Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 juli 2003
gepubliceerd op 10 oktober 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de modaliteiten waaronder de in artikel 253, eerste lid, 7° en 8°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstellingen van de onroerende voorheffing worden aangevraagd

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003201042
pub.
10/10/2003
prom.
18/07/2003
ELI
eli/besluit/2003/07/18/2003201042/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JULI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de modaliteiten waaronder de in artikel 253, eerste lid, 7° en 8°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstellingen van de onroerende voorheffing worden aangevraagd


De VLAAMSE REGERING, Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op artikel 253, zesde lid, toegevoegd bij het decreet van 20 december 2002;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 4 april 2003, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 juni 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De aanvragen tot het verkrijgen van de vrijstelling van de onroerende voorheffing, bedoeld in artikel 253, eerste lid, 7o en 8o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, toegevoegd bij het decreet van 20 december 2002, worden bij een ter post aangetekende brief ingediend bij de directeur-generaal van de administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management, Boudewijnlaan 30, te 1000 Brussel.

De aanvragen vermelden de naam of benaming, het adres van de belastingplichtige en de ligging van het onroerend goed en worden door de belastingplichtige of zijn gemachtigde ondertekend.

Art. 2.De aanvrager moet de volgende documenten bij zijn aanvraag om vrijstelling van de onroerende voorheffing op grond van artikel 253, eerste lid, 7o, van hetzelfde Wetboek, voegen : 1o een afschrift van de stedenbouwkundige vergunning; 2o een afschrift van de verbouwingsplannen, door de architect opgemaakt; 3o een afschrift van het tussen bouwheer en aannemer of architect opgemaakt proces-verbaal van voorlopige oplevering van de verbouwingswerken; 4o een uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister waaruit blijkt dat het onroerend goed, waarvoor de vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt aangevraagd, vanaf ten vroegste 1 januari 2002 effectief wordt bewoond.

Art. 3.De aanvrager moet de volgende documenten bij zijn aanvraag om vrijstelling van de onroerende voorheffing gegrond op artikel 253, eerste lid, 8o, van hetzelfde Wetboek, voegen : 1o een afschrift van de stedenbouwkundige vergunning voor de renovatiewerkzaamheden in de zin van artikel 24, 4o, van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996; 2o een afschrift van het tussen bouwheer en aannemer of architect opgemaakt proces-verbaal van voorlopige oplevering van de renovatiewerkzaamheden; 3o een attest waarop de schrapping, die uitwerking heeft vanaf ten vroegste 1 januari 2003, uit de inventaris van de verwaarloosde gebouwen en/of woningen of van de ongeschikte en/of onbewoonbare woningen is vermeld.

Art. 4.Wanneer het onroerend goed waarvoor de vrijstelling kan worden toegekend samen met een aanpalend onroerend goed wordt verbouwd tot één pand met één kadastraal inkomen, dient in afwijking van de artikelen 2 en 3 de aanvraag in twee fasen te worden ingediend : a) in een eerste fase moeten, zodra voorhanden, de documenten opgesomd onder artikel 2, 1o, 2o, respectievelijk artikel 3, 1o, worden voorgelegd;b) in een tweede fase moeten de documenten, opgesomd onder artikel 2, 4o en 5o, respectievelijk artikel 3, 2o en 3o, worden voorgelegd zodra - hetzij kan worden aangetoond dat het betrokken onroerend goed effectief bewoond wordt in geval van toepassing van artikel 2; - hetzij kan worden aangetoond dat het betrokken onroerend goed uit de inventaris van de verwaarloosde gebouwen en/of woningen of van de ongeschikte en/of onbewoonbare woningen wordt geschrapt in toepassing van artikel 3.

Art. 5.De aanvragen dienen te gebeuren aan de hand van het aanvraagformulier waarvan het model is opgenomen in bijlage.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van het aanslagjaar 2003.

Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 juli 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie D. VAN MECHELEN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 tot regeling van de modaliteiten waaronder de in artikel 253, 7o en 8o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstellingen van de onroerende voorheffing worden aangevraagd.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie D. VAN MECHELEN

^