer, naam volgens de IUPAC-nomenclatuur, - de maximale hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen die aanwezig zijn of kunnen zijn, 2.fysische, chemische en toxicologische kenmerken en gegevens zowel over de onmiddellijk als over later optredende gevaren voor mens en milieu, 3. het fysische of chemische gedrag onder normale gebruiksvoorwaarden of bij voorzienbare ongevallen. IV. Identificatie en analyse van de ongevallen en de preventiemiddelen A. Gedetailleerde beschrijving van de scenario's voor mogelijke zware ongevallen, en de omstandigheden waarin deze zich kunnen voordoen, inclusief een samenvatting van de voorvallen die bij het op gang brengen van deze scenario's een belangrijke rol kunnen spelen, ongeacht of de oorzaken binnen of buiten de installatie liggen.

B. Beoordeling van de omvang en de ernst van de gevolgen van de geïdentificeerde zware ongevallen.

C. Beschrijving van de technische parameters van de uitrusting die van belang zijn voor de veiligheid van de in de installaties aangebrachte apparatuur.

V. Beschermings- en interventiemaatregelen om de gevolgen van een ongeval te beperken A. Beschrijving van de apparatuur die op de installatie is aangebracht om de gevolgen van zware ongevallen te beperken.

B. Organisatie van het alarm en de interventie.

C. Beschrijving van de inzetbare interne of externe middelen. » Gezien om bijgevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, in het bijzonder de bepalingen op vlak van de veiligheidsrapportage.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA

^