Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 april 2007
gepubliceerd op 18 juni 2007

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen

bron
vlaamse overheid
numac
2007035669
pub.
18/06/2007
prom.
20/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/20/2007035669/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 APRIL 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 24, eerste lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 februari 2007;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 1 maart 2007;

Gelet op het advies nr. 42.442/3 van de Raad van State, gegeven op 19 maart 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Aan artikel 1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van de elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, gewijzigd bij besluit van 8 juli 2005, wordt een punt 15° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 15° korte-omloop-hout : hout van snelgroeiende houtachtige gewassen waarbij de bovengrondse biomassa periodiek tot maximaal 8 jaar na de aanplanting of na de vorige oogst, in zijn totaliteit wordt geoogst. »

Art. 2.In artikel 2, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « binnen een maand » vervangen door de woorden « binnen twee maanden ».

Art. 3.Aan artikel 2, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende zinnen toegevoegd : « Die termijn kan op eenvoudig verzoek van de aanvrager verlengd worden tot maximaal drie jaar. Als het aanvraagdossier betrekking heeft op een installatie die nog niet in werking is, geeft de VREG in die brief op basis van de meegedeelde gegevens een verduidelijking over de uit te voeren metingen en de bepaling van het aantal toe te kennen groenestroomcertificaten. »

Art. 4.In artikel 2, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « binnen twee maanden » vervangen door de woorden « binnen een maand ».

Art. 5.Artikel 3, laatste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « De eerste groenestroomcertificaten worden toegekend op basis van de elektriciteit die is geproduceerd vanaf de datum van het volledige keuringsverslag of vanaf de eerste dag van de maand waarin het aanvraagdossier werd goedgekeurd voor installaties die minder dan 100 000 kWh per jaar produceren. »

Art. 6.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 11.Voor productie-installaties die in het Vlaamse Gewest elektriciteit opwekken uit biomassa die ingevoerd wordt in België, kent de VREG groenestroomcertificaten toe voor de opgewekte hoeveelheid elektriciteit, verminderd met het elektriciteitsverbruik of het equivalente elektriciteitsverbruik voor het transport van de ingevoerde biomassa tot aan de grens van het Vlaamse Gewest.

Als voor dat transport andere energiebronnen dan elektriciteit gebruikt worden, wordt het equivalente elektriciteitsverbruik berekend door de VREG als de elektriciteit die in een referentiecentrale met dezelfde hoeveelheid energie opgewekt kan worden.

De VREG brengt de equivalente elektriciteitsafname voor niet-elektrisch transport niet in mindering van de geproduceerde elektriciteit, voor zover de certificaatgerechtigde aantoont dat voor het transport brandstoffen uit hernieuwbare energiebronnen worden gebruikt.

Voor productie-installaties, als vermeld in het eerste lid, waarvan bij het transport van de biomassa andere energiebronnen dan elektriciteit gebruikt worden en waarvan de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten goedgekeurd werd vóór 1 juni 2007, zal de VREG de beslissing tot toekenning van groenestroomcertificaten aan de installatie in kwestie zo aanpassen dat vanaf 1 juni 2007 bij de bepaling van het maandelijks toe te kennen aantal groenestroomcertificaten rekening gehouden wordt met de regeling, vermeld in het tweede lid. »

Art. 7.In artikel 12, § 2, van hetzelfde besluit wordt het laatste lid vervangen door wat volgt : « De VREG brengt de elektriciteitsafname of de equivalente elektriciteitsafname van de utiliteitsvoorzieningen niet in mindering van de elektriciteit, geproduceerd uit mest, afval of afvalwater, voor zover de certificaatgerechtigde aantoont dat een overeenkomstig energieverbruik ook vereist is bij de toepassing van de best beschikbare techniek voor de verwerking of noodzakelijke behandeling van mest, afval of afvalwater.

De VREG brengt de equivalente elektriciteitsafname van de niet-elektrische utiliteitsvoorzieningen niet in mindering van de geproduceerde elektriciteit voor zover de certificaatgerechtigde aantoont dat de utiliteitsvoorzieningen met brandstoffen uit hernieuwbare energiebronnen worden gevoed.

Voor productie-installaties waarvan de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten goedgekeurd werd voor 1 juni 2007, moet de certificaatgerechtigde voor 1 december 2007 aan de VREG in voorkomend geval schriftelijk het bewijs voorleggen dat voor de niet-elektrische utiliteitsvoorzieningen brandstoffen uit hernieuwbare energiebronnen aangewend worden. De VREG zal op basis daarvan de beslissing tot toekenning van groenestroomcertificaten aan de betrokken installatie zo aanpassen dat vanaf 1 juni 2007 bij de bepaling van het maandelijks toe te kennen aantal groenestroomcertificaten rekening gehouden wordt met de regeling, vermeld in het tweede lid.

De VREG kan een uniforme aanpak voorstellen per hernieuwbare energiebron om de netto geproduceerde elektriciteit te berekenen en om het gebruik van brandstoffen uit hernieuwbare energiebronnen aan te tonen. »

Art. 8.In artikel 15, § 1, 7°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van 8 juli 2005, wordt punt a) vervangen door wat volgt : « a) producten, bestaande uit plantaardige materialen of delen daarvan van landbouw of bosbouw, met uitzondering van houtstromen die niet behoren tot a)bis , a)ter, c) of d) en die gebruikt worden in een installatie waarvoor de stedenbouwkundige en de milieuvergunningsaanvraag werden ingediend na 1 juni 2007; a)bis korte-omloop-hout; a)ter houtstromen die niet gebruikt worden als industriële grondstof; ».

Art. 9.In artikel 19, § 1, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Onafhankelijk van het uiteindelijk bepaalde aansluitingspunt, blijven de kosten voor de aanvrager in elk geval beperkt tot de aansluitingskosten, berekend voor het geval dat de aansluiting gemaakt zou worden op het dichtstbijzijnde punt van het bestaande net op een spanning van minder dan 1 kV als het aansluitingsvermogen kleiner is dan 250 kVA, op een spanning groter dan of gelijk aan 1 kV en kleiner dan 30 kV als het aansluitingsvermogen groter is dan of gelijk is aan 250 kVA en kleiner is dan 25 MVA, op een spanningsniveau van 30 kV of meer als het aansluitingsvermogen 25 MVA of meer bedraagt. Het verschil tussen de te betalen aansluitingskost en de werkelijke aansluitingskost, wordt gedragen door de netbeheerder op wiens net de aansluiting gerealiseerd wordt. De kosten die hierdoor ten laste gelegd worden van de netbeheerder, worden beschouwd als kosten tengevolge van de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerder als netbeheerder. »

Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 april 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

^