gepubliceerd op 04 februari 2021
Besluit van de Vlaamse Regering over de mobiliteitsbeurs voor studenten die een periode in het buitenland doorbrengen in het kader van hun opleiding
18 DECEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering over de mobiliteitsbeurs voor studenten die een periode in het buitenland doorbrengen in het kader van hun opleiding
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bekrachtigd bij het
decreet van 20 december 2013Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
20/12/2013
pub.
05/03/2014
numac
2014035242
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980
type
decreet
prom.
20/12/2013
pub.
28/01/2014
numac
2014200213
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980
sluiten, artikel II.352, vervangen bij het
decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
25/04/2014
pub.
26/06/2014
numac
2014203085
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009
type
decreet
prom.
25/04/2014
pub.
25/09/2014
numac
2014035931
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende het onderwijs XXIV
sluiten en gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, en artikel II.353, vervangen bij het
decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
25/04/2014
pub.
26/06/2014
numac
2014203085
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009
type
decreet
prom.
25/04/2014
pub.
25/09/2014
numac
2014035931
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende het onderwijs XXIV
sluiten en gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 4 mei 2018.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 26 oktober 2020. - De Raad van State heeft advies 68.247/1 gegeven op 4 december 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° ASEM WPP: het mobiliteitsprogramma dat het Departement Onderwijs en Vorming beheert, met als doel de studentenmobiliteit vanuit de Vlaamse Gemeenschap naar een aantal Aziatische landen te stimuleren via mobiliteitsbeurzen gericht op stage;2° Departement Onderwijs en Vorming: het departement, vermeld in artikel 22, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;3° duobeurs: een beurs die wordt toegekend aan een koppel studenten, telkens bestaande uit één inkomende en één uitgaande student, die tijdens hun opleiding een periode in het partnerland doorbrengen in het kader van een studie, stage of onderzoek voor hun eindscriptie;4° Erasmus+: het programma van de Europese Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport in Europa;5° generiek mobiliteitsprogramma: een mobiliteitsprogramma waarbij de hogeronderwijsinstellingen de samenwerking bepalen met de landen of partners die voor hen prioritair zijn, en waarbij de financiële middelen worden toegekend aan de hogeronderwijsinstellingen die verantwoordelijk zijn voor de procedures, de selectie en de toekenning van de mobiliteitsbeurzen;6° kwalificatieniveau: niveaus zoals beschreven in het decreet van 30 april 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2009 pub. 16/07/2009 numac 2009035656 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwalificatiestructuur sluiten betreffende de kwalificatiestructuur;7° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming;8° specifiek mobiliteitsprogramma: een mobiliteitsprogramma waarbij de minister de samenwerking bepaalt met de landen of partners die voor haar prioritair zijn, de financiële middelen beheert en ook de procedures, de selectie en de toekenning van de mobiliteitsbeurzen regelt; 9° studenten uit ondervertegenwoordigde groepen: de beursstudenten, de werkstudenten, en de studenten met een functiebeperking, vermeld in artikel I.3, 13°, 62° en 78° van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013; 10° uitgaande studenten: studenten die in het kader van hun opleiding een periode in het buitenland doorbrengen, waarbij de mobiliteit betrekking heeft op een studie, stage of onderzoek voor hun eindscriptie;11° Washington Center for Internships and Academic Seminars: mobiliteitsprogramma dat stages aanmoedigt in internationale organisaties en bedrijven en dat het Washington Center opvolgt, ondersteunt en controleert.
Art. 2.Er kunnen mobiliteitsbeurzen ter beschikking gesteld worden voor studenten in het kader van de volgende mobiliteitsprogramma's: 1° de volgende generieke mobiliteitsprogramma's voor de volgende soorten mobiliteit: a) mobiliteit in het kader van het programma Erasmus+;b) mobiliteit in het kader van de generieke beurzen.2° de volgende specifieke mobiliteitsprogramma's voor de volgende soorten mobiliteit: a) mobiliteit tussen Vlaanderen en een aantal prioritaire landen die de minister bepaalt en die al dan niet vastgelegd is in een bilateraal akkoord dat gesloten is in het kader van de academische diplomatie;b) mobiliteit tussen Vlaanderen en de Verenigde Staten in het kader van het Washington Center for Internships and Academic Seminars;c) mobiliteit tussen Vlaanderen en een aantal Aziatische landen in het kader van ASEM WPP.
Art. 3.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder de Erasmus+ Programmagids van de Europese Commissie, de jaarlijkse gids die wordt opgesteld in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen voor Erasmus+, steunende op Verordening (EU) nr. 1288/2013, te vinden op volgende website: http://ec.europa.eu/programmes/erasmus-plus/resources/programme-guide. § 2. Voor mobiliteit in het kader van Erasmus+ wordt een maandelijkse mobiliteitsbeurs toegekend aan uitgaande studenten. De hoogte van die mobiliteitsbeurs is afhankelijk van het land van bestemming van de mobiliteit en van de doeleinden van de mobiliteit.
De landen van bestemming van de mobiliteit worden op de volgende wijze onderverdeeld op de wijze die is vermeld in de Erasmus+ Programmagids van de Europese Commissie: 1° de groep 1-landen zijn de programmalanden met hoge kosten voor levensonderhoud;2° de groep 2-landen zijn programmalanden met middelhoge kosten voor levensonderhoud;3° de groep 3-landen zijn programmalanden met lage kosten voor levensonderhoud. § 3. De maandelijkse mobiliteitsbeurs voor studentenmobiliteit voor studiedoeleinden wordt op de volgende wijze vastgesteld: 1° groep 1-landen: 379 euro;2° groep 2-landen: 329 euro;3° groep 3-landen: 279 euro. De maandelijkse mobiliteitsbeurs voor studentenmobiliteit voor stagedoeleinden wordt op de volgende wijze vastgesteld: 1° groep 1-landen: 479 euro;2° groep 2-landen: 429 euro;3° groep 3-landen: 379 euro. Aan studenten uit ondervertegenwoordigde groepen, met uitzondering van de studenten met een functiebeperking, wordt een aanvullende maandelijkse mobiliteitsbeurs van 150 euro toegekend.
Studenten met een functiebeperking kunnen, op basis van kosten die verband houden met hun functiebeperking, een bijkomende beurs ontvangen. Ze leggen daarvoor documenten die de werkelijk gemaakte kosten bewijzen voor aan het agentschap bevoegd voor de uitvoering van het Erasmus+ programma in de Vlaamse Gemeenschap. § 4. Een mobiliteitsbeurs wordt toegekend als de mobiliteit voldoet aan een van de volgende voorwaarden: 1° de mobiliteit voor studiedoeleinden bedraagt minimaal drie maanden en maximaal twaalf maanden;2° de mobiliteit voor stagedoeleinden bedraagt minimaal twee maanden en maximaal twaalf maanden. § 5. De Vlaamse hogescholen en universiteiten kennen de beurzen in het kader van Erasmus+ toe aan hun studenten. Elke instelling kan autonoom beslissen omtrent de interne procedures van deze selecties, binnen de algemene modaliteiten en richtlijnen van het Erasmus+ programma. § 6. De minister kan, binnen de boven- en ondergrenzen vermeld in de Erasmus+ Programmagids van de Europese Commissie, de hoogte van de mobiliteitsbeurs en van de aanvullende beurs voor studenten uit ondervertegenwoordigde groepen aanpassen afhankelijk van de evolutie van de levensduurte of van de beschikbare financiële middelen.
De minister kan paragraaf 2, 3 of 4 wijzigen als gevolg van een wijziging van Erasmus+ of het programma van de Europese Unie voor onderwijs dat het opvolgt, om de conformiteit van de Vlaamse en Europese modaliteiten te behouden.
Art. 4.§ 1. In het kader van de generieke beurzen, vermeld in artikel 2, 1°, b), wordt een maandelijkse mobiliteitsbeurs van 700 euro toegekend aan uitgaande studenten.
Aan uitgaande studenten die een generieke beurs ontvangen, wordt een forfaitaire vergoeding voor reiskosten toegekend per mobiliteit. Het bedrag voor de forfaitaire vergoeding wordt op de volgende wijze vastgesteld: 1° 180 euro als de afstand naar het gastland tussen 100 en 499 kilometer is;2° 275 euro als de afstand naar het gastland tussen 500 en 1999 kilometer is;3° 360 euro als de afstand naar het gastland tussen 2000 en 2999 kilometer is;4° 530 euro als de afstand naar het gastland tussen 3000 en 3999 kilometer is;5° 820 euro als de afstand naar het gastland tussen 4000 en 7999 kilometer is;6° 1500 euro als de afstand naar het gastland 8000 kilometer of meer is. Een aanvullende maandelijkse mobiliteitsbeurs van 200 euro wordt toegekend aan studenten uit ondervertegenwoordigde groepen. § 2. De mobiliteitsbeurs in het kader van de generieke beurzen, vermeld in paragraaf 1, wordt prioritair toegekend aan uitgaande studenten die op het ogenblik van hun aanvraag zijn ingeschreven aan een Vlaamse hogeschool of universiteit onder een diplomacontract in een opleiding die valt onder kwalificatieniveau 5, 6 of 7. § 3. De Vlaamse hogescholen en universiteiten kennen de generieke beurzen toe aan de uitgaande studenten. Het budget dat ter beschikking gesteld wordt voor generieke beurzen, wordt verdeeld onder de Vlaamse hogescholen en universiteiten op basis van het aantal ingeschreven studenten met diplomacontract.
De minister kan de praktische modaliteiten met betrekking tot het doel van de mobiliteit en de voorwaarden waaraan de student en de betrokken instellingen, bedrijven of organisaties moeten voldoen, bepalen. § 4. De minister kan de hoogte van de maandelijkse mobiliteitsbeurs, van de aanvullende mobiliteitsbeurs en van de forfaitaire vergoeding voor reiskosten, vermeld in paragraaf 1, aanpassen afhankelijk van de evolutie van de levensduurte of van de beschikbare financiële middelen.
Art. 5.§ 1. Voor de mobiliteit van studenten tussen Vlaanderen en een aantal prioritaire landen, vermeld in artikel 2, 2°, a), wordt een maandelijkse mobiliteitsbeurs van 700 euro toegekend aan uitgaande studenten.
Aan uitgaande studenten die een specifieke beurs ontvangen, wordt een forfaitaire vergoeding voor reiskosten toegekend per mobiliteit. Het bedrag voor die vergoeding wordt op de volgende wijze vastgesteld: 1° 180 euro als de afstand naar het gastland tussen 100 en 499 kilometer is;2° 275 euro als de afstand naar het gastland tussen 500 en 1999 kilometer is;3° 360 euro als de afstand naar het gastland tussen 2000 en 2999 kilometer is;4° 530 euro als de afstand naar het gastland tussen 3000 en 3999 kilometer is;5° 820 euro als de afstand naar het gastland tussen 4000 en 7999 kilometer is;6° 1500 euro als de afstand naar het gastland 8000 kilometer of meer is. Een aanvullende maandelijkse mobiliteitsbeurs van 200 euro wordt toegekend aan studenten uit ondervertegenwoordigde groepen. § 2. De mobiliteitsbeurs, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan afhankelijk van het specifieke mobiliteitsprogramma voor het prioritaire land in kwestie, voor ten minste één tot maximaal twaalf maanden worden toegekend. § 3. De mobiliteitsbeurs, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt prioritair toegekend aan uitgaande studenten die op het ogenblik van hun aanvraag zijn ingeschreven aan een Vlaamse ambtshalve geregistreerde instelling onder een diplomacontract in een opleiding die valt onder kwalificatieniveau 5, 6 of 7. § 4. Een Vlaamse selectiecommissie kent in samenwerking met het Departement Onderwijs en Vorming de beurzen toe aan de uitgaande studenten.
De minister kan de praktische modaliteiten met betrekking tot het doel van de mobiliteit en de voorwaarden waaraan de student en de betrokken instellingen, bedrijven of organisaties moeten voldoen, bepalen. § 5. Afhankelijk van het specifieke mobiliteitsprogramma voor het prioritaire land in kwestie wordt gewerkt met duobeurzen. Als er duobeurzen worden toegekend, wordt aan inkomende studenten een maandelijkse mobiliteitsbeurs van 850 euro toegekend en een forfaitaire vergoeding voor reiskosten als vermeld in paragraaf 1. § 6. De minister kan de hoogte van de mobiliteitsbeurzen, van de aanvullende mobiliteitsbeurs en van de forfaitaire vergoedingen voor reiskosten, vermeld in paragraaf 1 en 5, aanpassen afhankelijk van de evolutie van de levensduurte of van de beschikbare financiële middelen.
Art. 6.§ 1. Voor de mobiliteit van studenten tussen Vlaanderen en de Verenigde Staten in het kader van het Washington Center for Internships and Academic Seminars, vermeld in artikel 2, 2°, b), wordt een eenmalige mobiliteitsbeurs van 9000 euro toegekend aan uitgaande studenten.
Een aanvullende mobiliteitsbeurs van 3000 euro wordt eenmalig toegekend aan studenten uit ondervertegenwoordigde groepen. § 2. De mobiliteitsbeurs, vermeld in paragraaf 1, wordt prioritair toegekend aan uitgaande studenten die op het ogenblik van hun aanvraag zijn ingeschreven aan een Vlaamse ambtshalve geregistreerde instelling onder een diplomacontract in een opleiding die valt onder kwalificatieniveau 6 of 7. § 3. Een Vlaamse selectiecommissie kent in samenwerking met het Departement Onderwijs en Vorming de beurzen toe aan de uitgaande studenten.
De minister kan de praktische modaliteiten met betrekking tot het doel van de mobiliteit en de voorwaarden waaraan de student en de betrokken instellingen, bedrijven of organisaties moeten voldoen, bepalen. § 4. De minister kan de hoogte van de mobiliteitsbeurs en van de aanvullende mobiliteitsbeurs, vermeld in paragraaf 1, aanpassen afhankelijk van de evolutie van de levensduurte, de inschrijvingsgelden of van de beschikbare financiële middelen.
Art. 7.§ 1. Voor de mobiliteit van studenten tussen Vlaanderen en een aantal Aziatische landen in het kader van ASEM WPP, vermeld in artikel 2, 2°, d), wordt een maandelijkse mobiliteitsbeurs van 700 euro toegekend aan uitgaande studenten.
Aan uitgaande studenten die een specifieke beurs in het kader van ASEM WPP ontvangen, wordt een forfaitaire vergoeding voor reiskosten toegekend per mobiliteit. Het bedrag voor die vergoeding wordt op de volgende wijze vastgesteld: 1° 820 euro als de afstand naar het gastland tussen 4000 en 7999 kilometer is;2° 1500 euro als de afstand naar het gastland 8000 kilometer of meer is. Een aanvullende maandelijkse mobiliteitsbeurs van 200 euro wordt toegekend aan studenten uit ondervertegenwoordigde groepen. § 2. De mobiliteitsbeurs, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan voor ten minste één tot maximaal zes maanden worden toegekend. § 3. De mobiliteitsbeurs, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt prioritair toegekend aan uitgaande studenten die op het ogenblik van hun aanvraag zijn ingeschreven aan een Vlaamse ambtshalve geregistreerde instelling onder een diplomacontract in een opleiding die valt onder kwalificatieniveau 5, 6 of 7. § 4. De Vlaamse ambtshalve geregistreerde instellingen dragen studenten voor om in aanmerking te komen voor een mobiliteitsbeurs.
De mobiliteitsbeurzen worden toegekend in chronologische volgorde van ontvangst van de aanvragen. De organisatie die aangesteld wordt door de minister om het beheer van deze mobiliteitsbeurzen te verzorgen, ontvangt de aanvragen en kent de beurzen toe aan de studenten.
De minister kan de praktische modaliteiten met betrekking tot het doel van de mobiliteit en de voorwaarden waaraan de student en de betrokken instellingen, bedrijven of organisaties moeten voldoen, bepalen. § 5. De minister kan de hoogte van de mobiliteitsbeurzen, van de aanvullende mobiliteitsbeurs en van de forfaitaire vergoedingen voor reiskosten, vermeld in paragraaf 1, aanpassen afhankelijk van de evolutie van de levensduurte of van de beschikbare financiële middelen.
Art. 8.Het besluit van de Vlaamse Regering van 23 oktober 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/10/2015 pub. 19/11/2015 numac 2015036334 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de hoogte van de mobiliteitstoelage voor studenten of cursisten die een periode in het buitenland doorbrengen in het kader van hun opleiding sluiten houdende vaststelling van de hoogte van de mobiliteitstoelage voor studenten of cursisten die een periode in het buitenland doorbrengen in het kader van hun opleiding wordt opgeheven.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021 en is van toepassing op mobiliteitsbeurzen die worden toegekend voor het academiejaar 2021-2022 en de daaropvolgende academiejaren.
Artikel 3 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2019.
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 december 2020 De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand, B. WEYTS