Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 juli 2017
gepubliceerd op 18 oktober 2017

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten

bron
vlaamse overheid
numac
2017013299
pub.
18/10/2017
prom.
14/07/2017
ELI
eli/besluit/2017/07/14/2017013299/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JULI 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het jachtdecreet van 24 juli 1991, artikel 36;

Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, artikel 16septies, vierde, vijfde, zesde en achtste lid, 16duodecies en 16quindecies, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2014, artikel 47, vervangen bij het decreet van 19 juli 2002 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004, artikel 48, § 2, vervangen bij het decreet van 9 mei 2014 en gewijzigd bij het decreet van 27 januari 2017, en artikel 50decies, ingevoegd bij het decreet van 27 januari 2017;

Gelet op het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 8.1.3;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 1993 tot vaststelling van regelen betreffende de aanwijzing of erkenning en het beheer van de bosreservaten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 februari 2003 betreffende de natuurrichtplannen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de beheerplannen van bossen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies;

Gelet op het besluit van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de jacht kan worden uitgeoefend;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 betreffende de uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, gewijzigd bij de besluiten 4 december 2015, 27 november 2015, 15 juli 2016 en 16 december 2016;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 13 maart 2014;

Gelet op het gezamenlijk advies 2014/015 van de Minaraad en de SALV, gegeven op respectievelijk 24 april 2014 en 25 april 2014;

Gelet op het gezamenlijk advies 2017/003 van de Minaraad en de SALV, gegeven op respectievelijk 26 januari 2017 en 27 januari 2017;

Gelet op het advies 61.546/1 van de Raad van State, gegeven op 4 juli 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° agentschap: het Agentschap voor Natuur en Bos, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Natuur en Bos;2° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen: a) een aangetekende brief;b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;c) een elektronisch aangetekende zending;d) in voorkomend geval elektronische communicatie via een elektronisch loket van het agentschap 3° decreet van 21 oktober 1997: het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;4° minister: de Vlaamse minister bevoegd voor het natuurbehoud;5° terrein: een terrein dat beheerd wordt of zal worden ten behoeve van het natuurbehoud. HOOFDSTUK 2. - Het natuurbeheerplan Afdeling 1. - Vorm en inhoud van het natuurbeheerplan

Art. 2.§ 1. De beheerder van een terrein of zijn gevolmachtigde kan bij het agentschap een aanvraag tot goedkeuring van een natuurbeheerplan indienen.

Een of meer beheerders van terreinen kunnen een aanvraag tot goedkeuring van een gezamenlijk natuurbeheerplan indienen. Het gezamenlijk natuurbeheerplan heeft betrekking op terreinen die ecologisch een samenhangend geheel vormen. De aanvraag tot goedkeuring van het gezamenlijk natuurbeheerplan wordt ingediend door de gevolmachtigde. § 2. De gevolmachtigde, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid, voegt aan de aanvraag een volmacht of een verklaring op erewoord toe dat hij gevolmachtigd is om het natuurbeheerplan ter goedkeuring in te dienen. Alle correspondentie over het natuurbeheerplan verloopt via de gevolmachtigde. Als een andere gevolmachtigde wordt aangesteld, wordt een aangepaste volmacht of verklaring op erewoord aan het agentschap bezorgd. § 3. In de aanvraag wordt het ondertekend akkoord van de eigenaar, de mede-eigenaars of de houders van andere zakelijke rechten op het terrein of de terreinen in kwestie vermeld, voor zover die personen niet dezelfde zijn als de beheerder. Voor verpachte percelen wordt tevens het ondertekend akkoord van de pachter vermeld op de aanvraag. § 4. Voor de aanvraag voor goedkeuring van een natuurbeheerplan wordt gebruik gemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap. § 5. Als voor een terrein naast een natuurbeheerplan ook een beheersplan in het kader van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 wordt opgemaakt voor een onroerend goed of erfgoedlandschap, worden de beheersdoelstellingen in één plan geïntegreerd. In voorkomend geval wordt de procedure voor geïntegreerde beheersplannen vermeld in hoofdstuk 8, afdeling 3, van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 gevolgd. § 6. Wat de in dit besluit gebruikte termijnen in kalenderdagen betreft gelden de volgende regels: 1° de dag van de gebeurtenis die de termijn doet ingaan, wordt niet in de termijn begrepen, maar de vervaldag wordt wel inbegrepen;2° als de vervaldag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag verplaatst op de eerstvolgende werkdag;3° de termijnen die betrekking hebben op een bepaalde beslissing, gelden als termijnen van orde.Het gaat met name om de termijnen in artikel 4, vijfde lid, zesde lid, 3°, en zevende lid, 3°, artikel 7, § 2 en § 3, artikel 16, § 3, tweede lid, artikel 22, § 2, derde lid, en § 3, tweede lid, en artikel 32.

Art. 3.De inhoud van een natuurbeheerplan bestaat uit de volgende vijf delen: 1° deel 1: verkenning.Dit deel bevat een algemene beschrijving en een globaal kader voor de ecologische, de sociale en de economische functie, vermeld in artikel 16bis, § 1, tweede lid, 1° en 2°, van het decreet van 21 oktober 1997; 2° deel 2: inventaris.Dit deel bevat een meer gedetailleerde beschrijving van de bestaande toestand, vermeld in artikel 16bis, § 1, tweede lid, 1°, van het decreet van 21 oktober 1997; 3° deel 3: beheerdoelstellingen.Dit deel bevat de beheerdoelstellingen, vermeld in artikel 16bis, § 1, tweede lid, 3°, van het decreet van 21 oktober 1997; 4° deel 4: beheermaatregelen.Dit deel bevat beheermaatregelen die genomen zullen worden om de beheerdoelstellingen te realiseren, vermeld in artikel 16bis, § 1, tweede lid, 4°, van het decreet van 21 oktober 1997; 5° deel 5: opvolging.Dit deel bevat een beschrijving van de wijze waarop de realisatie van de beheerdoelstellingen zal worden opgevolgd en geëvalueerd, zoals vermeld in artikel 16bis, § 1, tweede lid, 5°, van het decreet van 21 oktober 1997.

De specifieke gegevens die in elk van die delen moeten worden opgenomen, worden vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. Afdeling 2. - Indiening, consultatie- en adviesronde en goedkeuring

van het natuurbeheerplan Onderafdeling 1. - Andere terreinen dan natuurdomeinen

Art. 4.Deel 1, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van dit besluit, wordt ingediend bij het agentschap.

Het agentschap gaat na of deel 1 volledig is en verzendt binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de indiening ervan met een beveiligde zending een ontvangstmelding met daarin een volledigheidsverklaring. Bij eventuele onvolkomenheden zendt het agentschap binnen een termijn van dertig kalenderdagen het dossier terug met opgave van de redenen van onvolledigheid.

Als binnen het terrein waarvoor het natuurbeheerplan wordt ingediend één of meerdere beschermde goederen als vermeld in artikel 2.1, 15°, of erfgoedlandschappen als vermeld in artikel 2.1, 25°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 liggen, vraagt het agentschap advies aan het Agentschap Onroerend Erfgoed. Dat advies wordt verleend binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesaanvraag. Als de termijn wordt overschreden, kan aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

Het agentschap beoordeelt deel 1 vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van dit besluit, op basis van de overeenstemming van de keuze voor één van de vier types terreinen, vermeld in artikel 16ter, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997, met de bepalingen van artikel 16ter, § 2, artikel 16quater, artikel 16quinquies en artikel 16sexies van het decreet van 21 oktober 1997 en aan de hand van de natuurstreefbeelden, vermeld in bijlage 3 bij dit besluit, die voor het type in aanmerking komen.

Binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de volledigheidsverklaring, vermeld in het tweede lid, neemt het agentschap een beslissing over deel 1. Het bezorgt die beslissing met een beveiligde zending aan de indiener.

In het geval van een onderhandse verkoopovereenkomst, in geval van verkoop uit de hand, gelden de volgende termijnen, in afwijking van het tweede en het vijfde lid: 1° deel 1 wordt ingediend binnen een termijn van dertig kalenderdagen na het afsluiten van de onderhandse verkoopovereenkomst;2° het agentschap gaat na of deel 1 volledig is en verzendt binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na de indiening ervan met een beveiligde zending een ontvangstmelding met daarin een volledigheidsverklaring.Bij eventuele onvolkomenheden zendt het agentschap binnen een termijn van vijftien kalenderdagen het dossier terug met opgave van de redenen van onvolledigheid; 3° binnen een termijn van negentig kalenderdagen na het afsluiten van de onderhandse verkoopovereenkomst neemt het agentschap een beslissing over deel 1. In het geval van een definitieve toewijzing, in geval van een openbare verkoop, gelden de volgende termijnen, in afwijking van het tweede en het vijfde lid: 1° deel 1 wordt ingediend binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de definitieve toewijzing;2° het agentschap gaat na of deel 1 volledig is en verzendt binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na de indiening ervan met een beveiligde zending een ontvangstmelding met daarin een volledigheidsverklaring.Bij eventuele onvolkomenheden zendt het agentschap binnen een termijn van vijftien kalenderdagen het dossier terug met opgave van de redenen van onvolledigheid; 3° binnen een termijn van negentig kalenderdagen na de definitieve toewijzing neemt het agentschap een beslissing over deel 1.

Art. 5.§ 1. Nadat het agentschap een gunstige beslissing heeft genomen over deel 1, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van dit besluit, worden de overige delen van het natuurbeheerplan, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2° tot en met 5°, gezamenlijk ingediend bij het agentschap. § 2. De indiening, vermeld in paragraaf 1, gebeurt in twee papieren exemplaren of in de vorm van een elektronisch dossier. Voor elke gemeente waarin een terrein ligt waarop het natuurbeheerplan betrekking heeft, wordt, in het geval de indiening op papier gebeurt, een extra papieren exemplaar toegevoegd.

Een elektronisch dossier, vermeld in het eerste en het tweede lid, voldoet aan de volgende kenmerken: 1° alle bestanden in het dossier moeten geopend en gelezen kunnen worden;2° alle bestanden in het dossier moeten virusvrij, kopieerbaar en afdrukbaar zijn;3° de resolutie van alle bestanden in het dossier moet toelaten dat het afdrukken ervan op het overeenkomstige papierformaat voldoende scherp is;4° het dossier wordt ingediend via een niet-overschrijfbare cd-rom, een elektronisch postbericht of een internettoepassing;5° als een document een handtekening vereist, bevat het document ofwel een gewone handtekening die vervolgens ingescand wordt, ofwel een elektronische handtekening. § 3. Het agentschap gaat na of de delen van het natuurbeheerplan, vermeld in paragraaf 1, volledig zijn. Het agentschap verzendt binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de indiening van de delen met een beveiligde zending een ontvangstmelding met daarin een volledigheidsverklaring. Bij eventuele onvolkomenheden zendt het agentschap binnen een termijn van dertig kalenderdagen met een beveiligde zending het dossier terug met opgave van de redenen van onvolledigheid.

Art. 6.§ 1. Na de kennisgeving van de volledigheidsverklaring, vermeld in artikel 5, § 3, wordt het ontwerp van natuurbeheerplan voor een terrein van type twee, type drie of type vier voor consultatie ter inzage gelegd bij het agentschap, bij de indiener, of op een door de indiener en het agentschap gezamenlijk te bepalen plaats in de omgeving van het terrein waarvoor het natuurbeheerplan wordt opgesteld. § 2. De indiener zorgt voor de aankondiging van de consultatie over het ontwerp van natuurbeheerplan binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving van de volledigheidsverklaring, vermeld in artikel 5, § 3. De aankondiging wordt bekendgemaakt op één van de volgende wijzen: 1° in minstens één regionale krant;2° via de gemeentelijke informatiekanalen;3° door middel van aanplakking op een duidelijk zichtbare wijze langs de toegangsweg of -wegen van het terrein in kwestie. De wijze van bekendmaking als vermeld in het eerste lid wordt nader bepaald in deel 1 van het natuurbeheerplan, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van dit besluit.

In de aankondiging, vermeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens vermeld: 1° de ligging en, in voorkomend geval, de naam van het terrein waarop het ontwerp van natuurbeheerplan betrekking heeft;2° de plaats waar en de uren waarop het ontwerp van natuurbeheerplan kan worden ingezien;3° de begin- en einddatum van de consultatieperiode.Die periode moet dertig kalenderdagen duren; 4° de mededeling dat gedurende de periode, vermeld in punt 3°, opmerkingen en bezwaren aan het agentschap kunnen worden gericht. § 3. Na de kennisgeving van de volledigheidsverklaring, vermeld in artikel 5, § 3, legt het agentschap het ontwerp van natuurbeheerplan ter advies voor: 1° voor een terrein van type vier of als in het natuurbeheerplan activiteiten zijn opgenomen waarvoor een vergunning vereist is die wordt afgeleverd door een college van burgemeester en schepenen: aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of gemeenten waarin het terrein waarop het natuurbeheerplan betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk ligt;2° voor een terrein van type een, type twee, type drie of type vier: aan de beheerder van de betrokken waterweg als de terreinen, waarvoor een natuurbeheerplan wordt opgemaakt, overlappen met een risico-overstromingsgebied, zoals opgenomen op kaarten en plannen opgesteld in uitvoering van de Europese overstromingsrichtlijn; 3° als binnen het terrein waarvoor het natuurbeheerplan wordt opgesteld, één of meer beschermde goederen als vermeld in artikel 2.1, 15°, of erfgoedlandschappen als vermeld in artikel 2.1, 25° van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, liggen: aan het agentschap Onroerend Erfgoed; 4° als het uitvoeren van een natuurbeheerplan kan leiden tot een betekenisvolle aantasting van de agrarische structuur in agrarisch gebied: aan de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het Departement Landbouw en Visserij. De adviezen worden uitgebracht aan het agentschap binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als die termijn wordt overschreden, kan aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. § 4. Binnen zeven kalenderdagen na het verstrijken van de consultatieperiode, vermeld in paragraaf 2, en van de termijn van dertig kalenderdagen, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, bezorgt het agentschap een kopie van de ingediende opmerkingen, bezwaren en adviezen aan de indiener van het natuurbeheerplan.

De indiener past het ontwerp van natuurbeheerplan zo nodig aan en voegt er een verslag van de consultatie- en adviesronde aan toe. Dat verslag omvat naast het bewijs van de aankondiging van de consultatie, ook een vermelding van de manier waarop en de redenen waarom al dan niet rekening wordt gehouden met de ingediende opmerkingen, bezwaren en adviezen.

Aan het ontwerp van natuurbeheerplan kan de indiener alleen aanpassingen aanbrengen die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de ingediende opmerkingen, bezwaren en adviezen. Het aangepaste ontwerp van natuurbeheerplan kan echter de oppervlakte van het terrein waarop het plan betrekking heeft, niet uitbreiden.

Het verslag van de consultatie- en adviesronde wordt samen met het definitieve ontwerp van natuurbeheerplan ingediend bij het agentschap binnen negentig kalenderdagen na ontvangst van de opmerkingen, de bezwaren en de adviezen, vermeld in het eerste lid.

Art. 7.§ 1. Het agentschap beoordeelt het definitieve ontwerp van natuurbeheerplan op basis van de volgende elementen: 1° de overeenstemming, vermeld in artikel 16septies, eerste en tweede lid, van het decreet van 21 oktober 1997;2° de criteria voor het beheer van het desbetreffende type van terrein, die worden vastgesteld met toepassing van artikel 16septies, zevende lid, van het decreet van 21 oktober 1997;3° het verslag van de consultatie- en adviesronde. Het agentschap kan bij de beslissing over de goedkeuring voorwaarden opleggen over de uitvoering en de opvolging van het natuurbeheerplan. § 2. Het agentschap bezorgt de beslissing over de goedkeuring van het natuurbeheerplan met een beveiligde zending aan de indiener, binnen een termijn van zestig kalenderdagen na: 1° de volledigheidsverklaring, vermeld in artikel 5, § 3, voor een terrein van type één, waarbij er geen adviesvereiste is als vermeld in artikel 6, § 3;2° de indiening van het verslag van de consultatie- en adviesronde en het ontwerp van het natuurbeheerplan voor een ander terrein dan vermeld in punt 1°. § 3. Als het ontwerp van natuurbeheerplan niet wordt goedgekeurd, brengt het agentschap de indiener met een beveiligde zending op de hoogte van de gemotiveerde beslissing over de onderdelen van het ontwerp van natuurbeheerplan die moeten worden gewijzigd.

Na ontvangst van de vereiste wijzigingen, vermeld in het eerste lid, moet de indiener binnen een termijn van negentig kalenderdagen na de beveiligde zending, vermeld in het eerste lid, een aangepast ontwerp van natuurbeheerplan indienen bij het agentschap.

Als het aangepast ontwerp van natuurbeheerplan tegemoet komt aan de vereiste wijzigingen, vermeld in het eerste lid, wordt de indiener van het beheerplan met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de goedkeuring binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de indiening van het aangepast ontwerp.

Als het aangepast ontwerp van natuurbeheerplan niet tegemoetkomt aan de vereiste wijzigingen, vermeld in het eerste lid, of bij overschrijding van de termijn van negentig kalenderdagen, vermeld in het tweede lid, brengt het agentschap de indiener van het beheerplan met een beveiligde zending op de hoogte van de afkeuring binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de indiening van het nieuw ingediende ontwerp of na het overschrijden van de termijn van negentig kalenderdagen, vermeld in het tweede lid.

Onderafdeling 2. - Natuurdomeinen

Art. 8.§ 1. Het agentschap maakt het ontwerp van natuurbeheerplan voor een natuurdomein op.

Het ontwerp van natuurbeheerplan voor een natuurdomein wordt voor consultatie ter inzage gelegd bij het agentschap. Artikel 6, § 2 en § 3, zijn hierop van overeenkomstige toepassing. § 2. Na de consultatieperiode past het agentschap het ontwerp van natuurbeheerplan zo nodig aan en voegt er een verslag van de consultatie- en adviesronde aan toe. Artikel 6, § 4, tweede en derde lid, zijn hierop van overeenkomstige toepassing. § 3. De minister kan een ontwerp van natuurbeheerplan voor een natuurdomein voorleggen aan de adviesinstantie, vermeld in artikel 16decies, § 1 en § 2, en artikel 16undecies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997. De minister keurt het natuurbeheerplan van een natuurdomein goed of brengt het agentschap bij gemotiveerde beslissing op de hoogte van de onderdelen van het natuurbeheerplan die gewijzigd moeten worden. § 4. In afwijking van artikel 7 keurt de minister, in geval het ontwerp van natuurbeheerplan een ontwerp van gezamenlijk natuurbeheerplan betreft met enerzijds een natuurdomein en anderzijds één of meer openbare of private terreinen, het volledige ontwerp van gezamenlijk natuurbeheerplan goed of brengt het agentschap bij gemotiveerde beslissing op de hoogte van de onderdelen van het natuurbeheerplan die gewijzigd moeten worden. Afdeling 3. - Het register

Art. 9.Het agentschap houdt een register bij van de goedgekeurde natuurbeheerplannen en van de goedgekeurde wijzigingen aan die plannen.

Art. 10.Het agentschap deelt het natuurbeheerplan in digitale vorm mee aan de gemeente of gemeenten waarin een terrein geheel of gedeeltelijk ligt, alsook aan de adviesinstanties vermeld in artikel 6, § 3, voor zover de adviesinstantie een advies heeft verleend, binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de goedkeuring ervan.

Een goedgekeurd natuurbeheerplan is raadpleegbaar bij het agentschap. Afdeling 4. - Opvolging en evaluatie van het natuurbeheerplan

Art. 11.§ 1. De beheerder van een terrein is belast met de opvolging en de rapportering aan het agentschap over de mate waarin de beheerdoelstellingen gehaald worden en over de uitvoering van de beheermaatregelen vermeld in deel 5 van het natuurbeheerplan als vermeld in artikel 3, eerste lid, 5°. § 2. Te rekenen vanaf de datum van goedkeuring van een natuurbeheerplan van type twee, type drie of type vier, maakt het agentschap om de zes jaar, op basis van de gegevens die de beheerder met toepassing van paragraaf 1 heeft aangeleverd, een evaluatie van de uitvoering van een natuurbeheerplan dat geldt voor een periode van 24 jaar of langer. Voor een goedgekeurd natuurbeheerplan dat geldt voor een periode die korter is dan 24 jaar, bepaalt het agentschap bij de goedkeuring ervan de tijdstippen van de evaluatie.

Het agentschap deelt haar evaluatiebeoordeling mee aan de beheerder in de vorm van een evaluatieverslag.

Als uit de evaluatie blijkt dat de beheermaatregelen die in het goedgekeurde natuurbeheerplan zijn opgenomen, niet geschikt zijn om de beheerdoelstellingen uit het plan te behalen, doet het agentschap in het evaluatieverslag een voorstel aan de beheerder of beheerders. Dat voorstel kan betrekking hebben op afwijkende beheermaatregelen, zonder wijziging van het natuurbeheerplan als vermeld in artikel 16novies, § 1, derde lid van het decreet, of op een wijziging van het natuurbeheerplan als vermeld in artikel 12, § 2. § 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 maakt het agentschap om de zes jaar een evaluatieverslag voor een natuurbeheerplan van een natuurdomein op over de mate waarin de beheerdoelstellingen gehaald worden en over de uitvoering van de beheermaatregelen vermeld in deel 5 van het natuurbeheerplan als vermeld in artikel 3, eerste lid, 5°.

Dat evaluatieverslag wordt aan de minister voorgelegd.

De minister legt het evaluatieverslag voor aan de adviesinstantie, vermeld in artikel 16decies, § 1 en § 2, en artikel 16undecies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997.

De minister deelt haar evaluatiebeoordeling mee aan het agentschap in de vorm van een evaluatieverslag.

Als uit de evaluatie blijkt dat de beheermaatregelen die in het goedgekeurde natuurbeheerplan zijn opgenomen, niet geschikt zijn om de beheerdoelstellingen uit het plan te behalen, doet de minister in het evaluatieverslag een voorstel aan het agentschap. Dat voorstel kan betrekking hebben op afwijkende beheermaatregelen, zonder wijziging van het natuurbeheerplan als vermeld in artikel 16novies, § 1, derde lid van het decreet, of op een wijziging van het natuurbeheerplan als vermeld in artikel 12, § 5. Afdeling 5. - Wijziging van het natuurbeheerplan

Art. 12.§ 1. Op gemotiveerd verzoek van de beheerder van een terrein of van zijn gevolmachtigde kan de procedure voor een wijziging aan het natuurbeheerplan opgestart worden. Een wijziging kan betrekking hebben op de reeds deelnemende percelen in een natuurbeheerplan of op de uitbreiding van het natuurbeheerplan met bijkomende percelen. § 2. Naar aanleiding van de evaluatie, vermeld in artikel 11, § 2, derde lid, of als het agentschap vaststelt dat er op het terrein afwijkende beheermaatregelen uitgevoerd werden die gevolgen hebben buiten het terrein of die de realisatie van het globale kader en de beheerdoelstellingen in het gedrang brengen, kan het agentschap een beheerder met een beveiligde zending verzoeken om een aanvraag tot wijziging van het natuurbeheerplan in te dienen.

De beheerder van een terrein of zijn gevolmachtigde dient binnen een termijn van 180 kalenderdagen na het verzoek, vermeld in het eerste lid, de wijziging aan het natuurbeheerplan ter goedkeuring in bij het agentschap. § 3. Als de beheerder geen gevolg geeft aan het verzoek van het agentschap, vermeld in paragraaf 2, binnen de termijn van 180 kalenderdagen, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, kan het agentschap het natuurbeheerplan wijzigen. De beslissing van het agentschap tot wijziging van het natuurbeheerplan wordt met een beveiligde zending aan de beheerder meegedeeld. § 4. Bij een aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het natuurbeheerplan, met toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, wordt bij het agentschap een gecoördineerde versie ingediend van het natuurbeheerplan waarin de te wijzigen gegevens zijn aangeduid.

De wijziging van een natuurbeheerplan verloopt volgens de procedure, vermeld in afdeling 2. Tijdens de consultatie- en adviesronde kunnen alleen bezwaren, opmerkingen en adviezen worden ingediend die betrekking hebben op de te wijzigen gegevens.

In afwijking van het tweede lid wordt een beperkte procedure voorzien in de volgende gevallen: 1° voor beperkte wijzigingen.Een beperkte wijziging is een wijziging waarbij geen veranderingen gebeuren aan de inhoud van deel 1, hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3, en deel 3, hoofdstuk 1, van het natuurbeheerplan. Dit wordt beoordeeld in het kader van het volledigheidsonderzoek, vermeld in artikel 5, § 3; 2° een wijziging van een natuurbeheerplan die betrekking heeft op de uitvoering van een actie ter realisatie van de taakstelling zoals opgenomen in een goedgekeurd Managementplan Natura 2000 of een planversie ervan, vermeld in artikel 50septies van het decreet van 21 oktober 1997;3° een wijziging van een natuurbeheerplan die betrekking heeft op de uitvoering van een actie ter realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen of van gebiedsgerichte doelstellingen inzake natuurbehoud zoals opgenomen in een goedgekeurd managementplan, vermeld in artikel 48 van het decreet van 21 oktober 1997;4° een wijziging van een natuurbeheerplan die betrekking heeft op de uitvoering van een actie of maatregel opgenomen in een vastgesteld soortenbeschermingsprogramma, voor zover deze actie of maatregel in het soortenbeschermingsprogramma duidelijk gelokaliseerd is in een terrein waarop het natuurbeheerplan in kwestie van toepassing is. Bij de toepassing van het derde lid, 1°, kan de beperkte procedure in geval van een uitbreiding van een natuurbeheerplan alleen toegepast worden als daartoe, voorafgaand aan de ontvangstmelding als vermeld in artikel 4, tweede lid, en artikel 5, § 3, een gezamenlijke beslissing bestaat van het agentschap en van de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het Departement Landbouw en Visserij. De gezamenlijke beslissing heeft betrekking op de toetsing of de voorgestelde uitbreiding een betekenisvolle aantasting van de agrarische structuur in agrarisch gebied tot gevolg heeft.

Als binnen de afbakening van het natuurbeheerplan één of meer beschermde goederen of erfgoedlandschappen, zoals vermeld in artikel 2.1, 15° en artikel 2.1, 25° van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, liggen, dan wordt bij toepassing van de beperkte procedure, vermeld in het derde lid, advies gevraagd aan agentschap Onroerend Erfgoed. Het advies wordt uitgebracht binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van de adviesvraag.

Als die termijn wordt overschreden, kan aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

De beperkte procedure, vermeld in het derde lid, bestaat er in dat de artikelen 4 en 6 van de procedure, vermeld in afdeling 2, niet moeten worden toegepast. Voor de toepassing van artikel 5 wordt, in het geval van een beperkte wijziging, een volledig natuurbeheerplan ingediend, zonder dat vooraf een gunstige beslissing over deel 1 is genomen.

De goedkeuring van de wijziging van een natuurbeheerplan geldt voor de resterende termijn van de oorspronkelijke looptijd van het natuurbeheerplan. § 5. Naar aanleiding van de evaluatie, vermeld in artikel 11, § 3, vierde lid, kan het agentschap het natuurbeheerplan wijzigen.

Paragraaf 4, tweede lid tot en met vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing bij het wijzigen van een natuurbeheerplan van een natuurdomein.

Art. 13.Een natuurbeheerplan voor een terrein dat ligt in een gebied waarvoor een managementplan Natura 2000 of een managementplan als vermeld in artikel 48 van het decreet van 21 oktober 1997, van kracht wordt, en waarvoor wordt vastgesteld dat ten gevolge daarvan de beheerdoelstellingen voor dat terrein veranderen, moet worden gewijzigd. Die wijziging vindt uiterlijk plaats bij de eerstvolgende evaluatie van het natuurbeheerplan, vermeld in artikel 11, § 2, van dit besluit. Afdeling 6. - De opheffing van het natuurbeheerplan en de overname van

het beheer

Art. 14.Voor een terrein van type één waarvan het natuurbeheerplan goedgekeurd werd met toepassing van dit besluit vóór de afbakening van het VEN, en dat met de afbakening in het VEN komt te liggen, wordt het natuurbeheerplan van rechtswege opgeheven twee jaar na de datum van de afbakening van het VEN. Binnen die periode van twee jaar moet een nieuw natuurbeheerplan ingediend worden voor een terrein van type twee, type drie of type vier.

Art. 15.§ 1. Met toepassing van artikel 16decies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997, kan de beheerder van een ander terrein dan een natuurdomein of zijn gevolmachtigde, nadat hij de eigenaar op de hoogte heeft gebracht, bij het agentschap een gemotiveerd verzoek tot het opheffen van het natuurbeheerplan indienen.

Als het een gezamenlijk natuurbeheerplan betreft, heeft het verzoek tot opheffing alleen betrekking op het terrein in beheer van de persoon die om de opheffing ervan verzoekt. Het verzoek tot opheffing van een terrein dat deel uitmaakt van een gezamenlijk natuurbeheerplan, wordt ingediend door of namens alle beheerders die bij het gezamenlijk natuurbeheerplan betrokken zijn, tenzij bij het verzoek tot opheffing het akkoord van de overige beheerders gevoegd is.

Het agentschap kan het verzoek tot opheffing van een natuurbeheerplan voor een privaat terrein alleen toestaan als uit het gemotiveerd verzoek van de beheerder blijkt dat de opheffing wordt gevraagd omwille van gevallen van overmacht waardoor de beheerder definitief in de onmogelijkheid verkeert om het beheerplan uit te voeren.

Als het verzoek tot opheffing van een natuurbeheerplan betrekking heeft op een openbaar terrein kan het agentschap het verzoek tot opheffing alleen toestaan als uit het gemotiveerd verzoek van de beheerder blijkt dat het verzoek tot opheffing noodzakelijk is voor maatregelen die een maatschappelijk belang dienen. § 2. Met toepassing van artikel 16decies, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997, kan het agentschap aan de beheerder het voornemen te kennen geven om het natuurbeheerplan op te heffen als het agentschap vaststelt dat de beheerder van een terrein de beheermaatregelen niet uitvoert of dat de beheerder andere beheermaatregelen uitvoert dan wat in het goedgekeurd natuurbeheerplan is opgenomen, en dat de beheerder dit op zodanige wijze doet dat de realisatie van de beheerdoelstellingen in het gedrang komt.

Als het een gezamenlijk natuurbeheerplan betreft, heeft het voornemen tot opheffing alleen betrekking op het terrein in beheer van de persoon bij wie het agentschap de vaststellingen, vermeld in het eerste lid, heeft gedaan. Bij het voornemen tot opheffing wordt aangetoond dat de mogelijkheid van overname van het beheer van het terrein in kwestie door de overige beheerders onderzocht is, waarbij de overige beheerders op de hoogte zijn gebracht van de gevolgen van de opheffing inzake de voorwaarden voor type twee, type drie of type vier. § 3. Vóór de beslissing over de opheffing van het natuurbeheerplan, vermeld in paragraaf 1 en 2, nodigt het agentschap de beheerder van het terrein, en in voorkomend geval de overige betrokken beheerders van het gezamenlijke natuurbeheerplan, met een beveiligde zending, uit voor een hoorzitting die ten vroegste tien kalenderdagen na het versturen van de uitnodiging plaatsvindt. De beheerder van het terrein in kwestie kan zich op de hoorzitting laten vertegenwoordigen en laten bijstaan door de personen die hij daarvoor aanwijst.

Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt dat uiterlijk tien kalenderdagen na de hoorzitting aan de aanwezigen wordt gestuurd. § 4. Het agentschap stuurt de beslissing over het verzoek tot opheffing, vermeld in paragraaf 1, met een beveiligde zending, binnen een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek tot opheffing, aan degene die het verzoek tot opheffing heeft ingediend, en, in voorkomend geval, aan de overige beheerders van een gezamenlijk natuurbeheerplan die op de hoogte werden gebracht van het verzoek tot opheffing.

Het agentschap stuurt de beslissing over het voornemen tot opheffing, zoals vermeld in paragraaf 2, met een beveiligde zending, binnen een termijn van zestig kalenderdagen na verzending van de kennisgeving van het voornemen tot opheffing, aan de beheerder van het terrein.

Als het agentschap met toepassing van artikel 16 van dit besluit een voorstel tot overname van het beheer doet, wordt de termijn, vermeld in het eerste lid, geschorst tot op het ogenblik dat de minister een beslissing over dat voorstel heeft genomen.

Art. 16.§ 1. In de volgende gevallen, en voor zover het beheer van het terrein van belang is voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen, kan het agentschap aan de minister voorstellen om te beslissen dat het agentschap het beheer van het terrein in kwestie overneemt gedurende de resterende looptijd van het natuurbeheerplan: 1° met toepassing van artikel 16decies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997: als de beheerder een verzoek tot opheffing als vermeld in artikel 15, § 1, van dit besluit heeft ingediend en het agentschap het voornemen heeft om dat verzoek te weigeren;2° met toepassing van artikel 16decies, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997: als het agentschap vaststelt dat de beheerder van een terrein de beheermaatregelen niet uitvoert of dat de beheerder andere beheermaatregelen uitvoert dan wat in het goedgekeurde natuurbeheerplan is opgenomen, op zodanige wijze dat de realisatie van de beheerdoelstellingen in het gedrang komt. § 2. Vóór het voorstel aan de minister, vermeld in paragraaf 1, brengt het agentschap de beheerder op de hoogte van het voornemen tot overname van het beheer. Het agentschap nodigt de beheerder uit om binnen een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst van de kennisgeving mee te delen of het beheer van het terrein in kwestie overgenomen kan worden door een andere beheerder die aantoont of aangetoond heeft op een deskundige manier aan natuurbeheer te kunnen doen.

Na ontvangst van het antwoord op die vraag of na het verstrijken van de termijn van zestig kalenderdagen, nodigt het agentschap de beheerder van het terrein, en in voorkomend geval de overige betrokken beheerders van het gezamenlijke natuurbeheerplan, met een beveiligde zending, uit voor een hoorzitting. De hoorzitting vindt ten vroegste tien kalenderdagen na het versturen van de uitnodiging plaats. De beheerder van het terrein in kwestie kan zich op de hoorzitting laten vertegenwoordigen en laten bijstaan door de personen die hij daarvoor aanwijst. In voorkomend geval vindt de hoorzitting plaats op dag waarop de hoorzitting, vermeld in artikel 15, § 3, van dit besluit plaatsvindt.

Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt dat uiterlijk tien kalenderdagen na de hoorzitting aan de aanwezigen wordt gestuurd. § 3. Het agentschap legt het voorstel tot overname van het beheer samen met het verslag van de hoorzitting ter beslissing voor aan de minister. De minister vraagt advies over de overname van het beheer aan de adviesinstantie, vermeld in artikel 18 van dit besluit.

De minister neemt een beslissing binnen een termijn van negentig kalenderdagen na ontvangst van het voorstel. De beslissing tot overname van het beheer maakt melding van de vergoeding, vermeld in artikel 16decies, § 3, van het decreet van 21 oktober 1997.

De beslissing, vermeld in het tweede lid, wordt met een beveiligde zending aan de beheerder bezorgd. Als de minister toestemming verleent tot de overname van het beheer, wordt geen beslissing genomen over het verzoek tot opheffing en vervalt de verplichting, vermeld in artikel 15, § 4, van dit besluit. § 4. Als het beheer van het terrein in kwestie door een andere beheerder als vermeld in paragraaf 3 overgenomen zal worden, bezorgt de beheerder bewijsstukken die de overdracht van het beheer aan het agentschap aantonen.

Art. 17.Als het agentschap met toepassing van artikel 16decies, § 1, tweede lid of artikel 16decies, § 2, derde lid, van het decreet van 21 oktober 1997 het voornemen heeft de al verleende subsidies geheel of gedeeltelijk terug te vorderen, wordt dat aan de beheerder op gemotiveerde wijze meegedeeld tegelijk met de uitnodiging voor de hoorzitting, vermeld in artikel 15, § 3, of artikel 16, § 2, van dit besluit.

Het agentschap verzendt de beslissing over de terugvordering van de subsidies samen met de beslissing tot opheffing vermeld in artikel 15, § 4, van dit besluit, of samen met de beslissing tot overname van het beheer, vermeld in artikel 16, § 3, van dit besluit. Afdeling 7. - De samenstelling en de werking van de adviesinstantie

Art. 18.De adviesinstantie, vermeld in artikel 16decies, § 1 en § 2, en artikel 16undecies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997, wordt samengesteld uit onafhankelijke deskundigen op het gebied van natuurbeheer en instandhoudingsdoelstellingen.

Het agentschap stelt een lijst op van kandidaten en stelt de samenstelling van de adviesinstantie voor aan de minister. Bij het voorstel van samenstelling is van elke kandidaat een curriculum vitae en een overzicht van de beroepsloopbaan gevoegd, en elke kandidaat moet aan de volgende criteria voldoen: 1° beschikken over voldoende ervaring op het gebied van natuurbeheer en instandhoudingsdoelstellingen;2° gedurende de laatste vijf jaar geen werknemer geweest zijn bij het agentschap, een erkende terreinbeherende natuurvereniging, een erkende beheersgroep, een regionaal landschap of een bosgroep;3° gedurende de laatste vijf jaar geen subsidie ontvangen hebben in uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 en van het Bosdecreet van 13 juni 1990. Op basis van het voorstel van het agentschap en na advies van de Minaraad benoemt de minister vijf onafhankelijke deskundigen als effectief lid van de adviesinstantie en vijf onafhankelijke deskundigen als plaatsvervangend lid van de adviesinstantie voor een periode van vijf jaar.

Als een lid van de adviesinstantie aan het einde van de duur van het mandaat niet wordt herbenoemd en er niet onmiddellijk in de benoeming van een nieuw lid kan worden voorzien, blijft het lid in functie tot op het ogenblik dat het nieuwe mandaat begint.

Art. 19.Het agentschap is belast met het secretariaat van de adviesinstantie.

De leden worden minstens acht kalenderdagen voor de vergadering door het secretariaat uitgenodigd. Bij de uitnodiging is een agenda van de vergadering gevoegd.

Op verzoek van een lid van de adviesinstantie kunnen besluiten van de adviesinstantie aan een stemming onderworpen worden. De adviesinstantie beslist bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden.

De adviesinstantie kan een expert uitnodigen voor de bespreking van bepaalde problemen. De expert is niet stemgerechtigd.

De adviesinstantie brengt de minister op de hoogte van haar huishoudelijk reglement, alsook van elke wijziging ervan.

Art. 20.Het is voor een lid van de adviesinstantie verboden deel te nemen aan de bespreking en de stemming over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben.

Voor de toepassing van dit artikel worden personen die wettelijk samenwonen, met echtgenoten gelijkgesteld.

Art. 21.De leden van de adviesinstantie krijgen presentiegelden en vergoedingen toegekend conform het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen. Afdeling 8. - De beroepsprocedure

Art. 22.§ 1. Bij de minister kan een gemotiveerd beroep worden ingediend tegen de volgende beslissingen: 1° de beslissing, vermeld in artikel 4, vijfde lid;2° de voorwaardelijke goedkeuring van een natuurbeheerplan, vermeld in artikel 7, § 1, tweede lid;3° de afkeuring van een natuurbeheerplan, vermeld in artikel 7, § 3, vierde lid;4° de wijziging van een natuurbeheerplan, vermeld in artikel 12, § 3 en § 4;5° de beslissing over de opheffing van het natuurbeheerplan, vermeld in artikel 15, § 4;6° de beslissing over de gehele of gedeeltelijke terugvordering van de subsidies, vermeld in artikel 17. § 2. Het beroep wordt door de beheerder of zijn gevolmachtigde met een beveiligde zending ingediend binnen een vervaltermijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een beslissing als vermeld in paragraaf 1.

Het georganiseerd beroep moet aan de volgende voorwaarden voldoen. Het beroep: 1° vermeldt de naam, de woonplaats en de hoedanigheid van de indiener;2° wordt ondertekend door de indiener;3° bevat een omschrijving van de ingeroepen argumenten. Als het beroep niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, is het niet ontvankelijk. De indiener van het beroep wordt op de hoogte gebracht van de onontvankelijkheidsbeslissing binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van het onontvankelijk beroep. § 3. De minister vraagt een advies aan de adviesinstantie, vermeld in artikel 18.

De minister neemt een gemotiveerde beslissing binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de ontvangst van het ontvankelijk beroep.

De indiener van het beroep en het agentschap worden met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de beslissing. Afdeling 9. - Natuurstreefbeelden

Art. 23.De natuurstreefbeelden voor de terreinen van type twee, type drie of type vier en de regels voor de beoordeling of het terrein van type drie of type vier voldoende oppervlakte heeft om op duurzame wijze de aanwezige of te ontwikkelen natuurstreefbeelden in stand te houden, zijn opgenomen in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 24.De natuurstreefbeelden van regionaal belang zijn opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 3. - De erkenning als natuurreservaat Afdeling 1. - Procedure voor de erkenning als natuurreservaat

Onderafdeling 1. - Erkenning als natuurreservaat van andere terreinen dan natuurdomeinen

Art. 25.De aanvraag voor erkenning als natuurreservaat van een terrein dat geen natuurdomein is, kan worden ingediend als een onderdeel van de aanvraag tot goedkeuring van het natuurbeheerplan voor een terrein van type drie, volgens de procedure, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, van dit besluit.

Met het oog op de erkenning als natuurreservaat worden in dat geval aan deel 1 van het natuurbeheerplan, als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van dit besluit, de volgende stukken toegevoegd: 1° een verklaring dat de aanvrager kennis heeft van de vestiging van de erfdienstbaarheid tot algemeen nut, vermeld in artikel 16quater decies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997;2° een eenzijdige verbintenis ten overstaan van het agentschap, waarbij de aanvrager zich ertoe verbindt om uiterlijk dertig kalenderdagen voor het einde van de looptijd van het natuurbeheerplan een aanvraag tot goedkeuring van een nieuw natuurbeheerplan voor het natuurreservaat in te dienen;3° een motivatienota waarbij de beheerder aantoont dat voldaan wordt aan het toetsingskader voor de Vlaamse natuurreservaten, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, en aan de voorwaarden, vermeld in artikel 16ter decies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997. Als de aanvraag voor erkenning als natuurreservaat wordt ingediend voor een terrein van type drie waarvan het natuurbeheerplan al is goedgekeurd, moeten alleen de stukken, vermeld in het tweede lid, 1°, 2° en 3°, bij de aanvraag voor erkenning gevoegd worden. Voor de aanvraag voor erkenning als natuurreservaat wordt gebruik gemaakt van de formulieren, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

Art. 26.Het agentschap verleent aan de minister een advies over de aanvraag op basis van de volgende elementen: 1° het toetsingskader voor de Vlaamse natuurreservaten, vermeld in bijlage 2 bij dit besluit;2° de criteria, vermeld in artikel 16ter decies, § 3, van het decreet van 21 oktober 1997;3° de specifieke criteria, vastgesteld met toepassing van artikel 16ter decies, § 4, van het decreet van 21 oktober 1997;4° de motivatienota, vermeld in artikel 25, tweede lid, 3°, van dit besluit. De minister neemt een beslissing over de aanvraag na de beslissing van het agentschap over de goedkeuring van het natuurbeheerplan, vermeld in artikel 7, § 2 of § 3, van dit besluit, en brengt de aanvrager met een beveiligde zending op de hoogte van de beslissing.

Art. 27.De beslissing tot erkenning als natuurreservaat wordt meegedeeld aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of de gemeenten waarin het natuurreservaat geheel of gedeeltelijk ligt. De beslissing wordt ook bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met opgave van de naam van het natuurreservaat, de gemeente of gemeenten in kwestie en de kadastrale gegevens van de percelen die erkend zijn als natuurreservaat.

Art. 28.De uitbreiding of de wijziging van de erkenning als natuurreservaat gebeurt volgens dezelfde procedure als de aanvraag tot erkenning, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

Onderafdeling 2. - Erkenning als natuurreservaat van natuurdomeinen

Art. 29.De aanvraag voor erkenning als natuurreservaat van een natuurdomein kan worden ingediend als een onderdeel van de aanvraag tot goedkeuring van het natuurbeheerplan, volgens de procedure, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 2.

Met het oog op de erkenning als natuurreservaat wordt bij het ontwerp van natuurbeheerplan een motivatienota gevoegd. In die nota toont het agentschap aan dat voldaan wordt aan de volgende aspecten: 1° het toetsingskader voor Vlaamse natuurreservaten, vermeld in bijlage 2;2° de criteria, vermeld in artikel 16ter decies, § 3, van het decreet van 21 oktober 1997;3° de specifieke criteria, vastgesteld met toepassing van artikel 16ter decies, § 4, van het decreet van 21 oktober 1997. Als de aanvraag voor erkenning als natuurreservaat wordt ingediend voor een terrein van type drie waarvan het natuurbeheerplan al is goedgekeurd, hoeft alleen de motivatienota bij de aanvraag voor erkenning toegevoegd te worden.

Art. 30.De minister neemt een beslissing over de aanvraag na de beslissing over de goedkeuring van het natuurbeheerplan, vermeld in artikel 8, § 3, en brengt het agentschap met een beveiligde zending op de hoogte van de beslissing.

Art. 31.De beslissing tot erkenning als natuurreservaat van een natuurdomein wordt meegedeeld aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of de gemeenten waarin het natuurreservaat geheel of gedeeltelijk ligt. De beslissing wordt ook bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met opgave van de naam van het natuurreservaat, de gemeente of gemeenten in kwestie en de kadastrale gegevens van de percelen die erkend zijn als natuurreservaat. Afdeling 2. - Procedure voor de opheffing van de erkenning als

natuurreservaat

Art. 32.Het agentschap kan aan de minister voorstellen de erkenning als natuurreservaat van een terrein op te heffen vanaf het ogenblik dat niet meer aan de voorwaarden van erkenning wordt voldaan. In dat geval kan het agentschap ook aan de minister voorstellen om de voor het natuurreservaat verleende subsidies geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Het agentschap brengt de beheerder van het erkende natuurreservaat met een beveiligde zending op de hoogte van het voornemen om de erkenning op te heffen en in voorkomend geval de verleende subsidies terug te vorderen. In die kennisgeving nodigt het agentschap de beheerder van het erkende natuurreservaat uit voor een hoorzitting bij het agentschap, die ten vroegste twintig kalenderdagen na het versturen van de kennisgeving plaatsvindt. De beheerder van het terrein kan zich op de hoorzitting laten vertegenwoordigen of laten bijstaan door de personen die hij daarvoor aanwijst.

Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt dat aan de aanwezigen worden gestuurd uiterlijk tien kalenderdagen na de hoorzitting.

Het agentschap legt het voorstel tot opheffen van de erkenning als natuurreservaat en in voorkomend geval tot geheel of gedeeltelijke terugvordering van de voor het natuurreservaat verleende subsidies voor aan de minister. De minister beslist binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de hoorzitting. Het agentschap deelt de beslissing bij beveiligde zending mee aan de beheerder.

Art. 33.De beslissing tot opheffing van de erkenning, vermeld in artikel 32, wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met opgave van de naam van het natuurreservaat, de gemeente of gemeenten in kwestie en de kadastrale gegevens van de percelen waarvan de erkenning wordt opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen van de uitvoeringsbesluiten van het decreet

van 21 oktober 1997

Art. 34.In artikel 9, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt a) wordt vervangen door wat volgt: "a) een beheerplan vastgesteld op grond van het decreet of van het Bosdecreet van 13 juni 1990;"; 2° punt b) wordt opgeheven.

Art. 35.In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007 en 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt aan punt 1° de zinsnede ", voorgedragen door de leidend ambtenaar in kwestie" toegevoegd;2° in paragraaf 2 wordt aan punt 2° de zinsnede ", voorgedragen door de leidend ambtenaar in kwestie" toegevoegd;3° in paragraaf 2 wordt in punt 3° de zinsnede "voorgedragen door de voor deze materie bevoegde minister" vervangen door de zinsnede "voorgedragen door de leidend ambtenaar in kwestie";4° in paragraaf 2 wordt aan punt 9° de zinsnede ", voorgedragen door de betrokken vereniging" toegevoegd;5° in paragraaf 2 wordt aan punt 10° de zinsnede ", voorgedragen door de betrokken watervoorzieningsmaatschappij" toegevoegd;6° in paragraaf 2 wordt het derde lid en het vierde lid opgeheven.

Art. 36.In artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007, 7 maart 2008 en 29 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt aan punt 3° de zinsnede ", voorgedragen door het projectsecretariaat" toegevoegd;2° in paragraaf 2 wordt aan punt 7° de zinsnede ", voorgedragen door de betrokken watervoorzieningsmaatschappij" toegevoegd;3° in paragraaf 2 wordt het derde lid en het vierde lid opgeheven.

Art. 37.In artikel 24, § 2, 2°, van hetzelfde besluit wordt punt a) vervangen door wat volgt: "a) indien er voor het vastgestelde gebied of voor een deel ervan geen natuurrichtplan, managementplan of managementplan Natura 2000, vermeld in het decreet, is vastgesteld: een voorstel voor de natuurdoeltypes, de natuurstreefbeelden, de doelsystemen en de doelsoorten van het project;".

Art. 38.In artikel 31, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° wordt punt b) vervangen door wat volgt: "b) een uitvoeringsprogramma dat de verantwoordelijke actoren en het tijdsschema voor het uitvoeren van de natuurinrichtingsmaatregelen bepaalt, alsook, in voorkomend geval, de voorwaarden vermeldt waaraan de betrokken eigenaars of gebruikers moeten voldoen wanneer zij mede instaan voor de uitvoering van het natuurinrichtingsproject;"; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° een financieringsplan, met, in voorkomend geval, de wijze van medefinanciering en afspraken met betrekking tot de vergoeding voor uitvoering van het natuurinrichtingsproject aan betrokken eigenaars of gebruikers;".

Art. 39.In artikel 44bis, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007, wordt een nieuw derde lid en een nieuw vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De minister kan ambtshalve gelijktijdig beslissen over de instelling van het natuurinrichtingsproject, de oprichting van het projectcomité en het vaststellen van de binnen het natuurinrichtingsproject te treffen natuurinrichtingsmaatregelen, alsook de uitvoeringsmodaliteiten indien de eigenaars naast de instemming, vermeld in artikel 44, ook instemmen met het uitvoeringsprogramma, vermeld in artikel 31, eerste lid, 2°, b), en het financieringsplan, vermeld in artikel 31, eerste lid, 3°.

In het geval vermeld in het derde lid is artikel 44ter niet van toepassing. Artikel 44quater tot en met 44sexies zijn desgevallend wel van toepassing.".

Art. 40.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007, 7 maart 2008 en 11 januari 2013, wordt punt 18° vervangen door wat volgt: "18° erkende terreinbeherende natuurvereniging : erkende terreinbeherende natuurvereniging als vermeld in artikel 2, punt 16°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;".

Art. 41.In hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen door wat volgt: "Algemene bepalingen betreffende natuurrichtplannen, managementplannen en managementplannen Natura 2000".

Art. 42.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden na het woord "natuurrichtplan" de woorden "of met de bepalingen van een managementplan Natura 2000 of een managementplan" toegevoegd.

Art. 43.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden na het woord "natuurrichtplan" de woorden "of met de bepalingen van een managementplan Natura 2000 of een managementplan" toegevoegd.

Art. 44.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "Onverminderd art.48, § 4, van het decreet draagt een administratieve overheid er zorg voor" wordt vervangen door de zinsnede "De administratieve overheid draagt er zorg voor"; 2° na het woord "natuurrichtplan" worden de woorden "of met de bepalingen van een managementplan Natura 2000 of een managementplan" ingevoegd.

Art. 45.In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt het punt 2° opgeheven.

Art. 46.In artikel 61 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002, wordt de zinsnede "of binnen een periode van twee jaar na de aanwijzing van de speciale beschermingszone" vervangen door de zinsnede "of binnen een periode van twee jaar na de opname van het onroerend goed in een vastgesteld managementplan Natura 2000 of een vastgestelde planversie als vermeld in artikel 50octies, § 1, van het decreet".

Art. 47.In artikel 62 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het vierde lid worden na het woord "overdragen" de woorden "aan een beheerder van een terrein van type vier" toegevoegd;2° het vijfde lid wordt opgeheven. Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van

25 april 2014 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de jacht kan worden uitgeoefend

Art. 48.In artikel 14, § 3, tweede lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de jacht kan worden uitgeoefend wordt de zinsnede "met de verenigingen die in het gebied erkende bos- of natuurreservaten beheren, met de overheden die in het gebied erkende bos- of natuurreservaten beheren," vervangen door de zinsnede "met de beheerders van erkende reservaten in het gebied".

Art. 49.In artikel 54, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de erkende terreinbeherende verenigingen die in de faunabeheerzone erkende bos- of natuurreservaten beheren, de overheden die in de faunabeheerzone erkende bos- of natuurreservaten beheren," vervangen door de zinsnede "de beheerders van erkende reservaten in de faunabeheerzone".

Art. 50.In artikel 554, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "met de erkende terreinbeherende verenigingen die in hun WBE-werkingsgebied erkende bos- of natuurreservaten beheren, met vertegenwoordigers van de bijzondere veldwachters van het WBE-werkingsgebied, met de overheden die in hun WBE-werkingsgebied erkende bos- of natuurreservaten beheren" vervangen door de zinsnede "met de beheerders van erkende reservaten in hun WBE-werkingsgebied, met vertegenwoordigers van de bijzondere veldwachters van het WBE-werkingsgebied". Afdeling 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van

16 mei 2014 betreffende de uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.

Art. 51.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 betreffende de uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en 16 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt voor punt 1°, dat punt 1° /1 wordt, een nieuw punt 1° ingevoegd, dat luidt als volgt: "1° behandelende agentschap: de instantie waarbij een aanvraag tot opmaak van een geïntegreerd beheersplan wordt ingediend, namelijk het agentschap of het Agentschap voor Natuur en Bos;"; 2° er wordt een punt 10° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "10° /1 geïntegreerd beheersplan: een beheersplan waarin één gebiedsgerichte beheerplanning voor een onroerend erfgoed, voor erfgoedlandschappen, een natuurdomein of voor een ander terrein, beheerd ten behoeve van het natuurbehoud wordt vooropgesteld, en/of waarbij in geval van het overlappen van de verschillende beschermingsstatuten de verschillende beleidsdoelstellingen op elkaar worden afgestemd.Dat geïntegreerde beheersplan omvat steeds de verschillende beheerdoelstellingen en garandeert één afgestemde gebiedsgerichte visie binnen de geldende regelgeving;"; 3° er wordt een punt 16° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "16° /1 natuurdomein: een terrein als vermeld in artikel 2, punt 55°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;"; 4° er wordt een punt 24° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "24° /1 terrein beheerd ten behoeve van het natuurbehoud: een terrein dat beheerd wordt conform de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;".

Art. 52.In hoofdstuk 8 van hetzelfde besluit wordt afdeling 3, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, vervangen door wat volgt : "Afdeling 3. - Geïntegreerde beheersplannen Onderafdeling 1. - Opdrachtgever Art. 8.3.1. Als de zakelijkrechthouder of de gebruiker voor een onroerend erfgoed of een erfgoedlandschap of voor een deel ervan dat een opzichzelfstaand geheel vormt, tegelijkertijd of opeenvolgend een beheersplan onroerend erfgoed en een natuurbeheerplan met toepassing van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu opstelt, dan worden de verwezenlijkingen van alle beheersdoelstellingen voor dat goed in 1 beheersplan geïntegreerd. Eén of meer zakelijkrechthouders of gebruikers kunnen een gevolmachtigde aanwijzen die een gezamenlijke aanvraag tot opmaak van een geïntegreerd beheersplan in hun plaats indient.

Het Agentschap voor Natuur en Bos maakt het ontwerp van een geïntegreerd beheersplan voor een natuurdomein op.

Onderafdeling 2. - Verkenning Art. 8.3.2. Voor er gestart wordt met de opmaak van een geïntegreerd beheersplan, dient de zakelijkrechthouder, de gebruiker of de gevolmachtigde een verkenning in bij het agentschap of bij het Agentschap voor Natuur en Bos.

De verkenning als vermeld in het eerste lid bevat, naast de elementen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten, tevens de volgende elementen: 1° de identificatie en grafische afbakening van het onroerend erfgoed of erfgoedlandschap of van het deel ervan dat een op-zichzelf-staand geheel vormt, waarvoor het nodige beheersplan zal worden opgesteld;2° een oplijsting en een beschrijving van de erfgoedwaarde en erfgoedelementen;3° een beknopte omschrijving van de visie op het beheer;4° als het beheersplan betrekking heeft op verschillende zakelijkrechthouders of gebruikers, een voorstel over hoe de participatie in en communicatie over de opmaak van het beheersplan zal verlopen. Onderafdeling 3. - Ontvankelijkheid van de verkenning Art. 8.3.3. Het behandelende agentschap gaat na of de in artikel 8.3.2 vermelde verkenning volledig is, en verzendt binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de indiening ervan met een beveiligde zending een ontvangstmelding met daarin een volledigheidsverklaring. Bij eventuele onvolkomenheden zendt het behandelende agentschap binnen een termijn van dertig kalenderdagen het dossier terug met opgave van de redenen van onvolledigheid. Het behandelend agentschap neemt de beslissing inzake de volledigheid op basis van de elementen vermeld in artikel 4, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten en op basis van de elementen in artikel 8.3.2.

Het Agentschap voor Natuur en Bos beoordeelt de verkenning op basis van de overeenstemming van de keuze voor één van de vier types terreinen, vermeld in artikel 16ter, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997, met de bepalingen van artikel 16ter, § 2, artikel 16quater, artikel 16quinquies en artikel 16sexies van het decreet van 21 oktober 1997 en aan de hand van de natuurstreefbeelden, vermeld in bijlage 3 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten, die voor het type in aanmerking komen.

Binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de volledigheidsverklaring, vermeld in het eerste lid, neemt het behandelend agentschap een beslissing over de verkenning. Het bezorgt die beslissing met een beveiligde zending aan de indiener.

Onderafdeling 4. - Opmaak Art. 8.3.4. Het geïntegreerd beheersplan bevat ten minste de elementen, als vermeld in artikel 8.1.4, § 1, eerste en tweede lid, alsook de delen vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, 3°, 4° en 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten.

De visie op het beheer, de beheerdoelstellingen en de richtlijnen, maatregelen en werkzaamheden moet in voorkomend geval in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.

Onderafdeling 5. - Indiening Art. 8.3.5. Nadat het agentschap een gunstige beslissing heeft genomen over de verkenning, vermeld in artikel 8.3.2 van dit besluit, wordt het ontwerp van een geïntegreerd beheersplan, vermeld in artikel 8.3.4, ingediend bij het behandelende agentschap.

Het ontwerp van een geïntegreerd beheersplan wordt in vier papieren exemplaren en één digitaal exemplaar ingediend bij het behandelende agentschap, voorzien van de gegevens of bijlagen vermeld in artikel 8.1.5.

Onderafdeling 6. - Goedkeuringsprocedure Art. 8.3.6. § 1. Binnen de dertig kalenderdagen nadat het ontwerp van het geïntegreerde beheersplan werd ingediend, stuurt het behandelende agentschap met een beveiligde zending een ontvangstmelding met daarin een volledigheidsverklaring aan de indiener. Ingeval er elementen, als vermeld in artikel 8.3.4, ontbreken, stuurt het behandelende agentschap met een beveiligde zending het ontwerp van geïntegreerd beheersplan terug, met opgave van de redenen van onvolledigheid. § 2. Als het ontwerp van geïntegreerd beheersplan betrekking heeft op een terrein van type twee, drie of vier als vermeld in artikel 16ter, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, moet het ontwerp voor consultatie ter inzage gelegd worden bij het behandelende agentschap, bij de indiener of op een door de indiener en het behandelende agentschap gezamenlijk te bepalen plaats in de omgeving van het gebied in kwestie. De indiener zorgt voor de aankondiging van de consultatie over het ontwerp van het geïntegreerde beheersplan binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van de ontvangstmelding, vermeld in paragraaf 2. De aankondiging wordt bekend gemaakt op één van de volgende wijzen: 1° in minstens één regionale krant;2° via de gemeentelijke informatiekanalen;3° door middel van aanplakking op een duidelijk zichtbare wijze langs de toegangsweg of -wegen van het terrein in kwestie. De wijze van bekendmaking als vermeld in het eerste lid wordt nader bepaald in de verkenning, vermeld in artikel 8.3.2, van dit besluit.

In de aankondiging worden de volgende gegevens vermeld: 1° de ligging en, in voorkomend geval, de naam van het gebied waarop het ontwerp van geïntegreerd beheersplan betrekking heeft;2° de plaats waar en de uren waarop het ontwerp van het geïntegreerde beheersplan kan worden ingezien;3° de begin- en de einddatum van de consultatieperiode.Die periode moet dertig kalenderdagen duren; 4° de mededeling dat gedurende de periode, vermeld in punt 3°, opmerkingen en bezwaren aan het behandelende agentschap kunnen worden gericht . § 3. Na de kennisgeving van de volledigheidsverklaring, vermeld in artikel 8.3.6, § 1, legt het behandelende agentschap het ontwerp van natuurbeheerplan ter advies voor aan de instanties en in die gevallen als vermeld in artikel 6, § 3, 1°, 2° en 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten.

De adviezen worden uitgebracht aan het behandelende agentschap binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als die termijn wordt overschreden, kan aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. § 4. Binnen zeven kalenderdagen na het verstrijken van de consultatieperiode, vermeld in paragraaf 2, en de termijn van dertig kalenderdagen, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, bezorgt het behandelende agentschap een kopie van de ingediende opmerkingen en bezwaren en adviezen aan de indiener van het geïntegreerde beheersplan.

De indiener past het ontwerp van het geïntegreerd beheersplan zo nodig aan en voegt er een verslag van de consultatie en adviesronde bij. Dat verslag omvat, naast het bewijs van de aankondiging van de consultatie, ook een vermelding van de manier waarop en de redenen waarom al dan niet rekening wordt gehouden met de ingediende opmerkingen, bezwaren en adviezen.

Aan het ontwerp van het geïntegreerde beheersplan kan de indiener alleen aanpassingen aanbrengen die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de ingediende opmerkingen, bezwaren en adviezen. Het aangepaste ontwerp van het geïntegreerd beheersplan kan echter de oppervlakte van het gebied waarop het betrekking heeft, niet uitbreiden.

Het verslag van de consultatie- en adviesronde wordt samen met het definitieve ontwerp van het geïntegreerd beheersplan ingediend bij het behandelend agentschap binnen negentig kalenderdagen na ontvangst van de opmerkingen, de bezwaren en de adviezen, vermeld in het eerste lid. § 5. Het agentschap en het agentschap voor Natuur en Bos beslissen samen over de goedkeuring binnen een termijn van negentig kalenderdagen, die ingaat op de dag na ontvangst van het verslag van de consultatie- en adviesronde en het ontwerp van het geïntegreerd beheersplan. Het agentschap voor Natuur en Bos neemt de beslissing op basis van de elementen vermeld in artikel 7, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten. Als er geen beslissing wordt genomen binnen de daarvoor uitgetrokken termijn, wordt ervan uitgegaan dat het ontwerp van geïntegreerd beheersplan afgekeurd is. § 6. Het behandelende agentschap brengt de indiener met een beveiligde zending op de hoogte van de beslissing vermeld in paragraaf 5. § 7. In een beslissing tot goedkeuring kunnen voorwaarden opgelegd worden over de uitvoering en de opvolging van het geïntegreerde beheersplan.

Als het geïntegreerd beheersplan niet wordt goedgekeurd, brengt het behandelende agentschap de indiener met een beveiligde zending op de hoogte van de gemotiveerde beslissing over de onderdelen van het ontwerp van geïntegreerd beheersplan die moeten worden gewijzigd.

Een aangepast ontwerp van geïntegreerd beheersplan kan ingediend worden bij het behandelende agentschap binnen een termijn van negentig kalenderdagen, die ingaat de dag na ontvangst van de melding, vermeld in het tweede lid. Een aanpassing van het beheersplan kan bovendien alleen met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen en kan de oppervlakte van het gebied waarop het betrekking heeft, niet uitbreiden.

Als het aangepaste beheersplan tegemoetkomt aan de voorgestelde wijzigingen, dan beslissen het agentschap en het agentschap voor Natuur en Bos dat het beheersplan wordt goedgekeurd. Als het aangepaste beheersplan niet tegemoetkomt aan de voorgestelde wijzigingen, vermeld in paragraaf 7, tweede lid, of als er binnen de voormelde termijn van negentig kalenderdagen geen aangepast beheerplan is ingediend, brengt het behandelende agentschap de indiener met een beveiligde zending op de hoogte van de afkeuring. Het behandelende agentschap brengt ook de gemeente of gemeenten waarin het onroerend goed ligt en/of intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst of -diensten van die gemeente of gemeenten, op de hoogte van die beslissing. § 8. Als het geïntegreerd beheersplan een gebied betreft dat een natuurdomein omvat, of een gebied betreft met enerzijds natuurdomein en anderzijds één of meer openbare of private terreinen die beheerd worden ten behoeve van het natuurbehoud, dan is de goedkeuringsprocedure, vermeld in paragraaf 2 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing, evenwel met dien verstande dat beslissingen genomen worden door het agentschap en de minister, bevoegd voor het natuurbehoud.

Onderafdeling 7. - Geldigheidsduur Art. 8.3.7. Het geïntegreerde beheersplan heeft een geldigheidsduur van vierentwintig jaar.

Onderafdeling 8. - Evaluatie en opvolging Art. 8.3.8. De zakelijkrechthouder, de gebruiker of hun gevolmachtigde is belast met de opvolging en bezorgt een verslag over de uitvoering van het geïntegreerde beheersplan aan het behandelende agentschap.

Te rekenen vanaf de datum van goedkeuring van het geïntegreerde beheersplan voor een terrein van type twee, type drie of type vier, als vermeld in artikel 16ter, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, maakt het Agentschap voor Natuur en Bos om de zes jaar, op basis van het verslag, vermeld in het eerste lid, een evaluatie van de uitvoering van het geïntegreerde beheersplan.

Als uit de evaluatie blijkt dat de beheersmaatregelen die in het goedgekeurde beheersplan zijn opgenomen, onvoldoende uitgevoerd werden of niet geschikt zijn om de beheerdoelstellingen te halen, nemen het agentschap en het Agentschap voor Natuur en Bos daarover samen een beslissing binnen zestig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag na de ontvangst van het verslag.

Het behandelende agentschap brengt de zakelijkrechthouder, de gebruiker of hun gevolmachtigde met een beveiligde zending op de hoogte van de beslissing, vermeld in het derde lid, met de vermelding van de redenen waarom en de manier waarop het beheer moet worden aangepast.

Het behandelende agentschap brengt ook de gemeente of gemeenten waarin het onroerend goed ligt en/of intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst of -diensten van die gemeente of gemeenten, op de hoogte van die beslissing.

Onderafdeling 9. - Aanpassingen Art. 8.3.9. § 1. Een goedgekeurd geïntegreerd beheersplan kan op gemotiveerde vraag van de zakelijkrechthouder, de gebruiker of de gevolmachtigde aangepast worden. § 2. Het agentschap of het Agentschap voor Natuur en Bos kunnen de zakelijkrechthouder, de gebruiker of de gevolmachtigde verzoeken om een aanvraag tot aanpassing van het geïntegreerde beheersplan in te dienen, als de aanpassing van het goedgekeurd beheersplan wenselijk is in het kader van een optimaler beheer van de erfgoedwaarden van het gebied of met toepassing van artikel 12, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten.

De zakelijkrechthouder, de gebruiker of de gevolmachtigde dient binnen een termijn van 180 kalenderdagen na het verzoek, vermeld in het eerste lid, een aanvraag tot aanpassing in bij het behandelende agentschap. Artikel 7, § 3, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten is hierop van overeenkomstige toepassing. § 3. De aanvraag tot aanpassing bevat de volgende elementen: 1° de identificatiegegevens van de zakelijkrechthouder, de gebruiker en/of de gevolmachtigde;2° een volmacht;3° de afbakening op het kadasterplan van het gebied waarvoor het beheersplan zou worden aangepast;4° de motivering van de vraag tot aanpassing en een gecoördineerde versie van de aangepaste delen van het goedgekeurde beheersplan, met aanduiding van de aangepaste gegevens. § 4. De aanvraag tot aanpassing van een goedgekeurd geïntegreerd beheersplan wordt behandeld volgens de procedure, vermeld in de artikelen 8.3.5 en 8.3.6.

In afwijking van artikel 8.3.6., § 2 en 3, kan, na gemotiveerd verzoek en na akkoord van het behandelende agentschap, afgezien worden van de verplichte consultatie- en adviesronde, als de aanpassing alleen betrekking heeft op onroerend erfgoed of indien voldaan wordt aan de voorwaarden voor toepassing van de beperkte procedure als vermeld in artikel 12, § 4, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten.

Tijdens de consultatie- en adviesronde kunnen alleen bezwaren, opmerkingen en adviezen worden ingediend die betrekking hebben op de te wijzigen gegevens.

De goedkeuring van de aanpassing van een geïntegreerd beheersplan geldt voor de resterende termijn van de oorspronkelijke looptijd van het beheersplan. § 5. Een geïntegreerd beheersplan voor een terrein dat ligt in een gebied waarvoor een managementplan Natura 2000 met toepassing van artikel 50septies van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, of een managementplan als vermeld in artikel 48 van hetzelfde decreet, van kracht wordt, en waarvoor wordt vastgesteld dat de aanpassing tot gevolg heeft dat de beheerdoelstellingen voor dat terrein wijzigen, moet worden gewijzigd.

Die wijziging vindt uiterlijk plaats bij de eerstvolgende evaluatie van het geïntegreerd beheersplan, vermeld in artikel 8.3.8 van dit besluit.

Art. 8.3.10. De bepalingen met betrekking tot de opheffing en de overname van het beheer bij een natuurbeheerplan, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 6, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten zijn van overeenkomstige toepassing op het geïntegreerde beheersplan.

Onderafdeling 10. - Beroepsprocedure Art. 8.3.11. De zakelijkrechthouder, de gebruiker of de gevolmachtigde kan tegen de beslissingen, genomen met toepassing van deze onderafdeling, een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering.

Een beroepschrift wordt met een beveiligde zending ingesteld binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op dag na de kennisgeving van de beslissing of, in geval van een stilzwijgende beslissing na het verstrijken van de uitgetrokken beslissingstermijn, vanaf de dag die volgt op het verstrijken van die termijn.

Het beroepschrift bestaat minstens uit een gemotiveerd verzoekschrift met vermelding van de datum en het referentienummer van de bestreden beslissing.

De Vlaamse Regering kan bij de Commissie en bij de adviesinstantie, vermeld in artikel 16undecies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, over het beroep advies inwinnen. De Commissie en de adviesinstantie beschikken over een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesvraag, om over het beroep een advies uit te brengen. Als het advies niet tijdig wordt verleend, wordt aan de adviesvraag voorbijgegaan.

De Vlaamse Regering neemt een beslissing over het beroep binnen een termijn van zestig kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het beroepschrift. Als er geen beslissing wordt genomen binnen de toepasselijke vervaltermijn wordt, er van uitgegaan dat het beroep afgewezen is. De beslissing wordt onverwijld met een beveiligde zending aan de indiener van het beroep bezorgd.". Afdeling 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14

december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen

Art. 53.In de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013, wordt aan punt 7 de volgende bepaling toegevoegd: "- de adviesinstantie, vermeld in artikel 16decies, § 1 en § 2, en artikel 16undecies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;". Afdeling 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van

16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is

Art. 54.In artikel 6.2, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt: "11° een goedgekeurd natuurbeheerplan op basis van artikel 16octies van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.". HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 55.De volgende regelingen worden opgeheven: 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 28 februari 2003 betreffende de natuurrichtplannen;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de beheerplannen van bossen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008 en 10 juni 2011;

Art. 56.Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies blijft van toepassing op de aanvragen voor de erkenning van een terrein als natuurreservaat die werden ingediend maar nog niet afgehandeld vóór de inwerkingtreding van dit besluit. De minister neemt binnen twee jaren na de inwerkingtreding van dit besluit een actieve beslissing als vermeld in artikel 10 van voormeld besluit.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 1993 tot vaststelling van regelen betreffende de aanwijzing of erkenning en het beheer van de bosreservaten blijft van toepassing op de aanvragen voor de erkenning van een bos als bosreservaat die werden ingediend maar nog niet afgehandeld vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 57.§ 1. Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies blijft van toepassing op de beheerplannen voor natuurreservaten die werden ingediend maar nog niet afgehandeld vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de beheerplannen van bossen blijft van toepassing op de beheerplannen voor bossen die werden ingediend maar nog niet afgehandeld vóór de inwerkingtreding van dit besluit. § 2. De indiener van een beheerplan als vermeld in paragraaf 1 heeft de mogelijkheid om het beheerplan dat hij al heeft ingediend, te herroepen met het oog op herindiening als een natuurbeheerplan overeenkomstig de bepalingen, vermeld in hoofdstuk 2, van dit besluit.

Art. 58.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 juli 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 1 Gegevens die moeten worden opgenomen in de verschillende delen van een natuurbeheerplan als vermeld in artikel 3, tweede lid Hieronder worden de gegevens vermeld die moeten worden opgenomen in elk van de vijf delen van een natuurbeheerplan.

Deel 1. - Verkenning HOOFDSTUK 1. - Algemene beschrijving In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving gegeven, die ten minste de volgende informatie bevat: 1° de deelnemende beheerder of beheerders: eigendom, zakelijke en persoonlijke rechten, en kadastrale gegevens van de percelen in beheer;2° de indiener van het beheerplan: naam, adres en contactgegevens;3° de situering en identificatie van het terrein: a) topokaart met situering van het terrein;b) kaart met de bestemming volgens het geldende plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan;c) kaart met de ligging in gebieden met een beschermingsstatuut volgens nationale en internationale wetgeving;d) kaart met de ligging volgens de biologische waarderingskaart die is opgesteld door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek;e) bodemkaart met situering van het terrein. HOOFDSTUK 2. - Bespreking van de drie functies van het terrein In dit hoofdstuk wordt een oplijsting gegeven van de bekende sterktes, zwaktes, opportuniteiten en bedreigingen voor de ecologische, de economische en de sociale functie. In dat opzicht wordt elke functie besproken vanuit de volgende invalshoeken: 1° de huidige toestand;2° de beschermingsstatuten die van toepassing zijn en de gevolgen ervan voor het beheer van het terrein in relatie met de omgeving;3° de potenties van het terrein;4° de visie van de beheerder of beheerders. HOOFDSTUK 3. - Globaal kader Het globale kader beschrijft op hoofdlijnen de volgende aspecten: 1° de invulling van de drie functies van het terrein en de differentiatie ervan over het terrein;2° de gewenste natuurstreefbeelden en/ of doelen voor soorten die men op lange termijn voor het terrein wil bereiken.Daarbij gebeurt een toetsing aan de instandhoudingsdoelstellingen en, voor zover dat van toepassing is, aan het managementplan Natura 2000, het managementplan, vermeld in artikel 48 van het decreet van 21 oktober 1997, het natuurrichtplan, het soortenbeschermingsprogramma en een beheerregeling als vermeld in artikel 28 van het Soortenbesluit van 15 mei 2009; 3° het ambitieniveau voor de realisatie van de beheerdoelstellingen van de ecologische functie (type een, type twee, type drie of type vier) en al dan niet het voornemen om voor het terrein of een gedeelte ervan de erkenning als natuurreservaat aan te vragen;4° in voorkomend geval: de doelstellingen in het kader van het beschermingsstatuut overeenkomstig het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Het globale kader kan opgesteld worden voor een ruimer gebied dan de effectief deelnemende percelen in eigendom of beheer, als dat nuttig is voor een betere ecologische onderbouwing van de gemaakte keuzen.

Bij het globaal kader voor een natuurbeheerplan voor een terrein van type vier kan een gebied worden afgebakend dat ruimer is dan de effectief deelnemende percelen in eigendom of beheer. HOOFDSTUK 4. - Werkplan inventarisatie In dit hoofdstuk wordt een omschrijving en motivering gegeven van de uit te voeren inventarisatie van de aanwezige natuurwaarden. Daarvoor gelden de volgende regels: 1° het terrein moet worden ingedeeld in beheereenheden en per beheereenheid wordt een standaardfiche ingevuld;2° als de standaardfiche, vermeld in punt 1°, onvoldoende informatie bevat om de beheerdoelstellingen te kunnen formuleren, is een bijkomende inventarisatie nodig voor bepaalde beheereenheden, vegetaties of indicatoren.In dat geval moet de daarbij te volgen methode worden vastgesteld.

De inventarisatie zelf wordt pas uitgevoerd na de goedkeuring van deel 1 van het natuurbeheerplan. De resultaten van de inventarisatie worden opgenomen in deel 2. Inventaris. HOOFDSTUK 5. - Bekendmaking consultatie In dit hoofdstuk wordt de wijze van bekendmaking van de aankondiging, vermeld in artikel 6, § 2, van het besluit gespecifieerd.

Deel 2. - Inventaris HOOFDSTUK 1. - Standaardfiches 1° een overzichtskaart van de indeling van het terrein in beheereenheden;2° per beheereenheid een standaardfiche voor bos, voor open vegetatietype of voor andere terreintypes.De standaardfiche omvat gegevens over standplaats, vegetatie, type bos, soorten, cultuurhistorische elementen en milieu. HOOFDSTUK 2. - Specifieke inventarisatie 1° het resultaat van de bijkomende inventarisatie, vermeld in deel 1, hoofdstuk 4, 2°, van deze bijlage;2° de bespreking van de vermelde inventarisatie, vermeld in punt 1° ;3° een kaart met aanduiding van de staat van instandhouding van de aanwezige Europees te beschermen habitats en regionaal belangrijke biotopen. Deel 3. - Beheerdoelstellingen HOOFDSTUK 1. - Beheervisie Het globale kader, beschreven in deel 1, kan overgenomen worden of wordt verfijnd op basis van deel 2 en op basis van de resultaten van verder overleg. HOOFDSTUK 2. - Beheerdoelstellingen Voor elk van de drie functies worden de beheerdoelstellingen geformuleerd aan de hand van de onder vermelde parameters, als een uitwerking van het globale kader naar concrete, meetbare doelen die men binnen de planperiode van het beheerplan wil realiseren. De beheerdoelstellingen worden ruimtelijk toegewezen binnen het terrein in kwestie. Beheerdoelstellingen worden alleen uitgeschreven voor de effectief deelnemende percelen in eigendom of beheer, niet voor een ruimer gebied.

Meer bepaald worden voor de drie functies de volgende parameters opgenomen: 1° voor de ecologische functie: a) een kaart met aanduiding van de zones waar een natuurstreefbeeld tot doel gesteld wordt en oppervlaktegegevens per natuurstreefbeeld;b) in voorkomend geval de instandhoudingsdoelstellingen, en dan met name waar en over welke oppervlakte welke instandhoudingsdoelstellingen zullen worden gerealiseerd;c) een bosbalans: waar en over welke oppervlakte worden er ontbossingen of bebossingen gepland en, voor zover dat van toepassing is, een vermelding dat er ontbost of bebost zal worden in functie van de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen en een motivering voor deze stelling.2° voor de economische functie: a) productie en verkoop van vermarktbare natuurlijke producten: hout, biomassa, wild, enzovoort;b) overige inkomsten, zoals bijvoorbeeld concessies, gebruiksrechten en jachtrechten.3° voor de sociale functie: a) vermelding van de aard van toegankelijkheid: i.principiële toegankelijkheid: toegankelijk voor voetgangers op de openbare en de private wegen; ii. verwijzing naar een toegankelijkheidsregeling: onder meer bij toelating voor andere categorieën van weggebruikers of toestemming om de wegen te verlaten; iii. ontoegankelijk: als in een openbaar terrein gekozen wordt voor het ontoegankelijk maken van wegen wordt een motivatie gegeven waarom dat gebeurt, met verwijzing naar één of meer van de in aanmerking komende gevallen, vermeld in artikel 12septies, § 2, derde lid van het decreet. Voor terreinen van type twee, drie of vier wordt omschreven op welke manier invulling gegeven zal worden aan het principe van minimale toegankelijkheid, vermeld in artikel 12septies, § 2, vijfde lid, van het decreet van 21 oktober 1997; b) als het terrein toegankelijk is, en voor zover van toepassing: vermelding of er een subsidie voor openstelling zal aangevraagd worden en voor welke wegen en/of zones;c) onroerend erfgoed: als het terrein een beschermd statuut heeft overeenkomstig het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, of als erfgoedlandschap opgenomen werd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt vermeld welke specifieke doelen daarover worden opgenomen;d) indien voor het terrein specifieke wetenschappelijke doelen worden vooropgesteld worden deze hier opgenomen. Deel 4. - Beheermaatregelen HOOFDSTUK 1. - Eenmalige maatregelen Een omschrijving van de maatregelen per beheereenheid, vegetatietype of per type maatregel, met vermelding van de volgende gegevens met betrekking tot elke maatregel: 1° plaats;2° tijdstip;3° op welke wijze invulling wordt gegeven aan de zorgplicht 4° voor zover van toepassing: a) de vermelding dat de maatregel in het kader van de realisatie van instandhoudingsdoelen genomen wordt;b) de vermelding dat voor de maatregel via de goedkeuring van het natuurbeheerplan ook een vergunning, vrijstelling of ontheffing op de natuurregelgeving of van de stedenbouwkundige vergunningsplicht gevraagd wordt, of dat naast een beheerplan een aparte vergunning nodig is;c) de vermelding dat er voor de maatregel een investeringssubsidie zal aangevraagd worden. Eenmalige maatregelen die specifiek voor het herstel van cultuurhistorische elementen worden genomen, worden afzonderlijk opgesomd. HOOFDSTUK 2. - Terugkerende maatregelen Een omschrijving van de maatregelen per beheereenheid, per vegetatietype of per type maatregel, met vermelding van de volgende gegevens met betrekking tot elke maatregel: 1° plaats;2° tijdstip en/of frequentie;3° op welke wijze invulling wordt gegeven aan de naleving van de zorgplicht;4° voor zover van toepassing: de vermelding dat voor de maatregel via de goedkeuring van het natuurbeheerplan ook een vergunning, vrijstelling of ontheffing op de natuurregelgeving of van de stedenbouwkundige vergunningsplicht gevraagd wordt of dat naast een beheerplan een aparte vergunning nodig is;5° indien van toepassing : de vermelding dat er voor de maatregel een subsidie voor instandhoudingsbeheer of herstelbeheer zal aangevraagd worden. Deel 5. - Opvolging De opvolging heeft in eerste instantie betrekking op de mate waarin de beoogde natuurstreefbeelden worden bereikt, en in tweede instantie op de mate waarin de beheer- en inrichtingsmaatregelen worden uitgevoerd. HOOFDSTUK 1. - Opvolging van de beheerdoelstellingen Een opsomming van de doelstellingen en, voor zover dat van toepassing is, de indicatoren die opgevolgd zullen worden, met aanduiding van de te hanteren methodiek en de frequentie.

In principe worden alleen die indicatoren opgevolgd waarvoor er onvoldoende zekerheid is dat de beheerdoelstellingen voor de ecologische functie die ermee overeenstemmen gehaald zullen worden bij het uitvoeren van de maatregelen zoals die gepland zijn. HOOFDSTUK 2. - Opvolging van de beheermaatregelen Een opsomming van de beheermaatregelen die jaarlijks geregistreerd zullen worden. In principe zijn dat minstens die beheermaatregelen die voor subsidiëring in aanmerking komen. Het agentschap stelt daarvoor een registratiemodule ter beschikking.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten.

Brussel, 14 juli 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 2 Toetsingskader voor de Vlaamse natuurreservaten Een terrein komt in aanmerking voor erkenning als natuurreservaat overeenkomstig hoofdstuk 3 van dit besluit als kan aangetoond worden dat het voldoet aan minstens één van de volgende vier beschrijvingen bij het indienen van de aanvraag tot erkenning of als de beheerdoelstellingen in het goedgekeurde natuurbeheerplan zo omschreven zijn dat het terrein binnen de geldigheidstermijn van het natuurbeheerplan zal voldoen aan minstens één van de volgende vier beschrijvingen: 1° het gaat om een terrein waar de natuurlijke processen en dynamische interacties kunnen plaats vinden, al dan niet bijgestuurd door extensieve begrazing.Het zijn mozaïeklandschappen ontstaan door extensieve begrazing of onbeheerde climaxvegetaties die bestaan uit of spontaan evolueren in de richting van: a) één of meerdere vegetaties opgenomen in de tabel van natuurstreefbeelden voor type drie of type vier, vermeld in bijlage 3A bij dit besluit;b) een leefgebied van een soort als vermeld in bijlage 3B, 1°, bij dit besluit. Het terrein is voldoende groot om de natuurlijke processen en dynamische interacties tussen de aanwezige vegetaties en soorten volwaardig tot uiting te laten komen; 2° het gaat om een terrein dat bestaat uit of beheerd wordt in functie van één of meer goed ontwikkelde vegetaties, opgenomen in de tabel van natuurstreefbeelden voor type drie of type vier, vermeld in bijlage 3A bij dit besluit. Het terrein is voldoende groot om een betekenisvolle bijdrage te leveren aan de regionaal gunstige staat van instandhouding van de vegetatie en van de typische soorten die kenmerkend zijn voor de goed ontwikkelde vegetatie in kwestie; 3° het gaat om een terrein dat een geschikt leefgebied van een lokaal belangrijke populatie of deelpopulatie van één of meerdere soorten, vermeld in bijlage 3B, 1°, bij dit besluit bevat. Het leefgebied van de soorten in kwestie is voldoende groot om goede kansen te bieden voor de instandhouding van het leefgebied en van de soorten in kwestie, alsook om een betekenisvolle bijdrage te leveren aan de regionaal gunstige staat van instandhouding van deze soorten; 4° het gaat om een terrein met uitzonderlijk hoge biologische diversiteit, die van bovenlokaal belang is, door het voorkomen van één of meerdere soorten, vermeld in bijlage 3B, 1°, of van één of meerdere vegetaties, opgenomen in de tabel van natuurstreefbeelden voor type drie of type vier, vermeld in bijlage 3 bij dit besluit. Het terrein is voldoende groot om goede kansen te bieden voor de instandhouding van de uitzonderlijk hoge biologische diversiteit in kwestie.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de natuurbeheerplannen en de erkenning van natuurreservaten.

Brussel, 14 juli 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^