gepubliceerd op 01 juli 2010
Besluit van de Vlaamse Regering houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Raadgevend Comité bij het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
21 MEI 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Raadgevend Comité bij het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
De Vlaamse Regering, Gelet op het
decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
07/05/2004
pub.
11/06/2004
numac
2004035909
bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 26;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 mei 2010;
Overwegende het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/07/2007 pub. 10/09/2007 numac 2007036514 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende samenstelling en werking van de raadgevende comités bij de intern verzelfstandigde agentschappen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende samenstelling en werking van de raadgevende comités bij de intern verzelfstandigde agentschappen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, artikel 10;
Overwegende dat het Raadgevend Comité bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap op 29 september 2009 een voorstel van huishoudelijk reglement heeft opgesteld;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Het huishoudelijk reglement van het Raadgevend Comité bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd, wordt goedgekeurd.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 21 mei 2010.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN
Bijlage HUISHOUDELIJK REGLEMENT Raadgevend Comité bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap Afdeling 1. - Begrippenkader
Artikel 1.Dit huishoudelijk reglement regelt de werking van het Raadgevend Comité bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht overeenkomstig het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 11/06/2004 numac 2004035909 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/07/2007 pub. 10/09/2007 numac 2007036514 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende samenstelling en werking van de raadgevende comités bij de intern verzelfstandigde agentschappen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende samenstelling en werking van de raadgevende comités bij de intern verzelfstandigde agentschappen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Art. 2.In dit huishoudelijk reglement wordt verstaan onder : 1° het agentschap : het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;2° het comité : het Raadgevend Comité, ingesteld bij het agentschap;3° de minister : de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;4° de leidend ambtenaar : het hoofd van het agentschap;5° het oprichtings decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 11/06/2004 numac 2004035909 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap sluiten : het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 11/06/2004 numac 2004035909 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Afdeling 2. - Bevoegdheden van het Raadgevend Comité
Art. 3.§ 1. Het comité adviseert de leidend ambtenaar over de beleidsvoorbereiding, -uitvoering en -evaluatie conform de missie en de taken van het agentschap, vermeld in hoofdstuk III van het oprichtings decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 11/06/2004 numac 2004035909 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap sluiten. Het kan dus advies verstrekken over alle aangelegenheden die van belang zijn voor de uitvoering van de taken van het agentschap, vermeld in de beheersovereenkomst die gesloten is tussen de minister en het agentschap. § 2. Het comité heeft de opdracht om advies te verstrekken over : 1° de hoofdlijnen van het beleid van het agentschap, onder meer de opmaak van de beheersovereenkomst en de jaarlijkse opvolging ervan via het ondernemingsplan;2° de totstandkoming van de begrotingsvoorstellen en -uitvoering;3° de totstandkoming van opheffende, wijzigende en nieuwe regelgeving, in het bijzonder over de beoordeling van de administratieve lasten, de reguleringsimpact en de beheerskosten. Dossiers van individuele voorzieningen kunnen niet besproken worden in het comité. Dossiers van individuele personen worden alleen besproken in toepassing van artikel 19 van het reglement. Afdeling 3. - Voorzitterschap
Art. 4.De voorzitter van het comité zit het comité voor. Als de voorzitter afwezig is, zit de oudste in leeftijd van de aanwezige ondervoorzitters de vergadering van het comité voor. Als de ondervoorzitters allebei afwezig zijn, wordt het voorzitterschap waargenomen door het effectieve lid met de hoogste leeftijd. De plaatsvervanger van het effectieve lid die ondervoorzitter is, kan de functie van ondervoorzitter niet waarnemen.
Art. 5.De voorzitter : 1° legt de plaats, het tijdstip en de agenda van de vergaderingen vast in overleg met de leidend ambtenaar en nodigt overeenkomstig artikel 12, § 2 tot en met § 4, de leden van het comité, en overeenkomstig artikel 18, § 2, in voorkomend geval deskundigen en andere personen uit voor de vergadering;2° ontvangt de verzoeken tot bijeenroeping van de vergadering van het comité, vermeld in artikel 13;3° opent en sluit de vergadering, leidt de besprekingen, ziet erop toe dat ze waardig verlopen, handhaaft de orde in de vergadering en verleent of ontneemt het woord;4° verklaart adviezen rechtsgeldig en bezorgt ze aan de leidend ambtenaar overeenkomstig artikel 16, § 1;5° regelt de werkzaamheden van het comité, samen met de secretaris;6° verzoekt de overeenkomstig artikel 18, § 2, uitgenodigde personen om aan bepaalde gedeelten van de vergadering niet deel te nemen;7° bepaalt bij aanvang van elke vergadering of het comité geldig kan vergaderen;8° vertegenwoordigt het comité ten opzichte van de overheid en derden, licht het standpunt van het comité toe op objectieve wijze, conform de uitgebrachte adviezen en met inbegrip van de eventuele minderheidsstandpunten;9° ondertekent de briefwisseling, de verslagen en de adviezen;10° stelt vast in welk geval een lid om deontologische redenen als ontslagnemend wordt beschouwd, licht de betrokkene erover in en ontvangt in voorkomend geval zijn beroepsaanvraag. Afdeling 4. - Leden
Art. 6.De leden van het comité of bij hun afwezigheid hun plaatsvervangers hebben het recht om : 1° alle werkzaamheden in het kader van de werking van het comité bij te wonen;2° deel te nemen aan de beraadslaging over de uit te brengen adviezen;3° zich inzake deontologische kwesties die henzelf betreffen zowel schriftelijk als mondeling te verdedigen;4° aan het comité op gemotiveerde wijze voorstellen te formuleren om personen als vermeld in artikel 18, § 2, uit te nodigen om deel te nemen aan de vergadering;5° voor hun werkzaamheden in het kader van het comité een beroep te doen op de secretaris van het comité.
Art. 7.Het comité dient een voorstel tot ontslag van een lid in bij de minister als : 1° het lid gedurende een periode van meer dan een jaar kennelijk niet meer in staat is de vergaderingen bij te wonen;2° het lid zonder voorafgaande kennisgeving drie opeenvolgende keren de vergaderingen niet bijwoont waarvoor hij is uitgenodigd;3° het lid activiteiten verricht of functies vervult die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap of die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben;4° over het lid overeenkomstig artikel 19, § 3, een advies tot ontslag werd uitgebracht. Afdeling 5. - Bureau
Art. 8.§ 1. Het bureau telt vijf leden en is samengesteld uit de voorzitter, de twee ondervoorzitters en twee andere door het comité aan te wijzen leden van het comité. Het bureau bestaat, zonder de voorzitter, uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de gebruikers en de voorzieningen. § 2. De voorzitter oefent zijn taken en bevoegdheden, vermeld in artikel 5, ook uit in het bureau.
Art. 9.Het bureau bereidt de agenda en werkzaamheden van het comité voor. De vergadering van het bureau vindt in principe plaats veertien dagen voor de vergadering van het comité. De uitnodiging en de stukken van het bureau worden verzonden overeenkomstig artikel 12, § 2 tot en met § 4. De verslaggeving over en de archivering van de werkzaamheden van het bureau vinden plaats overeenkomstig afdeling 10 en 11.
Art. 10.§ 1. Als een lid van het bureau verhinderd is om een vergadering van het bureau bij te wonen, kan dat lid voor die vergadering niet worden vervangen. Bij langdurige afwezigheid van een lid kan het comité uit zijn effectieve leden een vervanger aanwijzen. § 2. De leidend ambtenaar en de door hem aangewezen personeelsleden wonen de vergaderingen van het bureau bij. § 3. Daarnaast kan het bureau andere leden van het comité uitnodigen om bepaalde agendapunten te behandelen. Afdeling 6. - Secretariaat
Art. 11.De leidend ambtenaar zorgt voor de administratieve, logistieke en inhoudelijke ondersteuning van het comité en het bureau, en wijst na overleg met de voorzitter de secretaris van het comité aan. Afdeling 7. - Totstandkoming van de agenda
Art. 12.§ 1. Een agendapunt wordt op het comité geagendeerd op initiatief van de voorzitter of op verzoek van ten minste een vijfde van de effectieve leden. § 2. Behalve in spoedeisende gevallen worden de uitnodigingen ten minste zes kalenderdagen voor de dag van de vergadering door het secretariaat verzonden. De uitnodigingen vermelden de plaats, het uur en de agenda van de vergadering. De voorbereidende stukken en het voorlopige verslag van de vorige vergadering worden zo veel mogelijk bij de uitnodigingen gevoegd. § 3. De uitnodigingen en stukken voor de vergaderingen van het comité worden zowel in elektronische als in papieren vorm verstuurd naar de effectieve leden van het comité, maar alleen in elektronische vorm naar de plaatsvervangende leden van het comité. De uitnodigingen en stukken voor de vergaderingen van het bureau worden zowel in elektronische als in papieren vorm verstuurd naar de leden van het bureau. § 4. In spoedeisende gevallen, vastgesteld door de voorzitter, zal elk lid van het comité op de meest passende wijze uitgenodigd worden.
Art. 13.Het comité vergadert ten minste acht keer per jaar op uitnodiging van de voorzitter. Het comité komt ook samen op verzoek van de leidend ambtenaar of van ten minste een vijfde van de effectieve leden.
Art. 14.De deelnemers aan de vergadering van het comité ondertekenen een presentielijst. Een lid dat een vergadering niet kan bijwonen, deelt dat uiterlijk de dag vóór de vergadering via e-mail mee aan het secretariaat. Als een lid in extremis verhinderd is, moet hij het secretariaat daarvan, behalve in geval van overmacht, op de hoogte brengen vóór de vergadering, opdat die kennisgeving als geldig kan worden beschouwd. Afdeling 8. - Procedure voor de besluitvorming
Art. 15.§ 1. Het comité kan alleen adviezen uitbrengen als de helft plus één van de leden de vergadering bijwonen. Als dit quorum niet bereikt is, dan kan het comité binnen acht kalenderdagen over dezelfde agenda geldig beraadslagen en een geldig advies uitbrengen, ongeacht het aantal aanwezige leden. § 2. Het comité beraadslaagt collegiaal over de uit te brengen adviezen en beslist in consensus. § 3. Als er geen consensus bereikt kan worden, wordt de stemmenverhouding in het advies vermeld. Onder uitgebrachte stemmen worden de stemmen voor en tegen verstaan. Elk lid heeft één stem. Er kan niet bij volmacht of bij brief worden gestemd.
Op verzoek van het betrokken lid wordt zijn minderheidsstandpunt in het advies opgenomen. § 4. Bij staking van stemmen worden beide standpunten opgenomen in het uitgebrachte advies.
Art. 16.§ 1. De adviezen van het comité zijn geldig na goedkeuring van het verslag van de vergadering waarin ze zijn geformuleerd. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter een advies onmiddellijk geldig verklaren en het aan de leidend ambtenaar bezorgen. § 2. Het comité richt zijn advies aan de leidend ambtenaar. De leidend ambtenaar bezorgt het advies van het comité altijd aan de minister, al dan niet met het bijgevoegde standpunt van het agentschap.
Art. 17.De leidend ambtenaar brengt het comité stelselmatig op de hoogte van de aan de minister doorgestuurde adviezen en van het gevolg dat aan de uitgebrachte adviezen werd en wordt gegeven.
Art. 18.§ 1. De leidend ambtenaar en de door hem aangewezen personeelsleden van het agentschap wonen de vergaderingen van het comité bij, maar zij beschikken niet over stemrecht. § 2. Het comité kan voor de behandeling van bepaalde agendapunten deskundigen of andere bevoegde personen uitnodigen. Afdeling 9. - Deontologie
Art. 19.§ 1. De leden en hun plaatsvervangers : 1° blijven niet zonder voorafgaande kennisgeving afwezig op de vergaderingen van het comité;2° verstrekken publiekelijk geen inlichtingen over de behandelde dossiers of de gevoerde debatten.Ze kunnen met de diensten die ze vertegenwoordigen, wel overleg plegen over de behandelde onderwerpen; 3° maken de adviezen niet bekend of duiden ze niet vooraleer de kennisgeving ervan door de leidend ambtenaar aan de minister heeft plaatsgevonden overeenkomstig de bepalingen van dit reglement;4° zijn niet aanwezig bij een beraadslaging als ze daarbij rechtstreeks belang hebben, hetzij persoonlijk, hetzij als lasthebber, of als bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad daarbij een rechtstreeks en persoonlijk belang hebben;5° treden niet op als advocaat, notaris, lasthebber of gerechtelijk expert in een gerechtelijke procedure waarbij het agentschap betrokken is. § 2. Klachten op het vlak van deontologie worden behandeld door het comité en de beslissing erover wordt bij meerderheid van stemmen genomen. § 3. Nadat de voorzitter heeft vastgesteld dat een lid om deontologische redenen als ontslagnemend wordt beschouwd, licht hij de betrokkene daarover in en hoort hij de betrokkene. De voorzitter maakt op basis daarvan in voorkomend geval een advies tot ontslag op. Het betrokken lid beschikt na de ontvangst van het advies tot ontslag over een termijn van twintig dagen om een bezwaarschrift in te dienen bij de voorzitter. De voorzitter plaatst dat bezwaar ambtshalve op de agenda van de eerstvolgende vergadering van het comité.
Bij gebrek aan een bezwaar binnen de gestelde termijn wordt het advies tot ontslag door de voorzitter voorgelegd aan het comité. Het betrokken lid kan zich laten bijstaan door een raadsman. Als het comité het advies tot ontslag bevestigt, overhandigt de voorzitter het advies aan de leidend ambtenaar die het aan de minister bezorgt. § 4. Een lid van het comité dat zich in een situatie bevindt als vermeld in paragraaf 1 of artikel 7, brengt de voorzitter daarvan onmiddellijk op de hoogte en neemt in overleg met de voorzitter de best passende houding ter zake aan. Afdeling 10. - Organisatie van de verslaggeving
Art. 20.De secretaris stelt de voorlopige verslagen van de vergaderingen op, met inbegrip van de uitgebrachte adviezen en beslissingen. De verslagen bevatten ook een samenvatting van de besprekingen en het besluit over elk agendapunt. Bovendien bevatten ze de elementen waarvan een lid vraagt om ze te notuleren. De secretaris bezorgt de voorlopige verslagen overeenkomstig artikel 12, § 2, aan de leden en aan de voorzitter om ze door hen te laten goedkeuren. Tijdens de volgende vergadering keuren de leden de voorlopige verslagen goed of stellen ze wijzigingen erin voor. In spoedeisende gevallen kan aan de leden gevraagd worden om de voorlopige verslagen schriftelijk of elektronisch goed te keuren of te amenderen binnen een realistische termijn. Amendementen op adviezen worden altijd op de vergadering besproken.
Art. 21.Het definitief goedgekeurde en ondertekende verslag en de bijbehorende adviezen worden opgenomen in het archief. Aan de leidend ambtenaar wordt een kopie bezorgd. Afdeling 11. - Organisatie van de archivering
Art. 22.Het archief bevat duplicaten van de uitnodigingen, de ingediende documenten, de voorlopige en definitieve adviezen en verslagen van de vergaderingen en andere belangrijke documenten.
Art. 23.De definitieve adviezen en verslagen van het comité zijn beschikbaar na kennisgeving ervan door de leidend ambtenaar aan de minister. Afdeling 12. - Jaarlijkse verslaggeving
Art. 24.Het comité maakt een jaarverslag op van zijn werkzaamheden.
Dat wordt vóór 1 juli van het jaar na het jaar waarop het betrekking heeft, naar de minister gestuurd. Dit verslag wordt samen met het jaarverslag van het agentschap gepubliceerd. Afdeling 13. - Subcommissies : permanente en tijdelijke werkgroepen
Art. 25.§ 1. In het comité kunnen in akkoord met de leidend ambtenaar permanente en tijdelijke werkgroepen worden opgericht om adviezen van het comité voor te bereiden. De opdracht van de permanente en de tijdelijke werkgroepen wordt in consensus tussen de leidend ambtenaar en het comité vastgesteld en duidelijk omschreven. Op voordracht van het bureau stelt het comité de samenstelling van de permanente en tijdelijke werkgroep voor. De leidend ambtenaar stelt de voorzitter en de leden ervan aan. § 2. In elke werkgroep is de administratie van het agentschap vertegenwoordigd, naast minstens één lid van het comité. § 3. Elke werkgroep kan een beroep doen op de diensten van het agentschap om zijn opdracht te vervullen op voorwaarde dat de leidend ambtenaar daarmee akkoord gaat. De leidend ambtenaar organiseert het secretariaat van de werkgroep. § 4. De permanente werkgroep brengt schriftelijk verslag uit aan het comité over zijn opdracht. Dat verslag wordt gericht aan de voorzitter van het comité en bevat op verzoek van minstens één lid ook de minderheidsstandpunten. Het bureau of het comité bepaalt de wijze waarop de permanente werkgroep tussentijds moet rapporteren over zijn werkzaamheden. § 5. De tijdelijke werkgroep brengt schriftelijk verslag uit aan het comité of, in voorkomend geval, aan de permanente werkgroep waaronder hij ressorteert over zijn opdracht. Het verslag wordt gericht aan de voorzitter van het comité of, in voorkomend geval, aan de voorzitter van de permanente werkgroep, en bevat op verzoek van minstens één lid ook de minderheidsstandpunten. Het bureau bepaalt de wijze waarop de tijdelijke werkgroep tussentijds moet rapporteren over zijn werkzaamheden. § 6. Al dan niet op voorstel van het comité kan de leidend ambtenaar op elk moment, bij gemotiveerde beslissing en na overleg met het comité, de werkzaamheden van een werkgroep stopzetten of de opdracht ervan wijzigen. Afdeling 14. - Aanpassing van het huishoudelijk reglement
Art. 26.Wijzigingen in dit huishoudelijk reglement worden op schriftelijk, met redenen omkleed verzoek van ten minste een vijfde van de effectieve leden van het comité door het comité bij gewone meerderheid van stemmen goedgekeurd. Het gewijzigd ontwerp van huishoudelijk reglement wordt door de minister ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Afdeling 15. - Overige bepalingen
Art. 27.Over gevallen die niet in het huishoudelijk reglement zijn bepaald en waarover op de zitting een beslissing genomen moet worden, beslist het comité bij gewone meerderheid van stemmen.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Raadgevend Comité bij het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Brussel, 21 mei 2010.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN