gepubliceerd op 08 april 2015
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet, wat betreft het wijzigen van de nadere regels over de oppervlaktedelfstoffenplanning en over de natuurlijke samenstelling van oppervlaktedelfstoffen
27 FEBRUARI 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 26/03/2004 pub. 28/06/2004 numac 2004035978 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet sluiten houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet, wat betreft het wijzigen van de nadere regels over de oppervlaktedelfstoffenplanning en over de natuurlijke samenstelling van oppervlaktedelfstoffen
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op het decreet van 4 april 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2003 pub. 25/08/2003 numac 2003035691 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen sluiten betreffende de oppervlaktedelfstoffen, artikelen 4 tot 8, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, artikel 25 en artikel 27, vervangen bij het decreet van 30 april 2009 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 26/03/2004 pub. 28/06/2004 numac 2004035978 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet sluiten houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 januari 2015;
Gelet op advies 56.984/1 van de Raad van State, gegeven op 10 februari 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 26/03/2004 pub. 28/06/2004 numac 2004035978 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet sluiten houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 juni 2006, 7 maart 2008 en 28 november 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 5° wordt vervangen door wat volgt: "5° VLAREL: het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu;"; 2° punt 16° tot en met punt 19° worden opgeheven.
Art. 2.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 juni 2006, 7 maart 2008, 28 november 2008 en 30 april 2009, wordt titel II, die bestaat uit artikel 2 tot en met artikel 6, vervangen door wat volgt: "TITEL II. - HET ALGEMEEN OPPERVLAKTEDELFSTOFFENPLAN EN DE OPPERVLAKTEDELFSTOFFENNOTA'S HOOFDSTUK I. - DE TOTSTANDKOMING VAN HET ALGEMEEN OPPERVLAKTEDELFSTOFFENPLAN EN DE OPPERVLAKTEDELFSTOFFENNOTA'S Afdeling 1. - HET ALGEMEEN OPPERVLAKTEDELFSTOFFENPLAN
Art. 2.§ 1. De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, vraagt aan de administraties, de instellingen en de organisaties, vermeld in artikel 4, § 2, van het decreet, de informatie op die nuttig kan zijn voor de opmaak van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan. De voormelde administraties, instellingen en organisaties maken die informatie over aan de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, binnen een door die afdeling gestelde redelijke termijn. § 2. De minister maakt, na vooroverleg met de ontginningssector, een ontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan op en maakt het voor advies over aan de Vlaamse ministers bevoegd voor de economie, het leefmilieu en het waterbeleid, de openbare werken en het vervoer, het landbouwbeleid, de ruimtelijke ordening en het onroerend erfgoed.
Als de informatie, vermeld in paragraaf 1, niet of onvolledig ter beschikking werd gesteld, kan de adviesvraag ook de verplichting inhouden die informatie alsnog te verschaffen.
De Vlaamse ministers, vermeld in het eerste lid, bepalen zelf welke administraties, instellingen en organisaties uit hun bevoegdheidsdomein een advies moeten uitbrengen. De Vlaamse ministers, vermeld in het eerste lid, verlenen een vanuit hun bevoegdheidsdomein of -domeinen gecoördineerd advies.
De gecoördineerde adviezen, in voorkomend geval met inbegrip van de alsnog verschafte informatie, worden binnen zestig dagen na de datum van ontvangst van het ontwerp aan de minister toegezonden. Als binnen die termijn geen advies wordt verleend, wordt het als gunstig beschouwd. § 3. De minister legt het ontwerp samen met de uitgebrachte adviezen voor aan de Vlaamse Regering met het oog op de principiële vastlegging van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan. § 4. Over het principieel vastgelegde ontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan wordt een raadpleging van de bevolking georganiseerd. De raadpleging wordt uiterlijk één week voor het begin ervan aangekondigd in het Belgisch Staatsblad. De aankondiging wordt ook bekendgemaakt in het gemeentehuis en op de website van elke gemeente.
Het principieel vastgelegde ontwerp kan worden geraadpleegd op de website van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, en kan bij die afdeling ook worden opgevraagd.
Binnen een termijn van zestig dagen vanaf het begin van de raadpleging kunnen met een brief of met een e-mail opmerkingen over het principieel vastgelegde ontwerp worden overgemaakt aan de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen. Het adres daarvan wordt vermeld in de aankondiging van de raadpleging. De opmerkingen bevatten een duidelijke vermelding van de auteur en zijn adres en een verwijzing naar de specifieke titel of passage uit het principieel vastgelegde ontwerp waarop ze betrekking hebben. § 5. Samen met de raadpleging van de bevolking wordt het principieel vastgelegde ontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan ter advies voorgelegd aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen. De opmerkingen ingevolge de raadpleging van de bevolking en de adviezen van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen worden verwerkt door de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, en kunnen aanleiding geven tot een aanpassing van het ontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan. Nadien legt de Vlaamse Regering het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan definitief vast. § 6. Het definitief algemeen oppervlaktedelfstoffenplan wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het kan in integrale vorm worden geraadpleegd op de website van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen.
AFDELING 2. - DE OPPERVLAKTEDELFSTOFFENNOTA'S
Art. 3.§ 1. De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, maakt per samenhangend oppervlaktedelfstoffengebied een voorontwerp van een oppervlaktedelfstoffennota op en pleegt over elk voorontwerp overleg met de ontginningssector en de relevante administraties, instellingen en organisaties uit de beleidsdomeinen Economie, Ruimtelijke Ordening, Leefmilieu, Openbare Werken, Landbouw en Onroerend Erfgoed. § 2. De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, legt het voorontwerp ter advies voor aan de Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening. Tegelijkertijd maakt ze het voorontwerp ter informatie over aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
De Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening maakt zijn advies over aan de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, binnen een door die afdeling gestelde redelijke termijn.
De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, verwerkt het advies van de Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening en maakt vervolgens een ontwerp van oppervlaktedelfstoffennota op. § 3. De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, legt het ontwerp van oppervlaktedelfstoffennota, met inbegrip van het advies van de Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening en de wijze waarop dit advies is verwerkt, voor aan de minister met het oog op de vastlegging ervan. § 4. Elke door de minister vastgelegde oppervlaktedelfstoffennota kan worden geraadpleegd op de website van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, en kan bij die afdeling ook worden opgevraagd.
AFDELING 3. - GEWESTELIJK RUIMTELIJKE UITVOERINGSPLANNEN OP BASIS VAN EEN OF MEER OPPERVLAKTEDELFSTOFFENNOTA'S
Art. 4.De minister kan overeenkomstig artikel 7, § 1, van het decreet door middel van een agenderingsnota een vraag tot opname van zoekzones, vermeld in een of meer vastgelegde oppervlaktedelfstoffennota's, ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse Regering met het oog op een startbeslissing voor de bestemming als ontginningsgebied via een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
De agenderingsnota, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende elementen: 1° een motivering voor de agendering op basis van de vastgelegde oppervlaktedelfstoffennota of -nota's;2° een situering van de plangebieden waarvoor een vraag tot opname wordt gesteld;3° een beschrijving van de planningsprocessen en beleidsbeslissingen waaraan het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan uitvoering geeft, met, als de vraag tot opname betrekking heeft op een gebiedsgericht ruimtelijk planningsproces, de nadruk op de afbakeningsprocessen voor de natuurlijke en agrarische structuur;4° een beschrijving van de relatie met andere planningsprocessen en beleidsbeslissingen, zowel op Vlaams als op provinciaal als op gemeentelijk niveau;5° het kaderen van de bestemming van de plangebieden na ontginning binnen de geldende beleidskaders voor dit gebied;6° een beschrijving van de aandachtspunten en de te onderzoeken elementen die de basis moeten vormen van het voortraject en het plan-MER bij het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan;7° een beschrijving van het reeds gepleegde overleg en van de wijze van overleg en besluitvorming in het verdere planproces. HOOFDSTUK II. - PERIODIEKE EVALUATIE VAN HET ALGEMEEN DE OPPERVLAKTEDELFSTOFFENPLAN EN DE OPPERVLAKTEDELFSTOFFENNOTA'S
Art. 5.De minister evalueert het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan en de oppervlaktedelfstoffennota's vijfjaarlijks. Die evaluatie kan aanleiding geven tot een herziening van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan en van de oppervlaktedelfstoffennota's.
De regels voor de totstandkoming van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan en de oppervlaktedelfstoffennota's zijn ook van toepassing op de herziening ervan. HOOFDSTUK III. - VRAAGGESTUURDE ONTGINNINGSPROJECTEN AFDELING 1. - GEWESTELIJK RUIMTELIJKE UITVOERINGSPLANNEN OP BASIS VAN VRAAGGESTUURDE ONTGINNINGSPROJECTEN
Art. 6.Naast de informatie, vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, van het decreet, bevat het verzoek tot het starten van een vraaggestuurd ontginningsproject minstens ook de volgende schriftelijke informatie: 1° de administratieve gegevens van de indiener van het verzoek;2° een beschrijving van het juridische en het beleidskader dat geldt in het projectgebied, met in het bijzonder een weergave van de planologische en andere gebiedscategorieën waaronder het projectgebied valt;3° een lijst van de eigenaars van de onroerende goederen in het projectgebied en hun adres, op basis van kadastrale en andere beschikbare gegevens;4° een inschatting van de ontginbare hoeveelheden oppervlaktedelfstoffen in het projectgebied en van de technische kwaliteit ervan;5° in voorkomend geval, een beschrijving van de eventuele relatie met goedgekeurde oppervlaktedelfstoffennota's;6° een beschrijving van de planningsprocessen en beleidsbeslissingen waaraan het project uitvoering geeft, met, als de vraag tot opname betrekking heeft op een gebiedsgericht ruimtelijk planningsproces, de nadruk op de afbakeningsprocessen voor de natuurlijke en agrarische structuur;7° een beschrijving van de relatie met andere planningsprocessen en beleidsbeslissingen, zowel op Vlaams als op provinciaal als op gemeentelijk niveau;8° het kaderen van de bestemming van het projectgebied na ontginning binnen de geldende beleidskaders voor dit gebied, met desgevallend een voorstel van nabestemming en van eigendoms- en beheersituatie in het projectgebied;9° een beschrijving van de aandachtspunten, de te onderzoeken elementen en de op strategisch niveau te onderzoeken alternatieven die de basis moeten vormen van het voortraject en het plan-MER bij het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan;10° een beschrijving van het overleg dat al met de betrokken actoren in het projectgebied is gepleegd.
Art. 6bis.§ 1. Als artikel 8, § 1, vijfde lid, van het decreet niet van toepassing is, beslist de minister binnen een termijn van negentig dagen vanaf de datum van de ontvangst van een volledig bevonden verzoek, of het verzoek in overeenstemming is met het oppervlaktedelfstoffenbeleid. De minister deelt aan de indiener van het verzoek zijn beslissing schriftelijk mee.
Als de minister beslist dat het verzoek in overeenstemming is met het oppervlaktedelfstoffenbeleid, bepaalt hij tegelijkertijd welke administraties, instellingen en organisaties deel zullen uitmaken van de projectbegeleidingsgroep, vermeld in paragraaf 2. § 2. Binnen een termijn van zestig dagen na de schriftelijke mededeling van de minister dat het verzoek in overeenstemming is met het oppervlaktedelfstoffenbeleid, roepen de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, en de afdeling, bevoegd voor ruimtelijke planning, een projectbegeleidingsgroep samen, aangevuld met de betrokken lokale besturen en de indiener van het verzoek, met het oog op het vastleggen van de projectspecifieke richtlijnen voor het indienen van een eindvoorstel van een vraaggestuurd ontginningsproject.
Rekening houdend met de richtlijnen en de opmerkingen van de projectbegeleidingsgroep, kan de indiener van het verzoek een eindvoorstel van een vraaggestuurd ontginningsproject indienen bij de minister. § 3. De minister kan het eindvoorstel van een vraaggestuurd ontginningsproject voorleggen aan de Vlaamse Regering met het oog op het nemen van de startbeslissing, vermeld in artikel 8, § 1, derde lid, van het decreet.
AFDELING 2. - EVALUATIE EN HERZIENING VAN OPPERVLAKTEDELFSTOFFENNOTA'S NAAR AANLEIDING VAN VRAAGGESTUURDE ONTGINNINGSPROJECTEN
Art. 6ter.Als een ontginningsproject betrekking heeft op een samenhangend oppervlaktedelfstoffengebied waarvoor al een of meer oppervlaktedelfstoffennota's zijn goedgekeurd, evalueert de minister de betrokken oppervlaktedelfstoffennota's, hetzij in relatie tot het eindvoorstel van een vraaggestuurd ontginningsproject, hetzij in relatie tot het strategische of complexe project waarvan het ontginningsproject deel uitmaakt, voor hij het ontginningsproject voorlegt aan de Vlaamse Regering met het oog op het nemen van de startbeslissing, vermeld in artikel 8, § 1, van het decreet.
Als de evaluatie, vermeld in het eerste lid, aanleiding geeft tot een herziening van de betrokken oppervlaktedelfstoffennota's, herziet de minister die oppervlaktedelfstoffennota's nadat de Vlaamse Regering de startbeslissing heeft goedgekeurd. In voorkomend geval is artikel 3 hierop van toepassing. HOOFDSTUK IV. - OVERGANGSBEPALING
Art. 6quater.De startbeslissingen die de Vlaamse Regering voor de inwerkingtreding van dit artikel heeft genomen met betrekking tot de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen voor het aanduiden van ontginningsgebieden in functie van de bevoorradingsverzekering van oppervlaktedelfstoffen, blijven hun geldigheid behouden.".
Art. 3.Aan artikel 12, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 juni 2006 en 7 maart 2008, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De boringen worden uitgevoerd door een conform het VLAREL erkend boorbedrijf.".
Art. 4.In artikel 31 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008 en 28 november 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "en als die zone bovendien deel uitmaakt van een nieuw aangeduid ontginningsgebied of van een bestaand ontginningsgebied van een definitief goedgekeurd bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan," opgeheven;2° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "definitief goedgekeurd bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan" vervangen door de woorden "samenhangend oppervlaktedelfstoffengebied".
Art. 5.Artikel 41bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2008, wordt opgeheven.
Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 27 februari 2015.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE