Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 juli 2002
gepubliceerd op 30 augustus 2002

Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de kiesprocedure voor de Raad van het Gemeenschapsonderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002036108
pub.
30/08/2002
prom.
19/07/2002
ELI
eli/besluit/2002/07/19/2002036108/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JULI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de kiesprocedure voor de Raad van het Gemeenschapsonderwijs


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980, inzonderheid artikel 20;

Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 31, § 2;

Gelet op het voorstel van de Centrale Raad van de ARGO, gedaan op 20 september 2001;

Gelet op de vraag aan de Raad van State om bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° advies bij hoogdringendheid te verlenen binnen een termijn van drie dagen;

Gelet op de hoogdringendheid die gemotiveerd wordt door het feit dat de verkiezingen moeten afgerond zijn op 31 december 2002; dat deze procedure - zoals uitgetekend in het kiesreglement - een viertal maanden in beslag neemt, beroepsprocedure inbegrepen; dat om organisatorische redenen en om binnen de gestelde termijnen deze verkiezingen te kunnen laten verlopen is het noodzakelijk het advies bij hoogdringendheid in te winnen;

Gelet op het advies nr. 33.752/1 van de Raad van State, gegeven op 2 juli 2002;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende en algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - het bijzonder decreet : het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; - de kiesperiode : het kalenderjaar dat voorafgaat aan de datum waarop de Raad zijn bevoegdheden opneemt op grond van de artikelen 31, § 2 en 73 van het bijzonder decreet; - de Raad : Raad van het Gemeenschapsonderwijs zoals bedoeld in de artikelen 5, § 4 en 31 van het bijzonder decreet of, tot 31 december 2002, de centrale raad van bestuur zoals bedoeld in artikel 5, § 1, 1° van het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs; - het kiesreglement : de door regering, op voorstel van de Raad, goedgekeurde kiesprocedure; - de rechtstreekse verkiezingen : de verkiezingen zoals bedoeld in artikel 31, § 1, 1° en 2° van het bijzonder decreet; - de schoolraad : elke schoolraad zoals bedoeld in de artikelen 5, § 2 en 7 van het bijzonder decreet; - de geleding : de groep van leden bedoeld in artikel 31, § 1 van het bijzonder decreet. § 2. Indien de schoolraad bevoegd is voor meerdere scholen, worden de verplichtingen, opgelegd door dit besluit, uitgevoerd door de directeur met de grootste ambtsanciënniteit ressorterend onder deze schoolraad.

Art. 2.Uiterlijk op 30 juli van de kiesperiode bezorgen de algemeen directeurs de door het college van directeurs opgemaakte lijst van de schoolraden die bestaan op 1 januari van de kiesperiode aan de administrateur-generaal. HOOFDSTUK II. - Verkiezing van leden van de Raad door kiescollege Afdeling 1. - Het kiesbureau

Art. 3.§ 1. De organisatie van de verkiezingen wordt opgedragen aan een kiesbureau, dat bestaat uit : 1° de administrateur-generaal, voorzitter van het kiesbureau;2° de adjunct-administrateur-generaal, plaatsvervangend voorzitter van het kiesbureau;3° drie leden van de administratieve diensten, aangewezen door de administrateur-generaal. De administrateur-generaal wijst voor ieder lid van het kiesbureau een plaatsvervanger aan.

Kandidaten kunnen geen lid zijn van het kiesbureau. § 2. Het kiesbureau stelt zijn secretariaat samen.

Art. 4.Het kiesbureau neemt alle noodzakelijke maatregelen om het regelmatig verloop van de verkiezingen te verzekeren.

Art. 5.Het kiesbureau wordt samengesteld uiterlijk twee dagen na publicatiedatum van dit besluit. Afdeling 2. - De kiesgerechtigden

Art. 6.Er is geen stemplicht. Zijn kiesgerechtigd voor de verkiezing van de eerste geleding van vijf rechtstreeks te verkiezen leden van de Raad : 1° de drie leden van de schoolraad, rechtstreeks verkozen door en uit de ouders van de regelmatige leerlingen, uitgezonderd in het onderwijs voor sociale promotie en het deeltijds kunstonderwijs voor volwassenen, waar de meerderjarige cursisten kiesgerechtigd en verkiesbaar zijn;2° de twee gecoöpteerde leden van de schoolraad. Zijn kiesgerechtigd voor de verkiezing van de tweede geleding van vijf rechtstreeks te verkiezen leden van de Raad : 1° de drie leden van de schoolraad, rechtstreeks verkozen door en uit het personeel tewerkgesteld in een onder de schoolraad ressorterende school;2° de directeurs die op de dag van de verkiezing effectief in dienst zijn als hoofd van hun instelling.Onder directeur wordt verstaan de directeur van een school of een centrum voor leerlingenbegeleiding zoals bedoeld in de artikelen 14 en 16 van het bijzonder decreet.

Elke kiesgerechtigde heeft één stem. Elke kiesgerechtigde die, om welke reden ook, kiesgerechtigd zou kunnen zijn bij verschillende schoolraden, meldt zelf aan de voorzitters van de betrokken schoolraden waar hij zijn stem zal uitbrengen. Afdeling 3. - De oproep tot de kandidaten

Art. 7.§ 1. Vóór 30 juli van de kiesperiode publiceert het kiesbureau in het Belgisch Staatsblad de oproep tot de kandidaten voor de rechtstreekse verkiezingen van de leden van de Raad.

Deze oproep vermeldt : 1° een omschrijving van doel en werking van de Raad;2° de samenstelling van de Raad, zoals vermeld in artikel 31 van het bijzonder decreet;3° de onverenigbaarheden bedoeld in artikel 32 van het bijzonder decreet;4° de verplichting, overeenkomstig artikel 6 van het bijzonder decreet, de verklaring van gehechtheid aan het gemeenschapsonderwijs, de neutraliteitsverklaring en het pedagogisch project van het gemeenschapsonderwijs te ondertekenen bij aanvaarding van lidmaatschap van de Raad;5° het model van kandidaatstelling (KRR1);6° het adres van het kiesbureau waar de kandidatuur moet worden ingediend;7° de uiterste datum van indiening van de kandidatuur : 20 september van de kiesperiode;8° de periode van de rechtstreekse verkiezingen. § 2. Een verkorte oproep tot de kandidaten voor de rechtstreekse verkiezingen van de leden van de Raad wordt gepubliceerd in drie kranten met verspreiding in Vlaanderen en in Brussel. § 3. Indien er voor de eerste respectievelijk tweede geleding, zoals bedoeld in artikel 6, §§ 1 en 2 niet minstens vijf kandidaten zijn, dan herneemt het kiesbureau de oproep zoals bedoeld in § 1. In dat geval kan het kiesbureau beslissen af te wijken van de in dit besluit vastgestelde data en termijnen. Afdeling 4. - De kandidaturen.

Art. 8.De kandidaatstelling voor de rechtstreekse verkiezingen vermeldt de naam, de voornaam, de geboortedatum en de woonplaats. De kandidaatstelling dient in de voorgeschreven vorm (KRR 1) en uiterlijk op 20 september van de kiesperiode, aangetekend met ontvangstbewijs, te worden gezonden aan de voorzitter van het kiesbureau.

Art. 9.Het kiesbureau maakt uiterlijk op 25 september van de kiesperiode de lijst op van de aanvaarde kandidaturen, in alfabetische orde, doch beginnend met de letter die bij loting door het kiesbureau wordt aangewezen.

Art. 10.§ 1. Indien het aantal kandidaten per geleding gelijk is aan het aantal te begeven mandaten, zoals bepaald in artikel 31, § 1, 1° en 2° van het bijzonder decreet, worden zij door het kiesbureau als verkozen verklaard. § 2 Indien er voor de eerste respectievelijk de tweede geleding meer dan vijf kandidaten zijn, zendt het kiesbureau, uiterlijk op 4 oktober van de kiesperiode, aan de schooldirecteur : - de lijst met de kandidaten; - een kopie van de kandidaatstellingen (KRR 1); - de nodige stembiljetten (KRR 2 en KRR 3); - de omslagen (KRR 4 en KRR 5); - het formulier voor het opmaken van het proces-verbaal (KRR 6).

Uiterlijk op 10 oktober van de kiesperiode leggen de schooldirecteurs het document kandidaatstelling (KRR1) en de kandidatenlijst ter inzage van alle kiesgerechtigden.

Het kiesbureau plaatst de kandidatenlijst en de documenten kandidaatstelling op de website van de administratieve diensten. § 3. Indien er voor de eerste, respectievelijk tweede geleding meer dan vijf kandidaten zijn, zendt het kiesbureau, uiterlijk op 4 oktober van de kiesperiode, aan de directeurs van de centra voor leerlingenbegeleiding : - de lijst met de kandidaten; - een kopie van de kandidaatstellingen (KRR 1); - een stembiljet (KRR 3); - een omslag (KRR 5). Afdeling 5. - De stemverrichtingen

Art. 11.De stemming gebeurt per schoolraad uitgezonderd voor de directeurs van de centra voor leerlingenbegeleiding die hun stem uitbrengen volgens de bepalingen van artikel 13.

Art. 12.§ 1. De rechtstreekse verkiezingen hebben plaats tijdens een vergadering van de schoolraad die doorgaat in de periode van 14 oktober tot en met 25 oktober van de kiesperiode. § 2. De voorzitter van de schoolraad geeft aan de kiesgerechtigden voor de respectieve geledingen, zoals bedoeld in artikel 6 het stembiljet (KRR 2 of KRR 3 naargelang het geval) en een omslag (KRR 4 of KRR 5, naargelang het geval). Stembrieven die om één of andere reden te onderscheiden zijn van de andere stembrieven worden door de voorzitter van de schoolraad ongeldig gemaakt door alle kandidaten aan te kruisen en vernietigd. § 3. Elk aanwezig lid van de schoolraad brengt voor de betreffende geleding zijn stem uit door het stemvak aan te kruisen naast maximum één kandidaat. § 4. De kiesgerechtigde brengt zijn stem uit en steekt het geplooide stembiljet (KRR 2 of KRR 3, naargelang het geval) in de omslag (KRR 4 of KRR 5, naargelang het geval). Hij kleeft de omslag dicht en geeft hem af aan de voorzitter van de schoolraad. § 5. In geval van vergissing kan de kiesgerechtigde bij de voorzitter van het stembureau een nieuwe stembrief vragen.

De ingeleverde stembrief wordt vooraf door de kiesgerechtigde ongeldig gemaakt door alle kandidaten aan te kruisen. Hij overhandigt deze ongeldige stembrief vervolgens aan de voorzitter van de schoolraad, die hem onmiddellijk vernietigt. § 6. Van de stemverrichtingen wordt een proces-verbaal (KRR 6) opgemaakt.

De aanwezige leden van de schoolraad en de schooldirecteur(s) ondertekenen het proces-verbaal. Elke door een lid van de schoolraad of door de schooldirecteur(s) vastgestelde onregelmatigheid moet in het proces-verbaal worden opgenomen. Het proces-verbaal wordt in twee exemplaren opgemaakt. Eén exemplaar wordt door de schoolraad in zijn archief bewaard. § 7. Onmiddellijk na het afsluiten van de stemverrichtingen worden de omslagen met de geldige stembrieven en het tweede exemplaar van het proces-verbaal (KRR 6) in een gewone verzamelomslag gestoken.

Deze verzamelomslag wordt uiterlijk op 30 oktober van de kiesperiode door de directeur aangetekend gezonden naar het kiesbureau, dat daartoe een postbus opent. § 8. De stemming is vrij en geheim. De voorzitters van de schoolraden en de schooldirecteurs waken over het geheim van de stemming. § 9. Stemmen bij volmacht is uitgesloten.

Art. 13.De directeur van het centrum voor leerlingenbegeleiding brengt zijn stem uit door het stemvak aan te kruisen naast maximum één kandidaat en steekt de geplooide stembrief (KRR 3) in de omslag (KRR 5). Hij kleeft de omslag dicht en stopt die in een tweede, gewone omslag. De tweede omslag wordt uiterlijk op 30 oktober van de kiesperiode aangetekend gezonden naar de voorzitter van het kiesbureau, dat daartoe een postbus opent. Afdeling 6. - De verrichtingen van het kiesbureau

Art. 14.De telling van de stemmen gebeurt door het kiesbureau uiterlijk 6 november van de kiesperiode.

Art. 15.Ongeldig zijn : 1° de stembrieven waarop geen stem werd uitgebracht;2° de stembrieven waarop meer dan één stem werden uitgebracht;3° de stembrieven die de kiezer herkenbaar kunnen maken door aantekeningen, tekenen of doorhalingen. Een stembrief waarop het stemteken op onvolkomen wijze is aangebracht, wordt als geldig aangezien wanneer de wil van de kiezer op voldoende wijze tot uiting is gebracht.

Art. 16.Indien het kiesbureau onregelmatigheden bij de stemverrichtingen vaststelt, kan het de schoolraad opnieuw doen samenkomen voor een herverkiezing. Als onregelmatigheden worden inzonderheid beschouwd deze bedoeld in artikel 12, § 8 en § 9 van dit besluit. Het kiesbureau of een daardoor gemandateerde afvaardiging kan op deze vergadering aanwezig zijn. De data worden door het kiesbureau bepaald.

Art. 17.De rangschikking van de kandidaten wordt per geleding bepaald door het aantal stemmen dat ieder van hen behaalde, in dalende volgorde.

Bij gelijkheid van stemmen gaat de jongere voor de oudere.

Art. 18.Tot beloop van het aantal toe te kennen mandaten per geleding zijn verkozen de kandidaten die het best zijn gerangschikt.

De niet verkozen kandidaten worden per geleding gerangschikt als opvolgers.

Art. 19.Indien de lijst van de opvolgers voor de leden van de eerste of de tweede geleding is uitgeput en een rechtstreeks verkozen lid van de Raad zijn mandaat voortijdig beëindigt, moeten verkiezingen worden georganiseerd voor de geleding waarvoor er geen opvolgers voorhanden zijn. De verkiezingen gebeuren volgens de bepalingen van dit besluit.

Het kiesbureau organiseert daartoe onmiddellijk verkiezingen en bepaalt de data en de termijnen van de opeenvolgende kiesverrichtingen.

Art. 20.Van de telverrichtingen wordt een proces-verbaal opgemaakt.

De rangschikking van de verkozenen en van de opvolgers worden per geleding genoteerd. Elke door een lid van het kiesbureau vastgestelde onregelmatigheid moet in het proces-verbaal worden opgenomen. De leden van het kiesbureau ondertekenen het proces-verbaal.

Het kiesbureau stelt de kandidaten per aangetekend schrijven in kennis van de verkiezingsuitslag. HOOFDSTUK III. - Aanduiding van de leden van de Raad

Art. 21.De Vlaamse regering verzoekt uiterlijk op 15 september van de kiesperiode aan de Vlaamse Interuniversitaire Raad en aan de Vlaamse Hogescholenraad om de aanwijzing van de in artikel 31, § 1, 3° en 4° van het bijzonder decreet bedoelde leden te coördineren, overeenkomstig de aldaar bedoelde modaliteiten.

De Vlaamse Interuniversitaire Raad legt uiterlijk op 15 november van de kiesperiode een lijst van 3 leden voor.

De Vlaamse Hogescholenraad legt uiterlijk op 15 november van de kiesperiode een lijst van 2 leden voor. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 22.De Raad moet samengesteld zijn vóór 1 januari van het jaar volgend op de kiesperiode en neemt vanaf die datum de hem toegewezen bevoegdheden op.

Art. 23.Alle documenten van het kiesbureau worden door het kiesbureau gedurende de hele mandaatsperiode van de verkozen Raad bewaard.

Art. 24.Vooraleer het lidmaatschap van de Raad te kunnen opnemen moet elk lid het lidmaatschap aanvaarden.

Bij aanvaarding van het lidmaatschap ondertekent het lid de verklaring van gehechtheid aan het gemeenschapsonderwijs, de neutraliteitsverklaring, het pedagogisch project van het gemeenschapsonderwijs) en een verklaring dat het zich niet in een toestand van onverenigbaarheid bevindt zoals bepaald in artikel 32 van het bijzonder decreet. (KRR 7).

Art. 25.Een mandaat komt vrij : - wanneer een stemgerechtigd lid zelf ontslag neemt; - op het ogenblik dat een stemgerechtigd lid in een toestand van onverenigbaarheid komt.

Art. 26.De afgevaardigd-bestuurder zorgt er voor dat bij elke wijziging in de samenstelling van de Raad de lijst met de volledige samenstelling van de Raad in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd wordt en aan de Vlaamse Regering meegedeeld wordt.

Art. 27.Dit besluit treedt in werking op de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad .

Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 juli 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de kiesprocedure van de Raad voor het Gemeenschapsonderwijs.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN

^