gepubliceerd op 20 september 2002
Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan 2002 "Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit"
19 JULI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan 2002 "Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit"
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 28 december 1994, 5 april 1995, 25 maart 1996, het bijzondere decreet van 24 juli 1996, de bijzondere wet van 4 december 1996, de bijzondere decreten van 15 juli 1997 en 14 juli 1998, de bijzondere wetten van 8 februari 1999 en 19 maart 1999 en het bijzonder decreet van 18 mei 1999;
Gelet op het decreet van 21 december 2001 houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit, inzonderheid op de artikelen 55 tot en met 58 betreffende de controle op de aanwending van de toelagen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën over het budgettair implementatieplan ter operationalisering van het voorliggende ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 18 juli 2002;
Overwegende het VESOC-actieplan 2002 'Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit' van 13 mei 2002;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begrippen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor werkgelegenheid;2° de administratie : de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° STC : sub-regionaal tewerkstellingscomité zoals bedoeld bij artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;4° BNCTO : Brussels Nederlands Comité voor Tewerkstelling en Opleiding waarvan de opdracht, bevoegdheid en samenstelling worden geregeld op basis van het samenwerkingsakkoord van 4 april 1996 tussen de Vlaamse regering en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;5° STC-Coördinatieteam : het team zoals bedoeld bij artikel 20, §4 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;6° allochtonen : legaal in België verblijvende burgers met een socio-culturele herkomst, teruggaand op een ander land, die al dan niet Belg geworden zijn en ofwel in het kader van gastarbeid en volgmigratie naar ons land gekomen zijn, ofwel het statuut van ontvankelijk verklaarde asielzoeker of van vluchteling hebben verkregen, ofwel door regularisatie recht op verblijf in België hebben verworven, of elke als allochtoon geregistreerde persoon binnen een door het VESOC goedgekeurde registratiemethode;7° arbeidsgehandicapten : personen met of een VFSIPH-nummer, en/of ten hoogste een diploma BuSO, en/of bij de VDAB ingeschreven staan als beperkt of zeer beperkt arbeidsgeschikt, of elke als arbeidsgehandicapte geregistreerde persoon binnen een door het VESOC goedgekeurde registratiemethode;8° ouder wordende werknemers en werkzoekenden : 45- tot 64- jarigen 9° laaggeschoolden : personen met maximaal een diploma van het lager secundair onderwijs, of afgestudeerden van middenstandsopleidingen, of houders van een niet erkend buitenlands diploma;10° kansengroepen : categorieën van personen waarbij de werkzaamheidsgraad, zijnde het procentueel aandeel van de personen uit de betrokken categorie op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) die effectief werken, lager ligt dan het gemiddelde bij de totale Vlaamse beroepsbevolking. HOOFDSTUK II. - Algemeen
Art. 2.Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten voor de uitvoering van het Vlaams Actieplan Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, zoals overeengekomen tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners, kunnen subsidies en werkingsmiddelen worden toegekend aan de aanvragers die voldoen aan de in hoofdstuk 3, 4 en 5 van dit besluit gestelde voorwaarden. HOOFDSTUK III. - Ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van een diversiteitsplan in ondernemingen en instellingen
Art. 3.De inhoud van een diversiteitsplan § 1. Een diversiteitsplan is een geheel van maatregelen en acties, met oog voor het managen van verschil, die op een planmatige manier direct en indirect discriminerende drempels wegnemen en/of voorzieningen scheppen waardoor de verticale en horizontale mobiliteit van leden van de kansengroepen op de bedrijfsinterne en -externe arbeidsmarkt worden vergroot en hun voortijdige uitstroomkansen worden verminderd, met het oog op hun evenredige en volwaardige participatie in alle afdelingen en functies van de organisatie, zonder evenwel de relevante technisch-instrumentele functievereisten te verlagen. § 2. Onder planmatig werken wordt het hanteren van minimaal een vierstappenaanpak verstaan, wat het volgende inhoudt : - probleemdetectie aan de hand van een controlelijst; - bepalen van de oorzaken van het probleem; - vastleggen van een oplossingsstrategie; - uitvoeren, evalueren en dissemineren van de gekozen aanpak. § 3. Onder verticale mobiliteit wordt de toegang tot en de doorstroming of promotie binnen de arbeidsorganisatie verstaan. § 4. Onder horizontale mobiliteit wordt de mogelijkheid verstaan om op basis van kwalificaties binnen elke afdeling van een arbeidsorganisatie werkzaam te zijn zonder geconfronteerd te worden met enige vorm van directe of indirecte discriminatie, ongeacht geslacht, zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, handicap of fysieke eigenschap. § 5. Onder indirecte discriminatie worden ogenschijnlijk neutrale gedragingen, procedures en structuren verstaan die niet de bedoeling hebben om bepaalde individuen en/of groepen te discrimineren, maar die in hun uitwerking stelselmatig nadelig uitvallen voor bepaalde individuen en/of groepen. § 6. Het actieplan omvat één of meer van de volgende maatregelen en acties : doorlichten en optimaliseren van het selectie- en wervingsbeleid; doorlichten en optimaliseren van het onthaalbeleid; het organiseren van coaching en interne begeleiding voor nieuwe medewerkers uit de kansengroepen; het (laten) organiseren van taalopleidingen, taalstages of cursussen Nederlands op de werkvloer; het (laten) organiseren van trainingen of opleidingen rond interculturele communicatie, het managen van verschillen, het tegengaan van alledaags racisme op de werkvloer; het (laten) organiseren van opleidingen gericht op de horizontale of verticale doorstroom van leden van de kansengroepen binnen de organisatie; het opzetten van nieuwe rekruteringskanalen, gekoppeld aan actieve wervingsinspanningen gericht op leden van de kansengroepen; voorzien in begeleide, additionele stage- of werkervaringsplaatsen voor leden van de kansengroepen; functioneren als voorbeeldonderneming binnen een regio en/of sector; in samenhang met minstens één van de hiervoor genoemde acties, voorzien in een (project)structuur voor het verbreden van het draagvlak en voor het opvolgen en sturen van het beleid van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname. § 7. Ieder actieplan voorziet daarnaast in de begeleide afname van de DIVA-audit in de loop van de laatste drie maanden van de looptijd van het actieplan, met het oog op continuering van het diversiteitsbeleid na afloop van de subsidieperiode. § 8. Het actieplan omvat concrete objectieven (aantallen of een percentage personen) omtrent instroom, doorstroom of opleiding (o.a. ter voorkoming van voortijdige uitstroom) van leden van de kansengroepen.
Art. 4.De begunstigden § 1. Begunstigden zijn ondernemingen,(openbare) instellingen, andere arbeidsorganisaties uit de profit en non-profit sector. Daarbij wordt gestreefd naar een evenwicht tussen profit en non-profit, waarbij de klemtoon ligt op de profitsector zonder evenwel de engagementen rond diversiteit uit de afgesloten sectorconvenants te hypothekeren. § 2.Uitgesloten van subsidie zijn gemeentelijke of provinciale actieplannen, die betrekking hebben op het globale (personeels)beleid van een gemeente of O.C.M.W., of van een provincie.
Art. 5.De subsidievoorwaarden § 1. De aanvragers, zoals bedoeld in artikel 4 en onder de voorwaarden van artikel 3, dienen : - zich te engageren tot een continuering van het beleid van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname na de subsidieperiode; - een diversiteitsplan voor te leggen, geadviseerd door het STC van hun regio; - in cofinanciering te voorzien. § 2. De aanvragers hebben nog geen subsidie ontvangen voor een positieve actieplan allochtonen, voor een actieplan 'Evenredige arbeidsdeelname en diversiteit', voor een TRIVISI-leerproject of voor een Zilverpasplan. § 3. De aanvragers dienen een aanvraag in bij het bevoegde STC of bij de administratie Werkgelegenheid, die in dat geval de aanvraag overmaakt aan het betrokken STC. Het STC beoordeelt de aanvraag en maakt zijn advies over aan de administratie binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag en uiterlijk op 15 oktober 2002. De administratie beoordeelt eveneens de aanvraag binnen de veertien dagen na ontvangst. Beide adviezen worden via de administratie aan de minister overgemaakt. De minister beslist over de toekenning van de subsidie, waarbij minstens één positief advies als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. § 4. Voor de aanvragers die niet onder één STC ressorteren verloopt de procedure als volgt : Ze dienen een aanvraag in bij de administratie Werkgelegenheid. De administratie legt het dossier ter advies voor aan de vertegenwoordigers van de sociale partners en maakt dit advies, samen met het advies van de administratie, ten laatste binnen de dertig dagen na ontvangst en uiterlijk op 19 oktober 2002 over aan de minister. De minister beslist over de toekenning van de subsidie, waarbij minstens één positief advies als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. § 5. Een diversiteitsplan heeft een looptijd van minimum 6 en maximum 24 maanden. Zesmaandelijks wordt gerapporteerd aan de administratie Werkgelegenheid, met kopie aan het STC van de regio over de globale uitvoering van het plan, de stand van zaken en de knelpunten. De administratie maakt een samenvattende tussentijdse rapportering over aan de minister. § 6. Op basis van een inhoudelijk eindrapport, een financieel verantwoordingsrapport en een advies door het STC wordt de toegekende subsidie na afloop van de actie daadwerkelijk toegekend. § 7. Ingeval een subsidie wordt toegekend, heeft de aanvrager recht op een tussenkomst van 2/3 in de gedane uitgaven met betrekking tot het diversiteitsplan, met een maximum van 12.350 EUR. Voor financiering komen loonkosten en werkingsmiddelen ter uitvoering van het actieplan in aanmerking. Enkel de kosten die voortvloeien uit de voorbereiding en uitvoering van de specifieke acties voorzien in het diversiteitsplan komen voor subsidie in aanmerking. Komen derhalve niet in aanmerking voor subsidie : - de loutere inschakeling van leden van de kansengroepen in het productieproces; de subsidie kan niet aangewend worden als inschakelingpremie; - de aanschaf van algemene investeringsgoederen; - algemene technische opleidingen voor het personeel. § 8. Alle kosten dienen bewezen te worden, en de subsidie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere betoelaging voor dezelfde loonkosten en werkingsmiddelen. Als voorwaarde voor betaling van de subsidie geldt tevens dat aangegeven is op welke wijze de werknemers via de geëigende kanalen geïnformeerd en betrokken zijn bij de opmaak en uitvoering van het diversiteitsplan. § 9. Het objectief op Vlaams niveau is voor 2002 bepaald op 225 nieuwe diversiteitsplannen, waarbij gestreefd wordt naar minstens 10 in hun uitvoering begeleide diversiteitsplannen per STC. Voor de realisatie van dit objectief wordt als richtbedrag 2 778 750 EUR voorzien. Mocht dit bedrag op 31 oktober 2002 niet uitgeput zijn, dan kan het worden aangewend voor diversiteitsprojecten (zie hoofdstuk 5). Bij dreigende overschrijding van het richtbedrag voor diversiteitsplannen, stelt de administratie in overleg met de sociale partners een gemotiveerde rangorde op van de 15 laatst ingediende subsidieaanvragen voor een diversiteitsplan, waarbij gestreefd wordt naar minstens 10 diversiteitsplannen per STC. HOOFDSTUK IV. - Ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van een beste praktijk in ondernemingen en instellingen
Art. 6.De inhoud van een beste praktijk § 1. Ter verdieping van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteitsmanagement binnen organisaties, worden 'beste praktijken' ontwikkeld in een aantal ondernemingen en instellingen. Om weerhouden te worden als 'beste praktijk' moet de onderneming of instelling : 1° een actieplan hebben opgestart in het kader van één van de vorige VESOC-actieplannen voor kansengroepen, of in het verleden bewezen inspanningen hebben geleverd rond gelijke kansen voor mannen en vrouwen of voor de integratie in de onderneming van arbeidsgehandicapten of oudere werknemers;2° haar ervaringen bekend maken en functioneren als voorbeeldonderneming binnen een regio en/of sector, en actief gebruik maken van (onderdelen van) de TRIVISI-producten;3° een diversiteitsplan opstellen dat voldoet aan alle voorwaarden gesteld onder de artikelen 3, 4 en 5 van dit besluit, met uitzondering van de voorwaarde onder artikel 5, § 2;4° het diversiteitsplan omvat daarnaast één of meerdere van de volgende acties : - optreden als peterbedrijf voor minstens één andere onderneming (die niet behoort tot de eigen juridische of economische bedrijfseenheid) die een beleid van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname opstart; - experimenteerruimte bieden voor het uittesten van nieuwe methodieken of trainingspakketten die de integratie van leden van de kansengroepen binnen de onderneming bevorderen; - meewerken aan de ontwikkeling of de verfijning van nieuwe methodieken of acties, inzonderheid voor de verdere concretisering van de TRIVISI-producten; - zelf twee andere ondernemingen aanbrengen die een diversiteitsplan opstarten; 5° het actieplan richt zich op een geïntegreerde wijze tot meerdere kansengroepen.
Art. 7.De begunstigden Begunstigden zijn ondernemingen,(openbare) instellingen, andere arbeidsorganisaties uit de profit en non-profit sector. Daarbij wordt gestreefd naar een evenwicht tussen profit en non-profit, waarbij de klemtoon ligt op de profitsector zonder evenwel de engagementen rond diversiteit uit de afgesloten sectorconvenants te hypothekeren.
Art. 8.De subsidievoorwaarden § 1. De aanvragers, zoals bedoeld in artikel 7 en onder de voorwaarden van artikel 6, dienen : - zich te engageren tot een continuering van het beleid van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname na de subsidieperiode; - een diversiteitsplan voor te leggen, geadviseerd door het STC van hun regio; - in cofinanciering te voorzien. § 2. De aanvragers dienen een aanvraag in bij het bevoegde STC of bij de administratie Werkgelegenheid, die in dat geval de aanvraag overmaakt aan het betrokken STC. Het STC beoordeelt de aanvraag en maakt zijn advies over aan de administratie binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag en uiterlijk op 15 oktober 2002. De administratie beoordeelt eveneens de aanvraag binnen de veertien dagen na ontvangst. Beide adviezen worden via de administratie aan de minister overgemaakt. De minister beslist over de toekenning van de subsidie, waarbij minstens één positief advies als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. § 3. Voor de aanvragers die niet onder één STC ressorteren verloopt de procedure als volgt. Ze dienen een aanvraag in bij de administratie Werkgelegenheid. De administratie legt het dossier ter advies voor aan de vertegenwoordigers van de sociale partners en maakt dit advies, samen met het advies van de administratie, ten laatste binnen de dertig dagen na ontvangst en uiterlijk op 19 oktober 2002 over aan de minister. De minister beslist over de toekenning van de subsidie, waarbij minstens één positief advies als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. § 4. Een beste praktijk heeft een looptijd van minimum 6 en maximum 24 maanden. Zesmaandelijks wordt gerapporteerd aan de administratie Werkgelegenheid, met kopie aan het STC van de regio, over de globale uitvoering van de beste praktijk, de stand van zaken en de knelpunten.
De administratie maakt een samenvattend tussentijds verslag over aan de minister. § 5. Op basis van een inhoudelijk eindrapport, een financieel verantwoordingsrapport en een advies door het STC wordt de toegekende subsidie na afloop van de actie daadwerkelijk toegekend. § 6. Ingeval een subsidie wordt toegekend, heeft de aanvrager recht op een tussenkomst van 1/2 in de gedane uitgaven met betrekking tot de beste praktijk, met een maximum van 6.175 EUR. Voor financiering komen loonkosten en werkingsmiddelen ter uitvoering van de beste praktijk in aanmerking. Enkel de kosten die voortvloeien uit de voorbereiding en uitvoering van de specifieke acties voorzien in de beste praktijk komen voor subsidie in aanmerking. Komen derhalve niet in aanmerking voor subsidie : - de loutere inschakeling van leden van de kansengroepen in het productieproces; de subsidie kan niet aangewend worden als inschakelingpremie; - de aanschaf van algemene investeringsgoederen; - algemene technische opleidingen voor het personeel. § 7. Alle kosten dienen bewezen te worden, en de subsidie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere betoelaging voor dezelfde loonkosten en werkingsmiddelen. Als voorwaarde voor betaling van de subsidie geldt tevens dat aangegeven is op welke wijze de werknemers via de geëigende kanalen geïnformeerd en betrokken zijn bij de opmaak en uitvoering van de beste praktijk. § 8. Het objectief op Vlaams niveau is voor 2002 bepaald op 25 nieuwe beste praktijken, waarbij gestreefd wordt naar minstens 1 in zijn uitvoering begeleide beste praktijk per STC. Voor de realisatie van dit objectief wordt als richtbedrag 154 375 EUR voorzien. Mocht dit bedrag op 31 oktober 2002 niet uitgeput zijn, dan kan het worden aangewend voor diversiteitsprojecten (zie hoofdstuk 5). Bij dreigende overschrijding van het richtbedrag voor beste praktijken, stelt de administratie in overleg met de sociale partners een gemotiveerde rangorde op van de 5 laatst ingediende subsidieaanvragen voor een beste praktijk, waarbij gestreefd wordt naar minstens 1 beste praktijk per STC. HOOFDSTUK V. - Ondersteuning bij het opstarten en uitvoeren van een diversiteitsproject
Art. 9.De inhoud van diversiteitsprojecten § 1. Diversiteitsprojecten dienen ter ondersteuning van de acties in de ondernemingen en sectoren. Ze hebben een experimenteel en/of innoverend karakter, moeten snel kunnen inspelen op gesignaleerde noden, één van hun componenten is steeds methodiekontwikkeling of verfijning, en ze situeren zich binnen de zes prioritaire actieterreinen en acties die aangegeven worden in de §§ 2-7 van dit artikel. § 2. Actieterrein 'Bevorderen van de samenwerking tussen ondernemingen, sociale partners en organisaties van de kansengroepen enerzijds en intermediairs anderzijds'. 1° Prioritaire acties zijn instroomprojecten uitgevoerd door een pool van samenwerkende ondernemingen, waarbij samengewerkt wordt met intermediairs.Het betreft hier een aantal experimenten die, in functie van organisatie op grotere schaal, geëvalueerd zullen worden.
Het kunnen o.m. volgende acties betreffen : - instroomacties van werkgeversorganisaties i.s.m. intermediairs; - instroomacties van (groepen van) bedrijven i.s.m. intermediairs.
De instroomacties gaan ook gepaard met een procesmatige benadering, waarbij rekening gehouden wordt met het integratieproces op de werkvloer. Deze acties kunnen dus gecombineerd worden met diversiteitsplannen. 2° De huidige protocols afgesloten tussen de Vlaamse overheid en de werkgeversorganisaties of intermediairs worden hernieuwd in functie van een doorgedreven aanpak inzake non-discriminatie en diversiteit in het kader van het optrekken van de werkzaamheidsgraad van kansengroepen.Dit via het bevorderen van instroomprojecten voor kansengroepen op de arbeidsmarkt. § 3. Actieterrein 'Ondersteuning uitvoering decreet evenredige participatie op de arbeidsmarkt'.
Prioritaire acties zijn : - versterking van de voorbeeldfunctie van de overheid o.m. door concretisering op administratie- en VOI-niveau van het positieve actieplan van het MVG voor allochtonen en arbeidsgehandicapten, door het ontwikkelen van aangepast vormings-, trainings- en sensibilisatiemateriaal, door doorlichting en optimalisering van de selectie-, wervings- en onthaalprocedure (met klemtoon op screening van de gebruikte tests op (culturele) bias), door instroomacties bij lokale besturen i.s.m. intermediairs; - versterken van de rol van de intermediairs in het beleid van evenredige arbeidsdeelname onder meer door het ontwikkelen van aangepaste instrumenten (brochures, vormings- en trainingspakketten). § 4. Actieterrein 'Versterken van de betrokkenheid bij het beleid van vertegenwoordigers van de georganiseerde kansengroepen'.
Prioritaire acties zijn : - consolideren, verbreden en verdiepen van de lopende engagementen en samenwerkingsprotocols; - versterken van de inhoudelijke ondersteuning van vertegenwoordigers van de kansengroepen, waardoor ze een zekere 'toetsingsbevoegdheid' kunnen uitoefenen. § 5. Actieterrein 'Vorming en training'.
Prioritaire acties zijn : - verdere concretisering van de producten van de TRIVISI-pioniersgroep 'Diversiteit'; - versterken van de samenwerking en ervaringsuitwisseling tussen sociale partners, intermediairs en vertegenwoordigers van de kansengroepen op het terrein vorming en training; - blinde vlekken in het opleidingsaanbod invullen (ontwikkeling nieuwe pakketten en modules); - met het ontwikkelde en in ontwikkeling zijnde materiaal een behoeftedekkkend aanbod voor regio's en sectoren ontwikkelen; - vorming rond de DIVA-audit; - vorming en training organiseren voor consulenten van de Lokale WerkWinkels. § 6. Actieterrein 'Sensibilisatie- en informatie, bevorderen van ervaringsuitwisseling'.
Prioritaire acties zijn : - bekendmaking TRIVISI-producten, van de mogelijkheden binnen het VESOC-actieplan 2002 en van het decreet van 24 april houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, via een sensibilisatiecampagne naar bedrijven; - regionale intervisie en ervaringsuitwisseling tussen en met ondernemingen, lokale besturen, (vertegenwoordigers van de) kansengroepen. § 7. Actieterrein 'Versterkte opvolging en monitoring van het beleid'.
Prioritaire acties zijn : - effectmeting van de aanpak in ondernemingen en instellingen tot op heden; - ontwikkelen en implementeren van (een set van) indicatoren om ( de evolutie van) de werkzaamheidsgraad van moeilijk te omschrijven kansengroepen in kaart te brengen.
Art. 10.Subsidievoorwaarden § 1. Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten voor de uitvoering van het Vlaams actieplan Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren kunnen subsidies worden toegekend aan de diversiteitsprojecten die passen binnen de prioritaire acties zoals vermeld in artikel 9 van dit besluit, voor zover zij voldoen aan de voorwaarden gesteld in de onderdelen 3.3 tot en met 3.6 van het bijgevoegde budgettaire implementatieplan ter operationalisering van dit besluit. § 2. Het maximumbedrag dat aan subsidies wordt toegekend voor het totaal van de posten ondersteuning van diversiteitsplannen, beste praktijken en diversiteitsprojecten samen bedraagt 3.854.397,38 EUR. HOOFDSTUK VI. - Toezicht en slotbepalingen
Art. 11.De personeelsleden van de afdeling Inspectie Werkgelegenheid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zijn gerechtigd om ter plaatse controle uit te oefenen op de aanwending van de toegekende gelden.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 19 juli 2002.
Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor werkgelegenheid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 juli 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT