gepubliceerd op 28 augustus 1999
Besluit van de Vlaamse regering tot verdeling van de trekkingsrechten uit het Sociaal Impulsfonds voor het jaar 1999 onder de Gemeenten van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschapscommissie
18 MEI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot verdeling van de trekkingsrechten uit het Sociaal Impulsfonds voor het jaar 1999 onder de Gemeenten van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschapscommissie
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, inzonderheid op de artikelen 6 tot en met 9;
Gelet op het decreet van 19 december 1998 houdende de algemene uitgavenbegroting aan de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 mai 1996 tot uitvoering van het decreet van mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 tot voorlopige verdeling van de trekkingsrechten uit het Sociaal Impulsfonds voor het jaar 1998 onder de gemeenten van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
Overwegende dat zes gemeenten, meer bepaald Aartselaar, Beveren, Knokke-Heist, Koksijde, Sint-Martens-Latem en Zwijndrecht beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 9 van het decreet van 14 mei 1996; dat die gemeenten slechts 90 % krijgen van het trekkingsrecht van 1998 dat reeds verminderd werd met 19 % en voor1999 verminderd wordt met 27,1 %; dat zij voor 1999 bijgevolg 72,9 % bekomen van het gewaarborgd trekkingsrecht;
Overwegende dat het vastleggingskrediet 7 388,8 miljoen frank bedraagt; dat 100 miljoen frank voorafgenomen wordt voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie; dat 20 miljoen frank voorafgenomen wordt ter uitvoering van artikel 22, § 2 van het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999; dat de niet-vastgelegde kredieten uit de begroting van 1998 van het programma 53.2, basisallocaties 12.03 en 33.10 respectievelijk 619 270 frank en 1 703 500 frank, worden bijgevoegd ter uitvoering van artikel 5, tweede lid van het decreet; dat in toepassing van artikel 7 van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds het niet vastgelegd trekkingsrecht van Drogenbos en Herstappe van het jaar 1997, respectievelijk 1 102 600 frank en 21 556 frank, verdeeld wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 6; dat bijgevolg 7 272 246 926 frank verdeeld wordt onder de gemeenten van het Vlaamse Gewest;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting en de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De voorlopige verdeling van de trekkingsrechten voor het jaar 1998, zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 tot voorlopige verdeling van de trekkingrechten uit het Sociaal Impulsfonds voor het jaar 1998 onder de gemeenten van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, wordt definitief.
Art. 2.De trekkingsrechten uit het Sociaal Impulsfonds voor het jaar 1999 worden onder de gemeenten van het Vlaamse Gewest verdeeld zoals vermeld in de tabel, als bijlage gevoegd bij dit besluit.
Art. 3.Overeenkomstig de bepalingen in artikel 4, § 1 van het decreet van 14 mei 1996, tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, gewijzigd bij decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999, inzonderheid artikel 22, § 1, wordt aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie een trekkingsrecht toegekend van 100 miljoen frank.
Art. 4.De niet-vastgelegde delen van de trekkingsrechten uit het Sociaal Impulsfonds van 1997 en 1998, vermeld in de bijlage, gevoegd bij dit besluit, worden overgedragen naar 1999.
Art. 5.Voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt 43 470 000 frank aan trekkingsrechten van 1998 overgedragen naar 1999.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor het stedelijk beleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 mei 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS
Bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 1999 tot verdeling van de trekkingsrechten uit het Sociaal Impulsfonds voor het jaar 1999 onder de gemeenten van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschapscommissie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 1999 tot verdeling van de trekkingsrechten uit het Sociaal Impulsfonds voor het jaar 1999 onder de gemeenten van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Brussel, 18 mei 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS