gepubliceerd op 03 maart 2001
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor het algemeen welzijnswerk
23 JUNI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor het algemeen welzijnswerk
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996 en 16 maart 1999;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor het algemeen welzijnswerk;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 mei 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat als gevolg van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk en van het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 1998 tot uitvoering van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk, de autonome centra voor algemeen welzijnswerk een sterke evolutie achter de rug hebben met verregaande fusies; dat hun behoefte aan infrastructuur in deze context van schaalvergroting des te dringender wordt; dat de autonome centra voor algemeen welzijnswerk over geen of zeer beperkte reserves beschikken; dat beschikken over een degelijke infrastructuur een belangrijk kwaliteitscriterium is;
Overwegende dat er binnen het algemeen welzijnswerk een substantiële residentiële werking is waarvan de infrastructurele behoeften nog hoger liggen;
Overwegende dat de centra voor algemeen welzijnswerk sinds september 1999 voor investeringssubsidies een beroep kunnen doen op het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden; dat deze regelgeving echter nog onvoldoende aangepast is aan de huidige realiteit van de centra voor algemeen welzijnswerk; dat de sector dan ook dringend behoefte heeft aan een aangepaste regelgeving om het indienen van infrastructuurdossiers niet te ontmoedigen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor het algemeen welzijnswerk worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 1° wordt vervangen door wat volgt : « 1° de gebouwen waarover een autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk beschikt moeten gemakkelijk toegankelijk en bereikbaar zijn onder meer met het openbaar vervoer;»; 2° 6° wordt vervangen door wat volgt : « 6° de basisinfrastructuur van een autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk bestaat uit de hierna opgesomde lokalen, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minima zijn : a) voor de secretariaatsfunctie : - een secretariaat van 20 m2; - een archief van 10 m2; - een berging van 5 m2; b) voor de hulpverleningsfunctie : - een wachtkamer van 10 m2; - een of meerdere multifunctionele ruimte(s) van samen 25 m2 te vermeerderen met 8 m2 per voltijds equivalent van de door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde personeelsformatie; - een sanitaire ruimte van 10 m2 met gescheiden wc voor mannen en vrouwen; »; 3° 7° wordt vervangen door wat volgt : « 7° ingeval een autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk voorziet in residentiële opvang, moet het centrum bovendien beschikken over : a) gemeenschappelijke kamers met maximaal 2 bedden per kamer, uitgezonderd voor gezinskamers, en een nuttige vloeroppervlakte van minstens 6 m2 per bed en individuele kamers met een minimum nuttige vloeroppervlakte van 8 m2;b) een multifunctioneel dagverblijf in een of meerdere ruimte(s) met een totale nuttige vloeroppervlakte van minstens 4,5 m2 per opvangplaats;c) degelijke sanitaire installaties, die ten minste omvatten: - 1 wc per 10 opvangplaatsen; - 1 badgelegenheid per 10 opvangplaatsen; - 1 vaste wastafel per kamer; - vaste wastafels in de nabijheid van de wc's en de eetzalen geplaatst, om de residenten toe te laten overdag gemakkelijk hun handen te wassen; d) afzonderlijke woonentiteiten en aparte sanitaire installaties, ingeval het centrum zowel mannen als vrouwen met kinderen opvangt.».
Art. 2.In artikel 4, 4°, g), van hetzelfde besluit wordt het woord « erkende » vervangen door de woorden « door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde ».
Art. 3.In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° wordt het woord « erkende » vervangen door de woorden « door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde »;2° in 2° wordt het woord « erkende » vervangen door de woorden « door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde ».
Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2000.
Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 juni 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS